Een Van Looy-Museum. DE VERGIFTIGING DER MAAG JONGENSBOEKEN BIOSCOOP. HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL Radiomuziek der week ZATERDAG 28 JULI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 LETTEREN EN KUNST Het levenswerk van den Haarlemschen kunstenaar. Ingewijden was het bekend met hoe groote piëteit door mevrouw Titia van Looy van Gelder de nagedachtenis van haar echtge noot. den Haarlemschen kunstenaar Jacobus van Looy werd levend gehouden en met een stille, voorname activiteit omrankt. Deze zorgzame bezigheid heeft nu de voltooiing gevonden in de inrichting van een intiem, klein museum, waarin een belangrijk deel van Van Looy's levenswerk thans is samen gebracht en voor belangstellenden toeganke lijk gesteld zal worden. Behalve de parterre-afdeeling van de def- tig-burgerlijke behuizinge aan den Kleinen Houtweg is daarvoor thans in den grooten tuin een eenvoudig-smaakvol gebouwtje ge plaatst en bestemd, waardoor het mogelijk is in de sfeer, waarin de kunstenaar leefde en werkte met hem te blijven verkeeren. De ve len die. terecht, in Jacobus van Looy een unieken vertegenwoordiger van de kunst van zijn tijd zien. de velen ook die zijn kunst, ook buiten dat tijdsverband, zullen blijven be wonderen als een prachtig gaaf product van een echt Hollandschen geest, die voornaam was door zijn ingetogenheid en sterk door zijn eenvoud, die velen zullen, met dezelfde wijdingsvolle genegenheid waarmede het werd ingericht, nu en dan opgaan naar dit kunstenaarshuis, zooals men naar Rijnsburg gaat en het Spinozahuis bezoekt en er onder de bekoring komt van de sfeer die een su perbe geestesarbeid achterlaat. Men moet zich de inrichting nu niet direct als een nieuwe bezienswaardigheid van Haar lem voorstellen, waar men heen rent om het ook gezien te hebben en het daarna te ver geten. Daarvoor is de opzet te intiem-een- voudig en de gewone toerist zou misschien telurgesteld worden. Maar voor wie zich in Van Looy's proza ook maar een weinig ver diept en voor wie in de Hollandsche schil derkunst der dertig vóór-oorlogsjaren ook maar een weinig naar verband en verhou dingen gezocht heeft, wordt een gang naar het Van Looy-huis een bron van genot door een stil her-beleven van een bezonken schoonheid, die door den rumor der tijden reeds verder af schijnt te liggen dan de wer kelijkheid noteert. Door deze gelukkige combinatie van het in tact gelaten woonhuis met de moderne dé pendance in den tuin wordt tweeërlei be reikt: de oude sfeer voor de jongeren onder ons reeds al te veel historie, bleef bewaard èn in de nieuwgebouwde zalen handhaaft zich het werk onafhankelijk van antiquisee- rende bijgedachte. Dat is voor het schilders- oeuvre van Van Looy wel zeer van belang dat het. hoezeer ook verbonden met zijn arbeid als schrijver, toch ook afzonderlijk gezien een houding heeft, die hem een waarde deed zijn in de Amsterdamsche reactie op de Haag- sche school. Dat Haarlem in éen harer zonen die waarde gefourneerd heeft, zij kan daar trots op zijn en de thans opengestelde loka len mogen daarvan nog vele jaren getuigen. Een wandeling door het huis. De ouderwet- sche huisbel heeft uw komst aangekondigd. De gezelligheid van zulk instrument is in onze dagen onderschat. Het manoeuvreeren er mede vereisoht takt, rust en beschaving. Wie er niet mede weet om te gaan schelt aan alsof er brand ware of wel doet het zoo om zichtig dat de klepel de klok niet raakt en niemand noch buiten, noch binnen een ge luid verneemt. Als in onze moderner huizen de electrisohe bel van de straatdeur gaat, zegt ons dat niets omtrent den persoon die buiten staat. De ouderwetsche trekbel verraadt diens beschaving en bescheidenheid. Nu staan wij in de vestibule en zien deze zoowel als de hal behangen met studies, schetsen en kleinere werken van den meester. Het oog blijft rusten op een fijnkleurigen aanzet waarvan de verf tót glanzend émail gestold schijnt en waarop we vrouwen zien, gaande langs de haag van 't huis in Soest. Bloemstukken met Clematis en klimroosjes secondeeren in onze herinnering die prach tige Soester-studie. In de hal het portret van een jong meisje in het rood en een stuk met irissen, tusschen veel andere zaken. We gaan de groote kamer aan de straatzij in, bij de vrienden van den huize vertrouwd door de toegewijde voorlezin gen die de vrouw des huizes er de laatste jaren pleegt te houderi uit het werk van haar man. Hier hangen eenige importante doeken, o.a. het groote „October" („waar een boereman het blad voor het winterdek in een zak pakt") hier ook het groote dorpsgezicht uit Woerden met de witte brugleuningen van den kwa- kei. Verder het groote stuk met de lelies, een paar meisjesportretten (Jansje o.a.) en een zelfportret van Van Looy. Wij gaan de gang weer in en treden „Mijn- heer's kamer" binnen. Hier werd dus veel van het rijke proza geschreven, dat de Hollandsche taal verrijkt en gekleurd heeft. Welk een rus tige werkkamer met het antieke bureau in den hoek bij het raam. In de vensterbank ligt een groote poes rustig te snorren terwijl ik met zekeren schroom in dit heiligdom rond kijk. Daar zie ik dat minuscule schilderijtje weer: de hut in het Weeshius. dat ik een paar jaar geleden in het Frans Halsmuseum om zijn fransc'n (Daumier-achtig) coloriet bewonderde en dat Van Looy op zijn zestiende jaar schil derde. Hier hangen de vele appels die hij in de laatste jaren schilderde; aan den tak, over een muur hangend of los. ware portretten van de appels, die de schilder lief had. Zoo die waarvan hij schreef: .de Alexander-appel is een mooie appel als hij nog groen is". We gaan nu den tuin in en treden het kleine museum binnen. Eén groote zaal waar langs een lange en smalle zaal loopt. Verder één vierkante vóórzaal en tot slot een achter vertrek, met een opgang naar een bovenver dieping. Vee', bovenlicht, zacht getemperd, en een eenigszins verrassende verdeeling van den plattegrond. In de zaal hangen de groote doe ken in een prachtig licht en prettig ruim ui: eikaar. De „Reizigers derde klas" en de ..Toren van Oirschot" flankeeren het bloemvisioen der Oost-Indische kers. Ge vindt er het Meisje in het bosch van Velsen, waarin iets van de trouwhartigheid van een Hans Thoma luider spreekt nog dan de romantiek van Allebé. Ge vindt er het schouwburg-interieur in den rooden gloed, een herschapen visie na bezoe ken aan de London Empire. Ge vindt er het spiegelend spel van planten die weerkaatsen in de glazen van een broeibak en portretten en bloemen en wat Van Looy's veelzijdigheid al meer heeft opgeleverd. Ik bemerk dat ik het gevaar loop zoo onwillekeurig te gaan in ventariseeren al wat mij op mijn stille wande ling door het huis getroffen heeft. Dat is echter niet de bedoeling van dit verslag. Deze kan slechts zijn een indruk te geven van de veel heid, de verscheidenheid vooral zooals die nu eerst recht uitkomt. Want al zijn zijzaal en kleinere vertrekken ook overvuld met studies en ideeën voor de grootere werken, telkens duiken daartusschen toch weer op zich zelf staande, complete wer ken op die onze aandacht en bewondering ver dienen. Zoo zal u, de trap bestijgend naar het zaaltje waar een ander groot veld met O.-I.- Kers domineert, op het midden van die trap een prachtig blank jongensportret opvallen, leuk-, frisch jongenssnuit boven een lood- blauw mouwvest. De bewonderaar van Van Looy's Proza vindt, thans drentelend, de origineele teekeningen waarmee hij dat proza (Reizen-Gekken enz.' illustreerde. De bezoeker leeft een gansch kunstenaarsleven mee, een kunstenaarsleven dat zeldzaam-zuiver en betrouwbaar, zeldzaam rijk en toch eenvoudig zich heeft kunnen ont wikkelen en ontplooien, zeker niet het minst door den nimmer aflatenden steun en eer biedige zorg van haar aan wie Haarlem thans deze unieke gelegenheid te danken heeft. J. H. DE BOLS. Onder Verdenking door Joh. Veenbaas (A. W. Sijthoff's uit gevers Maatschappij Leiden). Joh. Veenbaas schreef indertijd het aller aardigste jongensboek „Hinkelepink". Thans komt hij met een nieuw verhaal voor de jeugd „Onder Verdenking" dat lang niet op hetzelfde niveau staat. Zoolang deze schrij ver in de gewone dorpssfeer blijft, is hij ook nu weer op zijn best, al weet hij dan ook geen enkele maal den zuiveren en gevoeligen toon van zijn vorige boek te treffen. Het is met dat rondrijden van die jongens met den bakkers wagen naar de klanten van baas Weit eigenlijk niet meer dan een herhaling en dan nog een zwakke van Hinkelepink's tochten met Bart Ketellapper. En dat zijn toch nog de beste hoofdstukken van het boek. Maar als de heer Veenbaas zich aan roman tiek gaat wagen, wordt zijn verhaal opeens veel minder. Dan is alle natuurlijkheid zoek en wordt het louter bedenksel. Het schijnt dat er tegenwoordig geen jongensboek meer mag verschijnen, zonder dat er een aarts- schurk door een paar jeugdige, flinke knapen in wordt ontmaskerd. Men zou langzamerhand gaan denken, dat alle Nederlandsche jongens geboren defectieven zijn. En natuurlijk moe ten er* ook altijd onderaardsche gangen eii een grafkelder in worden ontdekt. Zonder een onderaardsche gang is een jongensboek blijk baar niet compleet. Het is alles zoo drakerig, wat men onze jon gens tegenwoordig te slikken geeft. En daarbij komt nog dat de meeste Hollandsche schrij vers er niet den waren slag van hebben zulke romantiek te verwerken. Zoo wil de heer Veenbaas zijn jeugdige lezers laten gelooven, dat een arme, brave stovenzetter door zijn dorpsgenooten wordt verdacht van diefstallen, die door een boef in het kwadraat waren ge pleegd, maar de mise en scène om dezen tooneelterm hier maar eens te gebruiken is zoo onhandig, dat het totaal onaannemelijk wordt. En nog erger wordt het, wanneer hij den schurk een anderen braven, armen kerel in een onderaardsch gewelf laat knevelen, omdat die hem niet met zijn inbraakplannen wil helpen. Natuurlijk wordt de schurk door de jongens ontmaskerd en de arme, onschuldige stovenzetter door deze jeugdige helden in zijn eer hersteld. Moet de smaak van onze jongens nu altijd door die onmogelijke boe venhistories worden bedorven? En die boekachtige taal, die zij te lezen krijgen! Stelt u zich een arm veenboertje voor dat tot drie dorpsjongens in de volgende deftige boekentaal spreekt! „Och. vrienden, tot voor een paar uur wist ook ik niets van het bestaan van deze gangen. Maar de Blitz beloofde me werk en verdienste en troonde me mee. Door den grafkelder van den baron bracht hij me hier, ik huiver nog, als ik aan dat alles denk!" Is het niet, of wij midden in De Twee Weezen zitten? De heer Veenbaas heeft met het gevoelige Hinkelepink bewezen dat hij het beter kan. Laat hij in de gewone, eenvoudige dorpssfeer blijven en zich niet meer op romantische pa den begeven. Want zoodra hij zich daar waagt, gaat het mis en hebben wij moeite den gees telijken vader van Hinkelepink nog te her kennen. Om den Voetbal, door N. van der Hoeven (uitg. Gebr. Kluitman, Alkmaar.) De heer N. van der Hoeven bezondigt zich in zijn ..Om den Voetbal" gelukkig niet aan dwaze romantiek. Dit is nu wel verre van een meesterwerk maar het is een gezond jongens boek, waarin het enkel en alleen zooals de titel aangeeft „om den voetbal" gaat De schrijver wil niet meer geven dan een stukje jongensleven en laat daarin voelen, wat het „leeren monster" voor de tegenwoordi ge jeugd beteekent. Hij vertelt daar aardig van. vlot en gewoon en wat daar in dat voet balwereldje van deze schooljongens gebeurt, maken ook de jeugdige lezers in hun eigen milieu mee. Daarom zal het hen ook boeien. Het is waarlijk niet noodig om in jongens boeken altijd maar weer met onderaardsche gangen, gevonden schatten, inbraken, schur ken. ontmaskeringen en jeugdige detectieven aan te komen. Wij zien het nu weer in dit boek van Van der Hoeven, dat het leven van jongens nog genoeg kanten heeft, waard om te beschrijven, mits men het maar in hun eigen toon doet. levendig, fleurig en onopge- schroefd. En wij behoeven nog niet eens van onze helden dadelijk eerste klassers of inter nationals te maken. School wedstrijden zijn voor jongens van 'n jaar of twaalf even be langrijk als voor ons ouderen een Holland- Belgie wedstrijd. De heer Van der Hoeven heeft zich dat herinnerd en er een aardig jongensboek over geschreven. J. B. SCHUIL. Door het verminderen van de voedings waarde van het voedsel kunnen aandoenin gen der spijsvertering ontstaan die hevig lijden veroorzaken, en zelfs zenuwaandoenin gen van de organen kunnen er door te weeg worden gebracht. Om het voedsel goed te kunnen verteren gebruikt men een half thee lepeltje Gebismureerd Magnesium in een beetje water, na de maaltijden of wanneer men pijn gevoelt. De meeste maagaandoe ningen, zooals zure oprispingen, drukking in de maagstreek, ophooping van gassen in de darmen en maag, en belemmerde spijsver tering, vinden hun oorzaak in een overmaat van aciditeit. Door de alcalische samenstel ling van Gebismureerd Magnesium maakt dit deze overmaat onschadelijk, verhindert de vergiftiging der maag, en verzekert volmaakte opname van het voedsel, waarvan normale spijsvertering en goede gezondheid afhanke lijk zijn. Verkrijgbaar in alle Apotheken a 1.of 1.75 per flesch van economische grootte. (Adv. Ingez. Med.) Peggy mijn kind. Het Luxor-Theater heeft met ingang van deze week de inrichting van de avondvoor stelling aldus gewijzigd, dat het programma tweemaal wordt afgewerkt, zoodat. de eerste vertooning om 7 uur en de tweede om 9.15 begint. Voor vele bezoekers, die zich niet aan een bepaald aanvangsuur willen binden een vergema kkel ij kin g .Peggy mijn kind", de hoofdfilm van deze week. is een werk van Robert Z. Leonard, wiens talent men reeds uit de Garbo- film „Susan Lenox" en uit het onlangs hier ter stede vertoonde „The dancing lady" heeft kunnen leeren kennen. In .Peggy mUn kind .Marion Davies. vertelt deze auteur een geschiedenis, die met de werkelijkheid wei nig .heeft te maken, doch die als eer. modern sprookje genoten wil worden. Het thema is alweer dat van de meeste filmsprookjes: het arme meisje, dat een rijken en voornamen echtgenoot krijgt. Hier is het een eenvoudig visschersdeerr.tje. verknocht aan haar vader en aan haar hond. en de man is natuurlijk een graaf, ditmaal in de variatie van een ba ronet. Een tweede filmthema, het bij verrassing gekregen millioen. doet hier ook weer op geld. Peggy erft zelfs twee millioen. maar de voorwaarde, welke aan deze erfenis is ver bonden, maakt, dal ze door déze wijziging in haar levensstaat bedroefd inplaats van ge lukkig wordt. Zij mag haar vader drie jaar lang niet spreken en wordt voor haar opvoe ding in huis gedaan bij de stijve mevrouw Chichester, die met haar berooide deftige ge zin op het kostgeld van het meisje teert en in dank daarvoor de kleine Peggy onophou delijk vernedert. Gelukkig heeft Peggy een troost in Jerry, der. adelijken advocaat, die de erfenis regelt en die dagelijks bij de familie Chichester aan huis verkeert, waar hij zich met de dochter des huizes verlooft. Peggy is doodelijk van den edelen jonkman, maar laat zich desondanks niet door jaloezie verleiden, wanneer zij de middelen in de hand heeft om zijn verloving te verbreken. Want Ethel is Jerry niet trouw, maar houdt het met den eerloozen vrouwenjager kapitein Brent. dien zij op zijn kamer bezoekt. Juist wanneer zijn vrouw loert- op het overtuigend bewijs voor de echtscheiding. Dan offert Peggy zich voor Ethel op. Deze deugd wordt beloond, doordat, als de drie jaren om zijn en de vader mitsgaders het testament feestelijk zijn binnengehaald ook Jerry bemerkt dat zijn verloving met Ethel een vergissing is geweest en dat hij eigenlijk altijd van Peggy gehouden heeft. Aan het slot van de vertooning zien wij een gelukkig drietal in elkanders armen liggen: het visschersmeisje. de graaf en het hondje. Marion Davies speelt Peggy met een schalk- sche naieveteit, waarvoor haar aanvallig snoetje zich bijster goed leent. Een hoofd rol heeft ook het hondje, dat voortreffelijk is gedresseerd en zoowel wat expressie als actie betreft voor geen menschelijke filmster behoeft onder te doen. Aardig is ook de uit beelding van den eenvoudigcn, eerlijken vis- scher door den acteur J. Farrell MacDonald. Tn het ibijprogram weer twee typisch-Ame- rikaansche filmkluchten „Duizend en een lach" met- Charlie Chase in de hoofdrol en „Koopjes halen", dat ook duizend en een lach door de zaal doet gaan. Voorts het film- nieuws met een radio-rede van president Roosevelt. H. G. CANNEGIETER. REMBRANDT-THEATER. A-Bed-time Story. Zoo zien we deze week in het Rembrandt- Theater met genoegen M'sieur Baby weer terug, de film, waarin Baby Le Roy vooral de (Adv. Ingez. Med.) EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONG Het zal zeker menigeen genoegen doen de Haarl. Orkestvereeniging weer eens door de radio te hooren; al zal ze nu de Huizer-mi- crofoon voor die van Hilversum verwisselen: de artistieke prestatie zal er door noch win nen noch verliezen. Dat ze ditmaal onder den Kurhausdirigent Iquaz Neumark zal spelen zal de belangstelling zeker niet doen vermin deren; men is te recht altijd nieuwsgierig te weten wat een andere dan de gewone leider met een orkest bereikt Twee solisten treden met haar op. De vocale soliste Miliza Kor jus is blijkens het programma der zangnummers een coloratuursopraan Coloratuur is het es- sentieele van de beide groote aria's die aan de .Koningin der Nacht" in Mozart's ..Die Zauberflöte" toebedeeld zijn. en misschien was die coloratuur nergens misplaatster dan hier. De geheele opera .Die Zauberflöte" is een aaneenrijging van groteske tegenstellin gen waartusschen schijnbaar onoverbrugbare kloven bestaan en er was wel de genialiteit van een Mozart noodig om aan elk onderdeel zooveel kenmerkends en waardevols te ver- leenen dat de aaneenschakeling niet alleen aanvaardbaar wordt, maar een bron van de meest uiteenloopende muzikale genietingen levert. De tekst van den ijdelen. op sensatie, reclame en geldelijk succes be'.usten theater directeuren Schikar.ecer. die de continuïteit der handeling o.a. verbrak door de invoeging van het dwaze bevederde paar Papager.o en Papagena is wel de voornaamste ooi~zaak van het heterogene en onsamenhangende van deze opera. Maar uit een zuiver artistiek oog punt bezien wi'. het ons voorkomen dat ook Mozart niet geheel vrij uit gaat. met name wat betref: de beide bovengenoemde aria's De Nachtkor.mgin zingt daarin haar smart over het verlies van haar dochter, haar woe de en wraakgevoel jegens dengene die zij als den ontvoerder beschouwt, uit op een muziek, die wel ernstig begint, maar in beide geval len overgoot in een geteierlier en gekwinke leer in fioristures en roulades waarvan de voede uitvoering wel respect afdwingen kar voor de keelvaardigheid eener zangeres, mac- die in de gegeven situatie toch, op z'n zachtst gezegd, min of meer vreemd aandoen. Ter verontschuldiging van den componist kun nen we aanvoeren dat zijn artistieke mis greep een concessie beteekende aan de eischen van de zangeres, die de partij van de Nachbkoningin bij de première zou ver vullen. Mozart's karakter was niet steeds te gen driesten aandrang opgewassen. Het pianoconcert K.V. 467 is geschreven in een voor dit genre buitengewoon vruchtbare periode van Mozart's leven. Köchel's Ver- zeichniss omvat van no. 449 tot en met no. 503 niet minder dan twaalf klavierconcerten: nadien komen or nog slechts twee. nl. de nos. 537 (het z.g. Kröningskonzert) en 595. Een elftal andere dateert uit vroeger tijden, daar onder vier zelfs uit zijn prille jeugd. Tot. de eerstgenoemde groep behooren eenige van de allermeest gespeelde en bekende, zooais de concerten in d. mineur (466), Es (482) c mineur (491) en A (488). Ook het concert in C (467) wordt niet zel den gespeeld. Technisch onderscheiden zich die verschillende concerten niet veel van elkaar. Het passagewerk bestaat hoofdzake lijk uit doorgaande of in gebroken tertsen getransformeerde toonladders .lange en korte accoordbrekingen. al of niet van wissel- of doorgangsnoten voorzien en gebroken octa ven. Virtuoze tertsenpassages, die b.v. de menti toepaste, komen bij Mozart niet voor. hoewel hij ze kende. Als begeleidingsfiguur overweegt de in verschillende vormen voor komende enge accoordbreking. die men. naar een zekeren Alberti betiteld heeft met der. naam .Albert ijnsche bas". Deze ontbreekt nimmer bij de stereotiepe trillerafsluitineen Voorts vindt men tamelijk vaak he: overslaan der handen over elkaar. In het. concert in C komen merkwaardige combinaties van ge broken accoordfiguren en met wisselnoten voorziene gebroken octaven voor. combina ties die een specifiek wrank klankeffect ver oorzaken. Een ander curieus, sterk dissonee- rend effect vindt men in 't Andante: daar waar een stUgende chromatische triolentoon- Iadder van het klavier vergezeld wordt door de hobo. die de accoordnoten speelt, welke telkens een halve toon verschillen van de ge lijktijdig klinkende klaviernoten. Men kan zich ook met het oog op dit voorbeeld niet er over verwonderen, dat sommige tydgenooten van Mozart hem een .dissonantenjager" noemden! Overigens ontbreekt het mi- in het Andante van dit concert aan de noodige afwisseling: de steeds doorgaande begelei dingsfiguur veroorzaakt een zekere monoto nie. die door de kleurige instrumentatie en de schoonheid der melodie niet geheel opge wogen wordt Het Kurhausprogramma var. Vrijdag mist wellicht ook wel een beetje de noodige af wisseling. Twee symplionieën van Bruckner: dat is wat te veel van het goede en ook van het niet goede. Want ook van dit laatste be vat elke symphonie van Bruckner een hoe veelheid. Een naar vorm en inhoud volmaakt kunstwerk heeft de Oostenrijksche meester nooit geleverd. Evenmin is er in zijn sym- phonisch oeuvre, dat hij pas op ruim 40- jarigen leeftijd begon zijn eerste Sympho nie werd in 1865'66 geschreven een ge stadige. ontwikkeling, een stijgende lijn waar te nemen. In alle wisselen geniale, prachtige momenten met leegten af, liggen goudkor rels en slakken dooreen. De zevende sympho nie was de eerste, die Bruckner's naam in wijden kring bekend maakte en zij dankte haar succes wel in hoofdzaak aan het Ada gio, een klacht die volgens Br.'s eigen ver klaring de uiting was van een voorgevoel van den naderenden dood van den door hem diep vereerden Richard Wagner, wiens invloed op de symphonieën van Br. duchtig zijn stem pel heeft gedrukt. Zoo bemerkt men de gelijkenis van het Scherzo met Wagner's Walkürenritt In 't al gemeen brengen Bruckner's scherzi het rus tieke element naar voren: de stampende rythmus van den boerendans heerscht er veelvuldig. Zoo is 't in de zevende en ook in de tweede. Een andere eigenaardigheid is dat de eerste hoofddeelen veelal met een tremolo of andere rulschende fieuur der vio len beginnen, waartegen- dan het hoofdthe ma in de lage instrumenten: celli. hoorns, trombones of dergel. optreedt. Dat er veel vuldig koraalachtige melodieën, soms heel onverwacht, en schijnbaar ongemotiveerd Sn voorkomen, hebben we vroeger al eens op gemerkt. In de doorwerkingen mist men doorgaans een logische innerlijke ontwikke ling: combinaties worden aaneengeschakeld zonder dat men het noodzakelijke innerlijke verband voelt In vele dier opzichten is Mahler later in zijn voetsporen getreden. De microfoon te Hilversum zal ons Dins dagavond een belangrijke première verschaf fen: het eerste openlijke optreden van een 17-jariger. Nederlandschen violist, wiens ta lent groote verwachtingen omtrent zij:: toe komst doet koesteren. Constant Moerman is leerling van Carl Flesch en deze heeft meer malen verklaard dat hij hem als den meest begaafde der tegenwoordige Hollandsche violisten beschouwt. Ook van Anrooy en Schuricht lieten zich hoogst bewonderend over zijn spel ui:. We hebben dus reden om het vioolrecital van Moerman (niet Moermans. zooals het pro gramma meldt) met groote belangstelling tegemoet te zien. aandacht trekt al zal het kind daar niet het geringste idee van hebben. Maurice Che valier is een zeer matig zanger en via radio en gramofoon ons dan ook volmaakt onver schillig. Doch op het dock en in levenden lijve is hij onweerstaanbaar wie „brengt" zijn liedjes zoo ais hij? en In A Bed-time Story Is hij weer op z'n best. Echter mag zeker geen woord van lof onthouden worden aan Edward Everett Horton, die dit maal als butler zijn groote komische gaven kan too- nen. Onverstoor baar in de voor hem moeilijkste situaties accep- teerend alles wat hem wordt opge dragen. Ls hij een voorbeeldig huls- dienaar en een groote steun voor zijn meester. He len Twelvetrees is een charmante nurs#, Edward Everett Horton. Wat het voorprogramma betreft. Torino is inderdaad de meester-jongieur. zooais hij wordt aangekondigd. Ir. een vlot tempo toont hij rustig en feilloos zijn kunnen en het lang durigo applaus verdiende hij ten volle. Walt Disney's Silly Symphony, over de Ar- ke Noachs handelend, is weer eon juweeltje van geest. Deze teekenfilmpjes, waarin ge luid. kleuren en vindingrijkheid een wonder lijke harmonie bereikt hebben staan wel op een buitengewone hoogte. CINEMA PALACE Douglas Fairbanks als ..De Moderne Robinson Crusoë". Is die kwieke Jongeman, die daar door de film dartelt, werkelijk een man van in de slechte helft van vijftig, vader van een vader van in de dertig? 't Is ongelooflijk! Douglas Fairbanks, dien we een tijd in de films hier gemist hebben, speelt in Robinson Crusoe met de levendigheid en opgewektheid van een jeune premier zijn rol. Steve Drexel 'Douglas Fairbanks) wedt met zijn twee vrienden, wanneer zij met hun jacht de romantische eilanden in de Stille Zuidzee voorbijvaren, dat bij het sprookje van Robin son Crusoe op een van die onbewoonde eilan den werkelijkheid kan maken. Hij wil niets meenemen dan alleen zijn tandenborstel, die hy tenslotte ook nog teruggooit. Alles wat hij voor zijn levens- Douglas Fairbanks oehoud en levens onderhoud noodig heeft, zal hij zelf maken. De wedden schap wordt aan gegaan en Steve springt van het Jacht in zee. ge volgd door zijn trouwen hond Roo- uey. Op hun terug tocht zullen de vrienden komen zien, wat Steve er van terecht ge bracht heeft, ten minste als hij er wat van terecht kan brengen, voor dat hij door de kannibalen is geconsumeerd. Als we de film zoo beschouwen komt het ons voor. dat de moderne Robinson Crusoe het heel wat makkelijker heeft, dan zijn naamgenoot uit onze kinderjaren het had. Het is alles gesneden koek voor hem. Hij trekt natuurlijk profijt van de ondervin dingen en uitvindingen van zijn voorganger, maar in vergelijking mot den oude is het van den moderne maar kinderspel. Zijn hond vindt bijvoorbeeld al heel gauw na aankomst op het eiland goed drinkwater, hij vindt een pracht van een steen en een stok met een punt, verder heeft hij al direcht een boom ont dekt, waarvan de schors zich, die zich prachtig laten verwerken tot een surrogaat voor touw, dat nog sterker is dan dit. Geen wonder dat met zqo'n geluk, gepaard aan de vindingrijk heid en de werklust van Steve, in betnkke- lijk korten tijd een verblijf ontstaat, bijna zou den wij schrijven „van alle moderne gemak ken voorzien". Steve voelt er zich als een goudhaantje: Geriefelijke paalwoning, volop voedsel, en alleraardigst gezelschap, dat hem ln de huishouding, waar noodig. helpt, nml. zijn hond Rooney. dan een zeldzaam geestig aapje, een geit, die voor de melk en de boter zorgt en een papegaal, die altijd juist van pas „O Kay!" roept. Die aap! wat vermakelijk! Een aap als filmacteur behoeft voor den bes ten filmheld niet onder te doen, wat hébben we ons geamuseerd! Douglas gaat door de film als de gepersonifieerde levenslust en le vensblijheid. Moeilijkheden bestaan niet voor hem. of het moest zijn om ze te overwinnen. Voor alles en voor elke situatie weet hij de, voor hom, juiste oplossing. Zijn snelle geest overziet en doorziet alles en iedereen, lnj Ls steeds paraat en waar de omstandigheden een enkel maal hem te machtig schijnen te zijn. komt het geluk hem te hulp. Dus een Zondagskind is hij ook al. Het heeft geen zin den inhoud van de film weer te geven, de titel zegt wat we ongeveer te zien zullen krij gen. Wel kunnen we zeggen dat er zoo'n ge zellige sfeer heerscht. dat men er door wordt meegesleept en zelf iets van die levensblijheid mee naar huis neemt. Het is zon. leven en durf Doordat het bijprogramma ook heel goed is is een bezoek aan Cinema deze week zeer aan te bevelen, o.a. de teekenfilm Petting in the Park. die naast enkele bekende, eenige zeer origineele vondsten heeft. „The great Balancer" Mac Garthy vertoont eenige staaltjes van zijn kunnen, die het pu bliek in ademlooze spanning volgt. NIEUWE UITGAVEN. Het leven van Arsonjcw door Iwan Bocnin. In de goede vertaling van dr. A. Koeloff is bij van Holkema en Warendorf N V. in Am sterdam verschenen Het leven van Aren- Je w. roman door Iwan Boenin. Het boek is geschreven in den ik-vorm en behandelt voor namelijk de jeugd en jongelingsjaren van Arsenjew. 'n afstammeling van een der voor name Russische geslachten, welk geslacht langzamerhand achteruit gaat. Speciaal de indrukken, die Arsenjew ondergaat als kind, heeft hij eenvoudigweg verhaald, zonder op smuk. doch met een goeden kijk op de din gen Groote Denkers over Slaat en Recht. Ir. do Volksuniversiteitsbibliotheek bij de erven F Bohm N V. te Haarlem Ls versche nen: Groote Denkers over Staat en Recht (van Plato tot Kant) door Jhr. dr. J, J. von Schmid, privaatdocent aan de Rijksuniversiteit In Lei den. Behandeld worden do denkers uit de Oudheid, de Middeleeuwen, de zestiende, zeven tiende en achttiende eeuw. met als laatste Kant.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15