LiTTEHEIM li SCui!
Radiomuziek der week
BIOSCOOP.
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN.
Nieuwe Uitgaven
ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONG
Een violist van zeer buitengewone hoeda
nigheden zal Zondag voor de Nederlandsche
microfoon spelen: Vasa Prihoda. Hij is af
komstig uit Tschecho-Slowakije, het land
dat. toen het nog Bohemen heette, een
Sevcik, een Ondricek, een Kubelik opleverde
en dat dus op violistisch gebied een goede
reputatie heeft. In het bijzonder schijnt het
virtuose element den Tschechischen violisten
in het bloed te zitten, al heeft men bij een
hunner meest bekende vertegenwoordigers,
Josef Suk, die zich altijd bescheiden met de
tweede plaats in het oude Boheemsche Strijk
kwartet vergenoegd heeft, daar nooit iets van
bemerkt. Maar Ondricek was een volbloed
virtuoos en Jan Kubelik een nog vollerbloed,
van wien in zijn jonge jaren zelfs de meest
fantastische verhalen in omloop waren. Vasa
Prihoda nu moet allen in de schaduw stel
len. die als vioolvirtuozen althans van dezen
tijd uitblinken.
Zelf heb ik hem tot dusver nooit hooren
spelen, maar een mijner kennissen, een uit
muntend violist, en dus tot oordeelen In staat,
gaf mij kort geleden een beschrijving van
Prihoda's spel. Volgens mijn zegsman moet
dit in technisch opzicht de stoutste voorstel
lingen overtreffen enis Prihoda een der wei-
ningen die een stuk als het vioolconcert in D
van Paganini zóó spelen kan, dat men de
technische moeilijkheden niet meer gewaar
wordt en het in muzikaal opzicht vrij holle
werk met interesse beluistert. Dit vermogen
nog enkele, maar Prihoda doet nog meer: hij
beperkt zich niet tot den authentieken tekst,
maar fantaseert er nog de meest onmogelijke
schijnende figuren bij, evenals Paganini zelf
dat in zijn tijd deed. En dat alles komt er met
e enverbluffend gemak uit. Hij is dus een
Paganïni-vertolker par excellence. Daarom
Is het eigenlijk jammer, dat hij geen werken
van dien meester te Scheveningen zal spe
len; te meer omdat zijn voordracht der klas
sieken lang niet op dezelfde hoogte moet
staan.
Bij een concert van Mozart past geen vir
tuoos bijmaaksel. Zulke muziek lijkt een
voudig. en toch is de volmaakte weergave er
van hoogst moeilijk. Maar het is een soort
van moeilijkheid, die vele echte virtuozen niet
gewaar worden, omdat het technische hun
geen zorgen baart. Dus zullen we ten opzichte
van Prihoda's Mozartvertolking een afwach
tende houding dienen aan te nemen.
Nu een der beroemdste orkestwerken, Mo
zart's Jupitersymphonie. op twee opeenvol
gende dagen door Nederlandsche omroepver-
eenigingen respectievelijk uit Hilversum
'Maandag) en Huizen 'Dinsdag) zal worden
uitgezonden, schijnt het me niet ondienstig
op een en ander van deze svmphonie weer
eens de aandacht te vestigen.
Binnen den tijd van 3 maanden, in den
zomer van het jaar 1788. ontstonden de drie
svmphomeën in Es, g mineur en C. K V. 543,
550 en 551, kort nadat de opera „Don Gio
vanni" den componist veel roem. maar weinig
of geen materieele winst gebracht had. Mo
zart's stemming was, als men die mag be-
oordeelen, uit in dien tijd door hem ge
schreven brieven, een vertwijfelde. Dit is
van belang in zooverre men geneigd zou
zijn om in zijn werken een neerslag van zijn
gemoedsstemmingen te zoeken. Hoe zouden
op deze wijze drie in hun karakter zoo ver
schillende werken te verklaren zijn? Wel
moet Mozart's fantasie onafhankelijk van de
uiterlijke omstandigheden gewerkt hebben
om zoo kort na elkaar de zonnige symphonic
in Es, de sombere, pessimistische in g kl. t.
en de majestueuze In C te scheppen. De g
min.-symphonie stiet in Mozart's tijd nog al
op kritiek: Men verweet den componist zijn
jagen naar dissonanten maar de sym-
phonie in C verwierf destijds reeds zóó groote
bewondering, dat men er den oppersten der
Olympische goden mede verbond. Die bewon
dering was natuurlijk voornamelijk gegrond
op de kunstige structuur der finale, waarin
een viertal thema's, ten deele fugatïsch. ver
werkt zijn. Echter is de titel ..Symphonie met
slotfuga" onjuist, want de finale is. ondanks
de episodisch optredende fugatische gedeel
ten. in den hoofdvorm der sonate geschreven.
Als hoofdthema treedt op een uit heele noten
bestaand motief c, d. f. e. dat getransponeerd,
ook voorkomt in de doorwerking van het
eerste hoofddeel zijner vioolsonate in Es. K.V.
481. Wij zullen dit thema I noemen. Even
later sluit zich daarbij aan een thema II. be
staande uit 'n rythmisch motief op dezelfde
noot en dalende achtsteiv-figuren; dit samen
vormt de hoofdthemagroep. De moduleerende
overgang naar het zangthema wordt bewerk
stelligd voor een fugatische verwerking van
I. gevolgd door een nieuw motief III, dat uit
dalende opvolgingen (sequenzen) van een
stijgende figuur, waartusschen een triller fi
guur zich doet hooren, samengesteld is. Het
zangthema (IV) bestaat uit de eerste helft
uitspringende halve noten, voor de tweede
uit achtsten in dezelfden opvolging als in II
voorkomen. Uit dit materiaal is nagenoeg het
heele verdere stuk opgebouwd; alleen de slot-
groep is vrij toegevoegd en doet overigens
geen dienst. Na de herhaling van het eerste
deel komt de doorwerking, waarin voorna
melijk de thema's I en II een rol spelen; voor
al II is in de menigvuldigste combinaties, zoo
wel in zijn oorspronkelijken vorm als in de
omkeering, dus in dit geval met stijgende
figuren, verwerkt. Het is op vele oogenblikken
alsof de instrumenten elkaar in de rede
vallen. Bij den terugkeer van het hoofdthema
I wordt dit van achter naar voren gelezen
beantwoord (spiegelcanon). Overigens ver-
looot de reprise zonder groote afwijkingen,
maar na beëindiging daarvan treedt de coda
(aanhangsel) in. aanvangend met een ver
werking van I. Daarna volgt een combinatie
van de thema's I. II. HI en IV als viervoudige
fug: aanvragend met III, waarbij zich dan
successievelijk I. IV en II voegen Deze gran
dioze slotcombinatie is het. die aan de finale
de onjuiste betiteling „slotfuga" heeft doen
geven: onjuist omdat het niet verder dan
de expositie eener fuga komt; terstond
daarop volgt het reeds genoemde vrije slot.
Maar een c.ontrapuntisch meesterstuk blijft
deze finale voor alle tijden, te bewonderens
waardiger omdat de ingewikkelde bouw den
gang en de frischheid geen oogenblik ver
stoort.
SHAW OVER ROMAN EN
TOONEEL.
Mijn stelsel is gebouwd op muziek.
Londen, 15 Augustus.
(Van onzen correspondent.)
Bernard Shaw is een stamgast van Mal
vern, waar elk jaar een tooneelfeest wordt
gehouden. Het tooneel van Malvern biedt dit
maal geen werk van den grooten Ier, maar
deze doet zich nochtans gelden in de lezingen
welke gewoonlijk met het festival samen
gaan. Hij heeft er juist gesproken over het
verschil tusschen romans en tooneelstukken.
Hij sprak uiteraard druk over zichzelf. „Ik
kan literatuur en drama maken", verklaarde
hij, want ik ben een tooneelschrijver, afge
scheiden van vele andere dingen. Ik kan
echter niet uitleggen hoe het gebeurt of waar
om het gebeurt. Ik schenk geen aandacht
aan mijn spijsvertering of aan mijn ademha
ling. Deze dingen gebeuren eenvoudig; en zoo
gebeurt ook het schrijven van mijn tooneel
stukken" Shaw had het verder over de vrij
heid welke de romanschrijver heeft en over
de beperking, welke de tooneelschrijver zich
op moet leggen. Hij kenschetste de vrijheid
van een man als Wells als ..glorieus". Zulke
vrijheid wordt den tooneelschrijver onthou
den.
„Toen ik mijn vriend Wells een vroeg"
ging G. B. S. voort, „waarom hij geen tooneel
stukken schrijft, antwoordde hij zeer juist
„dat er op een tooneel niets kan gebeuren".
Deze merkwaardige uitspraak achtte Shaw
in zekeren zin een diepe waarheid en in dit
velband herinnerde hij aan de beschuldiging,
welke hij zoo vaak naar het hoofd geslingerd
krijgt, dat de personen in zijn stukken niets
anders doen dan praten. Shaw vond dit een
eigenaardige beschuldiging omdat er nog
nooit een tooneelstuk is geweest waarin iets
anders werd gedaan dan praten. Tooneelstuk
ken waren immers opgebouwd van praat en
van niets anders. Maar de romanschrijver had
de heele wereld voor actie en, als in het geval
van Wells, zelfs het heelal. Hij had gewerkt
op de maan en hij had bezoekers van Mars
gehad. Vele romanschrijvers van groote be
gaafdheid, verwend door hun vrijheid en
hun ruimte, konden geen tooneelstukken
schrijven ómdat ze hun zooveel beperking
van ruimte en vrijheid oplegden.
„Mijn methode, mijn stelsel, men traditie",
vervolgde Shaw, „is gebaseerd op de mu
ziek en heelemaal niet op de literatuur. Ik
werd opgevoed met muziek toen ik jong was.
Ik las weinig tooneelstukken omdat ik er geen
vat op kon krijgen, met uitzondering natuur
lijk van Shakespeare die als moedermelk voor
me was. Wat mij werkelijk interesseerde was
muzikale ontwikkeling. Wanneer ge opera's
en symphonieen bestudeert zult ge een nut
tige aanwijzing vinden voor mijn eigen bij
zondere schrijverij. Indien ge grootsch poë
tisch tooneelwerk wilt scheppen, moet ge een
grondgedachte hebben, een thema, zooals
Beethoven had in zijn symphonieen, en op dit
;hema blijven hameren."
Shaw besloot met uit te leggen dat hij zich
geheel moest laten leiden door bezieling. Een
tooneelstuk groeide in zijn gedachten en dan
zette hij het op papier. Ook de samenstelling.
de constructie, kwam vanzelfmaar hij
wilde daarmee niet zeggen dat iedereen het
kon.
Indien men het niet eens kan zijn met al
les wat Shaw opmerkte aan de juistheid van
de slotopmerking zal men niet kunnen twij
felen.
A. K. v. R.
CONRAD KICKERT.
Als een oud-medewerker van Haarlem's
Dagblad ridder van het Legioen van Eer
wordt mag daarvan hier ter plaatse wel mel
ding gemaakt worden. Kickert. bovendien
oud-Haarlemmer, is deze eer in de vorige
maand ten deel gevallen en als jaren lang
vriend van mijn voorganger in di: blad, heb
ik mij instantelijk tto hem gewend ter nadere
informatie of hij zich wèi bevond, of het heel
erg geweest was en of zich geen verdere com
plicaties bij het ongeval zouden voordoen. En
dan vooral: hoe het gekomen was!
Als Kickert nog Haarlemmer was en niet,
als nu, al bijna dertig jaar Parijzenaar. zou
ik mijn informatie stellig anders ingekleed
hebben. Met den eerlijken charmeur, die hij
bij het klimmen der jaren gebleven is, kan
men zich een loopje veroorloven. De lichte
lucht van Frankrijk heeft belet dat zijn blon
de lokken te snel vergrijsden. Ergens van de
kust der Middelandsche Zee kwam dan ook
prompt het antwoord op mijn onbescheiden
heden, een antwoord, zooals ik dat verwacht
te: leuk. luchtig en eerlijk, als van iemand
wien een bepaalde levenspose tot een onaan
vechtbare natuurlijkheid geworden is. Let
wel, mijne braven, dat dit gansch wat anders
beduidt, dan dat iemand eenvoudig een po
seur zou zijn. De poseur van professie mist
continuieteit en consequentie, is meestentijds
dom en doet bescheiden. Kickerfs levenshou
ding is altijd-door een absoluut natuurlijk
enthousiasme om zijn eigen existentie ge
weest. bovendien is hij schrander en verdoe
zelt zijn eerzucht allerminst. Dat maakt den
man als mensch en vriend, sympathiek en ons
bereid zijn verdere, niet te miskennen ver
diensten grif te erkennen.
Zijn enthousiasme en zijn eerzucht. Door
deze beide zijn naar ik meen de quali-
teiten die hij bij zijn geboorte meebracht, op
gestuwd en vruchtbaar gemaakt. Le ru'oan
rouge, het roode lint van het eerelegioen, is
een passende belooning voor het enthousisme
evengoed als een erkenning der qualiteiten
Hoe het zoo gekomen is? Ja. schrijft hij mij.
„dat krijg je zoo als je er zelf niet om vraagt
en je een paar vrienden hebt. die vinden, dal
je het waard bent". Die leukerd! En hij voegt
er aan toe: „dat andere Hollanders als Jong
kind en Van Gogh het roode lint nooit ge
kregen hebben, en ik wèl, bewijst dat ik meer
mondain ben".
Ik geef toe door zoo'n antwoord volkomen
ontwapend te zijn. Tegen die frankheid van
verhoudingen-zien legt zelfs des duivels iro
nie het af. Maar de krantenman in mij wil
nog wel wat meer weten en gebruik maken
van wat de Fransche kranten hebben mee
gedeeld. Ik geloof dan, niet mis te tasten als
ik vermoed dat Frankrijk onzen vriend in de
eerste plaats uit gevoel van erkentelijkheid
voor zijn enthousiasme heeft onderscheiden.
Kickert heeft een goed -deel van zijn ver
mogen opgeofferd om, vooral na 1914, de
Fransche schilderkunst en de Fransche schil
ders, die hem na stonden in Holland te pro-
pageeren. Ook zijn Hollandsche tijd- en bent-
genooten hebben, ik heb daar vroeger hier
al eens op gewezen, op niet onbelangrijke
wijze van zijn activiteit geprofiteerd. In
plaats van hem daarvoor een lint aan te bie
den. hebben zij vaak geen draad aan hem
heel gelatenwat nu zoo eenmaal onze
manieren zijn. Zijn eigen kunstverzameling,
met overwegend werken van Le Fauconnier.
Gromaire, Alix etc.. heeft hij voor het nieuwe
gemeentemuseum in Den Haag weggeschon
ken (lees ik in het weekblad Beaux-Arts). In
datzelfde blad lees ik ook, dat hij op zijn
kosten een stedelijk-Fransch-Ho!landsch mu
seum gesticht heeft. Dit- laatste, amice, is
waarschijnlijk een journalistieke flater, want
ik zou niet kunnen vermoeden waar he:
staat, als een landgenoot van je er mij naar
vraagt. Op Texel misschien of in Gorssel?
Enfin ik zal hem dan in de toekomst maar
naar Den Haag sturen. Daar komt hij best
terecht, en aan Kickert's verdienste voor de
Fransche kunstpropaganda doet dat niets af.
Zijn nieuwe mede-ridders van de Juli-maand
hebben zich daarvoor eveneens verdienstelijk
gemaakt. Zoo de archeoloog Leon Rey die de
zelfde propaganda in Joego-Slavië, de schil
ders Aston Knight en Henri Farré die ze in
Amerika, en de heer Jean Charpentier, die
ze in Parijs zelf voerden.
Heb ik u al niet een kwart eeuw
gezegd, dat ge een geboren animator en pro
pagandist waart! Die zijn have en goed voor
zijn bedrijvigheid over had! En dan placht ge
te antwoorden: „maar vóór alles wil ik schil
deren". Welnu, de goden hebben Kickert ook
dat toegestaan en behalve in het Amster-
damsch Suasso-museum is zijn werk in de
musea van Grenoble, Belfort en Havre te vin
den en zijn er schilderijen van hem naar
Amerika en Japan geexporieerd. Hij is een
.teehnicien de la peinture" geworden die in
het schilderland bij uitnemendheid, in Parijs,
"urore maakte door zijn, op Hollandsche de
gelijkheid berustende kunde, en een ..artiste"
die door zijn eciectischer. goeder, smaak en
warm temperament tallooze dir.gen van
waarlijkè schoonheid het leven geschonken
heeft. Onze oud-collega aan deze krant staat
thans in de volle kracht van zijn veelzijdige
potentie, even de vijftig gepasseerd, heeft hij
nog velerlei mogelijkheden vóór zich. Zooals
wij, hem kennende, hem de onderscheiding
gegund en hem er geluk mee gewenscht heb-
be. zoo moge dit bericht er over hem het be
wijs zijn, dat ook in Haarlem belangstelling
in het doen en laten van den oud-stadgenoot
is blijven bestaan.
J. H. DE BOIS.
16 Aug. '34,
Deze week vertoonen alle drie bioscopen re
prises. Wel een teeken, hoezeer de film op de
belangstelling van het uitgaand publiek kan
blijven rekenen, zelfs in perioden, waarin
men over de heele linie van het amusements
bedrijf steen en been klaagt. Daar over de
hoofdfilms reeds eerder het een en ander
gezegd is. kunnen we ons hier voornamelijk
bepalen tot het bij program, dat overal is ge
wijzigd.
Luxor heeft de avondvoorstellingen welis
waar in denzelfden vorm van de vorige week
bestendigd, maar in de matinée's krijgt men
een nieuw program te genieten, dat mede op
de vaeantie van de kinderen is ingericht.
Merkwaardig is het samentreffen van de
twee laatste films van Laurelen Hardy in
een en dezelfde week. In Luxor loopt 's avond
Zonen van de woestijn, hier te lande met
den minder gelukkigen naam Pechvogels
aangediend (wanneer is dit tweetal géén
pechvogels!) en in Cinema Palace gaat Fra
Diavolo. Een bijzondere gelegenheid voor de
liefhebbers, die dit stel komieken in de laat
ste fase van hun ontwikkeling willen bestu-
deei'en, biedt de onderlinge vergelijking van
deze twee wel zeer vermakelijke en op goed
peil staande clownerieën.
Laurel en Hardy hebben zich in deze twee
films wel zeer verfijnd en getemperd, wat
het effect van hun komisch talent ten goede
komt. Een tweede verbetering is, dat ze in
deze beide werken optreden in een boeiender
omgeving dan we vroeger van hen gewend
waren. Zoowel het kader van de romantische
roovers, edellieden en soldaten uit Fra Dia
volo als dat van de feestvierende leden der
geheimzinnige orde der Zonen van de Woes
tijn biedt veel aantrekkelijks ook op die oogen
blikken, waarin de beide grappenmakers van
het doek zijn verdwenen. Dat men ze niet
meer doorloopend ziet. geeft tevens een aan
gename afwisseling en doet de aandacht bij
hun wederoptreden sterker gespannen zijn.
Het is jammer, dat men Pechvogels niet
geheel gezuiverd heeft van de ballast van
het verleden, waarin ae smijterij den boven
toon voerde. Mevrouw Hardy is voor een film
met zooveel fijne trekjes als deze wat al te
hardhandig, al is het slot zeer vermakelijk
waarin haar toorn, in letterlijken zin op het
hoofd van haar echtgenoot neerkomt, zulk
een orkaan verwekt, dat zelfs bij buurman
Laurel de schilderijen van den wand vliegen!
Aardig overigens, om de beide brave kerels,
die we alleen als zwei-vers kennen, ook eens
bij hun vrouw thuis te zien!
Behalve de reprise van Fra Diavolo biedt
Cinema Palace een zeer goeden buikspreker,
een Spanjaard, die zich echter met Duitsch
weet te behelpen Ook is er een belangwek
kende bij-film, Zadel-sensaties, welke op sug
gestieve wijze allerlei vormen van paarden-
dressuur weergeeft. Het filmnieuws vertoont
een uitgebreide reeks voortreffelijke opna
men van Hindenburg's begrafenis. Verder
krijgt men oa. episoden uit het Internatio
nale Athletische Concours in het Amster-
damsche Stadion te zien, het huwelijk van
Lien Deyers, enkele foto's ter herdenking van
dr. Berlage en een grappig tafereel van boeg-
sprietloopen boven het water van een oud
Friesch stadje.
Dr. Berlage en Lien Deyers maken ook deel
uit van het voorprogram in Rembrandt, waar
voor Polygoon bovendien nog enkele opnamen
van het filmbal in het Casino te Zandvoort
heeft gemaakt. Een paar nieuwe attracties
naast het geprolongeerde Mein Herz ruft
nach Dir bieden de alleraardigste gekleurde
teekenfilm van twee door de wolf belaagde
biggetjes en de „beeldhouwer" Hermes, die op
he: tooneel prachtige schilderijen toovert van
levend materiaal, bestaande uit twee vrou
wen en een voortreffelijk gedresseerde haze
windhond.
H. G. CANNEGIETER. 1
Kindermatinée in Luxor. i
Deze week maakt een speciale kinderma
tinée deel uit van het programma dat in het
Luxor Sound-Theater draait. En net als bij
het programma voor de volwassenen sluit
een variété-nummer aan bij het zuiver fil
misch gedeelte van wat er geboden wordt.
Dit variété-nummer wordt gevorand door
Herma's oud-Hollandsche Poppenkast. Het
was Vrijdagmiddag niet vol in „Luxor", maar
de volgende dagen zal de belangstelling zeker
grooter zijn en dan zal de vertooner meer
contact met zijn jeugdig ge,hoor krijgen,
waaraan het nu nog al eens ontbrak.
Vertoond werd de geschiedenis „Piet gaat
de wereld in", waarin de jeugdige toeschou
wers zagen hoe Jan Klaassen moet verhui
zen, zijn zoon Piet een verloren gewaand
prinsesje vindt en daarvoor een belooning
van den Koning krijgt. Tenslotte zien we Piet
Klaassen als circus-artist en bij de Zoeloes.
Het is een aardige geschiedenis, goed voor
gedragen met een paedagogisch tintje.
Dat de film „De verliefde loodgieter" een
paedagogische strekking heeft, zouden wij
niet willen beweren. Maar Buster Keaton. de
filmacteur met het altijd-strakke gezicht,
laat de kinderen danig lachen. In ieder geval
is het een film, waarin danig lawaai wordt
gemaakt en de spelenden herhaaldelijk over
elkaar rollen, wat natuurlijk altijd de lach
spieren in beweging brengt.
U weet het dus: er is een kindermatinée in
Luxor en't is nog vaeantie!
(Adv. Ingez. Med.)
Eroïca. Roman door
Tlieun de Vries. Arnhem.
Van Loghum Slater us
Uitg. Mij.
Ondoorgrondelijk zijn de wegen van liet
Fatum. Waarom moest nu uitgerekend deze
auteur Theun heeten! Na Theun de nacht
wacht is hij de eerste Theun in de Hol
landsche letteren en het is niet zijn schuld
dat die voornaam wel familjaar, doch wei
nig romantisch klinkt. Wij zijn geen vriend
van pseudonymen maar kunnen toch waar-
deeren dat, voor den welstand, Gabriele
d' Annunzio zijn familienaam Raapje (Rapa-
guetta) in den steek liet. Hoeveel Theunen
de Vries zullen er bovendien in en buiten
Friesland niet te vinden zijn al zijn ze dan
misschien de auteur van een. Handleiding
voor het Schaatsenrijden of redacteur van
de Winschoter Sportrubriek? Het is natuur
lijk vreeselijk bekrompen en kleinzielig als
wij ons daar aan de signatuur niet stooten
en om de Rembrandt van Theun en de
Eroïca van Theun glimlachen.
Het onwillekeurig contrast tusschen het
verhevene en het gelijkvloersche treft en
de kunstenaars, die bijna zonder uitzondering
graag met hun doopnaam paradeeren, kon
den dat vermijden. De familiariteit waarmee
we verzen zeggen van Hein en schilderijen
bekijken van Jaap, is eigenlijk nog al mal.
Maar het is een ingewortelde aanstellerij, die
nog wel een tijdje duren zal.
De schrijver van deze Eroïca is een fel
romanticus, het boek zelf een boeiend ver
haal van een revolutie, van de voorbereiding
tot de overwinning, waardoorheen de liefde
draden spon die nu eens afknappen, dan
weer een steunpunt en een bevrediging vin
den.
Er is de geromantiseerde strijd van het
communisme tegen de georganiseerde demo
cratie, die de macht heeft, en in dien strijd
de verschillende typen die er leidende po
sities innamen, op boeiende wijs geteekend.
Daar hebben we Lucka, de onparlementaire
volksleider, de beide vrienden Cyril en
Andreas, waarvan de eerste van den ouden
adel uit naar het communisme is overge
gaan en de tweede, Andreas in zijn dichter
lijken aanleg den grond vindt voor die over
gang. Dan de sluwe Anthiades die door een
"onverwoestbare mensc'nverachting tot zijn
dubbele rol van partijgenoot-spïon-verrader
geraakt. Hij en Lucka zijn wel de meest vol-
uit-geteekende typen in dit spel van men-
schen die een betere wereld wenschen en
malkander dus ten doode toe bestrijden, oml
dat ze eikaars middelen afkeuren.
Tusschen deze mannen bewegen zich vier
vrouwen. Door haar laat Theun de Vries de
liefde haar spel spelen, spel dat zich zelfs
door geen revolutie onderbreken laat. en
evenveel varianten heeft als het eeuwenoude
schaakspel biedt. Andreas en Lydia, Cyril en
Ailessandra, Lucka en het meisje uit de
modezaakdrie gevallen die alle tragisch
verloopen, zooals dat in zulke fel-bewogen
tijden past. Cynl heeft zelfs geen vermoeden
van Allesandra's liefde voor hem en deze
arme redt zich door een offer dat haar en
den gehaten politie-commissaris het leven
kost. De lezer bemerkt dat wij hier een roman
hebben, die niet, naar vaderlandse!) gebruik,
rustig vortkabbelt door burgerlijke interieurs,
langs kopjes thee en huiselijk misverstand.
Daar gebeurt wat in de volkswijk Platowiez
en het h-ooger gelegen aristocratische Del-
brück. Theun de Vries houdt er den gang in.
Hij heeft ongetwijfeld de gave der phantasie.
en het vermogen zijn beelden tot een impo
sant geheel op te bouwen. Hij is een echte
romancier, met een blijkbare gemakkelijk
heid van schrijven, die den indruk wekt, dat
hij na deze ruim 400 pagina's er nog even ge
makkelijk een paar honderd bij zou kunnen
leveren, Niet te onderschatten prestaties, die
hier in ieder geval een onafgebroken boeiend
boek hebben opgeleverd waaraan de lezer zijn
genoegen royaal beleven zal.
J. Greshoff. Gedichten
(1907—1934). Een volledi
ge uitgave der gedichten,
in 600 ex. gedrukt. Den
Haag, Boucher.
Het is mij nooit- geheel klaar geworden,
waarom er bij zoo velen tegen Greshoff's lit
teraire productie bezwaren bestaan. Men
neemt hem, wiens haren reeds grijsden, een
zekere permanente studentikoosheid in de
expressie kwalijk, terwijl men hem om zijn
voortdurende jeugd in de levenshouding zou
moeten benijden en vergeet zijn achter alles
schuilgaande gevoeligheid te erkennen.
Er is ongetwijfeld een zeker dualisme in
hem maar in wien niet? hetgeen zijn
vriend, de dichter J. C. Bloem die een in-
i leiding voor deze uitgaaf schreef, misschien
juist aangeeft als hij Greshoff een „epicuris-
tisch pessimist"noemt. Dat hij het goede der
aarde waardeert staat vast. doch zijn pessi
misme zal niet verder gaan dan dat hij zich
nu eenmaal geen knollen voor citroenen laat
verkoopen. Hij is een rationalist in de poezy
cn persoonlijk waardeer ik darom zijn Pro
Domo (uit 1S32) misschien het meest van al.
Wat men onder ..dichterlijkheid" verstaat is
daaraan misschien vreemd, maar wel zeer zel
den werd in gebonden vorm zoo eerlijk open
hartig het eigen-ik blootgelegd. Het aan
Stendhal ontleende motto voor deze regels is
wel ter plaatse: „deze man haat dik-doenerij
het tante-zegsfcertje van de huichelarij".
En nergens vond ik Greshoff zuiverder ge
typeerd dan in zijn eigen slotregels van dat
Pro Do-mo als hij zichzelf tot op het hemd
heeft uitgekleed:
„En de olifant met zijn langen snuit
Hij blaast naar over ouden trant
't Vertelsel en het kleine leven uit.
Dag lieve zon, ik ga in de kajuit.
Bespaar mij snotterstukjes in de krant,
Den spreker aan de groeve, hol en luid:
Stop me maar stiekum ergens onder 't zand
Geen kransen en geen uitgehouwen zerken
Geen commentaren, geen complete werken.
Alléén een vrouw die snikt achter haar
hand'
Met deze „door den dichter zelf verzorgde,
volledige uitgave zijner gedichten" is Greshoff
de uitgaaf der complete werken alvast zelf
vooruitgeloopen. Daarmee een paar andere
versregels uit hetzelfde Pro Domo getrouwe
lijk volgend:
„Verafschuw de principes en verander!'
.Een eerlijk man is iedren dag een ander'
Behalve een uitnemend journalist is de heer
Greshoff een uitzonderlijk litterator, zeker.
maar voor alles een levend menschaan
wien niets menscheiijks vreemd bleef. Een moei.
lijk te missen figuur in de kunst der letteren
wien de .gang naar de kajuit nog lang be
spaard moge blijven.
5 Aug. 1934.
J. H. DE BOIS.
Wij ontvingen nog:
B. Stroman. René Francois Aristide N. N.
Uitg. Brusse, Rotterdam.
A. den Hertog. Menschen op Zicht. A. W.
Sijthoff's Uitg. Mij. Leiden.
P. Hilarion Thans. Vertellen, I. I. Romen en
Zonen, Roermond.
Sam. Goudsmit. De een zijn doodEm.
Querido Uitg. Mij.. Amsterdam.
Ben van Eysselsteyn. Zeven Fantomen Uitg.
't Gildeboek, Den Haag.
Nederlandsche Folklore door G. J.
van Agtmaal. Uitgave fa. Vroom
en Dreesmann.
De volkskleederdrachten, typisch voor be
paalde gedeelten van ons land, komen meer
en meer in het gedrang. Dat valt niet te ont
kennen, helaas. Het is trouwens een verschijn
sel dat niet tot ons eigen land beperkt blijft.
Ook is het waar, dat velen onzer nog steeds
vreemd staan tegenover kleederdrachten, die
wij plotseling in eigen woonplaats in een en
kel exemplaar zien. Maar al te vaak kunnen
wij de herkomst niet thuisbrengen van den
drager of de draagster. Iedere poging om op
dit terrein meer kennis te brengen, mag
worden toegejuicht en daarom ook mag het
van den heer Agtmaal een gelukkige gedachte
worden genoemd in een serie van 28 legplaten
de Nederlandsche volkskleederdrachten te il-
lustreeren. Deze legplaten zullen speciaal ter
gelegenheid van de Nederlandsche Reisweek
van 2028 Augustus worden verkrijgbaar ge
steld door de fa. Vroom en Dreesmann, die de
uitgave ervan op zich heeft genomen. De pla
ten zijn smaakvol en goed uitgevoerd, het leg
gen is een aangename vacantiebezigheid.
Dr. van Genechten's Zonderlinge
Ondernemer en de Meerwaarde
Bij D. J. Tjeenk Willink en Zoon N.V. te
Haarlem is uitgegeven: dr. van Genechten's
Zonderlinge Ondernemer en de Meerwaarde,
kritiek op „Verminderde Meeropbrengsten"
door dr. R. van Genechten, redacteur van de
Economist, van de hand van mej. dr. E. C.
van Dorp.
G. Nolst Trenité: English Phrases
and Catchwords.
Bij H. D. Tjeenk Willink Zoon N.V. te
Haarlem is verschenen English Phrases and
Catchwords in Dialogues en Playlets van G.
Nolst Trenité. Zooals de naam reeds voor
spelt zijn in korte schetsen en samenspraken
vele echt Engelsche uitdrukkingen gebezigd,
die bij de studie van het Engelsch een belang
rijk onderdeel vormen. Zij zijn. zooals de
samensteller schrijft, gerangschikt in logisch
zinsverband, waardoor de uitdrukking den
leerling eigen wordt.
Ir. B. Wigersma: Het wezen
van het fascisme.
Ir. B. Wigersma heeft een boek geschreven
over Het wezen van het fascisme, dat uit
gegeven is bij de N.V. Uitgeversmaatschappij
C. A. j. van Dishoeck te Bussum. De schrijver
behandelt het begrip van den staat, het be
grip der vrijheid, de practische conclusies van
het fascisme uit eigen leer, vorstenhuis en
leider en ten slotte het fascisme, onze Neder
landsche volksaard en de rassenvraag.
De heer uit San Francisco
door Iwan Boenin.
Van de hand van Iwan Boenin is ver
schenen bij J. Philip Kruseman in Den Haag
een 9-tal schetsen, gebundeld onder den
naam van De heer uit San Francisco, het
eerste verhaal. De schetsen spelen op een
stoomschip in de Middellandsche Zee, op
Colombo, in Algiers en Rusland. Door zijn
vele reizen heeft de schrijver een ruimen blik
gekregen en weet hij de sfeer van de plaatsen
der handelingen uitstekend te treffen. Het
boek is uit het Russisch vertaald door S.
van Praag.
Op zoek naar oermenschen.
„Op zoek naar oermenschen" is verschenen
bij J. J. Romen en Zonen te Roermond-
Maaseik.
In dit boek, dat in zeer eenvoudige taal is
geschreven geleidt de oud-missionaris H.
Geurtjens zijn lezers door de binnenlanden
van Nieuw-Guinea. Verkenningstochten wor
den gemaakt te water en te land. op zoek
naar primitieve menschen, die ook gevonden
worden.
Een interessant boek met vele illustraties.
Leert Aveer zien!
Door Elsbeth Friedriclï.
Verschenen is in Santpoort bij de N.V. Uit
geverij v.h. C. A. Mees: Leert weer zien! een
handleiding voor het zelf behandelen van
gezichtsstoornissen cn het verkrijgen van
grootere gezichtsscherpte voor ooglijders en
gezonden, volgens de beginselen van dr. w. H.
Bates, oogarts te New York, samengesteld door
Elsberth Friedrlchs, vertaald naar den 6en
Dui.tsch.en druk.