g MÈ
7
VRIJDAG 31 AUGUSTUS 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
BIJVOEGSEL
AAN ALLEN!
De Septembermaand staat al weer voor ons
en 't zal niet lang duren, of de zomer is heen
gegaan. Dat is nu eenmaal 's levensloop, dat
op den zomer de herfst volgt en dan de win
ter. Maar dit is zeker, dat ieder jaargetijde ons
iets geeft van zijn schoonheid. En 't is zelfs
zoo, dat een jaargetijde, dat op 't punt staat
afscheid te nemen ons nooit verlaat zonder
geschenken achter te laten. Zoo ook dit. Maar
we moeten er naai' zoeken, we moeten er onze
oogen wijd voor open zetten.
Daar zijn dan nog wat late rozen, maar veel
goudsbloemen, zonnebloemen, asters en
dahlia's.
Wat zijn nu ook de boomen mooi. Nog zoo
vol in 't blad en toch al overtrokken met een
sluier van velerlei tinten. En let eens op vlier
en lijsterbes. De bloempjes zijn omgetoo-
verd in bessen. Zijn die bessen eigenlijk niet
mooier dan de bloemen.
Je tuin staat niet meer in vollen feestdos. De
één- en tweejarige planten zijn in haar laat-
sten bloei. Maar ze geven juist nu volop zaad.
Verwijder zooveel mogelijk de verdorde afri-
kaantjes en reseda's. Dan zul je bemerken, dat
er nog wel een nieuwen bloei kan komen. Je
kunt dit nog bespoedigen door wat mest te
geven. De begonia's doen het nog heel lang.
Verwijder de leelijke bladeren en de zaaddoos
jes. Beide onttrekken kracht aan de plant. Bij
de rozen, tenminste wanneer ze nog bloeien,
knip je ook wat oude scheuten weg.
Zoolang je rozen bloeien, kun je ook bloe-
menmest blijven geven. Anjelieren kun je in
dezen tijd wel marcotteeren. Dat doe je zoo.
Bij een knop buig je een langen stengel met
een hoek naar beneden. Deze hoekige bocht
stop je in den grond, die je wat los hebt ge
maakt. Nu moet je wel zorgen, dat de grond
goed vochtig blijft. Stroobloemen moet je af
snijden en in bosjes ondersteboven op zolder
hangen, liefst op een donkere plek. 't Is ook
verstandig je klimplanten nu vast te binden.
Straks kun je storm verwachten en dan kan
er veel vernield worden.
De dahlia's moet je ook een steuntje geven.
Plaats de stokken niet in 't gezicht, maar aan
den achterkant. Dat moet je trouwens bij
chrysanten en herfstasters ook doen. Vooral
de stengels niet te stijf binden, want ze kun
nen nog wat dikker worden. Denk eraan, dat
je onder de geledingen bindt.
Let nu ook op de bladluizen en de schimmel
ziekte. Gebruik voor beide poliflor, dat je met
water moet verdunnen. Als de zon onder is
bespuit je de plantendeelen. Schuimbeestjes
laten dan ook los. Deze doen geen kwaad,
msar ze staan nu juist niet mooi. Spuit nooit
als de zon schijnt, anders heb je kans, dat er
leelijke vlekken ontstaan.
In Gelderland en Overijsel bloeide nog over
al hertshooi of St. Janskruid. Lijsterbes en
hersthooi hingen in veel boerenwoningen, om
dat men gelooft, dat zij afweermiddelen tegen
onweer en bliksem zijn.
In Duitschland bewaart men daarvoor de
stroobloempjes.
De scheidende zomer laat ons werkelijk een
schat van bloemen achter, maar de mooiste
vogels neemt hij mee. Onze echte zangers zijn
heengegaan. Weet je, wie je nog wel eens op
den Zeeweg kunt hooren? De koekoek. Heb je
hem wel eens gezien? Hij heeft lange spitse
vleugels, en een groote staart. De borst is licht
gespikkeld. Zooals je weet is hij de eenige
vogel, die niet zelf een nest bouwt en daarom
zijn eieren moet toevertrouwen aan andere
vogels. Dat blijft altijd iets wonderlijks. Zoo'n
koekoeksei heeft nagenoeg dezelfde kleur al:
de eieren, waarbij het gelegd wordt. Is dat in
stinct? Toch zijn lang niet alle koekoekseieren
gelijk van klem. Er zijn lichtblauwe, maar
ook grijze en bruine, 't Is ook heel eigenaar
dig, dat zoo'n groote vogel zulke kleine eieren
legt. De schaal is heel dik.
Men zegt, dat een koekoekswijfje heel pre
cies de vogels bespiedt, die straks de pleeg
ouders van haar kinderen zullen zijn. Soms
peuzelt ze zelf een ei uit het uitverkoren nest
op, voor ze het hare erin legt. De a.s. pleeg
ouders verzetten zich vaak bij dat ongenoode
bezoek. De koekoek blijft altijd de overwinnaar
door zijn groote kracht.
Na 12 dagen komt een kleine koekoek uit
het ei. Hij treedt dadelijk als een tiran op. Wat
hem in den weg ligt gooit hij buiten boord.
Na een dag ligt hij alleen in 't nest. Van dat
heerschzuchtige is in dezen tijd niets meer te
merken. Hij is stil aan 't afscheid nemen.
W. B.—Z.
Een ander dier, waarvan de bewegingen
goede gymnastiekoefeningen zijn is de egel.
Jullie kennen natuurlijk allemaal het dier
tje, dat geheel met stekels is bezet en dat bij
gevaar zich oprolt als een bal, zoodat er niets
meer van hem te zien is.
Deze beweging is het, die we na zullen doen.
We beginnen op den grond te gaan zitten en
de knieën op te trekken. Dan duikelen we over
het hoofd; heen en terug. Het hoofd goed in
trekken.
Deze oefeningen maken de spieren van de
rug sterk en lenig. We gaan op de grond lig-
,en met opgetrokken knieën en schommelen
leen en weer.
Ook dit is een uitstekende beweging voor de
rugspieren.
Mevr. de J.-van Z.
HOE OUD ZIJN ZE?
Frits; „Mijn vader is drie maal zou oud als
ik. Vier jaar geleden was hij nog vier maal
zoo oud!"
Hans lacht.
Heeft hij reden te lachen?
•snp idopt iOH '8 sit.TiJ
ua .reuf zz sum uopops juuf .iota 'si
siijj; uó pno .reut 92 si iag?uA op. ^uum :oon
VOOR DE KNAPPERTS.
WAT HOORT HIJ?
We zullen eens veronderstellen, dat een
auto de fantastische snelheid van 35-0 meter
in de seconde bereikt heeft. Er zitten twee
personen in: de bestuurder en een trompet
ter, die achter hem zit. Terwijl de auto in
volle vaart voortsuist. blaast de trompetter
Uit alle macht drie tonen.
Wat hoort de bestuurder daarvan:
1. tijdens het blazen;
2. nadat hij dadelijk daarop stopt?
Het is een moeilijke opgave, maar als je
goede nadenkt, weet je het misschien wel.
TANTE TINE.
DE GYMNASTIEKLES.
WIE ZOEKT MEE?
De herbergier durft zijn kelder niet in; want
hij heeft vergeten eenmee te nemen.
(Verbind de cijfertjes en je weet, wat hij
vergeten heeft.)
HET WANDELEND BLAD.
Niettegenstaande zijn grooten naam is het
insectje, dat hiermee bedoeld wordt, slechts
een betrekkelijk klein diertje. Maar een heel
bijzonder diertje; want zoowel door vorm
als kleur onderscheidt het zich bijna niet
van de bladeren der boomen. Dit verschijn
sel, dat men vaker in de natuur tegenkomt
en dat bedoeld is, als een beschermingsmiddel
noemt men met een vreemd woord „mimi
cry".
Het wandelende blad, dat we thans gaan
vervaardigen van hout, is een dier, dat we
ook in Artis hebben We hebben een plankje
noodig van 5 millimeter dikte; hierop teeke
nen we den kop: nr. 1; de twee deelen van
het lichaam; nr. 2; de beide vleugels: nr.
3; de pooten: nr. i en 5 en een cirkeltje:
nr. 6, dat tusschen de beide deelen van het
lichaam gelijmd wordt, om de gewenschte
dikte te geven.
De plaats waar de gaten komen te zitten
zijn op de teekening aangegeven, dat zullen
jullie, als je maar een klein beetje handig
bent, zelf wel zien. De pooten en de voel
sprieten maken we van omwield ijzerdraad,
Is dit alles klaar, dan verven we het grap
pige beestje in een mooie kleur groen en de
nerven krijgen een iets donkerder tint. We
vergeten niet de pooten en sprieten donker
te verven.
Wat ik jullie al vaker gezegd heb, herhaal
ik nu wer: werk niet te haastig en
netjes. Zorgvuldig werken, al klinkt- het ook
tegenstrijdig, spaart meer tijd dan haastig en
slordig werk. Haast je langzaam is een
spreekwoord, dat ook hier goed op zijn
E. W.
CONCURRENTEN
door W. LASSCHUTT.
De Vuurwerkcommissie van de „Ik-weet-
niet-hoe-die-heet-straat'' hield haar jaar.
lijksche vergadering op den rand van de
stoep.
Aanvankelijk waren de vooruitzichten voor
de commissie niet zeer gunstig, want immers
de overheid had besloten op 31 Augustus geen
vuurwerk toe te staan.
Jan Konijn had juist het voorstel gedaan
om maar eens bij Papa Konijn te gaan in-
formeeren, hoe dat nu toch wel eigenlijk met
die overheid zat, en of ze toch maar geen
vuurwerk zouden geven op Koninginnedag.
Maar daartegen waren bezwaren geopperd.
En deze waren niet ongegrond, want de
kans was zeer groot, gezien de brandplek-
ken, die verleden jaar in de kleeren van de
commissieleden waren gekomen, dat papa
zou zeggen:
„De overheid wil het wel, maar ik niet!"
Dat moest voorkomen worden en dus werd
voorloopig maar aangenomen, dat vuurwerk
wel geoorloofd was. Op een of anderen
dag zouden ze dat wel zeker te weten komen
en ze hadden nog een goede maand den
tijd.
Een tweede vraagstuk was de benoeming
van een „voorzitter". Verleden jaar was Jan
dat geweest, maar dit jaar ging dat niet zoo
gemakkelijk, omdat de commissie een danige
uitbreiding had gekregen, wat weer te dan
ken was aan het feit, dat de straat een groot
gezin rijker was geworden, zoodat nu de
vuurwerk commissie uit een negental leden
bestond, wier leeftijd uiteenloopen van 7 tot
15 jaar.
Maar daar kwam de redding!
Annie Laagman liep, zooals men dat noemt,
met haar ziel onder den arm. Dat had twee
oorzaken: ten eerste waren haar vacantie-
dagen, welke ze buiten de stad kon door
brengen, opgeteerd en ten tweede hadden de
vriendinnen het in hun hoofd gekregen, alle
maal tegelijk „buitensteedsch" te gaan.
Door de omstandigheden gedwongen ging
Annie dus maar eens informeeren, waarom
die „kinderen", zooals zij, 17-jarige, in zich
zelf dacht, zoo'n herrie maakte.
„Ja, lantaarnpaal", werd ze begroet door
een der commissieleden, „we weten niet wie
voorzitter moet zijn".
Annie begreep onmiddellijk, dat er weer
sprake was van een vuurwerkcommissie en
kwam nu met een oplossing:
„Jullie moeten geen voorzitter benoemen.
Je verzamelt geld en daarvoor koop je vuur
werk en dat steek je op 31 Augustus des
avonds af, afgeloopen!"
Natuurlijk allerlei protesten.
„Jij moet examen doen voor de fröbel
school!" vond Casper Briefman.
„Erg leuk!" vond Annie.
„Ik vind het een goed idee, van Annie!"
kwam Jan Konijn nu.
Dat gaf den doorslag! Er werd geen voor
zitter benoemd, noch een secretaris, noch
eenig andere hoofdpersonage: Jan Konijn
zou de kas in handen krijgen.
.Misschien gaat-ie er dan wel mee van
door!", lachte Annie.
„Jij bent alleen geschikt vow prikkel
draad, Lantaarnpaal!" smaalde een der jon
gens.
.Akelige knul!" protesteerde de „Lantaarn-
al".
„Zeg, als ik soms m'n paraplu mee moet
nemen.", zei Jan Konijn.
Annie stond vlak voor hem en hij zat nog
op den stoeprand en daarbij kwam dat de
eerste verontwaardigd was over de haax toe-
geslingerde beleediglngen.
„Annie is lek." lachte een ander.
Toen werd het een geschreeuw en getier
van „lekke Annie" en „lekke lantaarnpaal".
Dat „Lantaarnpaal" was natuurlijk afkom
stig van het feit, dat de afstand bij Annie
van hoofdkruin tot voetzolen tamelijk groot
as.
Jongedame Laagman vond het nu genoeg
en tergend zei ze nog:
„Misselijke misbaksels!"
En de commissie juichte!
Maar er kwamen kapers op de kust!
,,Hé'. zei Tom de Graaf, „ik kan mijn meus
niet meer snuiten!"
„Waarom niet?", vroegen er enkele, alle
maal nieuwsgierig naar dit nieuwe mysterie.
„Nou, omdat ik geen zakdoek heb, gooche-
mers!"
Opnieuw gejuich!
Maar toen
„O, kijk eens, riep Jan, „daar heb je dien
knul van de Zijstraat. Wat moet die hier?"
Allemaal aandacht voor „den knul uit de
Zijstraat!"
„Kijk is, hij belt aan!"
En nog meer verontwaardiging, toen het
bleek, dat er wat werd gegeven".
„O, hij vraagt ook geld. Natuurlijk ook
voor hun vuurwerk. Maar dat moeten we 'm
af leer en! Vooruit jongens, erop af!"
Het was Jan, die onmiddellijk den oorlog
aan „den knul uit de Zijstraat" verklaar
de.
De heele commissie stoof op den jongen af,
die niet wist, hoe hij het had.
„Hu", pochte Casper Briefman, „Wij hebben
al f 5".
„Wij zes!", zei de verbouwereerde jongen.
Dat was te veel!
Het werd een worstelpartij van wat ben
je me! Het ging man tegen man, want ook
de heele vuurwerkcommissie uit de Zijstraat
was op komen dagen en deze was nog grooter
dan de commissie uit de „Ik-weet-niet-hoe-
die-heet-straat". Maar de laatste hield stand
en „versloeg" de commissie uit de Zijstraat;
doch ook hier waren de andere nog niet
veilig, totdatde wapenstilstand kwam.
Piet Konijn liep juist voorbij de Zijstraat
en hoorde het geschreeuw en gescheld van
de diverse opgehaalde sommen gelds, die in-
tusschen zoo ongemerkt twijfelachtig groot
waren geworden.
Daar zag Pa zijn zoon, vlak voor zijn
beenen rollen, even verslagen door een
tegenstander.
Dit was genoeg om den jongen op te tillen,
hem op z'n beenen te zetten en een draai om
de ooren te geven. Dan volgde de „teeke
ning" van den wapenstilstand:
..Marsch, naar huis, kwajongen! Heeft je
moeder nog niet genoeg werk?"
Als een gevangene werd Jan naar huis
gedreven, wat voor de anderen het einde van
„den oorlog" beteekende.
Zou er nog wat van het vuurwerk op 31
Augustus terecht komen?.
DE SCHOOL STAAT OPEN.
Ja, de school staat open,
Wil maar binnengaan
't Is weer tijd van leeren,
't Spelen is gedaan.
Schoon zijn nog de borden
Schoon is ook de vloer,
om het schoon te houden
Is een heele toer.
Schoon is de gedraglijst
In de groote kast.
Maar die wordt gevuld hoor!
Jongens, dat staat vast.
Keurig zijn de boeken
Zonder vouw of smet
Schriften, pen en potlood
Alles even net.
Voor je gaat beginnen
Neem je vast je voor,
Dat je goed je best doet,
Wel een heel jaar door
Ja, de school staat open,
Kom. een goed begin,
Alles wat je nu leert,
Wordt je eens tot gewin.
Ben je groot geworden,
Staat de schooldeur aan.
Misschien zucht je zachtjes
Kon ik maar binnen gaanl
HET HOEKJE VAN HET
POPPENMOEDERTJE.
Een garnituurtje.
Een poppenmoedertje wil graag, dat haar
poppekind er lief uitziet. De zomer loopt ten
einde; de herfst komt al weer gauw en het
wordt dus weer tijd om eens aan de winter-
garderobe van poplief te gaan denken.
Als het wat guurder wordt kan de pop
toch werkelijk niet meer zonder hoedje
loopen.
We zullen daarom een aardig garnituurtje
gaan maken, dat bestaat uit een hoedje en
een kraagje van Schotsche geruite wollen
stof.
Daarvoor knippen we in de allereerste
plaats de twee partjes, die als nr. 1 aange.
geven zijn van blauwe stof. Deze worden in
het midden aan elkaar genaaid. Van de
Schotsche stof knip je vervolgens de deeltjes
2, die van voren ook dicht gestikt worden
Nu naai je het middenstukje er heel voor
zichtig tusschen en stikt het mutsje aan de
achterkant dicht. Als het mutsje niet stijf
blijft staan, moet je er een stukje gaas van
binnen tegen zetten. Tenslotte wordt er aan
den achterkant een strik genaaid, waarvan
de uiteinden lustig in de wind blijven flad
deren. Het kraagje is heel eenvoudig te
maken; dat kan ieder meisje wel zonder
patroon.
Ook hier komt een groote strik onder de
kin.
Je zult eens zien, hoe leuk pop er uit zal
zien. in dit nieuwe stelletje.
Vraag maar een paar lapjes aan moeder,
die krijg je vast wei. Maar.je moet netjes
werken; want door slordig werken kun je
alles bederven. En dat zou jammer zijn; want
daarvoor is het garnituur veel te aardig.
DE BEURT IS AAN KLEINE
TEEKENAARS!
Het deel van het menschelijk lichaam, dat
het lastigst is om geteekend te worden, is niet,
zooals de beginneling zou kunnen denken, het
gelaat.
Een hand is veel moeilijker voor te stellen,
dan een gezicht of een profiel. Wij zullen niet
de hand in al zijn details weergeven, maar
ons bepalen tot het weergeven van het geheel.
De illustratie toont verschillende handen:
gestrekte vingers van twee verschillende
kanten gezien;
wijzende hand, eveneens van twee kanten
gezien;
half gesloten hand;
hand, die steunt.
Men ziet dat de vingers steeds aan een ge
heel geteekend zijn: in sommige gevallen is
het zelfs al voldoende om met een enkele lijn
de vingers weer te geven. En als de vinger wel
apart wordt geteekend, dan wordt toch ir. geen
geval de nagel er bij geteekend. Bij een schets
moeten we nooit in details treden; maar het
geheel weergeven.
OOM KEES.
LEEUWEN.
Van alle soorten leeuwen is de Barbarijn-
sche leeuw de mooiste en de krachtigste: de
borst, schouders, het voorste deel van den
kop, eer. gedeelte van den rug, de middellijn
van de buik, de ellebogen, de voorkant der
dijen, en het einde van de staart zijn met
lange zwart en geel gemengde haren bezet.
Alle leeuwen verkiezen rotsachtige plaatsen
en met wouden bedekte dalen tot verblijfplaats
Gewoonlijk leven ze niet in troepen, doch heeft
elk paar zijn eigen jachtveld. In woestijnen
houden zij zich niet op; van lucht en zand al
leen kunnen ze niet leven. Daar de leeuwen al
leen 's nachts op roof uitgaan, ziet men ze op
den dag hoogst zelden; dan zijn ze zoo lui,
dat ze bijna niet van hun leger zijn op te
jagen.
De leeuwin onderscheidt zich van de leeuw
door het gemis der manen. Ze heeft daardoor
een geheel ander uiterlijk en. hoewel altijd
nog een prachtig dier, is zij wat trotschheid
van houding aangaat, niet met dezen te ver
gelijken.
Kost het eenige moeite om in den manne-
lijken leeuw het type der katten tot welke
roofdieren hij behoort terug te vinden,
hier bij de jonge leeuwen is het niet twijfel
achtig. tot welke familie ze behooren. Hun
vorm, hun geluid, hun bewegingen en zelfs da
teekening der huid komt met die der katten
overeen.
Als de jongen drie maanden oud zijn, krij
gen ze tanden. De leeuwin gaat eenige uren
daags of 's nachts op roof uit en brengt wat
zij gevangen heeft mee. als voedsel voor de
kleinen, die ai spoedig met hun scherpe tand
jes in staat zijn om het in stukken te scheu
ren. Na een half jaar ongeveer, gaat de heele
familie gezamenlijk rooftochten ondernemen
en het gebeurt dan wel, dat de jongen, hun
kracht nog niet kennend, zich te buiten gaan
aan dieren, veel sterker en grooter dan zij.
Maar de moeder houdt een waakzaam oog en
staat de jongen bij als het noodig is. Zoo
groeien zij op en ontwikkelen ze hun krachten,
tot ze eindelijk na het twee jaar geheel in
staat zij voor zich zelf te zorgen. Hun roof
zucht kent dan geen palen, alles wat leeft
wordt door hen aangevallen en verscheurd. Ze
zijn echter nog niet volwassen en bij den
mannelijken leeuw zijn de manen nog niet tot
ontwikkeling gekomen. Pas in het derde jaar
zijn ze op hun volle kracht.
Jong gevangen, kunnen de leeuwen worden
getemd en hechten zij zich aan hun verzor
ger. Ook is gebleken bij getemde leeuwen, dat
ze een sterk geheugen hebben en dat zij zelfs
na verloop van twee jaren de personen, waar
mee ze eenmaal vriendschap hebben gesloten,
aan hun stem herkennen.
Bekend is uit de oudheid de geschiedenis
van Androcles, die een doorn uit de poot van
een leeuw gehaald had en die op zijn beurt
door den leeuw gered werd in de arena.
De leeuw beschikt evenals de kat over een
taai leven en is het gevaarlijkst wanneer hij
gewond is. Voor den mensch schijnt de leeuw
ontzag te hebben, omdat hij weet, wat hij
van hem te wachten heeft. Als het kan, zal hij
hem ontwijken en zelfs op de vlucht gaan.
Heeft hij echter eenmaal menschenvleesch
geproefd, dan is het met zijn grootmoedigheid
gedaan en is hij. wat men noemt een men-
scheneter geworden en valt hij den mensch
aan, waar hij hem ontmoet.
OOM KEES.