Een Van Looy-Museum.
DE VERGIFTIGING
DER MAAG
JONGENSBOEKEN
BIOSCOOP.
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL
Radiomuziek der week
ZATERDAG 28 JULI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
9
LETTEREN EN KUNST
Het levenswerk
van den Haarlemschen kunstenaar.
Ingewijden was het bekend met hoe groote
piëteit door mevrouw Titia van Looy van
Gelder de nagedachtenis van haar echtge
noot. den Haarlemschen kunstenaar Jacobus
van Looy werd levend gehouden en met een
stille, voorname activiteit omrankt. Deze
zorgzame bezigheid heeft nu de voltooiing
gevonden in de inrichting van een intiem,
klein museum, waarin een belangrijk deel
van Van Looy's levenswerk thans is samen
gebracht en voor belangstellenden toeganke
lijk gesteld zal worden.
Behalve de parterre-afdeeling van de def-
tig-burgerlijke behuizinge aan den Kleinen
Houtweg is daarvoor thans in den grooten
tuin een eenvoudig-smaakvol gebouwtje ge
plaatst en bestemd, waardoor het mogelijk is
in de sfeer, waarin de kunstenaar leefde en
werkte met hem te blijven verkeeren. De ve
len die. terecht, in Jacobus van Looy een
unieken vertegenwoordiger van de kunst van
zijn tijd zien. de velen ook die zijn kunst, ook
buiten dat tijdsverband, zullen blijven be
wonderen als een prachtig gaaf product van
een echt Hollandschen geest, die voornaam
was door zijn ingetogenheid en sterk door
zijn eenvoud, die velen zullen, met dezelfde
wijdingsvolle genegenheid waarmede het
werd ingericht, nu en dan opgaan naar dit
kunstenaarshuis, zooals men naar Rijnsburg
gaat en het Spinozahuis bezoekt en er onder
de bekoring komt van de sfeer die een su
perbe geestesarbeid achterlaat.
Men moet zich de inrichting nu niet direct
als een nieuwe bezienswaardigheid van Haar
lem voorstellen, waar men heen rent om het
ook gezien te hebben en het daarna te ver
geten. Daarvoor is de opzet te intiem-een-
voudig en de gewone toerist zou misschien
telurgesteld worden. Maar voor wie zich in
Van Looy's proza ook maar een weinig ver
diept en voor wie in de Hollandsche schil
derkunst der dertig vóór-oorlogsjaren ook
maar een weinig naar verband en verhou
dingen gezocht heeft, wordt een gang naar
het Van Looy-huis een bron van genot door
een stil her-beleven van een bezonken
schoonheid, die door den rumor der tijden
reeds verder af schijnt te liggen dan de wer
kelijkheid noteert.
Door deze gelukkige combinatie van het in
tact gelaten woonhuis met de moderne dé
pendance in den tuin wordt tweeërlei be
reikt: de oude sfeer voor de jongeren onder
ons reeds al te veel historie, bleef bewaard
èn in de nieuwgebouwde zalen handhaaft
zich het werk onafhankelijk van antiquisee-
rende bijgedachte. Dat is voor het schilders-
oeuvre van Van Looy wel zeer van belang dat
het. hoezeer ook verbonden met zijn arbeid
als schrijver, toch ook afzonderlijk gezien
een houding heeft, die hem een waarde deed
zijn in de Amsterdamsche reactie op de Haag-
sche school. Dat Haarlem in éen harer zonen
die waarde gefourneerd heeft, zij kan daar
trots op zijn en de thans opengestelde loka
len mogen daarvan nog vele jaren getuigen.
Een wandeling door het huis. De ouderwet-
sche huisbel heeft uw komst aangekondigd.
De gezelligheid van zulk instrument is in
onze dagen onderschat. Het manoeuvreeren
er mede vereisoht takt, rust en beschaving.
Wie er niet mede weet om te gaan schelt aan
alsof er brand ware of wel doet het zoo om
zichtig dat de klepel de klok niet raakt en
niemand noch buiten, noch binnen een ge
luid verneemt. Als in onze moderner huizen
de electrisohe bel van de straatdeur gaat,
zegt ons dat niets omtrent den persoon die
buiten staat.
De ouderwetsche trekbel verraadt diens
beschaving en bescheidenheid. Nu staan wij
in de vestibule en zien deze zoowel als de hal
behangen met studies, schetsen en kleinere
werken van den meester. Het oog blijft rusten
op een fijnkleurigen aanzet waarvan de verf
tót glanzend émail gestold schijnt en waarop
we vrouwen zien, gaande langs de haag van
't huis in Soest.
Bloemstukken met Clematis en klimroosjes
secondeeren in onze herinnering die prach
tige Soester-studie.
In de hal het portret van een jong meisje
in het rood en een stuk met irissen, tusschen
veel andere zaken. We gaan de groote kamer
aan de straatzij in, bij de vrienden van den
huize vertrouwd door de toegewijde voorlezin
gen die de vrouw des huizes er de laatste
jaren pleegt te houderi uit het werk van haar
man. Hier hangen eenige importante doeken,
o.a. het groote „October" („waar een boereman
het blad voor het winterdek in een zak pakt")
hier ook het groote dorpsgezicht uit Woerden
met de witte brugleuningen van den kwa-
kei.
Verder het groote stuk met de lelies, een
paar meisjesportretten (Jansje o.a.) en een
zelfportret van Van Looy.
Wij gaan de gang weer in en treden „Mijn-
heer's kamer" binnen. Hier werd dus veel van
het rijke proza geschreven, dat de Hollandsche
taal verrijkt en gekleurd heeft. Welk een rus
tige werkkamer met het antieke bureau in
den hoek bij het raam. In de vensterbank
ligt een groote poes rustig te snorren terwijl
ik met zekeren schroom in dit heiligdom rond
kijk. Daar zie ik dat minuscule schilderijtje
weer: de hut in het Weeshius. dat ik een paar
jaar geleden in het Frans Halsmuseum om zijn
fransc'n (Daumier-achtig) coloriet bewonderde
en dat Van Looy op zijn zestiende jaar schil
derde. Hier hangen de vele appels die hij in
de laatste jaren schilderde; aan den tak, over
een muur hangend of los. ware portretten van
de appels, die de schilder lief had. Zoo die
waarvan hij schreef: .de Alexander-appel is
een mooie appel als hij nog groen is".
We gaan nu den tuin in en treden het
kleine museum binnen. Eén groote zaal waar
langs een lange en smalle zaal loopt. Verder
één vierkante vóórzaal en tot slot een achter
vertrek, met een opgang naar een bovenver
dieping. Vee', bovenlicht, zacht getemperd, en
een eenigszins verrassende verdeeling van den
plattegrond. In de zaal hangen de groote doe
ken in een prachtig licht en prettig ruim ui:
eikaar. De „Reizigers derde klas" en de ..Toren
van Oirschot" flankeeren het bloemvisioen der
Oost-Indische kers. Ge vindt er het Meisje in
het bosch van Velsen, waarin iets van de
trouwhartigheid van een Hans Thoma luider
spreekt nog dan de romantiek van Allebé.
Ge vindt er het schouwburg-interieur in den
rooden gloed, een herschapen visie na bezoe
ken aan de London Empire. Ge vindt er het
spiegelend spel van planten die weerkaatsen
in de glazen van een broeibak en portretten
en bloemen en wat Van Looy's veelzijdigheid al
meer heeft opgeleverd. Ik bemerk dat ik het
gevaar loop zoo onwillekeurig te gaan in
ventariseeren al wat mij op mijn stille wande
ling door het huis getroffen heeft. Dat is echter
niet de bedoeling van dit verslag. Deze kan
slechts zijn een indruk te geven van de veel
heid, de verscheidenheid vooral zooals die nu
eerst recht uitkomt.
Want al zijn zijzaal en kleinere vertrekken
ook overvuld met studies en ideeën voor de
grootere werken, telkens duiken daartusschen
toch weer op zich zelf staande, complete wer
ken op die onze aandacht en bewondering ver
dienen. Zoo zal u, de trap bestijgend naar het
zaaltje waar een ander groot veld met O.-I.-
Kers domineert, op het midden van die trap
een prachtig blank jongensportret opvallen,
leuk-, frisch jongenssnuit boven een lood-
blauw mouwvest.
De bewonderaar van Van Looy's Proza vindt,
thans drentelend, de origineele teekeningen
waarmee hij dat proza (Reizen-Gekken enz.'
illustreerde. De bezoeker leeft een gansch
kunstenaarsleven mee, een kunstenaarsleven
dat zeldzaam-zuiver en betrouwbaar, zeldzaam
rijk en toch eenvoudig zich heeft kunnen ont
wikkelen en ontplooien, zeker niet het minst
door den nimmer aflatenden steun en eer
biedige zorg van haar aan wie Haarlem thans
deze unieke gelegenheid te danken heeft.
J. H. DE BOLS.
Onder Verdenking door Joh.
Veenbaas (A. W. Sijthoff's uit
gevers Maatschappij Leiden).
Joh. Veenbaas schreef indertijd het aller
aardigste jongensboek „Hinkelepink". Thans
komt hij met een nieuw verhaal voor de
jeugd „Onder Verdenking" dat lang niet
op hetzelfde niveau staat. Zoolang deze schrij
ver in de gewone dorpssfeer blijft, is hij ook nu
weer op zijn best, al weet hij dan ook geen
enkele maal den zuiveren en gevoeligen toon
van zijn vorige boek te treffen. Het is met dat
rondrijden van die jongens met den bakkers
wagen naar de klanten van baas Weit eigenlijk
niet meer dan een herhaling en dan nog
een zwakke van Hinkelepink's tochten met
Bart Ketellapper. En dat zijn toch nog de beste
hoofdstukken van het boek.
Maar als de heer Veenbaas zich aan roman
tiek gaat wagen, wordt zijn verhaal opeens
veel minder. Dan is alle natuurlijkheid zoek
en wordt het louter bedenksel. Het schijnt
dat er tegenwoordig geen jongensboek meer
mag verschijnen, zonder dat er een aarts-
schurk door een paar jeugdige, flinke knapen
in wordt ontmaskerd. Men zou langzamerhand
gaan denken, dat alle Nederlandsche jongens
geboren defectieven zijn. En natuurlijk moe
ten er* ook altijd onderaardsche gangen eii
een grafkelder in worden ontdekt. Zonder een
onderaardsche gang is een jongensboek blijk
baar niet compleet.
Het is alles zoo drakerig, wat men onze jon
gens tegenwoordig te slikken geeft. En daarbij
komt nog dat de meeste Hollandsche schrij
vers er niet den waren slag van hebben zulke
romantiek te verwerken. Zoo wil de heer
Veenbaas zijn jeugdige lezers laten gelooven,
dat een arme, brave stovenzetter door zijn
dorpsgenooten wordt verdacht van diefstallen,
die door een boef in het kwadraat waren ge
pleegd, maar de mise en scène om dezen
tooneelterm hier maar eens te gebruiken
is zoo onhandig, dat het totaal onaannemelijk
wordt. En nog erger wordt het, wanneer hij
den schurk een anderen braven, armen kerel
in een onderaardsch gewelf laat knevelen,
omdat die hem niet met zijn inbraakplannen
wil helpen. Natuurlijk wordt de schurk door de
jongens ontmaskerd en de arme, onschuldige
stovenzetter door deze jeugdige helden in zijn
eer hersteld.
Moet de smaak van onze jongens nu altijd
door die onmogelijke boe venhistories worden
bedorven? En die boekachtige taal, die zij te
lezen krijgen! Stelt u zich een arm veenboertje
voor dat tot drie dorpsjongens in de volgende
deftige boekentaal spreekt! „Och. vrienden,
tot voor een paar uur wist ook ik niets van
het bestaan van deze gangen. Maar de Blitz
beloofde me werk en verdienste en troonde
me mee. Door den grafkelder van den baron
bracht hij me hier, ik huiver nog, als ik aan
dat alles denk!" Is het niet, of wij midden in
De Twee Weezen zitten?
De heer Veenbaas heeft met het gevoelige
Hinkelepink bewezen dat hij het beter kan.
Laat hij in de gewone, eenvoudige dorpssfeer
blijven en zich niet meer op romantische pa
den begeven. Want zoodra hij zich daar waagt,
gaat het mis en hebben wij moeite den gees
telijken vader van Hinkelepink nog te her
kennen.
Om den Voetbal, door N. van
der Hoeven (uitg. Gebr. Kluitman,
Alkmaar.)
De heer N. van der Hoeven bezondigt zich
in zijn ..Om den Voetbal" gelukkig niet aan
dwaze romantiek. Dit is nu wel verre van een
meesterwerk maar het is een gezond jongens
boek, waarin het enkel en alleen zooals
de titel aangeeft „om den voetbal" gaat
De schrijver wil niet meer geven dan een
stukje jongensleven en laat daarin voelen,
wat het „leeren monster" voor de tegenwoordi
ge jeugd beteekent. Hij vertelt daar aardig
van. vlot en gewoon en wat daar in dat voet
balwereldje van deze schooljongens gebeurt,
maken ook de jeugdige lezers in hun eigen
milieu mee. Daarom zal het hen ook boeien.
Het is waarlijk niet noodig om in jongens
boeken altijd maar weer met onderaardsche
gangen, gevonden schatten, inbraken, schur
ken. ontmaskeringen en jeugdige detectieven
aan te komen. Wij zien het nu weer in dit
boek van Van der Hoeven, dat het leven van
jongens nog genoeg kanten heeft, waard om
te beschrijven, mits men het maar in hun
eigen toon doet. levendig, fleurig en onopge-
schroefd. En wij behoeven nog niet eens van
onze helden dadelijk eerste klassers of inter
nationals te maken. School wedstrijden zijn
voor jongens van 'n jaar of twaalf even be
langrijk als voor ons ouderen een Holland-
Belgie wedstrijd. De heer Van der Hoeven
heeft zich dat herinnerd en er een aardig
jongensboek over geschreven.
J. B. SCHUIL.
Door het verminderen van de voedings
waarde van het voedsel kunnen aandoenin
gen der spijsvertering ontstaan die hevig
lijden veroorzaken, en zelfs zenuwaandoenin
gen van de organen kunnen er door te weeg
worden gebracht. Om het voedsel goed te
kunnen verteren gebruikt men een half thee
lepeltje Gebismureerd Magnesium in een
beetje water, na de maaltijden of wanneer
men pijn gevoelt. De meeste maagaandoe
ningen, zooals zure oprispingen, drukking in
de maagstreek, ophooping van gassen in de
darmen en maag, en belemmerde spijsver
tering, vinden hun oorzaak in een overmaat
van aciditeit. Door de alcalische samenstel
ling van Gebismureerd Magnesium maakt dit
deze overmaat onschadelijk, verhindert de
vergiftiging der maag, en verzekert volmaakte
opname van het voedsel, waarvan normale
spijsvertering en goede gezondheid afhanke
lijk zijn. Verkrijgbaar in alle Apotheken a
1.of 1.75 per flesch van economische
grootte.
(Adv. Ingez. Med.)
Peggy mijn kind.
Het Luxor-Theater heeft met ingang van
deze week de inrichting van de avondvoor
stelling aldus gewijzigd, dat het programma
tweemaal wordt afgewerkt, zoodat. de eerste
vertooning om 7 uur en de tweede om 9.15
begint. Voor vele bezoekers, die zich niet aan
een bepaald aanvangsuur willen binden een
vergema kkel ij kin g
.Peggy mijn kind",
de hoofdfilm van deze
week. is een werk van
Robert Z. Leonard,
wiens talent men
reeds uit de Garbo-
film „Susan Lenox" en
uit het onlangs hier
ter stede vertoonde
„The dancing lady"
heeft kunnen leeren
kennen.
In .Peggy mUn kind
.Marion Davies. vertelt deze auteur een
geschiedenis, die met de werkelijkheid wei
nig .heeft te maken, doch die als eer. modern
sprookje genoten wil worden. Het thema is
alweer dat van de meeste filmsprookjes: het
arme meisje, dat een rijken en voornamen
echtgenoot krijgt. Hier is het een eenvoudig
visschersdeerr.tje. verknocht aan haar vader
en aan haar hond. en de man is natuurlijk
een graaf, ditmaal in de variatie van een ba
ronet.
Een tweede filmthema, het bij verrassing
gekregen millioen. doet hier ook weer op
geld. Peggy erft zelfs twee millioen. maar de
voorwaarde, welke aan deze erfenis is ver
bonden, maakt, dal ze door déze wijziging in
haar levensstaat bedroefd inplaats van ge
lukkig wordt. Zij mag haar vader drie jaar
lang niet spreken en wordt voor haar opvoe
ding in huis gedaan bij de stijve mevrouw
Chichester, die met haar berooide deftige ge
zin op het kostgeld van het meisje teert en
in dank daarvoor de kleine Peggy onophou
delijk vernedert.
Gelukkig heeft Peggy een troost in Jerry,
der. adelijken advocaat, die de erfenis regelt
en die dagelijks bij de familie Chichester aan
huis verkeert, waar hij zich met de dochter
des huizes verlooft.
Peggy is doodelijk van den edelen jonkman,
maar laat zich desondanks niet door jaloezie
verleiden, wanneer zij de middelen in de hand
heeft om zijn verloving te verbreken. Want
Ethel is Jerry niet trouw, maar houdt het
met den eerloozen vrouwenjager kapitein
Brent. dien zij op zijn kamer bezoekt. Juist
wanneer zijn vrouw loert- op het overtuigend
bewijs voor de echtscheiding. Dan offert
Peggy zich voor Ethel op.
Deze deugd wordt beloond, doordat, als de
drie jaren om zijn en de vader mitsgaders
het testament feestelijk zijn binnengehaald
ook Jerry bemerkt dat zijn verloving met
Ethel een vergissing is geweest en dat hij
eigenlijk altijd van Peggy gehouden heeft.
Aan het slot van de vertooning zien wij een
gelukkig drietal in elkanders armen liggen:
het visschersmeisje. de graaf en het hondje.
Marion Davies speelt Peggy met een schalk-
sche naieveteit, waarvoor haar aanvallig
snoetje zich bijster goed leent. Een hoofd
rol heeft ook het hondje, dat voortreffelijk
is gedresseerd en zoowel wat expressie als
actie betreft voor geen menschelijke filmster
behoeft onder te doen. Aardig is ook de uit
beelding van den eenvoudigcn, eerlijken vis-
scher door den acteur J. Farrell MacDonald.
Tn het ibijprogram weer twee typisch-Ame-
rikaansche filmkluchten „Duizend en een
lach" met- Charlie Chase in de hoofdrol en
„Koopjes halen", dat ook duizend en een
lach door de zaal doet gaan. Voorts het film-
nieuws met een radio-rede van president
Roosevelt.
H. G. CANNEGIETER.
REMBRANDT-THEATER.
A-Bed-time Story.
Zoo zien we deze week in het Rembrandt-
Theater met genoegen M'sieur Baby weer
terug, de film, waarin Baby Le Roy vooral de
(Adv. Ingez. Med.)
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONG
Het zal zeker menigeen genoegen doen de
Haarl. Orkestvereeniging weer eens door de
radio te hooren; al zal ze nu de Huizer-mi-
crofoon voor die van Hilversum verwisselen:
de artistieke prestatie zal er door noch win
nen noch verliezen. Dat ze ditmaal onder den
Kurhausdirigent Iquaz Neumark zal spelen
zal de belangstelling zeker niet doen vermin
deren; men is te recht altijd nieuwsgierig te
weten wat een andere dan de gewone leider
met een orkest bereikt Twee solisten treden
met haar op. De vocale soliste Miliza Kor jus
is blijkens het programma der zangnummers
een coloratuursopraan Coloratuur is het es-
sentieele van de beide groote aria's die aan
de .Koningin der Nacht" in Mozart's ..Die
Zauberflöte" toebedeeld zijn. en misschien
was die coloratuur nergens misplaatster dan
hier. De geheele opera .Die Zauberflöte" is
een aaneenrijging van groteske tegenstellin
gen waartusschen schijnbaar onoverbrugbare
kloven bestaan en er was wel de genialiteit
van een Mozart noodig om aan elk onderdeel
zooveel kenmerkends en waardevols te ver-
leenen dat de aaneenschakeling niet alleen
aanvaardbaar wordt, maar een bron van de
meest uiteenloopende muzikale genietingen
levert. De tekst van den ijdelen. op sensatie,
reclame en geldelijk succes be'.usten theater
directeuren Schikar.ecer. die de continuïteit
der handeling o.a. verbrak door de invoeging
van het dwaze bevederde paar Papager.o en
Papagena is wel de voornaamste ooi~zaak van
het heterogene en onsamenhangende van
deze opera. Maar uit een zuiver artistiek oog
punt bezien wi'. het ons voorkomen dat ook
Mozart niet geheel vrij uit gaat. met name
wat betref: de beide bovengenoemde aria's
De Nachtkor.mgin zingt daarin haar smart
over het verlies van haar dochter, haar woe
de en wraakgevoel jegens dengene die zij als
den ontvoerder beschouwt, uit op een muziek,
die wel ernstig begint, maar in beide geval
len overgoot in een geteierlier en gekwinke
leer in fioristures en roulades waarvan de
voede uitvoering wel respect afdwingen kar
voor de keelvaardigheid eener zangeres, mac-
die in de gegeven situatie toch, op z'n zachtst
gezegd, min of meer vreemd aandoen. Ter
verontschuldiging van den componist kun
nen we aanvoeren dat zijn artistieke mis
greep een concessie beteekende aan de
eischen van de zangeres, die de partij van
de Nachbkoningin bij de première zou ver
vullen. Mozart's karakter was niet steeds te
gen driesten aandrang opgewassen.
Het pianoconcert K.V. 467 is geschreven in
een voor dit genre buitengewoon vruchtbare
periode van Mozart's leven. Köchel's Ver-
zeichniss omvat van no. 449 tot en met no.
503 niet minder dan twaalf klavierconcerten:
nadien komen or nog slechts twee. nl. de nos.
537 (het z.g. Kröningskonzert) en 595. Een
elftal andere dateert uit vroeger tijden, daar
onder vier zelfs uit zijn prille jeugd. Tot. de
eerstgenoemde groep behooren eenige van
de allermeest gespeelde en bekende, zooais
de concerten in d. mineur (466), Es (482) c
mineur (491) en A (488).
Ook het concert in C (467) wordt niet zel
den gespeeld. Technisch onderscheiden zich
die verschillende concerten niet veel van
elkaar. Het passagewerk bestaat hoofdzake
lijk uit doorgaande of in gebroken tertsen
getransformeerde toonladders .lange en korte
accoordbrekingen. al of niet van wissel- of
doorgangsnoten voorzien en gebroken octa
ven. Virtuoze tertsenpassages, die b.v. de
menti toepaste, komen bij Mozart niet voor.
hoewel hij ze kende. Als begeleidingsfiguur
overweegt de in verschillende vormen voor
komende enge accoordbreking. die men. naar
een zekeren Alberti betiteld heeft met der.
naam .Albert ijnsche bas". Deze ontbreekt
nimmer bij de stereotiepe trillerafsluitineen
Voorts vindt men tamelijk vaak he: overslaan
der handen over elkaar. In het. concert in C
komen merkwaardige combinaties van ge
broken accoordfiguren en met wisselnoten
voorziene gebroken octaven voor. combina
ties die een specifiek wrank klankeffect ver
oorzaken. Een ander curieus, sterk dissonee-
rend effect vindt men in 't Andante: daar
waar een stUgende chromatische triolentoon-
Iadder van het klavier vergezeld wordt door
de hobo. die de accoordnoten speelt, welke
telkens een halve toon verschillen van de ge
lijktijdig klinkende klaviernoten. Men kan
zich ook met het oog op dit voorbeeld niet er
over verwonderen, dat sommige tydgenooten
van Mozart hem een .dissonantenjager"
noemden! Overigens ontbreekt het mi- in
het Andante van dit concert aan de noodige
afwisseling: de steeds doorgaande begelei
dingsfiguur veroorzaakt een zekere monoto
nie. die door de kleurige instrumentatie en
de schoonheid der melodie niet geheel opge
wogen wordt
Het Kurhausprogramma var. Vrijdag mist
wellicht ook wel een beetje de noodige af
wisseling. Twee symplionieën van Bruckner:
dat is wat te veel van het goede en ook van
het niet goede. Want ook van dit laatste be
vat elke symphonie van Bruckner een hoe
veelheid. Een naar vorm en inhoud volmaakt
kunstwerk heeft de Oostenrijksche meester
nooit geleverd. Evenmin is er in zijn sym-
phonisch oeuvre, dat hij pas op ruim 40-
jarigen leeftijd begon zijn eerste Sympho
nie werd in 1865'66 geschreven een ge
stadige. ontwikkeling, een stijgende lijn waar
te nemen. In alle wisselen geniale, prachtige
momenten met leegten af, liggen goudkor
rels en slakken dooreen. De zevende sympho
nie was de eerste, die Bruckner's naam in
wijden kring bekend maakte en zij dankte
haar succes wel in hoofdzaak aan het Ada
gio, een klacht die volgens Br.'s eigen ver
klaring de uiting was van een voorgevoel van
den naderenden dood van den door hem diep
vereerden Richard Wagner, wiens invloed op
de symphonieën van Br. duchtig zijn stem
pel heeft gedrukt.
Zoo bemerkt men de gelijkenis van het
Scherzo met Wagner's Walkürenritt In 't al
gemeen brengen Bruckner's scherzi het rus
tieke element naar voren: de stampende
rythmus van den boerendans heerscht er
veelvuldig. Zoo is 't in de zevende en ook
in de tweede. Een andere eigenaardigheid is
dat de eerste hoofddeelen veelal met een
tremolo of andere rulschende fieuur der vio
len beginnen, waartegen- dan het hoofdthe
ma in de lage instrumenten: celli. hoorns,
trombones of dergel. optreedt. Dat er veel
vuldig koraalachtige melodieën, soms heel
onverwacht, en schijnbaar ongemotiveerd Sn
voorkomen, hebben we vroeger al eens op
gemerkt. In de doorwerkingen mist men
doorgaans een logische innerlijke ontwikke
ling: combinaties worden aaneengeschakeld
zonder dat men het noodzakelijke innerlijke
verband voelt In vele dier opzichten is
Mahler later in zijn voetsporen getreden.
De microfoon te Hilversum zal ons Dins
dagavond een belangrijke première verschaf
fen: het eerste openlijke optreden van een
17-jariger. Nederlandschen violist, wiens ta
lent groote verwachtingen omtrent zij:: toe
komst doet koesteren. Constant Moerman is
leerling van Carl Flesch en deze heeft meer
malen verklaard dat hij hem als den meest
begaafde der tegenwoordige Hollandsche
violisten beschouwt.
Ook van Anrooy en Schuricht lieten zich
hoogst bewonderend over zijn spel ui:. We
hebben dus reden om het vioolrecital van
Moerman (niet Moermans. zooals het pro
gramma meldt) met groote belangstelling
tegemoet te zien.
aandacht trekt al zal het kind daar niet
het geringste idee van hebben. Maurice Che
valier is een zeer matig zanger en via radio en
gramofoon ons dan ook volmaakt onver
schillig. Doch op het dock en in levenden
lijve is hij onweerstaanbaar wie „brengt"
zijn liedjes zoo ais hij? en In A Bed-time
Story Is hij weer op z'n best. Echter mag zeker
geen woord van lof onthouden worden aan
Edward Everett
Horton, die dit
maal als butler zijn
groote komische
gaven kan too-
nen. Onverstoor
baar in de voor
hem moeilijkste
situaties accep-
teerend alles wat
hem wordt opge
dragen. Ls hij een
voorbeeldig huls-
dienaar en een
groote steun voor
zijn meester. He
len Twelvetrees is
een charmante
nurs#, Edward Everett Horton.
Wat het voorprogramma betreft. Torino is
inderdaad de meester-jongieur. zooais hij
wordt aangekondigd. Ir. een vlot tempo toont
hij rustig en feilloos zijn kunnen en het lang
durigo applaus verdiende hij ten volle.
Walt Disney's Silly Symphony, over de Ar-
ke Noachs handelend, is weer eon juweeltje
van geest. Deze teekenfilmpjes, waarin ge
luid. kleuren en vindingrijkheid een wonder
lijke harmonie bereikt hebben staan wel op
een buitengewone hoogte.
CINEMA PALACE
Douglas Fairbanks als ..De Moderne
Robinson Crusoë".
Is die kwieke Jongeman, die daar door de
film dartelt, werkelijk een man van in de
slechte helft van vijftig, vader van een vader
van in de dertig? 't Is ongelooflijk! Douglas
Fairbanks, dien we een tijd in de films hier
gemist hebben, speelt in Robinson Crusoe met
de levendigheid en opgewektheid van een
jeune premier zijn rol.
Steve Drexel 'Douglas Fairbanks) wedt met
zijn twee vrienden, wanneer zij met hun jacht
de romantische eilanden in de Stille Zuidzee
voorbijvaren, dat bij het sprookje van Robin
son Crusoe op een van die onbewoonde eilan
den werkelijkheid kan maken. Hij wil niets
meenemen dan alleen zijn tandenborstel,
die hy tenslotte ook nog teruggooit. Alles wat
hij voor zijn levens-
Douglas Fairbanks
oehoud en levens
onderhoud noodig
heeft, zal hij zelf
maken. De wedden
schap wordt aan
gegaan en Steve
springt van het
Jacht in zee. ge
volgd door zijn
trouwen hond Roo-
uey. Op hun terug
tocht zullen de
vrienden komen
zien, wat Steve er
van terecht ge
bracht heeft, ten
minste als hij er
wat van terecht
kan brengen, voor
dat hij door de kannibalen is geconsumeerd.
Als we de film zoo beschouwen komt het
ons voor. dat de moderne Robinson Crusoe
het heel wat makkelijker heeft, dan zijn
naamgenoot uit onze kinderjaren het had.
Het is alles gesneden koek voor hem. Hij
trekt natuurlijk profijt van de ondervin
dingen en uitvindingen van zijn voorganger,
maar in vergelijking mot den oude is het van
den moderne maar kinderspel. Zijn hond vindt
bijvoorbeeld al heel gauw na aankomst op
het eiland goed drinkwater, hij vindt een
pracht van een steen en een stok met een
punt, verder heeft hij al direcht een boom ont
dekt, waarvan de schors zich, die zich prachtig
laten verwerken tot een surrogaat voor touw,
dat nog sterker is dan dit. Geen wonder dat
met zqo'n geluk, gepaard aan de vindingrijk
heid en de werklust van Steve, in betnkke-
lijk korten tijd een verblijf ontstaat, bijna zou
den wij schrijven „van alle moderne gemak
ken voorzien". Steve voelt er zich als een
goudhaantje: Geriefelijke paalwoning, volop
voedsel, en alleraardigst gezelschap, dat hem
ln de huishouding, waar noodig. helpt, nml.
zijn hond Rooney. dan een zeldzaam geestig
aapje, een geit, die voor de melk en de boter
zorgt en een papegaal, die altijd juist van pas
„O Kay!" roept. Die aap! wat vermakelijk!
Een aap als filmacteur behoeft voor den bes
ten filmheld niet onder te doen, wat hébben
we ons geamuseerd! Douglas gaat door de
film als de gepersonifieerde levenslust en le
vensblijheid. Moeilijkheden bestaan niet voor
hem. of het moest zijn om ze te overwinnen.
Voor alles en voor elke situatie weet hij de,
voor hom, juiste oplossing. Zijn snelle geest
overziet en doorziet alles en iedereen, lnj Ls
steeds paraat en waar de omstandigheden
een enkel maal hem te machtig schijnen te
zijn. komt het geluk hem te hulp. Dus een
Zondagskind is hij ook al. Het heeft geen zin
den inhoud van de film weer te geven, de
titel zegt wat we ongeveer te zien zullen krij
gen. Wel kunnen we zeggen dat er zoo'n ge
zellige sfeer heerscht. dat men er door wordt
meegesleept en zelf iets van die levensblijheid
mee naar huis neemt. Het is zon. leven en
durf
Doordat het bijprogramma ook heel goed is
is een bezoek aan Cinema deze week zeer aan
te bevelen, o.a. de teekenfilm Petting in the
Park. die naast enkele bekende, eenige zeer
origineele vondsten heeft.
„The great Balancer" Mac Garthy vertoont
eenige staaltjes van zijn kunnen, die het pu
bliek in ademlooze spanning volgt.
NIEUWE UITGAVEN.
Het leven van Arsonjcw
door Iwan Bocnin.
In de goede vertaling van dr. A. Koeloff is
bij van Holkema en Warendorf N V. in Am
sterdam verschenen Het leven van Aren-
Je w. roman door Iwan Boenin. Het boek is
geschreven in den ik-vorm en behandelt voor
namelijk de jeugd en jongelingsjaren van
Arsenjew. 'n afstammeling van een der voor
name Russische geslachten, welk geslacht
langzamerhand achteruit gaat. Speciaal de
indrukken, die Arsenjew ondergaat als kind,
heeft hij eenvoudigweg verhaald, zonder op
smuk. doch met een goeden kijk op de din
gen
Groote Denkers over
Slaat en Recht.
Ir. do Volksuniversiteitsbibliotheek bij de
erven F Bohm N V. te Haarlem Ls versche
nen: Groote Denkers over Staat en Recht (van
Plato tot Kant) door Jhr. dr. J, J. von Schmid,
privaatdocent aan de Rijksuniversiteit In Lei
den. Behandeld worden do denkers uit de
Oudheid, de Middeleeuwen, de zestiende, zeven
tiende en achttiende eeuw. met als laatste
Kant.