DE ZATERDAGAVOND Naar de Camarisehe H A A R L E M'S DAGBLAD 13 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Ons eigen land. Brieven van een Controleur B.B. ZATERDAG 6 OCTOBER 1934 Een vliegveld vol bloemen. Oude vulkaantop met Euphorbia-struiken op Gran Canaria. Om zes uur precies stuiven wij over het natte gras, een klein sprongetje en de stevige vleugels van den Fokker dragen ons over de Guadalquivir. Sevilla ligt in fijne rooksluiers en morgennevel achter ons en wij razen pre cies in Pelikaantempo 1800 K.M. zonneschijn tegemoet. Zoo staat het in mijn dagboek. Het zou iets anders worden. Eerst baden de over stroomde weilanden langs de rivier nog in gouden morgenlicht. Wij vliegen een paar honderd meter boven de groenende velden, met in rijen geplante sinaasappelboomen, bo ven weilanden met wegdravende paarden en zenuwachtige toro's, bravo's of te wel dappere stieren, langs een paar rotsnesten, bergdorpen boven op een heuveltop. Cadiz en de kustlijn worden in het Westen zichtbaar. Vóór ons, meer Zuidelijk, verdichten zich de nevels tot een misbank boven de straat van Gibraltar. Dan maar wat hooger. Een rukje aan het hoogteroer, iets hooger zingen de motoren 500, 600', 80o M. Die nevel is dikker dan het leek. Een kwartiertje vliegen wij op 1000 M. Dan wandelt de marconist naar voren en laat mij even zijn radiogram lezen. Laaghangende wol ken boven Ceuta en Larache. Vrije hoogte 50 M. Dat gaat niet, zegt de piloot. Daar zit ten mij te veel heuvels in den weg. En hier vóór liggen de uitloopers van den Atlas! Te rug! Met een grooten zwaai naar Cadiz, daar was het helder, maar al even eerder zien wij een gat in de wolkenbank en duiken neer, juist boven kaap Trafalgar en stuiven onder den mist, vlak boven zee weer Zuidwaarts. Even hooger voor de masten van een schip, dan weer vlak over de golven en goed uitkij ken. De mist jaagt in flarden van kleine drop pels langs onze vleugels en pas na een half uur wordt een kust wazig zichtbaar en vliegen wij boven Afrika's strand. Trage brandings- golven, een zandreepje en een groene hel ling. die tot in de laaghangende wolken op loopt. Dat belooft niet veel voor den komen den dag. Wij hebben een andere voorstelling van Afrika. Trouwens het lijkt verschrikkelijk weinig op woestijn en dat is het ook heele- maal niet. De kuststrook van Marokko is re- genrijker en vruchtbaarder dan Spanje! Als de kust wat vlakker wordt passeeren wij klei ne riviertjes met beboschte oevers en al gauw het eerste witte stadje Arcila. Dan gaat het landwaarts in, over prachtige groene weilan den en graanvelden op een groote breede ri vier aan. aan welks monding Larache ligt, een belangrijke haven vlak bij de Spaansch- Fransche grens. Over den stroom en dan zien wij vooruit reeds de hangars en het groote vlakke terrein, keurig zweven wij neer in een bloemenwei, kletsnat van dauw of mist of re gen. Slangenkruid en rolklaver, een lamsoor soort, veel lupine, een kniehooge plantengroei, waar in de verte de ooievaars met moeite hun lange pooten doorheen trekken. Spaansche of ficieren verwelkomen ons, een Turk in lange kaftan met roode fez is het eenige wat op Afrika wijst. En natuurlijk de negers, die hel pen benzine laden. Een groote motortruc ran de Shell vol vaten, die tevens de pompinstal- latie meebrengt. Vlug en handig, zoodat wij spoedig weer kunnen vertrekken. Maar wij komen slecht los van den grond. De linker motor stottert op een rare manier. Zijn toe rental wisselt van 1700 tot 450. Even probee- ren met vol gas in linkerbocht, dan in rech- terzwaai, maar hij blijft tegensputteren en als •wij even planeere^ scheidt hij er heelemaal 'uit. Maar de resteerende twee motoren trek ken ons makkelijk door de bocht en honderd meter naar boven en dan gaat het terug op het vliegveld aan. De mecano schiet al in zijn overall en het malheur is gauw gevonden. Een losse contactdraad! Toch pleizierig als je twee motoren als reserve hebt.Dat had tusschen Ma- seille en Barcelona niet moeten gebeuren. Een half uur later jagen wij alle ooievaars weer den schrik op het lijf en vliegen laag verder, eerst vlak over het heuvelland. Zeer veel steeneiken middenin de korenvelden, in de valleien olijven en op de heuveltoppen ade laarvarens. Een merkwaardige olant toch. Die groeit op onze hei even fleurig als op de hellingen der Anden in Peru, bedekt groote uitgestrektheden op Sumatra, maar ook in den Himalaya en hier gebruikt de Marokkaan hem om zijn matrasje te vullen. Dan gaat het weer op de kust aan. Breede lagunen wemelen van watervogels. Alleen de flamingo's zijn aan hun rose kleur dadelijk te herkennen, maar het miegeit van allerlei kleiner goed. Dan nadert weer een kronkelende rivier. Mehedia, een droomstadje. Witte huizenblokken, witte. minarets, witte moskeekoepels, afstekende tegen den helder groenen achtergrond. Ra- bal laten wij wat verder links liggen, maar zien toch de groote forsche havenstad, met flinke pieren, waartusschen baggermachines werken. Nog steeds kurkeik bosch op de heu vels. soms nauwelijks zichtbaar door jagende mistwolken, maar dat wordt minder als wij Casablanca naderen. *Een voorgebergte, een Kaap, gekroond door een fort, een flinke ha ven, een paar fabrieken, een witte huizenzee met torenhuizen, echte skyscrapers. Een mo derne stad naast en rond en door de oude5 en met zijn typisch Oostersch aspect! Benzine laden te midden der Arabieren bij Cap Juby. Rond de stad uitgestrekte weilandcomplexen, maar ook Eucalyptus en veel mimosa, langs de asphaltwegen, waarop wit omhulde ge daanten te paard voorwaarts trekken in lange rijen achtereen. Een der reuze-weilanden is het vliegveld, weer vol bloemen, Althaea o.a., die prachtig paarse Haagwinde soort, die ook al aan de Riviera groeit. Een half uurtje gaat weer voorbij met benzine laden en even ver treden en als wij verder gaan is de heiïgheid. halve mist, te lage bewolking of hoe men het noemen wil wat opgetrokken en zien wij nu duidelijk dat de sappig groene weilanden en korenvelden als een groene band wegslinge ren naar den horizont, maar dat aan weers kanten de lage heuvels een heel wat armeren plantengroei dragen. Op de grens van weelde en armoe staan de groote kameelharen ten ten der Bedouïnen en even verder een echt negerdorp met ronde hutten van naar elkaar gebogen takken, met stroo bedekt. Steeds ar mer wordt ook de plantengroei. Wij zitten opeens midden in het steppengebied, je ziet een geelbruinen grond overal door den plan tengroei heen! Mogador gaat voorbij, alleen in beekdalen zien wij nog behoorlijk groen. Het wordt saai, vooral daar de mist nog steeds ver uitzien belet. Drie uur na Casablanca bonken wij over het kale steppenveld van Agadir en nemen eventjes 710 Liter ben zine in. De kust wordt rotsachtig, een steilkant van een meter of tien waartegen branding beukt; daarachter blijft ze eerst vlak, af en toe met zandduinen bedekt, tot weer wat hooge- re heuvels en meteen weer plantengroei op treden. Er staat een tentenkamp, een paar militaire vliegtuigen: even cirkelen! Dat moet Ifni zijn, een tot nu toe onafhankelijk gebied, tusschen Fransch en Spaansch Marokko, dat drie dagen geleden door de Spanjaarden is bezet. Twee groote figuren in lange witte kaf tan staan te midden van een grooten kring getrouwen, de Sheiks waarschijnlijk, die blijk baar een officier wachten, die met een paar geleiders uit het militaire kamp komt aanzet ten. De heele bezetting is bij verrassing met vliegtuigen geschied echter niet dan nadat een voorloopig accoord was gesloten. En ver der razen wij weer, nu over echte woestijn streken, bijna zonder plantengroei, steeds met grauwe laaghangende wolken. Dan kameelen, menschen, tenten, een groote hangar, nog weer tenten, Bedouïnententen bij honderdtal len: dat moet Cap Juby zijn (spreek uit Goebi)Als wij dalen rennen van alle kanten Bedouïnen op ons toe, een ongelooflijk have- looze bende. De vliegdienst komt hier eenmaal per week en werkt eerst een dikke maand. Alles wat in de buurt zwierf is hier komen wonen en holt en rent aan. Van alle zijden komen ze met wapperende kaftan, want er blijkt een halve storm te staan. En koud dat het is! Het waait mij door alles heen en het woestijnzand stuift zoo. dat ik bang ben om mijn camera's te gebruiken. Maar ik heb ze gefilmd, Arabieren en negers en al wat daar- tusschen zit. Trotsche, mooie kerels die met waardig gebaar ons de hand kwamen druk ken en negermeisjes met kralen in het kool zwarte haar, die op den loop gingen als je ze aankeek. Benzinevaten worden aangebracht voor de laatste ruk, een 350 K.M. over zee. recht het Westen in op de laag staande zon aan en om half zeven zwieren we boven Las- Palmas, de Hoofd der Canarische eilanden, juist tien breedte-graden Zuidelijker dan Se villa, waar dien morgen onze reis begon. Dr. W. G. N. v. d. SLEEN Drenlsche Zondagmorgen. De regens van Zaterdag hebben hemel en aarde schoongespoeld. B'oven het eindelooze veenkanaal staat een strakblauwe lucht vol bolle witte wolken, die zich spiegelen in het roerlooze water. Helderrood zijn de straat- steenen geworden, alsof ze gisteren waren ge legd. En de boomen aan den rustigen .^mal len kant"-van het water staan -met schoonge- regende groene kruinen, die van de week nog zoo stoffig zagen in de zomerzon. Geen mensch is te zien op straat; de huizen droomen met dichte blinden, ondoordring bare horren en goed toegeschoven gordijntjes. Het water en de eindelooze straat aan weers zij zijn voor de zon alleen. Een windvlaag huivert over het water en strijkt een paar vluchtige rimpels. Verder is er niets, heele maal niets te beleven. Maar dan komt heel in de verte een geluid nader: een trommel. En alsof ze daarop ge wacht hebben, komen nu ook een paar trek kers langs het water fietsen; hun bruine bee- nen, hun zware bepakking en hun waaiende haren detoneeren volkomen in deze omge ving: ze komen van de jeugdherberg trekken de bloeiende hei, de bosschen en de korenvelden tegemoet. De trekkers gaan, maar het tromgeroffel verstomt niet; integendeel. Heel in de verte wordt de trommelslager zichtbaar; hij is het plechtige Zondagsche wart en aan een breede leeren riem hangt de groote trommel schuin voor z'n lichaam. Bij de groote ophaal brug, die aansluit op de eenige zijstraat van beteekenis: de Kerkstraat, maakt, hij halt en slaat een ingewikkelden langen roffel. De klok van het gemeentehuis wijst even half tien; maar die loopt 's Zondags achter, omdat nie mand haar dan is komen opwinden; het zal kwart voor tienen zijn. Nu beginnen er hier en daar deuren op te gaan. Er verschijnen hoofden, hoofden met zwarte kapotjes op de gesteven witte mutsen, en hoofden met zwarte hoeden vol stijve strik ken. Kinderhoofden zijn er ook, met vlasblond haar en sprietige vlechtjes, waar een wijze matelot met een zwart lint op staat. En mans hoofden met zwartzijden petten. Ze gluren even langs de straat langs.en dan gaan de deuren weer dicht, maar je voelt hoe men zich binnen gereed houdt om in pontificaal voor den dag te komen straks. De trommel slager is inmiddels verder gegaan, drie witte draaibruggetjes ver het kanaal langs, dan aan het einde om de haven heen en nu keert hij langs den smallen kant onder de boomen te rug. Hetwelk het sein is, om voor den dag te komen. Overal gaan deuren open. en in groep jes volgen de menschen op 'n afstandje achter den roffelaar, die onvermoeid verder trommelt. De zon straalt uit den blauwen hemel op de oude lage huizen met hun blinkende ramen en botergele kozijnen, op de rustende schepen die fonkelend gepoetste helmknoppen hebben waar het schipperskeesje op de schoonge spoelde planken van het dek ligt te knip- oogen en op dei gouden en zilveren oorijzers van de oudere vrouwen. Die oorijzers, het is wel het eenige waar de zon zich in spiegelen kan, want verder is alles zwartde schoe nen, de handschoenen, de hoeden en de klee- reneen groote zwarte inktvlek is het, midden op een helgekleurd schilderij van blauwe lucht en witte wolken, spiegelend wa ter en roode baksteenen! En die vlek groeit aldoor maar aan. want nu gaat er telkens weer 'n deur open en daar stapt dan een zwart gezin uit. Drie witte draaibruggetjes ver, en dan is er weer de helgele ophaalbrug, en de breede be schaduwde Kerkstraat, waar de stoet lang zaam in draait. Nu klinken boven het ge trommel de zware klokketonen uit. En ter wijl de trommelslager verdwijnt zóó liep hij nog vooraan, nu is hij opeens verdwenen en onhoorbaar schuiven de menschen het koele witte kerkportaal in. De zon gluurt door de hooge oude boomen en even nog doet zij hier en daar een zilveren kerkboekslot schit teren. dan is het laatste zwarte jaspandje verdwenen. Langs het kanaal heerschen weer zon en stilte. L. S. Impressies van een negendaagsch tournée. Ziezoo, nu volgt er weer een kroniek van Soembawa, waar ik weer veilig zit, al is het nog maar een paar maanden voordat ik als verlofganger Holland kom binnen vallen, fijn vooruitzicht! Maandag ging ik voor de variatie met de K.PM. naar Taliwang. dat is altijd een leuk zeereisje en ik kon het doen daar ik met den kapitein diverse besprekingen moest houden over afscheep van vee. Er waren veel passa giers aan boord en het was er een knusse boel. We vertrokken om 8 uur 's morgens en waren 's middags om 4 uur op Taliwang. Daar maakten we studie van de inscheep van een honderd karbauwen en een 700 zakken rijst we aten aan boord en na wat gejaagd te heb ben met den kapitein, gingen we om 10 uur van boord en sliepen in de passangrahan. Den volgenden dag ging het met de auto naar Soembawa om de komst af te wachten van de Merel, die de nieuwe Resident aan boord had, waarmee ik bijzonder prettig kennis maakte. We keken eerst de Kotta eens rond, kantoor, paleis, hopsitaal, kazerne, namen bij mij een koele dronk en maakten toen een autorit waarbij we de diverse hoogwaardig heidsbekleders bezochten, behalve den Sul tan, die momenteel op Makassar zit. Den volgenden dag was het druk op het kantoor, de puntjes dienden op de „i" gezet en de post afgedaan zoodat ik 's middags met den opzichter B. O. W. en Datoek Dipati, prettig voor 10 dagen op paardentournee kon gaan. Eerst 20 KM. met de auto, daar ston den de paarden klaar, ik had een van mijn eigen paarden vooruit gestuurd en reden daar mede toen verder naar Batoe Doelang, 700 M. hoog en lekker koud. Den volgenden dag trokken we eerst de 1800 K.M. hooge Batoe Lanteh over en zak ten daarna langzaam af naar de volgende kampong, die we na een rit van 29 K.M. om 2 uur bereikten. Dapper hielden de peerdjes zich, prachtig was het uitzicht. Het is altijd een heele cavalcade die zoo langs de smalle paadjes trekt, berg op, berg af, waarbij je al tijd weer de „ausdauer" en de fut van de paarden moet bewonderen. Hellingen op blijf ik meestal te paard, hellingen af, wat voor de „biekjes" het vermoeiendste is, loop ik meest al naast mijn paard. De optocht bestaat dan STUDIO SNUFJES. GEORGETTE BANCROFT GAAT FILMEN. De dochter van George Bancroft, den be kenden Amerikaanschen film-speler, zal het voorbeeld van haar vader volgen en voor de film gaan spelen. George heeft echter ver klaard, geen vinger voor haar te zullen uit steken. „Ze moet haar eigen weg maar vinden zei hij. Georgette Bancroft is zeventien jaar en heeft al eens een klein rolletje gespeeld in de film „Elmer en Elsie" waarin haar vader de hoofdrol vertolkte. ..Ik houd niet van acteurs die snel carrière maken, dat duurt nooit lang", zegt Bancroft. .Ik weet dat ik mijn dochter overal kan in- troduceeren. zoodat ze snel vooruit komt, maar dat wil ik juist niet. Acteeren is als elk ander vak. Men moet het leeren door de practijk". Enrico Caruso Jr. werkt in Warner's twee de Spaansch sprekende film. De vrouwelijke hoofdrollen worden bezet door Mona Maris en Carmen Rio. Bretherton zal de regie voeren. Een telegrafische mededeeling uit Hollywood behelst de mededeeling, dat Max Reinhardt. de beroemde Duitsche regisseur, een contract van langen duur heeft gekregen bij Warner Bros. De eerste film, welke onder zijn leiding zal worden vervaardigd is Shakespeare's „Een Midzomernachtsdroom". De filmsterren Minna Gombell, Minor Wat son, Alan Hale. Johnny Arthur en Burton Churchill zijn toegevoegd aan de lijst van medewerkers in de Warner Brosfilm „Babbit" naar het boek van Sinclair Lewis. De hoofd rollen worden vervuld door Aline MacMahon en Guy Kibbee. Een scène-foto uit de Ufa-film: „Der junge Baron Neuhaus", die in het midden van de 18e eeuw speelt. Hier ziet men Viktor de Kowa in de titelrol, daarnaast de gravin Palm (Kathe von Nagy) en geheel rechts keizerin Maria Theresia (Lola Chlud), uit mijzelf, de Datoek, de opzichter B. O. W., mijn oppas en de djongossen van de twee an- de heeren; voor ons uit een of twee kampong hoofden. achter ons het districtshoofd met nog een paar knapen en dan de pakpaarden, een stuk of zes, die langzaam volgen. De bivaks zijn meestal nogal primitief, zon der bedden, zoodat we altijd ons onafschei delijk veldbed, een prachtuitvinding. meene men. Het is nu, vooral in deze Oostmousson tijd, aardigk oud daar boven de 700 Meter, zoodat we 's avonds meestal bij een kamp vuurtje zitten. Eten onderweg is natuurlijk steeds rijst met kip in allerlei en velerlei lek kere formaties. Op dat gebied zijn die Inland- sche koks geweldige kunstenaars, namelijk wat ze steeds weer een afwisseling in kipge rechten voor je neer kunnen zetten. De volgende twee dagen hebben we weer prachttochten gemaakt, zoo schitterend mooi als Soembawa om dezen tijd van het jaar is. De derde dag hadden we een plechtigheid te verrichten, nl. de steenlegging van een in 1923 gesneuvelden veldpolitie-agent, die als slachtoffer viel in den toén heerschenden Ba- ham-opstand. Baham was een opstandeling die het Sultanaat hier wilde opheffen om zelf die functie te nemen. Het was een „handige duvel" die met een rolcentimeter, die je uit kunt trekken en die op een knopje drukkend weer zichzelf oprolt, een instrument, dat hier toen nog geheel onbekend was, zijn almacht over de primitieve bevolking wist te verkrij gen en hen mee liet opstaan. Het Gouverne ment moest daar natuurlijk niets van hebben, de veldpolitie trad stevig op. In een door Ba- hem uitgezette hinderlaag werd deze agent gedood doch ook Bahams neefde. Daar het graf van dezen agent tot nu toe tamelijk verwaarloosd werd, besloot ik er een mooi graf van te maken van cement met een opschrift te zijner nagedachtenis. Dat was nu klaar en werd ingezegend. Er was heel wat publiek, ik stak een herdenkingsrede af, de aanwezige veldpolitie gaf drie salvo's en het monument was ingewijd. Daarna bood ik een vijftigtal aanwezige kamponghoofden enz. een selamatan aan, een eenvoudige en zeer goedkoope maaltijd, maar toch overvloedig, namelijk: 25 Kilo rijst met toebehoorende groenten en twee geiten, alles voor den prijs van 2 gulden. Voor het kokkerelenen zorgen de gasten zelf, evenals voor het servies. U ziet dus dat je hier voor weinig geld royaal voor den dag kunt ko men. Hierna zijn we doorgereisd en daarbij een heel hooge helling beklommen, waarvan je op den top een prachtig uitzicht had. Den volgenden dag ging het weer 25 KM. verder, nu. steeds afdalend tot we bij Loen- joek aan de Zuidkust kwamen. Hier ging ik den volgenden dag alleen met Datoek Dipati door; eerst langs het strand, waarop een ge weldige branding van den Indischen Oceaan stond; toen weer een geweldig zware klim van 900 Meter waar de paarden (ik had het mijne teruggestuurd) niet tegenop konden, zoodat ik net grootste deel moest loopen, wat me me nig zweetdroppeltje kostte. Het was een zwa re dag, zoodat we blij waren de kampong van bestemming tegen 4 uur bereikt te hebben. Het was daar flink koud, vooral daar het den heelen dag geregend en gemist had. Den volgenden dag moesten we weer ver der, door zwaar terrein, aldoor mist en ont zettend veel modder, waarin je meestal moest loopen, daar de paarden zich in die gladde brei niet op de been konden houden. Den vol genden dag weer hetzelfde, toen kwamen we weer in vlak en droog terrein en maakten den laatsten dag een rit van 40 K.M. te paard en toen nog een 40 K.M. met de auto naar huis. Een mooi tournée van een dikke 200 K.M. in 9 dagen zat er weer op! Het was toen Zondag en daar het al laat was toen we thuis kwa men, ik heel wat tijd noodig had in de man- dikamer om al het stof en vuil en modder van me af te spoelen en ik ook wel nogal moe was, kwam er dien avond van schrijven niet veel met gevolg dat de mail zonder een brief van mij weg ging, wat meen ik in die 6 jaar nog nooit gebeurd was! Den volgenden dag stap ten we weer aan boord, waar de kapitein ons onthaalde op een lekker stokvischmaal, een van de lekkernijen van de K.P.M. Woensdag eerst naar het kantoro en toen per auto naar Planpang om een voetbalwedstrijd bij te wo nen; in het nieuwe huis van den Demong overnachtte ik, na eerst zwaar gebridged en gepatienced te hebben, een spel dat hier mo menteel op tournée „en vogue" is. Den volgenden dag hebben we op feeste lijke manier weer een nieuwe brug ingewijd, waarna we 's middags weer naar Soembawa terugkeerden. De volgende drie dagen was het druk op kantoor, 's middags hebben we zwaar getennisd, waar ik al een heele held in word, alleen loop ik veel te hard, zoodat ik nog al eens een buiteling maak. nooit erg, een schram hier of daar. Maar dat ik gezond! Zon dagavond stapten V. en ik in de prauw om den tocht naar de Tambora te ondernemen; we hadden ditmaal niet veel succes met den wind, zoodat we er 26 uur over deden en den volgenden avond laat pas op Kenanga de ha venplaats van de onderneming aankwamen, stijf en gaar! Zoo'n prauw is niet al te groot, er blijft net plaats genoeg over om languit naast elkaar te liggen, en een heel klein voor dekje waar je af en toe kan gaan zitten. De vloer is hard, je ligt alleen op je deken en je regenjas maar het is toch best uit te houden. Alleen geen mandikamer of W.C. aan boord, wat wel lastig is! We hadden flink wind maar net uit de verkeerde richting en schommel den nogal, zoodat V. zeeziek werd; ik kon er gelukkig beter tegen. Den volgenden dag zijn we naar boven ge tippeld, waar we als altijd even gastvrij wer den ontvangen en twee dagen bleven. Het was betaaldag en ik keek toe en inde belas ting. Donderdagmorgen liepen we weer naar Kenanga en stapten in de prauw. Er was weer veel wind maar al weer een tikje verkeerd, zoodat we, na zwaar gehobbel den volgenden morgen tegen daglicht te Soembawa aankwa men, na een vaart van 16 uur. Toen naar huis en naar kantoor, 's Middags tennisten we wat om de stijvigheid wat uit mijn leden te krfj gen, want van al dat liggen op de harde plan ken was ik zoo stijf als een lat geworden. U ziet, over verveling heb ik niet te klagen. Nu stop!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15