VOOR DE VR De huisvrouw KEUKENGEHEIMEN. H. en haar dertig beroepen! VRIJDAG 3 AUGUSTUS 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 8 OM ZELF TE MAKEN! Allerlei handwerkjes. No. 1 toont U een ontbijt- of lunchlaken van grof effen linnen. Men knipt het flink groot en zoomt het met de machine. Van restjes linnen maken we nu vroolijke applica ties, die we eveneens met de machine er op stikken. Bijpassende vingerdoekjes en ser vetten vormen een mooi garnituur. No. 2 is een theekleed van zandkleurig linnen. Voor de vorming dér" ruiten heeft men draden uit getrokken, die men dan met een fantasiesteek naait. Iedere ruit is 15 c.M. in het vierkant. Eerst wordt de zoom genaaid met koordzijde, opdat het laken niet rafelt en dan het mid den. Ook hierbij komen passende servetten en vingerdoekjes. Grappig en origineel is de koffiewarmer van geel zeildoek. Van ander gekleurd zeil doek. Van een ander gekleurd zeildoek knip pen we de motieven; deze plakken we op den koffiewarmer en naaien ze vervolgens met de machine op. De voering is van watten of ka pok. Deze koffiewarmer heeft het voorde:!, dat hij niet smerig wordt. No. 4 is een zakdoekencachet met geappli ceerde bloemen. We knippen voor het sachet een stuk van 45 bij 22 c.M. en vouwen dit op het midden om. De figuren worden geknipt van kleurige restjes. No. 5 toont U een cachet voor het opbergen van de zijden dessous. Een stuk stevig carton van 30 bij 40 c.M. wordt gelegd met eenige laagjes voering. Hierover spant men dan vroo- lijk gebloemde kunstzijde of batist overhands dioht. Tenslotte een ruche van 3 c.M. breedte erlangs, eenige elastiekjes over de breedte en de waschlegger is klaar. Het laatste ontwerp toont U een divankus sen, dat gemaakt is van resten stof. Men kan, als men geen stof genoeg heeft, den achter kant effen maken. Moderner is echter twee kanten hetzelfde te nemen. Hoofdzaak voor al deze handwerkjes blijft echter, dat we smaakvolle kleurencombinaties kiezen ennetjes en zorgvuldig werken DE SCHOENENZAK. Bij het inpakken van de koffers moeten we ervoor zorgen, dat de teere avondschoentjes van satijn of brocaat niet smerig worden door de aanraking met zwarte of bruine lederen schoenen. Dat is een moeilijkheid, waar even rekening mee moet worden gehouden. We gaan daarom een schoenzak maken, waar de schoentjes in opgeborgen kunnen worden, zonder dat men angst behoeft te hebben, dat ze beschadigd worden. Van een stuk cretonne knippen we eerst den vorm. aooals op de eerste afbeelding staat aangegeven. We dragen er voor zorg, dat het zoo groot is, dat de schoenen er ruimschoots op passen. Nu knippen we een rechten band die 30 cM. hoog is en de lengte heeft van den omtrek van het grondvlak. Het naadje maken we dicht van voren; het geheel wordt omgehaakt Nu wordt er van boven een koord door gehaald en de meest practische schoenen- zak is klaar. Moet hij echter dienen om lak schoenen te beschermen dan kunnen we beter flanel nemen. Geen wit natuurlijk; maar grijs of beige; anders zou de zak er in een paar keer zeer onooglijk uitzien door de schoensmeer. IHet is een gemakkelijk werkje, dat zelfs in den drukken tijd, die de vacantie vooruit gaat, in een paar verloren oogenblikjes ge maakt kan worden. En het kost weinig mate riaal: want een klein lapje heeft iedereen nog wel in haar naaimand. Bloemkool met tomatensaus en gehakt (5 personen)- 1 bloemkool, 4 d.L. bouillon ib.v. van 2 blokjes), 4 tomaten. 30 gr. bloem. 40 gr. boter, wat citroensap: 1 pond kalfsgehakt, 1 ei, peper zout. nootmuskaat, 3 beschuiten, 60 gr. boter, paneermeel. Maak de bloemkool schoon, wasch ze en laat ze daarna liefst een uur in water met zout staan (voor het verwijderen van insekten). Maak het gehakt aan met de kruiden, het zout, het geklopte ei en de fijngewreven be schuiten; vorm er 5 balletjes van. paneer ze en braad ze in 60 gram boter zachtjes gaar (3 4 uur). Zet de bloemkool op in ruim kokend water met zout en kook ze gaar (1/2 uur). Be reid intusschen de saus. Laat hiervoor in de bouillon de gewasschen en in stukken gesne den tomaten gaar koken. Verwarm in een ander pannetje roerende de boter met de bloem, giet hierbij langzamerhand en steeds roerende het vocht met de tomaten en laat de saus dan nog even doorkoken. Leg de gaar- gekookte bloemkool met een schuimspaan op een verwarmde ronde schotel, giet er door een haarzeef de tomatensaus over, die eerst nog met wat citroensap vermengd is., en leg er de vijf gehaktballetjes omheen. Bessenschoteltje (4 personen)2 pond roode bessen, 1 rol groote beschuiten, 1,2 ons boter, 11/2 ons basterd suiker, 1 d.L. slagroom, poe dersuiker. Wasch de bessen, ris ze, laat ze met de helft van de suiker op een zacht vuur tot moes ko ken en giet dit vruchtenmoes in een diepe vuurvaste schotel. Stamp de beschuiten, ver meng ze met de overige suiker en strooi dit mengsel als een dikke laag over de vruchten; leg er de boter, in klontjes verdeeld, bovenop, bak alles samen in de oven tot zich een korstje heeft gevormd en laat dan de schotel koud worden. Klop even vóór het opdoen de room stijf, roer er wat poedersuiker door en bedek hiermee de bovenkant van de schotel. C. F. HEERENMODE IN ZOMERSCHE DAGEN. Zeer langzaam maar zeker wint in de laatste jaren de heerenmode aan fleur en kleur, ter wijl er ook steeds grootere neiging ont staat haar een beetje aan te pas sen bij de verschil lende seizoenen; de tijden, waarin de ongelukkige heeren der schepping om der wille van de lieve mode welke man heeft er eigen lijk ooit spottende dingen durven zeg gen over de slaafse h heid waarmee wij vrouwen aan de mode plegen te ge hoorzamen? zich tot in het heetst van den zomer nauwgezet hulden in twee, drie lagen van dikke, warme, wollen stof, begin nen werkelijk een beetje tot het ver leden te behooren. Deze zomer brengt op dat gebied al weer een vooruit gang over een paar jaar zullen we op deze manier wer kelijk zijn waar we wezen moeten, 't Allernieuwste op 't gebied van heerenmode zijn namelijk linnen colbertjas jes. te dragen op een tweed of flanellen broek. Hardgroen, hardblauw, fel roodbruin, geel of van een andere felle kleur behooren te zijn, zoodat zij, die er zich aan zullen wagen, een behoorlijke „note gaie" in het overigens meestal schrikbarend gedekte kleurengamma van de heeren kleeding zullen brengen. Maar zij zullen ook het kostelijk voordeel hebben van aanmerkelijk minder last' van de warmte te hebben dan de andere in zware wol gehulde manmenschen, en er toch behoorlijk „gekleed" uit te zien. Wie van de heeren? Of welke van de vrou wen? Want het is het monopolie van de vrouw, dat zij op het gebied van heerenklee- ding gelukkig maar! vaak een hartig woordje mee te spreken heeft. W. T. JXjKmMl'JK G(M((KCIMP Een ongelukkig mensch is een mensch die bij nie mand hoort. Er zijn wel menschen die beweren dat ze de volstrekte eenzaam held zelfs preferee- ren. „Zoek het niet bij de menschen" heet het dan. Maar zou het niet ook kunnen luiden: ik heb den menschen niets te geven? We moeten men schen hebben bij wie we hooren om hun te kunnen geven van ons in nerlijk, van onze persoonlijkheid. Er moet een wisselwerking zijn, botsing soms. om het leven tot werkelijk leven te maken Een geven en daardoor ontvangen. Want het is zeker waar dat je het niet bij de menschen moet „zoeken". Als je een afwachtende houding aanneemt of je soms eens iets krijgen zal, dan is het vrijwel zeker dat je nooit iets krijgt. Een mensch heeft de gemeenschap noodig in zijn strijd naar liefde geluk en eenheid. Er is velerlei gemeenschap waarbij men zich voegen kan. Daar is in de eerste plaats het gezin, dan zijn er de vereenigingen bonden, kerken van gelijkgezinden, daar ie het volk, het eigene in het algemeen. Het is prettig iets te hebben, dat zoo erg „eigen" is. Iets waarbij je hoort, iets dat je beschermen kunt. In het goede gezin komen de leden voor elkaar op. De broertjes mogen nog zoo dikwijls samen vechten, als er een vreemde bij komt die één van beide aanvalt dan staat de ander direct klaar ter verdediging. Dat is mijn broertje en daar blijf jij af. Er bestaan van die families waarvan de leden aan elkaar hangen op een manier, die buitenstaanders geneigd zijn „kleverig" te noemen Het kan ook werkelijk wel eens on gezond zijn; dat blijkt als er in zoo'n familie sterfgevallen komen; dan blijven de anderen wanhopig achter. Er zijn voor hen geen an dere menschen dan juist die familieleden,, verliezen ze hen dan blijven ze in eenzaam heid achter. Anderen zijn „vreemden". Er kan kracht en geluk wezen in de saam- hoor igheid van een familie. Maar ze heeft geen blijvende waarde zoolang ze uitsluit. Dan is het: wat hooren wij toch prettig bij elkaar, de anderen staan daarbuiten, de anderen hebben wij niet noodig. Niet zelden ontstaat er een zekere vijandschap tegen die anderen, die andere gewoonten hebben, die „gek" doen, die in één woord „anders" zijn. „Wij hooren zoo echt zbij elkaar en de anderen hebben niets met ons te maken". Op school komt die mentaliteit al uit in het stichten van clubs en exclusieve vriendschap pen. Fijn om vrienden en vriendinnen te zijn en dat anderen te laten merken, fijn tot de uitverkorenen te behooren. En morgen stoot de wisselvalligheid van het lot je uit en is het uitverkoren-zijn voor je verloren. Het is werkelijk niet de manier je saam- hoorigheids gevoel aan te wakkeren door an deren demonstratief uit te sluiten. Dat is een bewijs dat er aan dat saamhoorig wel het een en ander hapert. Misschien moet het ge meenschapsgevoel beginnen bij gezin en familie het moet er ook bovenuitgaan, het moet wijder grijpen. Als er werkelijke ge meenschap, werkelijke liefde is tusschen leden van een gezin dan zal ze ook naar bui ten stralen. Iemand die werkelijk lief heeft wil iedereen in die liefde betrekken. Als de gemeenschapsgedachte tot iets anders leidt, leidt, dan berust die gemeenschap ook niet op liefde, meer op angst, dekking zoeken, zich willen verheffen boven anderen. Dat is.de betrekkelijke gemeenschap, de gemeenschap die uitsluit, die menschen in groepjes verdeelt en hen tenslotte eenzaam laat. „Geen ziel kan allen liefde geven Die niet één enkle lief had eerst". Eerst de ééne of de weinigen. Maar van die liefde uit naar allen. BEP OTTEN. BOVEN DE VIJF EN DERTIC. Ons vacantie-oord is een fleurig plaatsje aan het meer; de hotels lijken vrij druk be zet, en er komen nog heel wat menschen voor een enkelen dag naar toe, zoodat het er altijd een druk gedoe is. Het meer vormt natuurlijk de groote attractie, daar paradeert iedereen om iedereen te zien, en om door iedereen ge zien te worden. De verhuurder van bootjes maakt goede zaken, met het mooie weer lokt het meer wel zeldzaam uit voor een roeitochtje en zoo zijn er „heusche" wherries met slidings en al te huur, maar ook vele andere met vaste banken, gewone en Canadeesche canos en zelfs een enkel wankel geval, dat het midden houdt tusschen een wherry en een skiff. Twee meisjes stappen uit een der vele boot jes op het plankier dat in het water uitsteekt; ze zijn allebei in een zwempak, en zoodra zij op den kant komen, schudt de eene een rose, de andere een blauwe lap uit elkaar, de eene slaat de rose lap om, knoopt hem van onderen tot boven vast, en de lap is een aardig zo merjurkje geworden. De andere kruipt vlug in de blauwe lap, slaat een ceintuur om, en ook dat is een luchtig zomertoilet, onberispelijk en buitengewoon praetisch. Maar daarbij is het ook smaakvol en dat is het, wat ons in dit Fransche bergplaatsje iedere keer opvalt: wat hebben die jonge meisjes er slag van om zich aardig te kleeden Ze loopen er in frissche kleurige zomerjurkjes, lichtblauw, lichtrose, rood, lichtgroen, en veel wit, zelfs heel veel wit. Is het een dag wat kouder, dan trekken zij over dit jurkje een van die gezellige wollen jumpertjes aan met korte mouwtjes, het liefst in taupekleurig, maar ook in donkerblauw en donkergroen en ze zien er anders, maar niet minder leuk om uit. De wollen strand jurken worden hier veel gedragen, en ze staan al die jonge meisjes flatteus en elegant. In een schijnbaar onbe wuste elegance doen zij den naam der Fran sche vrouw eer aan, ook al omdat geen enkele onder haar er goedkoop opgedirkt uitziet. Dat wil niet zeggen, dat zij allen zich duur en fijn kleeden, integendeel: zelfs de eenvoudige meisjes in de goedkoope jurkjes hebben een natuurlijken smaak en eenvoud in haar klee ding, die haar aangeboren moet zijn. Denkt echter niet dat ik onverdeeld verrukt ben over de kleeding en den smaak der Fran sche vrouw: het bovenstaande heeft alleen betrekking op de jonge meisjes, maar aller minst op de vrouwen van vijf en dertig jaar en ouder. Want het lijkt net, alsof boven een zekeren leeftijd, die zoowat tusschen dertig en vijf en dertig moet liggen, het gevoel voor een bij den leeftijd passende kleeding verloren gaat. Nu zult u misschien opperen, dat in een hotelplaatsje altijd zeer veel vrouwen komen, die ten koste van alles jonger willen schijnen dan zij zijn, en er daardoor vaak dwaas uit zien. Dit gaat wel op in de mondaine bad plaatsen. maar daarvoor was ons plaatsje veel te gemoedelijk en te eenvoudig. Wit is in de mode voor de jonge meisjes, maar voor de ouderen is het een gevaarlijke dracht. Een moeder van volwassen zoons liep bij voorkeur geheel in het wit; ze leek oud en leelijk, tè oud voor haar kinderen, totdat bij nadere beschouwing het gezicht mooie trek ken bleek te hebben, en heelemaal nog niet oud was, zelfs zeer jong voor de mannen, die haar zoons al waren. Maar de jeugdige witte japonnetjes maakten haar zoo oud en zoo leelijk. Evenals de jonge meisjes liepen ook de oudere, getrouwde vrouwen in de teere kleu ren, onderscheid in kleeding was er niet en daardoor was er des te meer onderscheid in leeftijd. Want wie veertig is en twintig wil schijnen, geeft een indruk van een oude vrouw. Natuurlijk waren er ook bij, die de uitzon dering op deze regel vormden en zich met veel smaak naar haar leeftijd kleedden, maar zij leken daardoor dan ook jong, ook al hadden zij spierwit haar. Nu is er tegenwoordig in het algemeen een neiging om jonger te schijnen, dan men is, of, zoo men wil, om er zoo jeugdig mogelijk uit te zien .Maar het is te begrijpen, dat het daar toe niet de juiste manier is, om zich geheel als een jong meisje te kleeden. De oude dames zagen er voor het meeren- deel uit, alsof zij om geen enkele kleeding meer iets gaven: schoeisel dat ongetwijfeld ge makkelijk zat. maar dan ook het summum van leelijkheid was, de voor oude vrouwen zoo onflatteuze wollen jasjes in grijs of zwart wollen doeken, een leelijke zwarte japon, een onflatteuse hoed. alles zoo echt: aan mij is toch geen goed meer te doen. En zoodra men daar zelf van overtuigd is, wordt het maar al te waar. De Franchise mag dan al elegant zijn, smaak hebben voor haar kleeding, boven het jonge meisje of jong getrouwde vrouwtje komt dit niet uit. En dat is jammer, want er zijn veel zeer knappe en ook zeer typische gezichten bij, die beter verdienden als achtergrond. E. E. J.—P. et slagwoord van onzen tijd: rationaliseering heeft op de ver schillende beroe pen zijn uitwer king niet gemist. Toch is er een beroep, waar dit begrip nog niet schijnt te zijn doorgedrongen. Dit beroep is huis vrouw Wat? Dat is toch geen beroep! De echtgenoot be weert altijd, dat zijn vrouw niets doet; zoo'n beetje koken en naaien is toch geen wer ken!! Wilt u voorbeelden hebben, dat het beroep huisvrouw juist het tegenovergestelde beteekent? 1. Het kind heeft zijn kleertjes gescheurd. De huisvrouw moet het weer herstellen. Naai ster. 2. lederen Zaterdag moet het gebak voor Zondags gemaakt worden. Banketbakker, 3. De naaimachine staakt. Schoonmaken en smeren. Monteur. 4. lederen dag moet het middageten voor het gezin klaargemaakt worden. Kokkin. 5. De oude mantel zou nog wel gedragen kunnen worden, als de kleur maar moderner was. Verfster. 6. lederen Zaterdag worden alle ruiten ge lapt. Glazenwasscher. 7. Hans moet het eerste melktandje ge trokken worden. Dat is lastig! Tandarts. I. Ook bij het huiswerk moeten de kinderen geholpen worden. Huisonderwijzer. 's Avonds moet er nog een brief voor den heer gemaal geschreven worden. Secre taresse. 10. Postzegels moeten daarvoor gehaald wor den. Loopjongen. II. Elsje heeft een ruit gebroken. Dat moet gemaakt worden en daar de glazenmaker te duur is. doen we' het zelf. Glazenmaker. 12. Het slot van de buitendeur function- neert niet meer omdat Hans er een erwt in gestopt heeft. Met boor en schroevendraaier wordt alles weer in orde gemaakt. Smid. 13. 's Avonds komt er bezoek. Het meisje moet verteld worden, hoe ze goed dekken en dienen moet. Oberkellner. 14. Den volgenden dag wordt er door het heele huis jacht gemaakt op motten, vliegen en muggen met insectenpoeder. Zuiveraar. 15. Bij deze gelegenheid komt een oude bontkraag te voorschijn, die gemoderniseerd moet worden. Bontwerker. 16. Op waschdag wordt ijverig meegeholpen. Waschvrouw. 17. Rudolfs haar wordt kort geknipt. Kap per. 18. De maandeliJfcsche afrekening van de bank komt. Vlug narekenen. Bankbediende 19. Rutiolf heeft zijn been bezeerd, wordt verbonden, naar bed gebracht en wil voorgelezen worden. Verpleeg ster. 20. De hond heeft een splinter in zijn poot gekregen. Wordt er uitgetrok ken. Veearts. 21. Els heeft nog niet piano gestu deerd. Er naast zitten en opletten. Gouvernante. 22. De echtgenoot moet 's avonds onverwachts naar een belangrijke heerenbijeenkomst. De smoking moet vlug geperst worden. Strijkster. 23. Een groote overstrooming in de badkamer. Het bad heeft een gaatje. Den volgenden ochtend wordt 't met tin weer dichtgemaakt. Loodgieter. 24. Het behang wordt gerepareerd door een zelfde stuk op te plakken. Behanger. 25. In de smoking van den echtgenoot is een gaatje gebrand; wordt onzichtbaar gestopt. Kunststopster. 26. De buurvrouw gaat boodschappen in de stad doen. Nu heeft ze gevraagd, of wij even de tele foontjes, die er in dien tusschentijd komen, op willen nemen. Telefoniste. 27. De pop van Elsje krijgt een nieuwe pruik, die we met lak op het hoofd moeten plak ken. Poppendokter. 28. De das van den heer gemaal moet in benzine wasschen worden. Chemisch reiniger. 29. En als ze dan met al deze werkjes klaar is. zien haar handen er zoo uit. dat ze noodig een flinke beurt moeten hebben. Ook de nagels moeten verzorgd worden. Manucure. Ik weet zeker, dat nog meer beroepen te vinden waren, als men de vele „kleine werkjes" der huisvrouw nog eens na zou gaan. Heeft ze werkelijk niets te doen? Daarmee willen we nu niet zeggen, dat de echtgenooten lui zijn en absoluut niets doen. Hoe ongaarne ze echter in de huishouding helpen, ziet men bij de beruchte groote schoonmaak, wanneer de huisvaders 's avonds thuiskomend hun echtgenoote met een rood gelaat zien ronddraven en zoo gauw mogelijk weer wegvluchten om aan hun stamtafel het einde van deze „schuier-waanzin" af te wachten. Maar een feit is en blijft, dat een goede huisvrouw heel wat werkjes verricht, waarvoor anders een heeleboel geld uitgegeven zou eten worden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 14