Welkom thuis!
Korenbloempjes op den laatsten dag der vierdaagsche afstandsmarschen
Het tuinfeest op Buckingham Palace te Londen, door dei
tchen Koning aangeboden, werd door de upper ten bijg.
Eenige voorname gasten begeven zich naar het tuinfeest
Engel-
voond.
H, M. de Koningin bracht Vrijdag een bezoek aan de kunstweefschool in de Heerenstraat te den
Haag in verband met het gobelin, dat H. M. aan de Leldsche Universiteit ten geschenken zal geven
Het einde van de vierdaagsche De oudste deelnemer, de heer E M, de Wind,
bij aankomst aan o'e kazerne te Nijmegen, waar hem een hartelijke begroeting ten
deel viel
De Italiaan Melnl wo n de negentiende etappe van den Tour de
France voor Gijssels, dien hij in de sprint op de wielerbaan te
Bordeaux sloeg. De aankomst van Meini. Achter hem Gijssels
De Fransche Maarschalk Lyautey
is Vrijdag overleden
Oceaanreuzen - De
.Bremen" van de
Norddeutsche Lloyd,
houder van het snel
heids record voor
1929 van den af
stand Southampton
New York, gezien ter
hoogte van Spithead
FEUILLETON
Oe wonderlijke belevenissen
van dr. Kaiserlien
door WILL AMBERG.
(Nadruk verboden).
23)
Inderdaad. Kaiserlien ziet haar. Zij was
hem zooeven al opgevallen.
„Welnu, dat Is een jongedame met een zeer
twijfelachtige reputatie. Die is hier elk Jaar
vier of zes weken en elk jaar is zij ook weer
in gezelschap van een anderen heer, dien
zij voor de kosten laat opdraaien. Pas op. dat
u zich niet door zoo een laat beetnemen, doc-
tortje, dat zou ik toch heusch jammer vin
den
„Maar kent u juffrouw Gotron dan zoo
goed?" gaat Kaiserllen er tegen in. Hij vraagt
dat op eenlgszins wetenschappelijkgeinteres-
seerden toon. alsof het er hem eigenlijk meer
om te doen is Cinon's menschenkennis op den
proef te stellen.
„Of ik juffrouw Gotron ken? Neemt u mij
niet kwalijk, die jongedame zit al sinds vijf
dagen bij mij aan tafel, ik observeer haar des
morgens, 's middags en 's avonds en spreek
haar eiken dag een half uur bij het concert
Dacht u. dat ik haar dan nog niet ken? Ik
verzeker u, dat meisje heeft maar één fout:
dat zij Edith heet. Vindt u dien naam niet
afschuwelijk?"
Kaiserllen voelt plotseling een steek door
het hart. Bij elke andere vrouw zou hij op dit
oogenblik dien naam afgrijselijk leelljk heb
ben gevonden. Edlth Gotron echter klinkt hem
sympathiek en bepaald welluidend ln de ooren
En toch is door deze onverwachte mededee'.ing
van den professor zijn argwaan opgewekt,
gen vreeselijke argwaan. Als men eenige
feiten in aanmerking neemt, zooals daar zijn:
dat die jongedame Duitsche ls, dat zij van
een leeftijd is. welke niet veel zal afwijken
van die van Edith Wismuth, dat zij Edith
heet. Kaïserlien wenscht zijn argwaan
mijlen ver weg. En omdat hij niet objectief
zijn wil, zoekt hij een slechts ten deele bruik
baar argument tegen zijn wantrouwen: Edith
Wismuth treedt natuurlijk onder een geheel
valschen naam op of onder haar echten. Dat
zij haar voornaam zou behouden om alleen
haar achternaam te veranderen, is al zeer on
waarschijnlijk.
„Waaraan denkt u jonge vriend?", vraagt
Cinon.
Kaiserlien herstelt zich zoo goed mogelijk.
„Ach zoo. jaVertelt u mij eens. hoe komt
het eigenlijk, dat juffrouw Gotron alleen
hier is?"
„Dat moet u haar zelf vragen!" antwoordt
Cinon met een afwerend gebaar. „Met familie
aangelegenheden houd ik mij niet op. Mij
interesseert slechts aan de menschen wat ik
persoonlijk kan waarnemen. Gelooft u mij
niet? Ga maar eens mee naar de hall( jonge
man, dan zullen we daar een en ander eens
nader bestudeeren".
Deze Cinon is een afgezant van Fortuna!
Hij had geen beter voorstel kunnen doen.
Kaiserlien volgt den professor naar beneden
en neemt daar plaats in een fauteuil tegen
over de portiersloge.
„Hier is namelijk mijn vaste plaats", ver
trouwt Cinon hem toe. „Van hier uit kan je
UI es prachtig overzien. Weet u wel. dat ik
het vorige jaar hier een hoteldiefstal ontdekt
heb. alleen doordat ik van deze plaats alles
scherp observeerde?"
„Van deze plaats?'
„Zeker!" bevestigt Cinon. „Stel u voor: ik
zit rustig in m'n fauteuil en daar komt een
'ogée, Schroder heette zij, de trap af. Zij
'.acht vriendelijk togen me. Ik weet niet, wat
daarvan eigenlijk de oorzaak was, maar m'n
wantrouwen jegens haar was al van het begin
af aan opgewekt. En plotseling ontdek ik met
m'n scherpen blik een kleinigheid. Stel u voor:
de zijden kousen van die dame zaten bij de
enkels zeer slordig, zelfs eenlgszins bol. Mag
zoo iets een dame overkomen, die het duurste
appartement in het hotel bewoont, vraagt
professor Cinon zich af. De dame passeert mij
hier en lacht ook. Want weet u, wat ik plot
seling ontdekte: dat er in haar kousen iets
zwarts doorschemerde. Begrijpt u het nu?"
Kaiserlien begrijpt het nog steeds niet.
„Dat is toch zoo klaar als een klontje!"
zegt Cinon verwijtend. „Hoteldieven plegen
immers zwarte tricots te dragen om zich in
de duisternis van den nacht onzichtbaar tc
kunnen maken. Welnu, die juffrouw Schroder
koesterde het voornemen 's nachts haar slag
te slaan en tot dat doel had zij zich alvast ver
kleed. Toen ik nu den volgenden dag hoorde,
dat een Amerlkaansche haar sieraden ver
miste. was de dievegge binnen een uur ont
dekt en gearresteerd".
..Ongelooflijk!" zegt Kaiserlien bewonderend
.Kunt u dan alle menschen hun beroep zoo
van het gelaat lezen?"
„Van zeer velen wel, ja!" antwordt Cinon
trotsch.
Voor den spiegel ln den hoek van de hall
staat juist een jongedame ongeveer twintig
jaar oud, een sigaret in den mond, en een
onderzoekenden blik werpend op haar avond
toilet. Kaiserlien ziet alleen haai" rug. Maar
daar hij bezwaarlijk elke dame kan verden
ken de gezochte te zijn, vraagt hij slim: „Wat
zoudt u mij nu bijvoorbeeld van die dame daar
voor den spiegel kunnen zeggen?"
„Van die daar? Daar is niets van te zeg-
■eh! Een dood-onschuldig, nietszeggend wicht
dochtertje van een fabrikant, zooals uit het
vreemdelingenboek -blijkt. Heusch niets op
aan te merken".
Het onschuldige wicht draalt zich nu om
naar de beide heeren en Kaiserlien ziet een
knap, regelmatig gezichtje. Misschien zijn de
oogen daarin wat te klein en te onbedui
dend.
,,U moet niet denken", gaat Cinon voort,
dat over elke dame hier in het hotel een
roman is te schrijven. Maar kijkt u daar eens
achter in de hall die dame in die blauwe
japon!"
„Wat is daarmee?"
„Daarover zou misschien wat meer te ver
tellen zijn. Als ik wat vlotter met de pen was,
zou ik met die dame als hoofdpersoon zeker
een boeiende roman in elkaaa' kunnen zetten.
In het vreemdelingenboek heeft zij zich inge
schreven als zijnde zonder beroep, maar vindt
u het niet merkwaardig, dat een dame zonder
beroep bijna dagelijks telegrammen verzendt
en ontvangt?"
Kaiserlien spitst de ooren. „En wat zou
daar achter steken, denkt u?"
„Jonge vriend, men gaat nu eenmaal niet
voor ontspanning naar Montreux, als men om
zoo te zeggen bij het telegraafkantoor kind in
huis is. Ik zeg u. dat die dame liegt, wanneer
zij beweert er geen beroep op na te houden".
„Maar?"
„Naar mijn meening werkt zij voor een of
andere smokkelcentrale!"
„Ach kom! Daarvoor kunt u toch geen steek
houdend argument aanvoeren
„Toch wel, jonge vriend!" zegt Cinon, eenigs
zins beleedigd. „Ik ben in de eerste plaats eens
nagegaan welke bladen zij leest. Welnu, die
dame leest zeven talen en zij blijkt zich uit
sluitend te interesseeren voor de rubriek
.Handel". Bovendien verzendt zij haar tele
grammen naar alle mogelijke richtingen",
„Hoe heet zij dan?" vorscht Kaiserlien, als
terloops, verder.
„Ellen Rost".
Ik zal die dame in het oog dienen te houden.
verlegt Kaiserlien bij zichzelf. Vrouwen, die
dagelijks telegrammen verzenden, komen al
thans in aanmerking voor verdenking.
Een tijd lang zwijgen de beide mannen.
Kaiserlien durft niet al te veel te vragen, om
dat dat dan zeker zou opvallen. Er zijn hier
verschillende menschen, die waard schijnen,
dat hij zich voor hen interesseert. Zoo zit aan
een tafeltje, slechts enkele meters van Cinon
verwijderd, een dame. Haar gelaat gaat op het
^ogenblik schuil achter een krant, welke zij
aandachtig schijnt te lezen, maar Kaiserlien
heeft haar enkele minuten geleden de trap
zien afkomen en taxeert haar op niet ouder
dan vijf en twintig. Ook over de antecedenten
van die dame zou hij wel wat meer willen
weten.
Het is, of Cinon zijn gedachten geraden
heeft. Zijn blik gaat in dezelfde richting als
die van Kaiserlien.
„Dat is niets voor u!" zegt hij plotseling
fluisterend met iets van een ernstige waar
schuwing in zijn stem. „Dat is een oplicht-
ster een Fransche oplichtster!"
Kaiserlien kijkt hem sceptisch aan. „Kunt
u dat bewijzen?,'
Cinon geeft hem een wenk om op te staan.
.Gaat u mee? Dan loopen wij nog even langs
het strand!", inviteert hij op ostentatief
luiden toon. Kaiserlien begrijpt, dat Cinon
hem iets wil meedeelen.
„Die lieftallige jongedame luistert naar den
naam Arrand", vertelt Cinon, als zij bulten
zijn. „Ik heb den hotelier al voor haar ge
waarschuwd. Werpt u eens een onopvallenden
blik in de hall en let u dan eens op haar
hand, waarmee zij de krant vasthoudt".
Kaiserlien doet wat hem gezegd wordt,
die eenigszins nerveus tegen het blad tikt.
maar veel wijzer wordt hij daardoor niet.
Hij ziet een smalle, met ringen versierde hand,
„Hebt u het bemerkt?" vraagt Cinon, ter
wijl zij hun wandeling voortzetten.
„Wat?"
„Het zenuwachtige gedrag van die dame?"
„Dat zij zoo met haar hand tikt?"
„Juist, dat zij zoo met haar hand tikt!", zegt
Cinon spottend. „Alleen schuilt achter dat
tikken een systeem. Naast den portier staat
namelijk meneer Lenel, haar compagnon in de
oplichterspractijk. Zij doet, alsof zij hem niet
kent en als zij hem iets te zeggen heeft, dan
doet ze dat door in morseteekens op een krant
te tikken. Lenel heeft het doen voorkomen
alsof hij een sigaret aanstak. In werkelijkheid
echter is hem geen woord ontgafn van het
geen juffrouw Arrand's hand telegrafeer
de".
{Wordt vervolgd), J