DE ZATERDAGAVOND
Naar de Camarisehe
H
A A R L E M'S DAGBLAD
13
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Ons eigen
land.
Brieven van een Controleur B.B.
ZATERDAG 6 OCTOBER 1934
Een vliegveld vol bloemen.
Oude vulkaantop met Euphorbia-struiken op Gran Canaria.
Om zes uur precies stuiven wij over het
natte gras, een klein sprongetje en de stevige
vleugels van den Fokker dragen ons over de
Guadalquivir. Sevilla ligt in fijne rooksluiers
en morgennevel achter ons en wij razen pre
cies in Pelikaantempo 1800 K.M. zonneschijn
tegemoet. Zoo staat het in mijn dagboek. Het
zou iets anders worden. Eerst baden de over
stroomde weilanden langs de rivier nog in
gouden morgenlicht. Wij vliegen een paar
honderd meter boven de groenende velden,
met in rijen geplante sinaasappelboomen, bo
ven weilanden met wegdravende paarden en
zenuwachtige toro's, bravo's of te wel dappere
stieren, langs een paar rotsnesten, bergdorpen
boven op een heuveltop. Cadiz en de kustlijn
worden in het Westen zichtbaar. Vóór ons,
meer Zuidelijk, verdichten zich de nevels tot
een misbank boven de straat van Gibraltar.
Dan maar wat hooger. Een rukje aan het
hoogteroer, iets hooger zingen de motoren 500,
600', 80o M. Die nevel is dikker dan het leek.
Een kwartiertje vliegen wij op 1000 M. Dan
wandelt de marconist naar voren en laat mij
even zijn radiogram lezen. Laaghangende wol
ken boven Ceuta en Larache. Vrije hoogte
50 M. Dat gaat niet, zegt de piloot. Daar zit
ten mij te veel heuvels in den weg. En hier
vóór liggen de uitloopers van den Atlas! Te
rug! Met een grooten zwaai naar Cadiz, daar
was het helder, maar al even eerder zien wij
een gat in de wolkenbank en duiken neer,
juist boven kaap Trafalgar en stuiven onder
den mist, vlak boven zee weer Zuidwaarts.
Even hooger voor de masten van een schip,
dan weer vlak over de golven en goed uitkij
ken. De mist jaagt in flarden van kleine drop
pels langs onze vleugels en pas na een half
uur wordt een kust wazig zichtbaar en vliegen
wij boven Afrika's strand. Trage brandings-
golven, een zandreepje en een groene hel
ling. die tot in de laaghangende wolken op
loopt. Dat belooft niet veel voor den komen
den dag. Wij hebben een andere voorstelling
van Afrika. Trouwens het lijkt verschrikkelijk
weinig op woestijn en dat is het ook heele-
maal niet. De kuststrook van Marokko is re-
genrijker en vruchtbaarder dan Spanje! Als
de kust wat vlakker wordt passeeren wij klei
ne riviertjes met beboschte oevers en al gauw
het eerste witte stadje Arcila. Dan gaat het
landwaarts in, over prachtige groene weilan
den en graanvelden op een groote breede ri
vier aan. aan welks monding Larache ligt, een
belangrijke haven vlak bij de Spaansch-
Fransche grens. Over den stroom en dan zien
wij vooruit reeds de hangars en het groote
vlakke terrein, keurig zweven wij neer in een
bloemenwei, kletsnat van dauw of mist of re
gen. Slangenkruid en rolklaver, een lamsoor
soort, veel lupine, een kniehooge plantengroei,
waar in de verte de ooievaars met moeite hun
lange pooten doorheen trekken. Spaansche of
ficieren verwelkomen ons, een Turk in lange
kaftan met roode fez is het eenige wat op
Afrika wijst. En natuurlijk de negers, die hel
pen benzine laden. Een groote motortruc ran
de Shell vol vaten, die tevens de pompinstal-
latie meebrengt. Vlug en handig, zoodat wij
spoedig weer kunnen vertrekken. Maar wij
komen slecht los van den grond. De linker
motor stottert op een rare manier. Zijn toe
rental wisselt van 1700 tot 450. Even probee-
ren met vol gas in linkerbocht, dan in rech-
terzwaai, maar hij blijft tegensputteren en als
•wij even planeere^ scheidt hij er heelemaal
'uit. Maar de resteerende twee motoren trek
ken ons makkelijk door de bocht en honderd
meter naar boven en dan gaat het terug op
het vliegveld aan. De mecano schiet al in zijn
overall en het malheur is gauw gevonden. Een
losse contactdraad! Toch pleizierig als je twee
motoren als reserve hebt.Dat had tusschen Ma-
seille en Barcelona niet moeten gebeuren.
Een half uur later jagen wij alle ooievaars
weer den schrik op het lijf en vliegen laag
verder, eerst vlak over het heuvelland. Zeer
veel steeneiken middenin de korenvelden, in
de valleien olijven en op de heuveltoppen ade
laarvarens. Een merkwaardige olant toch.
Die groeit op onze hei even fleurig als op de
hellingen der Anden in Peru, bedekt groote
uitgestrektheden op Sumatra, maar ook in
den Himalaya en hier gebruikt de Marokkaan
hem om zijn matrasje te vullen. Dan gaat het
weer op de kust aan. Breede lagunen wemelen
van watervogels. Alleen de flamingo's zijn aan
hun rose kleur dadelijk te herkennen, maar
het miegeit van allerlei kleiner goed. Dan
nadert weer een kronkelende rivier. Mehedia,
een droomstadje. Witte huizenblokken, witte.
minarets, witte moskeekoepels, afstekende
tegen den helder groenen achtergrond. Ra-
bal laten wij wat verder links liggen, maar
zien toch de groote forsche havenstad, met
flinke pieren, waartusschen baggermachines
werken. Nog steeds kurkeik bosch op de heu
vels. soms nauwelijks zichtbaar door jagende
mistwolken, maar dat wordt minder als wij
Casablanca naderen. *Een voorgebergte, een
Kaap, gekroond door een fort, een flinke ha
ven, een paar fabrieken, een witte huizenzee
met torenhuizen, echte skyscrapers. Een mo
derne stad naast en rond en door de oude5
en met zijn typisch Oostersch aspect!
Benzine laden te midden der Arabieren bij
Cap Juby.
Rond de stad uitgestrekte weilandcomplexen,
maar ook Eucalyptus en veel mimosa, langs
de asphaltwegen, waarop wit omhulde ge
daanten te paard voorwaarts trekken in lange
rijen achtereen. Een der reuze-weilanden is
het vliegveld, weer vol bloemen, Althaea o.a.,
die prachtig paarse Haagwinde soort, die ook
al aan de Riviera groeit. Een half uurtje gaat
weer voorbij met benzine laden en even ver
treden en als wij verder gaan is de heiïgheid.
halve mist, te lage bewolking of hoe men het
noemen wil wat opgetrokken en zien wij nu
duidelijk dat de sappig groene weilanden en
korenvelden als een groene band wegslinge
ren naar den horizont, maar dat aan weers
kanten de lage heuvels een heel wat armeren
plantengroei dragen. Op de grens van weelde
en armoe staan de groote kameelharen ten
ten der Bedouïnen en even verder een echt
negerdorp met ronde hutten van naar elkaar
gebogen takken, met stroo bedekt. Steeds ar
mer wordt ook de plantengroei. Wij zitten
opeens midden in het steppengebied, je ziet
een geelbruinen grond overal door den plan
tengroei heen! Mogador gaat voorbij, alleen
in beekdalen zien wij nog behoorlijk groen.
Het wordt saai, vooral daar de mist nog steeds
ver uitzien belet. Drie uur na Casablanca
bonken wij over het kale steppenveld van
Agadir en nemen eventjes 710 Liter ben
zine in.
De kust wordt rotsachtig, een steilkant van
een meter of tien waartegen branding beukt;
daarachter blijft ze eerst vlak, af en toe
met zandduinen bedekt, tot weer wat hooge-
re heuvels en meteen weer plantengroei op
treden. Er staat een tentenkamp, een paar
militaire vliegtuigen: even cirkelen! Dat moet
Ifni zijn, een tot nu toe onafhankelijk gebied,
tusschen Fransch en Spaansch Marokko, dat
drie dagen geleden door de Spanjaarden is
bezet. Twee groote figuren in lange witte kaf
tan staan te midden van een grooten kring
getrouwen, de Sheiks waarschijnlijk, die blijk
baar een officier wachten, die met een paar
geleiders uit het militaire kamp komt aanzet
ten. De heele bezetting is bij verrassing met
vliegtuigen geschied echter niet dan nadat
een voorloopig accoord was gesloten. En ver
der razen wij weer, nu over echte woestijn
streken, bijna zonder plantengroei, steeds met
grauwe laaghangende wolken. Dan kameelen,
menschen, tenten, een groote hangar, nog
weer tenten, Bedouïnententen bij honderdtal
len: dat moet Cap Juby zijn (spreek uit
Goebi)Als wij dalen rennen van alle kanten
Bedouïnen op ons toe, een ongelooflijk have-
looze bende. De vliegdienst komt hier eenmaal
per week en werkt eerst een dikke maand.
Alles wat in de buurt zwierf is hier komen
wonen en holt en rent aan. Van alle zijden
komen ze met wapperende kaftan, want er
blijkt een halve storm te staan. En koud dat
het is! Het waait mij door alles heen en het
woestijnzand stuift zoo. dat ik bang ben om
mijn camera's te gebruiken. Maar ik heb ze
gefilmd, Arabieren en negers en al wat daar-
tusschen zit. Trotsche, mooie kerels die met
waardig gebaar ons de hand kwamen druk
ken en negermeisjes met kralen in het kool
zwarte haar, die op den loop gingen als je ze
aankeek. Benzinevaten worden aangebracht
voor de laatste ruk, een 350 K.M. over zee.
recht het Westen in op de laag staande zon
aan en om half zeven zwieren we boven Las-
Palmas, de Hoofd der Canarische eilanden,
juist tien breedte-graden Zuidelijker dan Se
villa, waar dien morgen onze reis begon.
Dr. W. G. N. v. d. SLEEN
Drenlsche Zondagmorgen.
De regens van Zaterdag hebben hemel en
aarde schoongespoeld. B'oven het eindelooze
veenkanaal staat een strakblauwe lucht vol
bolle witte wolken, die zich spiegelen in het
roerlooze water. Helderrood zijn de straat-
steenen geworden, alsof ze gisteren waren ge
legd. En de boomen aan den rustigen .^mal
len kant"-van het water staan -met schoonge-
regende groene kruinen, die van de week nog
zoo stoffig zagen in de zomerzon.
Geen mensch is te zien op straat; de huizen
droomen met dichte blinden, ondoordring
bare horren en goed toegeschoven gordijntjes.
Het water en de eindelooze straat aan weers
zij zijn voor de zon alleen. Een windvlaag
huivert over het water en strijkt een paar
vluchtige rimpels. Verder is er niets, heele
maal niets te beleven.
Maar dan komt heel in de verte een geluid
nader: een trommel. En alsof ze daarop ge
wacht hebben, komen nu ook een paar trek
kers langs het water fietsen; hun bruine bee-
nen, hun zware bepakking en hun waaiende
haren detoneeren volkomen in deze omge
ving: ze komen van de jeugdherberg
trekken de bloeiende hei, de bosschen en de
korenvelden tegemoet.
De trekkers gaan, maar het tromgeroffel
verstomt niet; integendeel. Heel in de verte
wordt de trommelslager zichtbaar; hij is
het plechtige Zondagsche wart en aan een
breede leeren riem hangt de groote trommel
schuin voor z'n lichaam. Bij de groote ophaal
brug, die aansluit op de eenige zijstraat van
beteekenis: de Kerkstraat, maakt, hij halt en
slaat een ingewikkelden langen roffel. De klok
van het gemeentehuis wijst even half tien;
maar die loopt 's Zondags achter, omdat nie
mand haar dan is komen opwinden; het zal
kwart voor tienen zijn.
Nu beginnen er hier en daar deuren op te
gaan. Er verschijnen hoofden, hoofden met
zwarte kapotjes op de gesteven witte mutsen,
en hoofden met zwarte hoeden vol stijve strik
ken. Kinderhoofden zijn er ook, met vlasblond
haar en sprietige vlechtjes, waar een wijze
matelot met een zwart lint op staat. En mans
hoofden met zwartzijden petten. Ze gluren
even langs de straat langs.en dan gaan de
deuren weer dicht, maar je voelt hoe men
zich binnen gereed houdt om in pontificaal
voor den dag te komen straks. De trommel
slager is inmiddels verder gegaan, drie witte
draaibruggetjes ver het kanaal langs, dan aan
het einde om de haven heen en nu keert hij
langs den smallen kant onder de boomen te
rug. Hetwelk het sein is, om voor den dag te
komen. Overal gaan deuren open. en in groep
jes volgen de menschen op 'n afstandje achter
den roffelaar, die onvermoeid verder trommelt.
De zon straalt uit den blauwen hemel op de
oude lage huizen met hun blinkende ramen en
botergele kozijnen, op de rustende schepen
die fonkelend gepoetste helmknoppen hebben
waar het schipperskeesje op de schoonge
spoelde planken van het dek ligt te knip-
oogen en op dei gouden en zilveren oorijzers
van de oudere vrouwen. Die oorijzers, het is
wel het eenige waar de zon zich in spiegelen
kan, want verder is alles zwartde schoe
nen, de handschoenen, de hoeden en de klee-
reneen groote zwarte inktvlek is het,
midden op een helgekleurd schilderij van
blauwe lucht en witte wolken, spiegelend wa
ter en roode baksteenen! En die vlek groeit
aldoor maar aan. want nu gaat er telkens
weer 'n deur open en daar stapt dan een zwart
gezin uit.
Drie witte draaibruggetjes ver, en dan is er
weer de helgele ophaalbrug, en de breede be
schaduwde Kerkstraat, waar de stoet lang
zaam in draait. Nu klinken boven het ge
trommel de zware klokketonen uit. En ter
wijl de trommelslager verdwijnt zóó liep
hij nog vooraan, nu is hij opeens verdwenen
en onhoorbaar schuiven de menschen het
koele witte kerkportaal in. De zon gluurt door
de hooge oude boomen en even nog doet zij
hier en daar een zilveren kerkboekslot schit
teren. dan is het laatste zwarte jaspandje
verdwenen.
Langs het kanaal heerschen weer zon en
stilte. L. S.
Impressies van een negendaagsch tournée.
Ziezoo, nu volgt er weer een kroniek van
Soembawa, waar ik weer veilig zit, al is het
nog maar een paar maanden voordat ik als
verlofganger Holland kom binnen vallen,
fijn vooruitzicht!
Maandag ging ik voor de variatie met de
K.PM. naar Taliwang. dat is altijd een leuk
zeereisje en ik kon het doen daar ik met den
kapitein diverse besprekingen moest houden
over afscheep van vee. Er waren veel passa
giers aan boord en het was er een knusse
boel. We vertrokken om 8 uur 's morgens en
waren 's middags om 4 uur op Taliwang. Daar
maakten we studie van de inscheep van een
honderd karbauwen en een 700 zakken rijst
we aten aan boord en na wat gejaagd te heb
ben met den kapitein, gingen we om 10 uur
van boord en sliepen in de passangrahan. Den
volgenden dag ging het met de auto naar
Soembawa om de komst af te wachten van
de Merel, die de nieuwe Resident aan boord
had, waarmee ik bijzonder prettig kennis
maakte. We keken eerst de Kotta eens rond,
kantoor, paleis, hopsitaal, kazerne, namen
bij mij een koele dronk en maakten toen een
autorit waarbij we de diverse hoogwaardig
heidsbekleders bezochten, behalve den Sul
tan, die momenteel op Makassar zit.
Den volgenden dag was het druk op het
kantoor, de puntjes dienden op de „i" gezet
en de post afgedaan zoodat ik 's middags met
den opzichter B. O. W. en Datoek Dipati,
prettig voor 10 dagen op paardentournee kon
gaan. Eerst 20 KM. met de auto, daar ston
den de paarden klaar, ik had een van mijn
eigen paarden vooruit gestuurd en reden daar
mede toen verder naar Batoe Doelang, 700 M.
hoog en lekker koud.
Den volgenden dag trokken we eerst de
1800 K.M. hooge Batoe Lanteh over en zak
ten daarna langzaam af naar de volgende
kampong, die we na een rit van 29 K.M. om
2 uur bereikten. Dapper hielden de peerdjes
zich, prachtig was het uitzicht. Het is altijd
een heele cavalcade die zoo langs de smalle
paadjes trekt, berg op, berg af, waarbij je al
tijd weer de „ausdauer" en de fut van de
paarden moet bewonderen. Hellingen op blijf
ik meestal te paard, hellingen af, wat voor de
„biekjes" het vermoeiendste is, loop ik meest
al naast mijn paard. De optocht bestaat dan
STUDIO SNUFJES.
GEORGETTE BANCROFT GAAT FILMEN.
De dochter van George Bancroft, den be
kenden Amerikaanschen film-speler, zal het
voorbeeld van haar vader volgen en voor de
film gaan spelen. George heeft echter ver
klaard, geen vinger voor haar te zullen uit
steken. „Ze moet haar eigen weg maar vinden
zei hij.
Georgette Bancroft is zeventien jaar en
heeft al eens een klein rolletje gespeeld in
de film „Elmer en Elsie" waarin haar vader
de hoofdrol vertolkte.
..Ik houd niet van acteurs die snel carrière
maken, dat duurt nooit lang", zegt Bancroft.
.Ik weet dat ik mijn dochter overal kan in-
troduceeren. zoodat ze snel vooruit komt,
maar dat wil ik juist niet. Acteeren is als elk
ander vak. Men moet het leeren door de
practijk".
Enrico Caruso Jr. werkt in Warner's twee
de Spaansch sprekende film. De vrouwelijke
hoofdrollen worden bezet door Mona Maris en
Carmen Rio.
Bretherton zal de regie voeren.
Een telegrafische mededeeling uit Hollywood
behelst de mededeeling, dat Max Reinhardt.
de beroemde Duitsche regisseur, een contract
van langen duur heeft gekregen bij Warner
Bros. De eerste film, welke onder zijn leiding
zal worden vervaardigd is Shakespeare's „Een
Midzomernachtsdroom".
De filmsterren Minna Gombell, Minor Wat
son, Alan Hale. Johnny Arthur en Burton
Churchill zijn toegevoegd aan de lijst van
medewerkers in de Warner Brosfilm „Babbit"
naar het boek van Sinclair Lewis. De hoofd
rollen worden vervuld door Aline MacMahon
en Guy Kibbee.
Een scène-foto uit de Ufa-film: „Der junge Baron Neuhaus", die in het midden
van de 18e eeuw speelt. Hier ziet men Viktor de Kowa in de titelrol, daarnaast de
gravin Palm (Kathe von Nagy) en geheel rechts keizerin Maria Theresia
(Lola Chlud),
uit mijzelf, de Datoek, de opzichter B. O. W.,
mijn oppas en de djongossen van de twee an-
de heeren; voor ons uit een of twee kampong
hoofden. achter ons het districtshoofd met
nog een paar knapen en dan de pakpaarden,
een stuk of zes, die langzaam volgen.
De bivaks zijn meestal nogal primitief, zon
der bedden, zoodat we altijd ons onafschei
delijk veldbed, een prachtuitvinding. meene
men. Het is nu, vooral in deze Oostmousson
tijd, aardigk oud daar boven de 700 Meter,
zoodat we 's avonds meestal bij een kamp
vuurtje zitten. Eten onderweg is natuurlijk
steeds rijst met kip in allerlei en velerlei lek
kere formaties. Op dat gebied zijn die Inland-
sche koks geweldige kunstenaars, namelijk
wat ze steeds weer een afwisseling in kipge
rechten voor je neer kunnen zetten.
De volgende twee dagen hebben we weer
prachttochten gemaakt, zoo schitterend mooi
als Soembawa om dezen tijd van het jaar is.
De derde dag hadden we een plechtigheid
te verrichten, nl. de steenlegging van een in
1923 gesneuvelden veldpolitie-agent, die als
slachtoffer viel in den toén heerschenden Ba-
ham-opstand. Baham was een opstandeling
die het Sultanaat hier wilde opheffen om zelf
die functie te nemen. Het was een „handige
duvel" die met een rolcentimeter, die je uit
kunt trekken en die op een knopje drukkend
weer zichzelf oprolt, een instrument, dat hier
toen nog geheel onbekend was, zijn almacht
over de primitieve bevolking wist te verkrij
gen en hen mee liet opstaan. Het Gouverne
ment moest daar natuurlijk niets van hebben,
de veldpolitie trad stevig op. In een door Ba-
hem uitgezette hinderlaag werd deze agent
gedood doch ook Bahams neefde.
Daar het graf van dezen agent tot nu toe
tamelijk verwaarloosd werd, besloot ik er een
mooi graf van te maken van cement met een
opschrift te zijner nagedachtenis. Dat was nu
klaar en werd ingezegend. Er was heel wat
publiek, ik stak een herdenkingsrede af, de
aanwezige veldpolitie gaf drie salvo's en het
monument was ingewijd.
Daarna bood ik een vijftigtal aanwezige
kamponghoofden enz. een selamatan aan, een
eenvoudige en zeer goedkoope maaltijd,
maar toch overvloedig, namelijk: 25 Kilo rijst
met toebehoorende groenten en twee geiten,
alles voor den prijs van 2 gulden. Voor het
kokkerelenen zorgen de gasten zelf, evenals
voor het servies. U ziet dus dat je hier voor
weinig geld royaal voor den dag kunt ko
men. Hierna zijn we doorgereisd en daarbij
een heel hooge helling beklommen, waarvan
je op den top een prachtig uitzicht had.
Den volgenden dag ging het weer 25 KM.
verder, nu. steeds afdalend tot we bij Loen-
joek aan de Zuidkust kwamen. Hier ging ik
den volgenden dag alleen met Datoek Dipati
door; eerst langs het strand, waarop een ge
weldige branding van den Indischen Oceaan
stond; toen weer een geweldig zware klim van
900 Meter waar de paarden (ik had het mijne
teruggestuurd) niet tegenop konden, zoodat
ik net grootste deel moest loopen, wat me me
nig zweetdroppeltje kostte. Het was een zwa
re dag, zoodat we blij waren de kampong van
bestemming tegen 4 uur bereikt te hebben.
Het was daar flink koud, vooral daar het den
heelen dag geregend en gemist had.
Den volgenden dag moesten we weer ver
der, door zwaar terrein, aldoor mist en ont
zettend veel modder, waarin je meestal moest
loopen, daar de paarden zich in die gladde
brei niet op de been konden houden. Den vol
genden dag weer hetzelfde, toen kwamen we
weer in vlak en droog terrein en maakten den
laatsten dag een rit van 40 K.M. te paard en
toen nog een 40 K.M. met de auto naar huis.
Een mooi tournée van een dikke 200 K.M. in 9
dagen zat er weer op! Het was toen Zondag
en daar het al laat was toen we thuis kwa
men, ik heel wat tijd noodig had in de man-
dikamer om al het stof en vuil en modder van
me af te spoelen en ik ook wel nogal moe was,
kwam er dien avond van schrijven niet veel
met gevolg dat de mail zonder een brief van
mij weg ging, wat meen ik in die 6 jaar nog
nooit gebeurd was! Den volgenden dag stap
ten we weer aan boord, waar de kapitein ons
onthaalde op een lekker stokvischmaal, een
van de lekkernijen van de K.P.M. Woensdag
eerst naar het kantoro en toen per auto naar
Planpang om een voetbalwedstrijd bij te wo
nen; in het nieuwe huis van den Demong
overnachtte ik, na eerst zwaar gebridged en
gepatienced te hebben, een spel dat hier mo
menteel op tournée „en vogue" is.
Den volgenden dag hebben we op feeste
lijke manier weer een nieuwe brug ingewijd,
waarna we 's middags weer naar Soembawa
terugkeerden. De volgende drie dagen was
het druk op kantoor, 's middags hebben we
zwaar getennisd, waar ik al een heele held in
word, alleen loop ik veel te hard, zoodat ik
nog al eens een buiteling maak. nooit erg, een
schram hier of daar. Maar dat ik gezond! Zon
dagavond stapten V. en ik in de prauw om
den tocht naar de Tambora te ondernemen;
we hadden ditmaal niet veel succes met den
wind, zoodat we er 26 uur over deden en den
volgenden avond laat pas op Kenanga de ha
venplaats van de onderneming aankwamen,
stijf en gaar! Zoo'n prauw is niet al te groot,
er blijft net plaats genoeg over om languit
naast elkaar te liggen, en een heel klein voor
dekje waar je af en toe kan gaan zitten. De
vloer is hard, je ligt alleen op je deken en je
regenjas maar het is toch best uit te houden.
Alleen geen mandikamer of W.C. aan boord,
wat wel lastig is! We hadden flink wind maar
net uit de verkeerde richting en schommel
den nogal, zoodat V. zeeziek werd; ik kon er
gelukkig beter tegen.
Den volgenden dag zijn we naar boven ge
tippeld, waar we als altijd even gastvrij wer
den ontvangen en twee dagen bleven. Het
was betaaldag en ik keek toe en inde belas
ting. Donderdagmorgen liepen we weer naar
Kenanga en stapten in de prauw. Er was weer
veel wind maar al weer een tikje verkeerd,
zoodat we, na zwaar gehobbel den volgenden
morgen tegen daglicht te Soembawa aankwa
men, na een vaart van 16 uur. Toen naar huis
en naar kantoor, 's Middags tennisten we wat
om de stijvigheid wat uit mijn leden te krfj
gen, want van al dat liggen op de harde plan
ken was ik zoo stijf als een lat geworden. U
ziet, over verveling heb ik niet te klagen. Nu
stop!