Uitteren in ECunst Hef Muziekconcours te Halfweg. De Revisor Zoo n erge Hoofdpijn? AKKER.CACKETS DE MAN, DIE DE TROEVEN HAD. MAANDAG 10 SEPTEMBER 1934 HAARCEM'S D G B L* A D 9 MUZIEK. Opening en marschwedstrijd. „Luctor et Emergo", Amsterdam, 3e eereprijs 127 p. Harmonie: Tramkorps E.S.M. HaralemLelden, le eere- pr. 150 p. „Onderlinge Oefening" Uitgeest, 2e eereDr. 135 p. „Nestelroy", A'dam, 3e eerepr. 104 p. Hoogere afd. Fanfare: „Crescendo", Westzaan, le eerepr. 159 p. „Excelsior", Oostzaan, 2e eerepr. 154 p. „Heer Hugowaard" 3e eerepr. 144 p. Harmonie: „Excelsior", Noord Scharw. le eerepr. 170 p. „Sted. Muz. Korps", Den Helder, 2e eerepr. 153 p. „Kunst na Arbeid", IJmuiden, 3e eerepr. 149 p. Voorts ging de groote bronzen medaille van H.K.H. Prinses Juliana (voor 't hoogst aantal punten van het vrije werk) naar „Crescendo", Westzaan. De dito medaille van H.M. de Koningin (voor hoogst aantal punten over 't geheele concours), eveneens naar „Crescendo", Westzaan. De groote gouden medaille van het gemeen tebestuur van Haarlemmerliede en Spaarn- woude (voor hoogst aantal punten verplicht werk) na loting tussehen Westzaan en Pur- merend aan „Kunst na Arbeid", Purmerend. De zilveren Lier van Burgemeester L. H. Si mons (voor hoogst aantal punten in den marschwedstrijd) ging naar Den Helder (Ste delijk Muziekkorps). De zilveren medaille van den gemeentesecre taris, den heer F. Hokwerda (voor hoogst aant punten marschwedstrijd op 1 Sept.) kwam na loting in handen van „Crescendo", Ouderkerk a. d. Amstel. Deze uitspraak werd wederom bij monde van wethouder P. H. van Essen bekend gemaakt, doch wij gingen niet heen, alvorens hij. nu ook weer burgemeester Simons persoonlijk aan wezig was met vele leden van het Eere-Comité, het Gemeentebestuur van Haarlemmerliede en Spaarnwoude nadrukkelijk zijn dank had be tuigd, waar het dit concours van „Eensgezind heid" op zoo voorbeeldige wijze heeft willen steunen. Met nog een dankwoord aan de Directie der Suikerfabriek „Halfweg" en der Centrale Sui kermaatschappij. een vriendelijk woord aan de pers. en voorts ook aan de medewerkenden der concerten tussehen de concoursdagen in. be sloot de voorzitter van het uitvoerend Comité zijn taak. die hijzelf met opoffering van veel tijd en met prijzenswaardige werklust heeft vervuld. Wij willen er nog extra op wijzen, dat het woord van burgemeester Simons, het concours te zien als een cultureel belang van groote waarde, zich te Halfweg ten volle heeft be waarheid. Deze laatste dag heeft dat ai weer duidelijk bewezen, waar zooveel werd ten ge- hoore gebracht dat met het werk van vakmu sici op één lijn gesteld mag worden. Ook het volmaakt ordelijk verloop van dit concours, en het met overgave luisteren door het publiek, mogen mede als bewijs gelden voor de waar heid van wat zooeven werd gezegd. G. J. KALT. Het Tooneel te Amsterdam. De Jubileumvoorsfelling van den Stadsschouwburg. rr Deze laatst,# concoursdag is alweer, evenals de drie vorige, buitengewoon begunstigd door het weer,, Wel kwam er juist voor den aanvang van dan marschwedstrijd een leelijke bui op zetten, die het niet bij dreigen liet, maar de marschwedstrijd liep geheel vrij; niet zoodra echter was die voorbij, of Pluvius haalde zijn scha in, maar deerde daarmee geen mensch. Op het feestterrein, waar ook ditmaal weer "de marschwedstrijd werd gehouden, had bur gemeester Simons (en met hem het eere-co- mité en het uitvoerend comité) de gasten van dezen dag ontvangen op de hem eigen wijze in een vlot toespraakje, waarna de korpsen spoedig aantraden om zich onderling in den marschwedstrijd te meten. Deze had weer een vlot verloop en wij kunnen alvast meedeelen, dat er onder de negen deelnemers vier werden onderscheiden met een eersten prijs. Het waren: „Crescendo", Westzaan met 55 1/2 punten. „Forzando", Amsterdam met 54 p. „Trou en Vriendschap, A'dam met 55 1/2 p. ,Atam", Den Haag met 54 p. Een tweeden prijs verwierven: „Nestelroy's Harmonie", A'dam met 51 p. „Avanti", A'dam met 45 p. „Vollenhove's fanfarekorps" met 47 1/2 p. „Excelsior", Den Haag met 52 1/2 p. „Wilhelmina", Santpoort met 51 p. De beide winnaars met 't hoogst aantal pun ten moesten bij loting uitmaken, aan wien ten deel zou vallen de door een der standhouders uitgeloofde fruitmand. Deze ging met een hoeratje naar Amsterdam. Deze middag was weer rijk bezet, en weel waren het de jongeren, die zich 't eerst in de muziektent nestelden. Uit Heiloo kwam, onder de zekere leiding van Alb. Meyns, het fanfare korps „Jong Eensgezindheid". Het kon wel niet anders, of alreeds deze vierde afdeeling moest voldoening geven, nu Meyns, die straks aan 't slot nog eenmaal zou komen in de eere-afdee- ling, den stoot gaf. En zoo kwam 't ook uit. Was t een toeval, dat deze leider werd aange wezen op deze plaats, dan was 't een gelukkig toeval geweest. Het spel der jonge menschen was resoluut, 't ging in een mooi rythme en in mooien klank. Een harmoniekorps uit Den Haag, een afdeeling hooger, had in het force een veel te grooten klank, terwijl trombones en bassen te laag waren. „Avanti", Amsterdam, had te weinig hout om een mooi geheel te kun nen vormen. Bij 't korps uit Vollenhove was de directie ietwat vaag. In dit opzicht voldeed „Ons Genoegen" uit Egmond aan Zee veel be ter; alleen de solopiston was niet op dreef. „Excelsior", Den Haag, beschikte over een heusche trompet, die den toon echter niet con tinu wist te houden. Bij „Voorwaarts", Haar lem was opvallend de mooi bezette klarinetten- partij. Het was jammer dat het vrije nummer een beetje minder gelukkig werd opgezet; het rammelde hier wat, en de onderverdeeling dei- noten was niet geheel duidelijk. Ook bij „Wil helmina", Santpoort was er niet die eenheid, die we van dit korps gewoon zijn. De opzet van 't verplicht werk was niet zuiver, en in 't vrije werk was men, even vóór 't slot, ook niet heel gelukkig. Een mooie nuanceering behoord eveneens tot de vrome wenschen. 't Is waar, we waren hier in een eerste afdeeling, en 't ge halte der muziek wordt beter, maar meteen de eischen aan de uitvoering hooger. We gingen nu over naar de eere-afdeeling fanfare, met als verplicht werk Vlessing's „Ouverture solen nelle". Drie korpsen dongen hier mee, waarvan het eerste uit Amsterdam niet aan redelijk ge stelde eischen voldeed. Het fugato was slecht, de fraseering onvoldoende, de middenstemmen onduidelijk. Offenbach's „Orphée aux enfers" was een beleediging voor het publiek. Het korps uit Twisk „West-Frisia" voerde 't verplicht werk zeer goed uit; in Mendelssohn's „Fingals- höhle" hield directeur Koolhaas de klank op zettelijk terug, maar jammer genoeg daarmee ook het tempo en remde hij de prettige vaart dezer muziek. De goede, milde klank wilde niet recht komen, al was 't slot veel beter. „Heer Hugowaard" ten leste gaf in deze af deeling superieur werk. Vooral met „Les bur- graves", ouverture van Valette, legde dir. Van Naar het Amerikaansch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. Nadruk verboden. 18) „En is dat nu vier jaar geleden?" sprak Braceway. „Ja". „Kende juffrouw Maria Fulton toentertijd Henry Morley?" „Neen. dat geloof ik niet. Ik geloof, dat Morley ongeveer drie jaar met haar bevriend is". De drie mannen waren stil, ieder met de zelfde gedachte bezig; dat op Morley de schuld geschoven werd voor een reeks van handelingen, die vier jaar geleden evenzoo gebeurd waren, toen hij de familie Fulton nog niet kende, met dit verschil, dat deze laatste keer een moord gevolgd was op de chantage, of wat het dan ook geweest was. De theorie van zijn schuld was verzwakt. „Meneer Withers heeft mij verteld", zei Bristew, „dat de juweelen ongeveer een jaar geleden te Washington verpand zijn". „Dat is waar", bevestigde Fulton. „Maai bij die gelegenheid wist ik er niets van tot Enid bij me kwam, alweer met het verzoek de juweelen in te lossen. Haar echtgenoot was onverwachts te Washington aangekomen en had naar de juweelen gevraagd. Ik gaf het geld. Deze keer was het bedrag acht duizend dollar". „En was dat alles, meneer Fulton?" De oude man keek weer naar buiten naa; de bergen, alsof hij poogde iets van hun rust en kalmte, te winnen. Mever zeer veel eer in, al zal niet elk de mo derne allures van dit werk naar waarde weten te schatten. De directie was prachtig be- heerscht en een nauwlettend beschouwen over waard. Hierna werden de verwachtingen steeds hooger gespannen. In de eere-afd. harmonie kwam Alb. Meyns. een der gaarne geziene gasten uit het Noorden, met Beethoven's „Egmont"-ouverture. Als vol strekt volleerd vakman toonde ons deze lee- ken-muzikant de schoonheden van Beethoven's muziek en gaf er een vertolking van, in één woord: heerlijk. Ook met Wagner's „Walküre"- muziek genoot men met volle teugen zoowel van de muziek als van de wijze, waarop Meyns dit alles wist te verkrijgen van zijn dillettan- ten. Het was verrukkelijk. Maar nog was de middag niet ten einde. Want ons restte nog (in de superieure afd. fanfare) het prachtige korps „Crescendo" uit Westzaan. Van de ouverture „Capitaïne Trafalgar" was de klank magistraal, de nuanceering over-rijk, en technisch kon men ook niet anders dan die groep eenvoudige muzikanten en hun knappen leider hartelijk bewonderen. Tot eindelijk in de ouverture „Pyramé et Thisbe" (van E. Tremisot) de bril jante klank, de bewonderenswaardige techniek der beide tuba's, de soprani en vanzelf ook de geheel beheerschte en in-muzikale directie de aanwezigen stemde tot ondubbelzinnige blijken van waardeering. Op deze plaats mag het ge zegd worden, dat rasmuzikanten als Toon de Vries, Alb. Meyns, Van Mever, Pranger, Pala (om ons te bepalen tot de mannen die hun werkkring hebben in Holland benoorden het Noordzeekanaal) zeer veel luister hebben bij gezet aan dit concours, dat weer zoovelen heeft doen genieten. De uitspraak over dezen middag luidde: Harmonie: 4e afd. „Nestelroy's harm., Amsterdam, le pr. 30 punten. 3e afd. „Atam", Den Haag, 2e pr. 276 p. „Avanti", Amsterdam, le pr. 300 p. 2e afd. „Voorwaarts", Haarlem, 2e prijs 288 p. Eere-afd. .Forzando", A'dam, le pr. 331 p. Fanfare: 4e afd. „Jong Eensgezindheid", Heilo, le pr. 300 p. 3e afd. „Vollenhove's fanf. korps", 2e pr. 288 p. „Ons Genoegen", Egmond aan Zee, 2e pr. 286 p. 2e afd. „Excelsior", Den Haag, 2e pr. 279 p. le afd. „Wilhelmina", Santpoort, 2e pr. 276 .p Eere-afd. „Trou en Vriendschap", Amster dam. 2e pr. 288 p. „West-Frisia", Twisk. le 322 p. „Heer Hugowaard", le pr. 317 p. Superieure-afd. „Crescendo", Westzaan, le pr. 348 p. De Eere-wedstrijd. Aan de jongeren alweer, om den eere-wed- strijd te openen. Maar „Jong Eensgezindheid", dat eerst kort geleden (vóór 10 maanden) werd opgericht, bezat geen derde nummer om uit te voeren. Buiten mededinging mocht het daarom (onder luiden bijval van 't publiek werd deze mededeeling gedaan) het vrije werk van 's middags uitvoeren. Het heette „Fleur de Mai" en toonde, dat er uit dit jeugdkorps iets moois belooft te groeien. Meyns staat daar trouwens-borg voor. Intusschen: het korps uit Heer Hugowaard onder Van Mever was hier aan al voorafgegaan met de ouverture „Si j'étais roi" van Ad. Adam. De noten kwamen niet alle in haar volle waarde naar voren, maar er waren dikwijls heel mooie momenten. Uit A'dam kwam Nestelroy's harmonie met „L'at- tente fait mourir" (in de volksmond: La tante, vet maar hier). Het invetten geschiedde al licht niet volgens de regelen der kunst, want geheel zuiver van klank reageerden de musici daarop niet. „West-Frisia", Twisk, gaf de Slavonic rhap sody van Friedemann in mooien klank en straf rythme, „Forzando", A'dam Rossini's ouver ture bij „De barbier van Sevilla". Dit stuk ligt het korps niet heel voordeelig. De klank was wat te dik, en 't geheel kwam niet zoo nauw gezet tot uitvoering. Met Wagner's ouverture „Kienzi" eindelijk besloot Toon de Vries met zijn Crescendo, Westzaan dezen eerewedstrijd op hoogst eervolle wijze en de aanwezigen ge noten met volle teugen. Nu was ook het oogenblik gekomen, dat over de vier concoursdagen de uitslag van den eere wedstrijd zou vallen. Men was in Halfweg zoo mild, de lagere afdeelingen een afzonderlijke onderscheiding toe te kennen, dus de afdee lingen een, twee, drie en vier gescheiden van de hoogere, als uitmuntendheid, eere-afd. en superieure afd. De uitslag dan in den eere wedstrijd was: Lagere afd. Fanfare: „Patrimonium", Amstelveen, le eereprijs 147 p. „Door willen verkregen", Beets, 2e eereprijs 144 p. „Neen. Nu vroeg ik haar, wat haar zoo hinderde. Ik legde haar uit, dat ik haar gee nerlei verwijt zou maken, dat ik haar alleer. maar wilde helpen, haar troosten. Maar zij wilde niets vertlelen. Zij verklaarde, dat niemand haar kon helpen en dat het nu voor den laatsten keer was geweest, dat ze haar juweelen beleend had. Zij schreide bitter ik hoor het nog en zij smeekte mij te ge- looven. dat zij zich nergens schuldig aan had gemaakt. Het betreft mij niet alleen. Ik moet er mij door heen slaan", dat was alle opheldering, die zij mij meende te kunnen geven. Het eenige feit. dat zij onthulde was. dat de man, die het haar destijds in Atlan tic City moeilijk had gemaakt, ook hier voor aansprakelijk was". Bristew herinnerde zich opeens, dat me vrouw Allen dezelfde uitlegging had gekre gen. toen zij getracht had mevrouw Withers te troosten. „Arme stakker!" zei Braceway en zijn stem klonk heesch. „Zij was toch wel dapper moedig tot het einde". „Ik geloof", besloot Fulton en het leek, of alle energie hem in den steek liet. „dat dit alles is, wat ik u had te vertellen. Het is al les. wat ik weet. Ik wilde u maar duidelijk maken, dat die man met den gouden tand geen verzinsel is, zooals u schijnt te geloo- ven. Laat u niet om den tuin leiden, heeren. Hij is knap en hij gebruikt zijn bekwaamhe den alleen voor onwaardige doeleinden. Hij is moeilijk te benaderen, sluw en hij werkt steeds in het duister. Hij is laag en gemeen en zou voor geen moord terugdeinzen. En ik ben er zeker van, dat hij in den moord op mijn dochter de hoofdfiguur was. Niets geen macht ter wereld kan mij ooit doen gelooven, dat Enid door den neger vermoord; is. Het klopt niet op wat er aan voorafgegaan is". ..Als het ook maar eenigszins mogelijk ir om dien man te vinden dan zullen wij hei doen", verzekerde Bristew hem. Braceway stond op. „Daar kunt u uw laatste dollar onder ver wedden, meneer Fulton", zei hij met warmte. Van de Zaterdagavond ter herdenking van het 40-jarig bestaan van den Stadsschouw burg te Amsterdam gegeven jubileum-voor- stelling, die zeer afwisselend maar wat over laden was. zullen mij drie momenten als de meest treffende, het langste bij blijven. Daar was allereerst het oogenblik, waarop de stem van Louis Bouwmeester uit het donker op klonk in deze zaal, waar wij hem zoo dik wijls dezelfde woorden hadden hooren zeggen. Er ging ontroering door het publiek, toen die in geen jaren meer gehoorde, maar ons nog zeer bekende stem de woorden sprak: „Heeft een jood geen handen, geen armen, geen beenen. geen gevoel, geen begeerten, geen hartstochten?" Hoe dikwijls hadden wij Bouwmeester dat niet en op dezelfde plaats hooren zeggen? Wij voelden toen al len, dat hü de grootste roem van het gebouw, waarvan wij thans het jubileum vieren, was geweest. En dan was er als tweede indrukwekkend moment de verschijning van de 86-jarige me vrouw Van Beem— Kapper naast de ook reeds bijna 80-jarige Anna Sablairolies in De Vijf Frankforters. Ook hier een stuk historie, dat ons herinnerde aan een anderen bloeitijd van ons tooneel. die voor altijd voorbij is. Het publiek voelde het eveneens zoo. want geen der andere artisten ook de grooteren niet werd met een zoo warm. enthousiast ap plaus ontvangen als-deze twee „oudjes", die daar nog eens voor het laatst de rollen speel den. welke zij zoo dikwijls onder Royaards hadden vervuld. Wat moet er omgegaan zijn in die 86-jarige vrouw, die opgeroepen uit haar rust oud en gebogen, nog eens voor de laatste maal in haar leven voor een stamp volle zaal mocht optreden! En dan was er als slot de toespraak van me vrouw MannBouwmeester, de actrice, die zooals wethouder Walraven Boissevain terecht zeide van alle nog levende artisten de roem rijkste vertegenwoordigster van een groot ver leden is. Heel de zaal rees op om haar bij haar verschijning op het tooneel nog eenmaal een geestdriftige ovatie te brengen op dezelfde plaats, waar men haar zoo dikwijls had toe gejuicht. Het zal wel een ieder getroffen hebben met welk een gratie deze 84-jarige actrice daar te midden van al die jongeren gezeten was. In haar „plastiek" was nog hetzelfde „konink lijke" als in de jaren, waarin zij haar beroem de rollen speelde. En toen zij aanving te spre ken, klonk die stem nog even klankrijk als vroeger. Tot in de verste hoeken van de zaal was zij te verstaan en deze laatste overgeble vene van de Bouwmeesters gaf met haar voor beeldige articulatie nog een voorbeeld aan al de jongeren, hoe er op het tooneel gesproken moet worden. De woorden, die zij sprak, gingen regelrecht naar het hart van allen daar in de zaal. „Het is voor mij" zoo zeide mevrouw Mann „een geluk nog eenmaal op dit tooneel te mo gen staan, waar ik 35 jaar heb gespeeld. Hier heb ik de mooiste jaren van mijn leven gehad, hier ben ik gelukkig geweest. Ik vind het heer- „Als hij gevonden kan worden, dan zullen wij hem vinden". De oude man stond op. Hij voelde zich ver moeid. Braceway pakte zijn arm en samen gingen zij de stoep af. „Zie :k u vanmiddag nog?" riep Bristew den detective na. „Ik denk van wel", riep Braceway over zijn schouder terug. Zoodra ik geluncht heb. wil ik met Abrahamson gaan praten. Greenleaf schijnt hem niet belangrijk te vinden". Bristew weifelde even en hinkte toen de stoep af. „Neem mij niet kwlaijk, meneer Fulton", zei hij, terwijl hij de twee mannen inhaalde. ..maar is er niets, geen enkele aanwijzing, geen mogelijk spoor, dat u ons over dezen ge- heimzinnigen man geven kunt?" „Neen niets", antwoordde Fulton vermoeid. „Ik heb u alles gezegd, wat ik wist". „Dan nog iets: toen u vanmorgen op no. 5 arriveerde, was ik in den salon getuige van uw ontmoeting met uw dochter Maria. Ik vertrok dadelijk, maar toch zag ik uw ge laatsuitdrukking. terwijl u haar begroette. Het leek mij alsof er een beschuldiging in lag". ..Die lag er ook in", gaf de oude man toe ..Enid had mij geschreven, dat Maria haar dringend om geld had gevraagd, om veel geld. Natuurlijk, toen ik van detragedie hoor de, dacht ik tegelijkertijd aan die oude moei lijkheid, die voor Enid altijd een zware last is geweest: geld. En nu laakte ik Maria. Maar dat was natuurlijk verkeerd". Dat begrijp ik", zei Bristew. Hij keerde naar zijn veranda terug en ging zitten. Hij overdacht alles, wat de vader der vermoorde vrouw hem had verteld. Voor zoo ver hij kon nagaan, had dat alleen maar ge diend om de verdenking tegen Morley nog te versterken. Wanneer ontdekt werd, dat Maria Morley gekend had tijdens dat geval in At lanta City dan was dat funest voor Morley. En Braceway zou het van hem winnen. Na- tuurliik was er nog een kans. Het was best mogelijk, dat Morley naar no. 5 was gegaan om Enid te vermoorden als hij niet nog meer lijk nog éénmaal voor een stampvolle zaal te mogen spreken. U, geliefd Amsterdamsch pu bliek, vraag ik in naam van de kunst en in naam van alle tooneelspelers; steunt het too neel!" Dit was het ontroerende slot van den avond, waarvan de indruk wellicht nog grooter zou zijn geweest, wanneer men het programma niet zoo overladen had. Want op een hoewel zeer boeiende toch reeds lange voorstelling van De Revisor was na een groote pauze een spectacle coupé gevolgd, dat op zich zelf reeds bijna groot genoeg was om een avond te vullen. Hierdoor was het op het laatst moeilijk voor de artisten de belangstelling van het ver moeide publiek nog wakker te houden, vooral, omdat wij tussehen half 12 en 2 enkel frag menten te zien kregen. Dat Van Dalsum en Charlotte Kohier tegen het slot van den avond bijvoorbeeld nog een lange scène uit het eer ste bedrijf van „De Comedie van het Geluk" moesten spelen, waar hun gezelschap reeds heel den avond vóór de pauze had gevuld, leek mij onnoodige overdaad en had in dit overzicht van Nederlandsch tooneel der laat ste jaren gemist kunnen worden. In korte scènes, die wij hadden te zien als ..historische fragmenten", kregen wij een beeld van het tooneel, zooals het in de laatste jaren is geweest. Daar verscheen allereerst Verkade, die merkwaardig jong nog als Hamlet met den monoloog „Te zijn of niet te zijn" on- piiddellijk stemming op het tooneel wist te brengen. Zijn Hamiet-scène hoe wel over wogen was zijn dictie en hoe vol adel zijn ver schijning was artistiek een der hoogtepun ten van den avond. Daarop volgde een tafereel uit den Gys- breght, waarin mevrouw Royaards en haar zoon als Badeloch en Broer Peter den glorie tijd van Royaards voor ons één moment deden herleven. Wie zouden dit beter en met meer piëteit hebben vermogen te doen dan deze twee artisten, die Royaards zoo na hebben ge staan? Paul Huf zei mooi van klank de rei der Edelinghen. De stem van Royaards, die na de reeds vermelde scène uit De Vijf Frankforters, waar aan ook John Gobau medewerkte deze be langrijke periode afsloot, maakte niet den indruk als die van Bouwmeester, omdat wij moeite hadden in het door de gramofoonplaat gereproduceerde geluid de toch zoo karakte ristieke stem van Royaards te herkennen. Het was ons, of wij den zoon Ben Royaards inplaats van den vader hoorden. Jan Musch verscheen gezeten tussehen Mary Musch—Smithuyzen en Georgette Rejewsky als de markies de Mascarille en bracht met zijn komisch, levendig spel en geestige dictie een der beste voorstellingen van Het Schouwtooneel in herinnering. Mis schien nog grooter was het succes, dat Vera Bondam en Cees Laseur daarna oogstten met hun scène uit .Als ik wilde". Toen wij deze twee daar zagen spelen in subtiel, elkander volkomen begrijpend, geestig en natuurlijk samenspel, konden wij het slechts betreuren, dat de veranderde omstandigheden ook deze geld van haar kreeg en dat Perry hem vóór geweest was en den moord al gepleegd had. Nu hij die theorie eenmaal had opgesteld, wilde Bristew zijn geloof aan de schuld van Perry niet opgeven. Een auto snorde Manniston Road in en hield voor no. 9 stil. Zijn dokter. Dr. Mow bray, sprong uit den wagen en liep de stoep °P- „Goeden morgen, dokter!" riep de patiënt hem vroolijk toe. Morgen", antwoordde Mowbray gemelijk. „Hoe verzin je het om voor Sherlock Holmes te willen spelen?" „Gaat u zitten", noodigde Bristew hem uit. ..Ik speel niet voor Sherlock Holmes, maar ik dacht, dat het mijn plicht was te helpen, als ik kon". „Dat kun je juist niet!" barste Mowbray uit. „Je zult in je graf liggen, eer je het weet. Het vergt veel te veel van je." Hij haalde snel zijn horloge te voorschijn met de handigheid van een goochelaar. „Laat mij je pols voe len". Bristew liet dit toe. „Precies zooals ik dacht twintig slagen te veel. En je adem haling lijkt naar niets. Heb je gerust van daag of gisteren?" „Niet veel, dokter". Mowbray keek hem zeer ontstemd aan. „Nu, vriendlief, ik zal je dit zeggen: als je mijn voorschriften niet opvolgt, trek ik mijn handen van je af. Nu weet je het!" „Het spijt me heel erg, dokter, maar ik kan nu mijn tijd niet in bed doorbrengen", ant woordde Bristew met zooveel overredings kracht als hij kon. ,.Ik zal wel eens willen weten, waarom niet" „Ik ga morgen naar Washington, maar het moet geheim blijven. Ik vertrouw het u als geneesheer toe en „Ga je naar Washington? Man, je bent gek stapel gek!" ..En toch", drong Bristew aan, „moet ik gaan". „Voor dien moord?" „Ja". „Heel goedl" brieschte Mowbray terwijl hij twee artisten. die Qua talent zoo volkomen bij elkander passen, hebben gescheiden. Met den bekenden pagode-monoloog ver plaatste Louis de Vries als Narciss ons in den tijd der romantiek en tegelijk in dien van het oude Neerlandsch. Hoe vaak hebben wij dien monoloog ook niet van Bouwmeester ge hoord! Het was wel heel jammer, dat geen der „ouder." van het oorspronkelijke „Neer landsch", dat 25 jaar de planken van den Stadsschouwburg heeft bespeeld, voor ons die periode nog eens kon doen herleven. Maar de theaterbilletten uit dien tijd. die thans als deel van de tentoonstelling waarover ik in een afzonderlijk artikel hoop te schrijven zijn opgehangen aan de muren naast de en tree-trap, bevatten bijna enkel namen van gestorvenen en wij zagen daaruit, dat die tijd geheel ..historie" is geworden. Als slot van het „Spectacle Coupe" kregen wij de bekende scène tussehen Catherina en Petruccio uit De Getemde Feeks van Magda Janssen en Louis Saalbom en bet gelukte deze twee door hun levendig, kleurrijk spel zoo waar om de door het late uur bedenkelijk gedaalde belangstelling weer op te wekken en zoo den avond nog joyeus te eindigen. De voorstelling was geopend met een op voering van De Revisor, het klassieke blij spel van Gogol, dat precies een kwart eeuw ge leden in 'n vertooning door 't oude Neerlandsch op dezelfde planken was gegaan. Dit verslag is reeds zoo lang geworden, dat ik mij over de opvoering van De Revisor moet beperken tot een korte kritiek. Na de voorstelling te Haarlem, die na het groote succes te Am sterdam zeker wei volgen zal, hoop ik uitvoe riger op de voorstelling te mogen terugko men. De Revisor dan sloeg getuige de vele open doekjes en de enthousiaste ovatie aan het slot bij het feestelijk gestemde publiek geweldig in. Het was vooral het laatste door Van Dalsum voortreffelijk geregisseerde bedrijf, dat dien bijval verdiende. Daar kregen wij tooneel in grooten stijl te zien. In de bedrij ven, die daaraan vooraf gingen, trof het mij, dat het spel van de twee debutanten bij dit gezelschap van Oscar Tourniaire en Wil- helmi.ne Duymaer van Twist niet geheel op dat der anderen was ingesteld. Zij speelden minder in de groteske nu en dan sterk caricaturale richting dan de overige artis ten. Tourniaire toonde ook nu een onzer eer ste karakterspelers te zijn. maar toch herin ner ik mij van Pavloffs gouverneur van eenige jaren geleden dat deze rol nog meer kannen heeft en nog rijker gevarieerd kan worden gespeeld. Wilhelmina Duymaer van Twist vond m Anna Andrejewna een haar prachtig liggende rol en haar eerste optreden in dit milieu werd een voor haar verdiende triomf. Paul Storm was de revisor. Hij had goede mo menten o.a. in het derde bedrijf rnaar deze rol vraagt toch een speler met meer fan tasie en grooter zwier. Storm vult ook nog niet voldoende het tooneel om een zoo be langrijke rol wat zou Cruys Voorbergh hier iets prachtigs van gemaakt hebben te dra gen. Van de vele andere rollen noem ik Frits van Dijk. die in het groteske als Bobschinsky kostelijk was. en Jules Verstraete, d.e weer uitblonk als directeur van de ziekeninrichting. Ook Louis van Gasteren en Van Warmelo had- ren plezier van hun rollen. Maar dat deze voorstelling toch nog in veel verschilde met de schitterende opvoering van de Russen, dat zagen wij bijvoorbeeld in zoon klein rolletje als van Mischka. dat hier vrijwel onopgemerkt bleef en Waarvan mej. Korsa! bij de Russen iets onvergetelijks wist te maken. Toch zal ook De Revisor voor het Amster damsch Tooneelgezelschap ongetwijfeld een groot succes worden. Deze scherpe satire is voor alle tijden geschreven. Tout Amsterdam was Zaterdagavond aanwezig. Dc stampvolle zaal de schouwburg was reeds 2 uur na opening der loketten geheel uitverkocht heeft herhaaldelijk uiting gegeven van haar blijde en geestdriftige stemming. Zeker niet het minst, toen de heer Joh, M. Bendien, de tegenwoordige directeur, gehuldigd werd. En het waren vooral de artisten. die zich niet on betuigd heten bij de huldiging van Bendien. Deze altijd bescheiden man heeft in den laat sten tijd vooral bewezen hoe zeer hij als hoofd van den stadsschouwburg op zijn plaats is. 0. B. SCHUIL. Binnen een kwartier kunt Ge die vergeten zijn en U als herboren voelen door één of twee van die Volgent recept ren Apotheker Oumonl AKKERTJES" (Adv. Ingez. Med.) als een duiveltje-uit-zijn-doosje oprees. Ga ga maar naar de Noordpool als je wilt. Ik bedank je hoor! Ik kan niet iemand behan delen. die zoo eigenwijs is. Goeden morgen, meneer". Bristew antwoordde hem niet; de dokter liep snel de stoep af en stapte in zijn auto. ..Meneer Bristew". Lucy is er", zei Mattie aan de deur van de huiskamer. HOOFDSTUK 13. Lucy Thomas vertelt. Lucy kwam langzaam de kamer binnen eri bleef bij de deur staan. Zij was een van die eigenaardige negerinnentypen, die men soms in het Zuiden ziet, nogal licht van huid met porcelein-blauwe oogen en krullend haar. dat in plaats van zwart, bruin of roodbruin is. Na een verschrikten blik op Bristew gewor pen te hebben, bleef zij met gebogen hoofd en een uitdrukking van pruilende koppig heid voor hem staan. „Ga zitten!" beval hij na eenige oogenblik- ken van stilte, op een stoel bij den muur wij zend. Zij ging zitten, terwijl hij de deur sloot. „Lucy", zei hij, terwijl hij aan zijn onderlip trok en midden in de kamer staand op haar neerzag. „Ik zal je geen kwaad doen en er is niets om bang voor te zijn. Alles, wat ik van je verlang, is dat je mij de waarheid vertelt". Niettegenstaande deze geruststellende woorden ontging de vrouw de scherpte in zijn stem niet en zij werd nog koppiger. „Ik weet heelemaal niks bijzonders; lk heb alles a! op het politiebureau verteld". „Luister naar mij", beet hij haar toe. Ik wil, dat je me alles zegt. wat je Je herinnert van wat Perry Carpenter gedaan en gespro ken heeft, verleden Maandagavond eergis terenavond" Zij sloeg haar oogen snel op en weer neer en haar oogleden knipperden ..Ik weet wel. wat u wilt en ik weet er heele maal niks van", protesteerde zij. .(Wordt vervolgd^ J Het Middagconcours. FEUILLETON

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 7