LiTTEHEIM li SCui! Radiomuziek der week BIOSCOOP. HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN. Nieuwe Uitgaven ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1934 HAARLEM'S DAGBLAD EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONG Een violist van zeer buitengewone hoeda nigheden zal Zondag voor de Nederlandsche microfoon spelen: Vasa Prihoda. Hij is af komstig uit Tschecho-Slowakije, het land dat. toen het nog Bohemen heette, een Sevcik, een Ondricek, een Kubelik opleverde en dat dus op violistisch gebied een goede reputatie heeft. In het bijzonder schijnt het virtuose element den Tschechischen violisten in het bloed te zitten, al heeft men bij een hunner meest bekende vertegenwoordigers, Josef Suk, die zich altijd bescheiden met de tweede plaats in het oude Boheemsche Strijk kwartet vergenoegd heeft, daar nooit iets van bemerkt. Maar Ondricek was een volbloed virtuoos en Jan Kubelik een nog vollerbloed, van wien in zijn jonge jaren zelfs de meest fantastische verhalen in omloop waren. Vasa Prihoda nu moet allen in de schaduw stel len. die als vioolvirtuozen althans van dezen tijd uitblinken. Zelf heb ik hem tot dusver nooit hooren spelen, maar een mijner kennissen, een uit muntend violist, en dus tot oordeelen In staat, gaf mij kort geleden een beschrijving van Prihoda's spel. Volgens mijn zegsman moet dit in technisch opzicht de stoutste voorstel lingen overtreffen enis Prihoda een der wei- ningen die een stuk als het vioolconcert in D van Paganini zóó spelen kan, dat men de technische moeilijkheden niet meer gewaar wordt en het in muzikaal opzicht vrij holle werk met interesse beluistert. Dit vermogen nog enkele, maar Prihoda doet nog meer: hij beperkt zich niet tot den authentieken tekst, maar fantaseert er nog de meest onmogelijke schijnende figuren bij, evenals Paganini zelf dat in zijn tijd deed. En dat alles komt er met e enverbluffend gemak uit. Hij is dus een Paganïni-vertolker par excellence. Daarom Is het eigenlijk jammer, dat hij geen werken van dien meester te Scheveningen zal spe len; te meer omdat zijn voordracht der klas sieken lang niet op dezelfde hoogte moet staan. Bij een concert van Mozart past geen vir tuoos bijmaaksel. Zulke muziek lijkt een voudig. en toch is de volmaakte weergave er van hoogst moeilijk. Maar het is een soort van moeilijkheid, die vele echte virtuozen niet gewaar worden, omdat het technische hun geen zorgen baart. Dus zullen we ten opzichte van Prihoda's Mozartvertolking een afwach tende houding dienen aan te nemen. Nu een der beroemdste orkestwerken, Mo zart's Jupitersymphonie. op twee opeenvol gende dagen door Nederlandsche omroepver- eenigingen respectievelijk uit Hilversum 'Maandag) en Huizen 'Dinsdag) zal worden uitgezonden, schijnt het me niet ondienstig op een en ander van deze svmphonie weer eens de aandacht te vestigen. Binnen den tijd van 3 maanden, in den zomer van het jaar 1788. ontstonden de drie svmphomeën in Es, g mineur en C. K V. 543, 550 en 551, kort nadat de opera „Don Gio vanni" den componist veel roem. maar weinig of geen materieele winst gebracht had. Mo zart's stemming was, als men die mag be- oordeelen, uit in dien tijd door hem ge schreven brieven, een vertwijfelde. Dit is van belang in zooverre men geneigd zou zijn om in zijn werken een neerslag van zijn gemoedsstemmingen te zoeken. Hoe zouden op deze wijze drie in hun karakter zoo ver schillende werken te verklaren zijn? Wel moet Mozart's fantasie onafhankelijk van de uiterlijke omstandigheden gewerkt hebben om zoo kort na elkaar de zonnige symphonic in Es, de sombere, pessimistische in g kl. t. en de majestueuze In C te scheppen. De g min.-symphonie stiet in Mozart's tijd nog al op kritiek: Men verweet den componist zijn jagen naar dissonanten maar de sym- phonie in C verwierf destijds reeds zóó groote bewondering, dat men er den oppersten der Olympische goden mede verbond. Die bewon dering was natuurlijk voornamelijk gegrond op de kunstige structuur der finale, waarin een viertal thema's, ten deele fugatïsch. ver werkt zijn. Echter is de titel ..Symphonie met slotfuga" onjuist, want de finale is. ondanks de episodisch optredende fugatische gedeel ten. in den hoofdvorm der sonate geschreven. Als hoofdthema treedt op een uit heele noten bestaand motief c, d. f. e. dat getransponeerd, ook voorkomt in de doorwerking van het eerste hoofddeel zijner vioolsonate in Es. K.V. 481. Wij zullen dit thema I noemen. Even later sluit zich daarbij aan een thema II. be staande uit 'n rythmisch motief op dezelfde noot en dalende achtsteiv-figuren; dit samen vormt de hoofdthemagroep. De moduleerende overgang naar het zangthema wordt bewerk stelligd voor een fugatische verwerking van I. gevolgd door een nieuw motief III, dat uit dalende opvolgingen (sequenzen) van een stijgende figuur, waartusschen een triller fi guur zich doet hooren, samengesteld is. Het zangthema (IV) bestaat uit de eerste helft uitspringende halve noten, voor de tweede uit achtsten in dezelfden opvolging als in II voorkomen. Uit dit materiaal is nagenoeg het heele verdere stuk opgebouwd; alleen de slot- groep is vrij toegevoegd en doet overigens geen dienst. Na de herhaling van het eerste deel komt de doorwerking, waarin voorna melijk de thema's I en II een rol spelen; voor al II is in de menigvuldigste combinaties, zoo wel in zijn oorspronkelijken vorm als in de omkeering, dus in dit geval met stijgende figuren, verwerkt. Het is op vele oogenblikken alsof de instrumenten elkaar in de rede vallen. Bij den terugkeer van het hoofdthema I wordt dit van achter naar voren gelezen beantwoord (spiegelcanon). Overigens ver- looot de reprise zonder groote afwijkingen, maar na beëindiging daarvan treedt de coda (aanhangsel) in. aanvangend met een ver werking van I. Daarna volgt een combinatie van de thema's I. II. HI en IV als viervoudige fug: aanvragend met III, waarbij zich dan successievelijk I. IV en II voegen Deze gran dioze slotcombinatie is het. die aan de finale de onjuiste betiteling „slotfuga" heeft doen geven: onjuist omdat het niet verder dan de expositie eener fuga komt; terstond daarop volgt het reeds genoemde vrije slot. Maar een c.ontrapuntisch meesterstuk blijft deze finale voor alle tijden, te bewonderens waardiger omdat de ingewikkelde bouw den gang en de frischheid geen oogenblik ver stoort. SHAW OVER ROMAN EN TOONEEL. Mijn stelsel is gebouwd op muziek. Londen, 15 Augustus. (Van onzen correspondent.) Bernard Shaw is een stamgast van Mal vern, waar elk jaar een tooneelfeest wordt gehouden. Het tooneel van Malvern biedt dit maal geen werk van den grooten Ier, maar deze doet zich nochtans gelden in de lezingen welke gewoonlijk met het festival samen gaan. Hij heeft er juist gesproken over het verschil tusschen romans en tooneelstukken. Hij sprak uiteraard druk over zichzelf. „Ik kan literatuur en drama maken", verklaarde hij, want ik ben een tooneelschrijver, afge scheiden van vele andere dingen. Ik kan echter niet uitleggen hoe het gebeurt of waar om het gebeurt. Ik schenk geen aandacht aan mijn spijsvertering of aan mijn ademha ling. Deze dingen gebeuren eenvoudig; en zoo gebeurt ook het schrijven van mijn tooneel stukken" Shaw had het verder over de vrij heid welke de romanschrijver heeft en over de beperking, welke de tooneelschrijver zich op moet leggen. Hij kenschetste de vrijheid van een man als Wells als ..glorieus". Zulke vrijheid wordt den tooneelschrijver onthou den. „Toen ik mijn vriend Wells een vroeg" ging G. B. S. voort, „waarom hij geen tooneel stukken schrijft, antwoordde hij zeer juist „dat er op een tooneel niets kan gebeuren". Deze merkwaardige uitspraak achtte Shaw in zekeren zin een diepe waarheid en in dit velband herinnerde hij aan de beschuldiging, welke hij zoo vaak naar het hoofd geslingerd krijgt, dat de personen in zijn stukken niets anders doen dan praten. Shaw vond dit een eigenaardige beschuldiging omdat er nog nooit een tooneelstuk is geweest waarin iets anders werd gedaan dan praten. Tooneelstuk ken waren immers opgebouwd van praat en van niets anders. Maar de romanschrijver had de heele wereld voor actie en, als in het geval van Wells, zelfs het heelal. Hij had gewerkt op de maan en hij had bezoekers van Mars gehad. Vele romanschrijvers van groote be gaafdheid, verwend door hun vrijheid en hun ruimte, konden geen tooneelstukken schrijven ómdat ze hun zooveel beperking van ruimte en vrijheid oplegden. „Mijn methode, mijn stelsel, men traditie", vervolgde Shaw, „is gebaseerd op de mu ziek en heelemaal niet op de literatuur. Ik werd opgevoed met muziek toen ik jong was. Ik las weinig tooneelstukken omdat ik er geen vat op kon krijgen, met uitzondering natuur lijk van Shakespeare die als moedermelk voor me was. Wat mij werkelijk interesseerde was muzikale ontwikkeling. Wanneer ge opera's en symphonieen bestudeert zult ge een nut tige aanwijzing vinden voor mijn eigen bij zondere schrijverij. Indien ge grootsch poë tisch tooneelwerk wilt scheppen, moet ge een grondgedachte hebben, een thema, zooals Beethoven had in zijn symphonieen, en op dit ;hema blijven hameren." Shaw besloot met uit te leggen dat hij zich geheel moest laten leiden door bezieling. Een tooneelstuk groeide in zijn gedachten en dan zette hij het op papier. Ook de samenstelling. de constructie, kwam vanzelfmaar hij wilde daarmee niet zeggen dat iedereen het kon. Indien men het niet eens kan zijn met al les wat Shaw opmerkte aan de juistheid van de slotopmerking zal men niet kunnen twij felen. A. K. v. R. CONRAD KICKERT. Als een oud-medewerker van Haarlem's Dagblad ridder van het Legioen van Eer wordt mag daarvan hier ter plaatse wel mel ding gemaakt worden. Kickert. bovendien oud-Haarlemmer, is deze eer in de vorige maand ten deel gevallen en als jaren lang vriend van mijn voorganger in di: blad, heb ik mij instantelijk tto hem gewend ter nadere informatie of hij zich wèi bevond, of het heel erg geweest was en of zich geen verdere com plicaties bij het ongeval zouden voordoen. En dan vooral: hoe het gekomen was! Als Kickert nog Haarlemmer was en niet, als nu, al bijna dertig jaar Parijzenaar. zou ik mijn informatie stellig anders ingekleed hebben. Met den eerlijken charmeur, die hij bij het klimmen der jaren gebleven is, kan men zich een loopje veroorloven. De lichte lucht van Frankrijk heeft belet dat zijn blon de lokken te snel vergrijsden. Ergens van de kust der Middelandsche Zee kwam dan ook prompt het antwoord op mijn onbescheiden heden, een antwoord, zooals ik dat verwacht te: leuk. luchtig en eerlijk, als van iemand wien een bepaalde levenspose tot een onaan vechtbare natuurlijkheid geworden is. Let wel, mijne braven, dat dit gansch wat anders beduidt, dan dat iemand eenvoudig een po seur zou zijn. De poseur van professie mist continuieteit en consequentie, is meestentijds dom en doet bescheiden. Kickerfs levenshou ding is altijd-door een absoluut natuurlijk enthousiasme om zijn eigen existentie ge weest. bovendien is hij schrander en verdoe zelt zijn eerzucht allerminst. Dat maakt den man als mensch en vriend, sympathiek en ons bereid zijn verdere, niet te miskennen ver diensten grif te erkennen. Zijn enthousiasme en zijn eerzucht. Door deze beide zijn naar ik meen de quali- teiten die hij bij zijn geboorte meebracht, op gestuwd en vruchtbaar gemaakt. Le ru'oan rouge, het roode lint van het eerelegioen, is een passende belooning voor het enthousisme evengoed als een erkenning der qualiteiten Hoe het zoo gekomen is? Ja. schrijft hij mij. „dat krijg je zoo als je er zelf niet om vraagt en je een paar vrienden hebt. die vinden, dal je het waard bent". Die leukerd! En hij voegt er aan toe: „dat andere Hollanders als Jong kind en Van Gogh het roode lint nooit ge kregen hebben, en ik wèl, bewijst dat ik meer mondain ben". Ik geef toe door zoo'n antwoord volkomen ontwapend te zijn. Tegen die frankheid van verhoudingen-zien legt zelfs des duivels iro nie het af. Maar de krantenman in mij wil nog wel wat meer weten en gebruik maken van wat de Fransche kranten hebben mee gedeeld. Ik geloof dan, niet mis te tasten als ik vermoed dat Frankrijk onzen vriend in de eerste plaats uit gevoel van erkentelijkheid voor zijn enthousiasme heeft onderscheiden. Kickert heeft een goed -deel van zijn ver mogen opgeofferd om, vooral na 1914, de Fransche schilderkunst en de Fransche schil ders, die hem na stonden in Holland te pro- pageeren. Ook zijn Hollandsche tijd- en bent- genooten hebben, ik heb daar vroeger hier al eens op gewezen, op niet onbelangrijke wijze van zijn activiteit geprofiteerd. In plaats van hem daarvoor een lint aan te bie den. hebben zij vaak geen draad aan hem heel gelatenwat nu zoo eenmaal onze manieren zijn. Zijn eigen kunstverzameling, met overwegend werken van Le Fauconnier. Gromaire, Alix etc.. heeft hij voor het nieuwe gemeentemuseum in Den Haag weggeschon ken (lees ik in het weekblad Beaux-Arts). In datzelfde blad lees ik ook, dat hij op zijn kosten een stedelijk-Fransch-Ho!landsch mu seum gesticht heeft. Dit- laatste, amice, is waarschijnlijk een journalistieke flater, want ik zou niet kunnen vermoeden waar he: staat, als een landgenoot van je er mij naar vraagt. Op Texel misschien of in Gorssel? Enfin ik zal hem dan in de toekomst maar naar Den Haag sturen. Daar komt hij best terecht, en aan Kickert's verdienste voor de Fransche kunstpropaganda doet dat niets af. Zijn nieuwe mede-ridders van de Juli-maand hebben zich daarvoor eveneens verdienstelijk gemaakt. Zoo de archeoloog Leon Rey die de zelfde propaganda in Joego-Slavië, de schil ders Aston Knight en Henri Farré die ze in Amerika, en de heer Jean Charpentier, die ze in Parijs zelf voerden. Heb ik u al niet een kwart eeuw gezegd, dat ge een geboren animator en pro pagandist waart! Die zijn have en goed voor zijn bedrijvigheid over had! En dan placht ge te antwoorden: „maar vóór alles wil ik schil deren". Welnu, de goden hebben Kickert ook dat toegestaan en behalve in het Amster- damsch Suasso-museum is zijn werk in de musea van Grenoble, Belfort en Havre te vin den en zijn er schilderijen van hem naar Amerika en Japan geexporieerd. Hij is een .teehnicien de la peinture" geworden die in het schilderland bij uitnemendheid, in Parijs, "urore maakte door zijn, op Hollandsche de gelijkheid berustende kunde, en een ..artiste" die door zijn eciectischer. goeder, smaak en warm temperament tallooze dir.gen van waarlijkè schoonheid het leven geschonken heeft. Onze oud-collega aan deze krant staat thans in de volle kracht van zijn veelzijdige potentie, even de vijftig gepasseerd, heeft hij nog velerlei mogelijkheden vóór zich. Zooals wij, hem kennende, hem de onderscheiding gegund en hem er geluk mee gewenscht heb- be. zoo moge dit bericht er over hem het be wijs zijn, dat ook in Haarlem belangstelling in het doen en laten van den oud-stadgenoot is blijven bestaan. J. H. DE BOIS. 16 Aug. '34, Deze week vertoonen alle drie bioscopen re prises. Wel een teeken, hoezeer de film op de belangstelling van het uitgaand publiek kan blijven rekenen, zelfs in perioden, waarin men over de heele linie van het amusements bedrijf steen en been klaagt. Daar over de hoofdfilms reeds eerder het een en ander gezegd is. kunnen we ons hier voornamelijk bepalen tot het bij program, dat overal is ge wijzigd. Luxor heeft de avondvoorstellingen welis waar in denzelfden vorm van de vorige week bestendigd, maar in de matinée's krijgt men een nieuw program te genieten, dat mede op de vaeantie van de kinderen is ingericht. Merkwaardig is het samentreffen van de twee laatste films van Laurelen Hardy in een en dezelfde week. In Luxor loopt 's avond Zonen van de woestijn, hier te lande met den minder gelukkigen naam Pechvogels aangediend (wanneer is dit tweetal géén pechvogels!) en in Cinema Palace gaat Fra Diavolo. Een bijzondere gelegenheid voor de liefhebbers, die dit stel komieken in de laat ste fase van hun ontwikkeling willen bestu- deei'en, biedt de onderlinge vergelijking van deze twee wel zeer vermakelijke en op goed peil staande clownerieën. Laurel en Hardy hebben zich in deze twee films wel zeer verfijnd en getemperd, wat het effect van hun komisch talent ten goede komt. Een tweede verbetering is, dat ze in deze beide werken optreden in een boeiender omgeving dan we vroeger van hen gewend waren. Zoowel het kader van de romantische roovers, edellieden en soldaten uit Fra Dia volo als dat van de feestvierende leden der geheimzinnige orde der Zonen van de Woes tijn biedt veel aantrekkelijks ook op die oogen blikken, waarin de beide grappenmakers van het doek zijn verdwenen. Dat men ze niet meer doorloopend ziet. geeft tevens een aan gename afwisseling en doet de aandacht bij hun wederoptreden sterker gespannen zijn. Het is jammer, dat men Pechvogels niet geheel gezuiverd heeft van de ballast van het verleden, waarin ae smijterij den boven toon voerde. Mevrouw Hardy is voor een film met zooveel fijne trekjes als deze wat al te hardhandig, al is het slot zeer vermakelijk waarin haar toorn, in letterlijken zin op het hoofd van haar echtgenoot neerkomt, zulk een orkaan verwekt, dat zelfs bij buurman Laurel de schilderijen van den wand vliegen! Aardig overigens, om de beide brave kerels, die we alleen als zwei-vers kennen, ook eens bij hun vrouw thuis te zien! Behalve de reprise van Fra Diavolo biedt Cinema Palace een zeer goeden buikspreker, een Spanjaard, die zich echter met Duitsch weet te behelpen Ook is er een belangwek kende bij-film, Zadel-sensaties, welke op sug gestieve wijze allerlei vormen van paarden- dressuur weergeeft. Het filmnieuws vertoont een uitgebreide reeks voortreffelijke opna men van Hindenburg's begrafenis. Verder krijgt men oa. episoden uit het Internatio nale Athletische Concours in het Amster- damsche Stadion te zien, het huwelijk van Lien Deyers, enkele foto's ter herdenking van dr. Berlage en een grappig tafereel van boeg- sprietloopen boven het water van een oud Friesch stadje. Dr. Berlage en Lien Deyers maken ook deel uit van het voorprogram in Rembrandt, waar voor Polygoon bovendien nog enkele opnamen van het filmbal in het Casino te Zandvoort heeft gemaakt. Een paar nieuwe attracties naast het geprolongeerde Mein Herz ruft nach Dir bieden de alleraardigste gekleurde teekenfilm van twee door de wolf belaagde biggetjes en de „beeldhouwer" Hermes, die op he: tooneel prachtige schilderijen toovert van levend materiaal, bestaande uit twee vrou wen en een voortreffelijk gedresseerde haze windhond. H. G. CANNEGIETER. 1 Kindermatinée in Luxor. i Deze week maakt een speciale kinderma tinée deel uit van het programma dat in het Luxor Sound-Theater draait. En net als bij het programma voor de volwassenen sluit een variété-nummer aan bij het zuiver fil misch gedeelte van wat er geboden wordt. Dit variété-nummer wordt gevorand door Herma's oud-Hollandsche Poppenkast. Het was Vrijdagmiddag niet vol in „Luxor", maar de volgende dagen zal de belangstelling zeker grooter zijn en dan zal de vertooner meer contact met zijn jeugdig ge,hoor krijgen, waaraan het nu nog al eens ontbrak. Vertoond werd de geschiedenis „Piet gaat de wereld in", waarin de jeugdige toeschou wers zagen hoe Jan Klaassen moet verhui zen, zijn zoon Piet een verloren gewaand prinsesje vindt en daarvoor een belooning van den Koning krijgt. Tenslotte zien we Piet Klaassen als circus-artist en bij de Zoeloes. Het is een aardige geschiedenis, goed voor gedragen met een paedagogisch tintje. Dat de film „De verliefde loodgieter" een paedagogische strekking heeft, zouden wij niet willen beweren. Maar Buster Keaton. de filmacteur met het altijd-strakke gezicht, laat de kinderen danig lachen. In ieder geval is het een film, waarin danig lawaai wordt gemaakt en de spelenden herhaaldelijk over elkaar rollen, wat natuurlijk altijd de lach spieren in beweging brengt. U weet het dus: er is een kindermatinée in Luxor en't is nog vaeantie! (Adv. Ingez. Med.) Eroïca. Roman door Tlieun de Vries. Arnhem. Van Loghum Slater us Uitg. Mij. Ondoorgrondelijk zijn de wegen van liet Fatum. Waarom moest nu uitgerekend deze auteur Theun heeten! Na Theun de nacht wacht is hij de eerste Theun in de Hol landsche letteren en het is niet zijn schuld dat die voornaam wel familjaar, doch wei nig romantisch klinkt. Wij zijn geen vriend van pseudonymen maar kunnen toch waar- deeren dat, voor den welstand, Gabriele d' Annunzio zijn familienaam Raapje (Rapa- guetta) in den steek liet. Hoeveel Theunen de Vries zullen er bovendien in en buiten Friesland niet te vinden zijn al zijn ze dan misschien de auteur van een. Handleiding voor het Schaatsenrijden of redacteur van de Winschoter Sportrubriek? Het is natuur lijk vreeselijk bekrompen en kleinzielig als wij ons daar aan de signatuur niet stooten en om de Rembrandt van Theun en de Eroïca van Theun glimlachen. Het onwillekeurig contrast tusschen het verhevene en het gelijkvloersche treft en de kunstenaars, die bijna zonder uitzondering graag met hun doopnaam paradeeren, kon den dat vermijden. De familiariteit waarmee we verzen zeggen van Hein en schilderijen bekijken van Jaap, is eigenlijk nog al mal. Maar het is een ingewortelde aanstellerij, die nog wel een tijdje duren zal. De schrijver van deze Eroïca is een fel romanticus, het boek zelf een boeiend ver haal van een revolutie, van de voorbereiding tot de overwinning, waardoorheen de liefde draden spon die nu eens afknappen, dan weer een steunpunt en een bevrediging vin den. Er is de geromantiseerde strijd van het communisme tegen de georganiseerde demo cratie, die de macht heeft, en in dien strijd de verschillende typen die er leidende po sities innamen, op boeiende wijs geteekend. Daar hebben we Lucka, de onparlementaire volksleider, de beide vrienden Cyril en Andreas, waarvan de eerste van den ouden adel uit naar het communisme is overge gaan en de tweede, Andreas in zijn dichter lijken aanleg den grond vindt voor die over gang. Dan de sluwe Anthiades die door een "onverwoestbare mensc'nverachting tot zijn dubbele rol van partijgenoot-spïon-verrader geraakt. Hij en Lucka zijn wel de meest vol- uit-geteekende typen in dit spel van men- schen die een betere wereld wenschen en malkander dus ten doode toe bestrijden, oml dat ze eikaars middelen afkeuren. Tusschen deze mannen bewegen zich vier vrouwen. Door haar laat Theun de Vries de liefde haar spel spelen, spel dat zich zelfs door geen revolutie onderbreken laat. en evenveel varianten heeft als het eeuwenoude schaakspel biedt. Andreas en Lydia, Cyril en Ailessandra, Lucka en het meisje uit de modezaakdrie gevallen die alle tragisch verloopen, zooals dat in zulke fel-bewogen tijden past. Cynl heeft zelfs geen vermoeden van Allesandra's liefde voor hem en deze arme redt zich door een offer dat haar en den gehaten politie-commissaris het leven kost. De lezer bemerkt dat wij hier een roman hebben, die niet, naar vaderlandse!) gebruik, rustig vortkabbelt door burgerlijke interieurs, langs kopjes thee en huiselijk misverstand. Daar gebeurt wat in de volkswijk Platowiez en het h-ooger gelegen aristocratische Del- brück. Theun de Vries houdt er den gang in. Hij heeft ongetwijfeld de gave der phantasie. en het vermogen zijn beelden tot een impo sant geheel op te bouwen. Hij is een echte romancier, met een blijkbare gemakkelijk heid van schrijven, die den indruk wekt, dat hij na deze ruim 400 pagina's er nog even ge makkelijk een paar honderd bij zou kunnen leveren, Niet te onderschatten prestaties, die hier in ieder geval een onafgebroken boeiend boek hebben opgeleverd waaraan de lezer zijn genoegen royaal beleven zal. J. Greshoff. Gedichten (1907—1934). Een volledi ge uitgave der gedichten, in 600 ex. gedrukt. Den Haag, Boucher. Het is mij nooit- geheel klaar geworden, waarom er bij zoo velen tegen Greshoff's lit teraire productie bezwaren bestaan. Men neemt hem, wiens haren reeds grijsden, een zekere permanente studentikoosheid in de expressie kwalijk, terwijl men hem om zijn voortdurende jeugd in de levenshouding zou moeten benijden en vergeet zijn achter alles schuilgaande gevoeligheid te erkennen. Er is ongetwijfeld een zeker dualisme in hem maar in wien niet? hetgeen zijn vriend, de dichter J. C. Bloem die een in- i leiding voor deze uitgaaf schreef, misschien juist aangeeft als hij Greshoff een „epicuris- tisch pessimist"noemt. Dat hij het goede der aarde waardeert staat vast. doch zijn pessi misme zal niet verder gaan dan dat hij zich nu eenmaal geen knollen voor citroenen laat verkoopen. Hij is een rationalist in de poezy cn persoonlijk waardeer ik darom zijn Pro Domo (uit 1S32) misschien het meest van al. Wat men onder ..dichterlijkheid" verstaat is daaraan misschien vreemd, maar wel zeer zel den werd in gebonden vorm zoo eerlijk open hartig het eigen-ik blootgelegd. Het aan Stendhal ontleende motto voor deze regels is wel ter plaatse: „deze man haat dik-doenerij het tante-zegsfcertje van de huichelarij". En nergens vond ik Greshoff zuiverder ge typeerd dan in zijn eigen slotregels van dat Pro Do-mo als hij zichzelf tot op het hemd heeft uitgekleed: „En de olifant met zijn langen snuit Hij blaast naar over ouden trant 't Vertelsel en het kleine leven uit. Dag lieve zon, ik ga in de kajuit. Bespaar mij snotterstukjes in de krant, Den spreker aan de groeve, hol en luid: Stop me maar stiekum ergens onder 't zand Geen kransen en geen uitgehouwen zerken Geen commentaren, geen complete werken. Alléén een vrouw die snikt achter haar hand' Met deze „door den dichter zelf verzorgde, volledige uitgave zijner gedichten" is Greshoff de uitgaaf der complete werken alvast zelf vooruitgeloopen. Daarmee een paar andere versregels uit hetzelfde Pro Domo getrouwe lijk volgend: „Verafschuw de principes en verander!' .Een eerlijk man is iedren dag een ander' Behalve een uitnemend journalist is de heer Greshoff een uitzonderlijk litterator, zeker. maar voor alles een levend menschaan wien niets menscheiijks vreemd bleef. Een moei. lijk te missen figuur in de kunst der letteren wien de .gang naar de kajuit nog lang be spaard moge blijven. 5 Aug. 1934. J. H. DE BOIS. Wij ontvingen nog: B. Stroman. René Francois Aristide N. N. Uitg. Brusse, Rotterdam. A. den Hertog. Menschen op Zicht. A. W. Sijthoff's Uitg. Mij. Leiden. P. Hilarion Thans. Vertellen, I. I. Romen en Zonen, Roermond. Sam. Goudsmit. De een zijn doodEm. Querido Uitg. Mij.. Amsterdam. Ben van Eysselsteyn. Zeven Fantomen Uitg. 't Gildeboek, Den Haag. Nederlandsche Folklore door G. J. van Agtmaal. Uitgave fa. Vroom en Dreesmann. De volkskleederdrachten, typisch voor be paalde gedeelten van ons land, komen meer en meer in het gedrang. Dat valt niet te ont kennen, helaas. Het is trouwens een verschijn sel dat niet tot ons eigen land beperkt blijft. Ook is het waar, dat velen onzer nog steeds vreemd staan tegenover kleederdrachten, die wij plotseling in eigen woonplaats in een en kel exemplaar zien. Maar al te vaak kunnen wij de herkomst niet thuisbrengen van den drager of de draagster. Iedere poging om op dit terrein meer kennis te brengen, mag worden toegejuicht en daarom ook mag het van den heer Agtmaal een gelukkige gedachte worden genoemd in een serie van 28 legplaten de Nederlandsche volkskleederdrachten te il- lustreeren. Deze legplaten zullen speciaal ter gelegenheid van de Nederlandsche Reisweek van 2028 Augustus worden verkrijgbaar ge steld door de fa. Vroom en Dreesmann, die de uitgave ervan op zich heeft genomen. De pla ten zijn smaakvol en goed uitgevoerd, het leg gen is een aangename vacantiebezigheid. Dr. van Genechten's Zonderlinge Ondernemer en de Meerwaarde Bij D. J. Tjeenk Willink en Zoon N.V. te Haarlem is uitgegeven: dr. van Genechten's Zonderlinge Ondernemer en de Meerwaarde, kritiek op „Verminderde Meeropbrengsten" door dr. R. van Genechten, redacteur van de Economist, van de hand van mej. dr. E. C. van Dorp. G. Nolst Trenité: English Phrases and Catchwords. Bij H. D. Tjeenk Willink Zoon N.V. te Haarlem is verschenen English Phrases and Catchwords in Dialogues en Playlets van G. Nolst Trenité. Zooals de naam reeds voor spelt zijn in korte schetsen en samenspraken vele echt Engelsche uitdrukkingen gebezigd, die bij de studie van het Engelsch een belang rijk onderdeel vormen. Zij zijn. zooals de samensteller schrijft, gerangschikt in logisch zinsverband, waardoor de uitdrukking den leerling eigen wordt. Ir. B. Wigersma: Het wezen van het fascisme. Ir. B. Wigersma heeft een boek geschreven over Het wezen van het fascisme, dat uit gegeven is bij de N.V. Uitgeversmaatschappij C. A. j. van Dishoeck te Bussum. De schrijver behandelt het begrip van den staat, het be grip der vrijheid, de practische conclusies van het fascisme uit eigen leer, vorstenhuis en leider en ten slotte het fascisme, onze Neder landsche volksaard en de rassenvraag. De heer uit San Francisco door Iwan Boenin. Van de hand van Iwan Boenin is ver schenen bij J. Philip Kruseman in Den Haag een 9-tal schetsen, gebundeld onder den naam van De heer uit San Francisco, het eerste verhaal. De schetsen spelen op een stoomschip in de Middellandsche Zee, op Colombo, in Algiers en Rusland. Door zijn vele reizen heeft de schrijver een ruimen blik gekregen en weet hij de sfeer van de plaatsen der handelingen uitstekend te treffen. Het boek is uit het Russisch vertaald door S. van Praag. Op zoek naar oermenschen. „Op zoek naar oermenschen" is verschenen bij J. J. Romen en Zonen te Roermond- Maaseik. In dit boek, dat in zeer eenvoudige taal is geschreven geleidt de oud-missionaris H. Geurtjens zijn lezers door de binnenlanden van Nieuw-Guinea. Verkenningstochten wor den gemaakt te water en te land. op zoek naar primitieve menschen, die ook gevonden worden. Een interessant boek met vele illustraties. Leert Aveer zien! Door Elsbeth Friedriclï. Verschenen is in Santpoort bij de N.V. Uit geverij v.h. C. A. Mees: Leert weer zien! een handleiding voor het zelf behandelen van gezichtsstoornissen cn het verkrijgen van grootere gezichtsscherpte voor ooglijders en gezonden, volgens de beginselen van dr. w. H. Bates, oogarts te New York, samengesteld door Elsberth Friedrlchs, vertaald naar den 6en Dui.tsch.en druk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10