Feest in Groningen. DE MAN, DIE DE TROEVEN HAD. Een overzicht van het nieuwe markthallencomplex te Amsterdam, dat zijn voltooiing nadert fees*en van Groningen s ontzet. De parade ^er landelijke ruitervereeniging op de Groote Markt Dr Fockema Andreae, commiisari» der Koningin In Groningen, en de heer Bloemerj, de scheidende burgemeester tijdens de inspectie van de landelijke ruiters, die deel namen aan de feesten van Groningen's ontzet De heer A. Kamp, commandeur van het opleidingsschip .Pollux* te Amsterdam, viert 30 Augustus zijn vijftigjarig jubileum In Rijksdienst In het Sportpark te Groningen gaven Dinsdag de landelijke ruitervereenigingen demon straties, welke door minister Deckers werden bijgewoond De Nederlandsche regeering bood Dinsdag den deelnemers aan het Int. Luchtvaartcongrei in de Ridderzaal te den Haag een tea aan, waarbij ook de vliegtuigbouwer A. Fokker tegenwoordig was FEUILLETON Naar het Amerikaansch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. 8) Nadruk verboden. „Hij was van middelmatige grootte. In de bovenkaak had hij een gouden tand. Zijn neus was scherp. Hij droeg een langen, don keren regenjas en had een pet op, waarvan de klep zijn gelaatstrekken grootendeels ver borg. Verder had hij een bruinen baard. Dat jis alles, wat ik van hem kan vertellen, want ,het was al schemerachtig, toen hij bij Abra- 'hamson kwam". 1 „Dank u", onderbrak Bristew hem. „En nu praten we weer over den avond zelf? Wat .deed u toen?" „Ik begaf me hierheen", antwoordde Wi thers. zijn uitgebrande cigaret wegwerpend, „en hield no. 5 in het oog. in de hoop, dat de kerel daar wel zou verschijnen". ,JSn deed hij dat?" „Neen". „Vanwaar hield u een oog in het zeil?" „Het grootste deel van den tijd zat ik op de stoep van no. 4, recht tegenover den in gang van no. 5. U weet zelf wel. hoe het hier is. Na donker gaan de zieken slapen. Trou wens. ik stond geheel in de schaduw. Nie mand zag me dan ook. toen mijn toen mevrouw Withers al vrij vroeg in den avond in gezelschap van een heer haar huis ver liet". „Bent u blijven wachten, tot ze weer thui* kwam?" Ja' „Goed, dus u bent blijven wachten. En wat «at u?" De laatste paar minuten had er in Withers' houding een verandering plaats gegrepen. Het leek, alsof hij. na van den eersten schok bekomen te zijn, geleidelijk zijn kalmte her kreeg, die noodig was. om de snelle opeen volging van Bristew's vragen te kunnen weer staan. Laatstgenoemde, die duidelijk de ver andering bespeurde, versnelde het tempo van het verhoor zooveel mogelijk om van het ge brek aan zelfbeheersching van den ander te profibeeren. „Ik zag haar met denzelfden heer terugkee- ren", vervolgde Withers. „Zij gaven elkaar de hand, waarna zij naar binnen ging en de deur sloot. De heer stapte weer in zijn auto, zette den motor aan en reed naar de stad terug". „Maakte de auto veel lawaai?" „Neen". „Hebt u nog geprobeerd toegang tot uw vrouw te krijgen?" .Hoen. Daarop was ik op dat oogenblik niet voorbereid". „Nu nog dit", vroeg Bristew hem, ..kon u het den laatsten tijd goed met uw vrouw vin den? En nog iets. Hebt u ooit meeningsver- schillen van duurzamen aard met elkaar ge had?" Het effect der beide vragen op Withers was verrassend. Hij sprong eensklaps van zijn stoel op. zijn gezicht vertrokken van woede. „Voor den duivel!" schreeuwde hij op door dringenden toon. terwijl zijn blik eerst op Bristew en vervolgens op Greenleaf bleef rus ten. „Waar willen jullie toch heen? Jullie stelt me vragen, alsof ik zelf mijn vrouw zou hebben vermoord. Wat schiet ik met die nut- telooze vragen op?" Dreigend schudde hij de vuist tegen Bristew „Weten jullie dan nog niet, waar je den moordenaar moet zoeken? Vermorsen juliie zoo je tijd met hulpeloos in het rond te har nassen? Voor den duivel! Ik moet een be hoorlijken detective hebben en ik zal zorgen, dat ik er een krijg". Met deze woorden plantte hij zijn hoed op het hoofd en liep naar de deur. „Daarop kun je je laatsten dollar verwedden", schreeuwde hij zijn ondervragers opnieuw toe. „Ik laat er onmiddellijk een komen en morgen zal hij hier zijn. Ik zal Sam Bradeway vragen, den knapsten kerel uit het Zuiden. Ik wil, dat de moordenaar wordt gestraft voor zijn afschu welijke daad. En niet zuiing ook!" En met deze woorden liep hij de kamer uit en sloeg de deur met een smak achter zich dicht. „Heb ik ooit van mijn leven", zuchtte Greenleaf. „Begrijp jij dien idioot?" „Neen", stemde Bristew kalm toe, „behalve dat het wenschelijk is, wat meer van dien meneer Withers en zijn temperament te we ten te komen". „Dat ben ik met je eens", meende ook Greenleaf. „Op die manier maakte hij natuurlijk op de makkelijkste manier aan het verhoor een einde", vervolgde Bristew. „Ik geloof name lijk niet, dat zijn woede echt was. Misschien wel niets dan bluf. Maar die Braceway, over wien hij het had, is een fameuse kerel. Hij heeft schitterend werk gedaan". „Overigens", merkte Greenleaf nog op, „be grijp ik niet, waarom Withers niet direct de hulp van de politie heeft ingeroepen, toen hij gisternamiddag den kerel met den gouden tand uit het oog had verloren?" „Ja", zei Bristew afwezig, „waarom deed hij dat eigenlijk niet?" HOOFDSTUK 6. Morley heeft haast. Bristew keek op zijn horloge. Het was al bijna half drie. „Heb je nog iets van Perry gehoord?" vroeg hij. „Ja", lichtte Greenleaf hem in. „We heb ben hem te pakken. Hij zit op het hoofdbu reau. Ik heb me telefonisch op de hoogte ge steld, toen ik op no. 5 was. Hij had een slokje op". „Zoo Als hij wat wil loslaten, zal dat nu gemakkelijker gaan dan wanneer hij heele- maal nuchter is. Weet Je, wat je moest gaan doen? Neem hem nu een verhoor af en daar na Douglas Campbell. Later in den namid dag kunnen we dan met miss Fulton en haar vader praten". .Haar vader zal vandaag nog niet komen. Hij heeft straks getelefoneerd, dat hij mor- genochend eerst hier zal zijn". „Goed. Dat is momenteel ook niet van groot belang. Kom dan om een uur of vier bij me terug, wil je?" Toen de hoofdcommissaris was heengegaan kon Bristew eindelijk wat gaan zitten eten. Terwijl hij zoo eenzaam aan zijn middag maal zat, liet hij de verschillende feiten in gedachten de revue passeeren: Perry, de neger die had zich verdacht gemaakt door de knoopen van zijn werkkiel en door de gemakkelijke wijze, waarop hij zich in het bezit van den sleutel van Lucy Thomas had kunnen stellen. Morley ook deze had de verdenking on zich doen vestigen, doordat men niet wist wat hij had uitgevoerd in de twee uur. nada* hij den trein had gemist, verder door de ont dekking van den ring in zijn kamer van het Brevord Hotel; een ring, die vermoedelijk het eigendom van mevrouw Withers was geweest Withers die zich verdacht gemaakt had door zijn heimelijke reis naar Turmville. ter wijl men ook rekening diende te houden met het mogelijke motief van afgunst of woede. Maria Fulton ook dat zou nog wel blij ken. „Op het oogenblik", overwoog hij. „ziet he' er voor den neger wel het ongunstigst uit. Een ding staat in elk geval vast: degeen te gen wien bij het vooronderzoek de sterkste verdenking zal blijken te bestaan, zal naar de jury worden verwezen. Daarom is het im mers te doen den man te pakken te krij gen, die het meest schuldig lijkt". Daarna dwaalden zijn gedachten af naav Douglas Campbell, doch deze, dat begreep hi: wel. kon onmogelijk bij de mogelijke moorde naars van mevrouw Withers worden gerang schikt. De jeugdige landgoedbezitter ging vol komen vrij uit door de verklaringen van der. echtgenoot der vermoorde, dat hijv toen hij haar naar huis had gebracht, onmiddellijk was weggereden. Evenmin brak hij zich het hoofd ten aan zien van den onbekende met den gouden tand die in het pandjeshuis van Abrahamson was komen opdagen, doch een paar minuten la ter op geheimzinnige wijze was verdwenen. Als de ring, dien hij had beleend, inderdaad het eigendom van mevrouw Withers was ge-, weest, waarom zou hij dan naar haar huis zijn teruggekeerd en haar hebben vermoord?' Als hij voordien nooit iets van haar had los] gekregen, zou hij tenminste een deugdelijk,' motief voor zulk een misdrijf hebben gehad.' Maar aangezien hij den ring reeds in zijn: bezit had. was het onzin te veronderstellen,' dat hij haar naderhand nog van het leven had beroofd. Ondanks zijn stijgende overtuiging, dat de rechter den neeer in staat van beschuldiging zou stellen, was het Bristew toch niet wel mogelijk, den jongen Morley geheel uit te schakelen. Morley's verhaal was al heel wei nig bevredigend geweest. Bovendien had hij een ongunstig uiterlijk. Hij overwoog, hoe zorgvuldig Morley zijn handen had gemanicuurd en plotseliig begaf hij zich naar de telefoon, om Greenleaf op te bellen. „Zeg, Greenleaf", voegde hij den hoofdcom missaris toe. „zit Perry nog altijd op het bu reau?" „Natuurlijk en ik denk. dat we hem nog wat hier houden ook. Zijn verklaringen be vredigen me niet. Hij zegt namelijk „Dat komt in orde. Vertel me dat maar, als je straks weer hier komt. Ik zou graag willen, dat je persoonlijk zijn nagels zoudt schoon maken. Ik wil „Wat zeg je?" onderbrak de hoofdcommis-* saris hem stom van verbazing. „Ik zijn nageli schoonmaken?" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10