Letteren in Rum:
DIAMANT
Filmwerk „Nederland'
WORDEN WONDERKINDEREN
GROOTE MUSICI?
Nieuwe Uitgaven
DINSDAG 9 OCTOBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
9
Te lang en te hutspotachtig bevonden.
's Gravenhage, 8 October.
Het vervaardigen van een goede propa
ganda-film. die het hem zóó doen moet, dat
vreemdelingen, welke het land, dat zij op
het doek te aanschouwen krijgen, nog nooit
gezien hebben, de onweerstaanbare lust krij
gen om het vertoonde met eigen oogen te
gaan aanschouwen, is verre van gemakkelijk,
Ongetwijfeld is daarvoor een eerste vereischte
dat de film niet te lang is. Anders toch
loopt men groote kans, dat, hoe pakkend
wellicht ook de spreker moge zijn, die zulk
een film nog komt toelichten, de zaal in
slaap is gevallen ofleeg geloopen is,
eer de man aan het woord komt! Jammer
genoeg nu bestaat dit risico bij de 1750 M.
lange film ..Nederland'', in opdracht van
Vreemdelingenverkeer door de filmgroep
„Visie" vervaardigd. Werkelijk, hoe mooi ook
tal van beelden zijn, die een visie op Neder
land trachten te geven, geen mensch heeft
het geduld om daar een uur lang naar te
zitten kijken!
Helaas kleven er aan wat hedenochtend
voor een uitgelezen en „dus" welwillend ge
zelschap in het Asta-Theater gedraaid werd.
nog andere, al evenmin onbedenkelijke
fouten.
De makers zijn er op uit geweest, vooral de
tegenstellingen, waaraan zeker ook ons land
rijk is, scherp te markeeren. Daarbij nu heb
ben zij hun kracht in overdrijving gezocht.
Met het gevolg, dat in menig opzicht de film
een verwarden en verwarrenden indruk
maakt. Zeker, het behoeft geen aardrijks
kundeles te zijn, die de toeschouwers te ge
nieten krijgen, maar het was toch ook niet
noodig er zoo'n geographische hutspot van
te maken als thans werd opgediend. Van een
vreemde „visie" getuigde voorts de wel zeer
geringe plaats op de 1750 M. ingeruimd voor
iets zoo bijzonders en juist ook in den vreem
de trekkracht uitoefend, als de droogleg
ging van de Zuiderzee. Van de afsluitdijk
kreeg men alleen in vogelvlucht iets te aan
schouwen (dat beweerde tenminste mijn
buurman; ik had het niet eens kunnen ont
dekken, zoo vliegensvlug ging het!) terwijl
de Wieringermeerpolder zelfs geheel ontbrak.
Al zij terstond toegegeven dat volledigheid
in een werk als dit niet verlangd mag wor
den. deze en andere leemten die opvallen bij
een film van een uur lang waar was bijv.
Leiden met Nederland's oudste Universiteit,
waar bleven typeerende kijkjes op wat onze
polders zijn, waar de Geldersche bosschen?
deden vreemd aan. Als men Amsterdam te
zien krijgt, blijft Berlage's Beursgebouw ver
borgen, wordt er zeer veel aandacht gewijd
aan de poppenkast op den Dam, doch het
Koninklijk Paleis voorheen Raadhuis
eens het achtste wereldwonder genoemd, is
als geheel niet meer dan een heel enkel,
bovendien verre van gelukkig genomen,
prentje waard geoordeeld.
De jonge dame die het land doortuft, moge
wellicht een vaardig bestuurster van haar
auto zijn, haar blik mist de aantrekkelijke
minzaamheid en bekoorlijkheid (ik druk me
nu maar zacht uit), eigen aan het gros on
zer Hollandsche meisjes. Indien deze jonge
dame een Amerikaansche tceriste voorstelt, is
het niet erg vleiend tegenover onze vrien
den van overzee. Ook dit onderdeel
van de propaganda mocht men nu eenmaal
in deze film niet zoo verwaarloozen als jam
mer genoeg is gedaan. Daarentegen ver
schijnt er plots een overdaad aan, niet eens
Nederlandsch „vrouwelijk schoon" (of wat
sommige heeren der schepping tenminste
als zoodanig beschouwen), wanneer veel te
veel ruimte wordt gegeven aan een mode
show te Scheveningen. 'Deze moest blijkbaar
ook alweer dienst doen als tegenstelling, n.l.
met den landelijken en dorpschen eenvoud
van Staphorster boerinnen. Doch opnieuw
was hier bij het zich uitsloven in het naar
voren brengen van tegenstellingen, allesbe
halve maat gehouden.
Zoo rest alleen waardeering voor het
sympathieke, helaas echter mislukte, stre
ven om iets goeds in elkaar te zetten. Rond
uit gezegd was n.l. het geheel voor mij
een teleurstelling, vooral na den uitsteken
den inzet, toen wij met een vliegtuig van de
K.L.M. Nederland van uit de hoogte konden
bewonderen. Dit voortreffelijke begin, kon
met een aantal op zichzelf ongetwijfeld wel
van artistieke visie getuigende onderdeelen,
het filmwerk als zoodanig niet doen slagen.
Of er nog iets van te maken valt? Ik be
twijfel het. Wil dat al mogelijk wezen, dan
zal men de 1750 M. tot hoogstens 1000 M. moe
ten terugbrengen en er zorg voor dienen te
dragen, dat in die 1000 M. werkelijk het
meest karakteristieke, tevens het voor den
vreemdeling aantrekkelijkste, wordt weer
gegeven, terwijl bovendien om der wille van
de overzichtelijkheid het hutspotachtige
karakter van de film zou moeten verdwij
nen. Daarom geloof ik dan ook, dat Vreem
delingenverkeer, een organisatie die iedereen
een warm hart toedraagt en daarom gaarne
beter propaganda-materiaal gunt dan wat
zij nu bezit in dit filmwerk, het nog maar
eens dunnetjes moet laten overdoen!
E. v. R.
MUZIEK.
KERKCONCERT
Was het verleden Vrijdagavond de Bake-
nesser-Kerk. die ons voor het eerst tot bij
woning van een kerkconcert noodigde.
Maandagavond gingen we voor het eerst
met dezelfde bedoeling naar de Evangelisch-
Luthersche Kerk in de Witte Heerenstraat.
De acoustiek van dit kerkgebouw heeft, naar
het mij voorkwam, eenige overeenkomst met
die van de Doopsgezinde Kerk in de Groote
Houtstraat: alles in de muziek komt met
de grootste duidelijkheid over. maar de
klank is min of meer droog en versmelt niet.
Het is een te weinig van wat onze Groote
Kerk te veel bezit.
Van de vier medewerkenden aan het con.
cert was de organist der kerk, Herman
Nieland, wel de voornaamste, niet alleen
omdat hij in alle nummers hetzij solistisch,
hetzij begeleidend optrad, maar ook omdat
zijn spel de grootste mate van technische
afronding demonstreerde. Dat bleek vooral
uit zijn solovoordrachten van Bach, Men
delssohn, en Franck, al zouden die op een
instrument van grooter vermogen en rijker
dispositie ongetwijfeld nog meer tot hun
recht gekomen zijn. Maai* zij waren alle
van een prijzenswaardige nauwkeurigheid en
duidelijkheid. Zijn neiging om zonder nood
zaak van tijd tot tijd zijn tempi te versnel
len, hetgeen ook in zijn begeleidingen een
paar malen bemerkbaar was, zal de orga
nist hebben te bedwingen. Merkwaardig was
dat hij in zijn begeleidingen meer verschil
van coloriet aanbracht dan in zijn solonum
mers.
Na den organist mogen we den bariton
zanger Dick Weiman noemen. We hebben
meermalen gelegenheid gehad de mooie
stemmiddelen van dezen zanger te leeren
kennen. Toch verschaft zijn zingen niet im
mer een ongestoord genot, wijl de stem niet
steeds geëgaliseerd klinkt en bovendien vaak
een neiging tot diminueeren en tot afbreken
van phrasen vertoont, die den indruk van een
tekort aan adem geeft, een indruk, die een
ander oogenblik4 weer door een prachtig vol
gehouden langen toon gelogenstraft wordt.
De sopraanzangeres Dora Schrama was in
het eerste nummer een duet uit „Die
Schöpfung" merkbaar nerveus: de stem
flakkerde en de intonatie was onzeker. Gaan
deweg werd het beter, zoodat „Maria's Wie
genlied" van Reger zeer bevredigend voor
gedragen werd.
De violiste Koos Jutte werkte alleen in de
obligaat-vioolpartij der Aria uit Kantate no.
32 van Bach mede. Deze moeilijke partij
bleek nog wel wat boven haar macht te
liggen en ook de kwaliteiten van het door
haar bespeelde instrumenten werkten niet
ten goede.
Een verrassing was op het programma F.
Mendelssohn als componist van ,Der Mes
sias" vermeld te «zien. De muziek die uit
„Der Messias" gezongen werd was vast en
zeker die van Handel en ik heb nooit ge
hoord of gelezen dat Mendelssohn ooit ge
tracht zou hebben zich het auteursrecht
daarvan toe te eigenen. Maar misschien weet
Herr Jul. Streicher, de uitgever van „Der
Stürmer" er wel iets naders van. In dat geval
zal deze zeker niet aarzelen er mee voor
den dag te komen.
Een andere verrassing leverde het door
Weiman gezongen „Weihnachtslied" van
Lies de Waal. Of liever het was een reeks
van verrassingen. Telkens n.l. dachten we dat
het stuk uit was, maar dan was 't niet uit
en dat ging zoo maar door, haast even
hardnekkig als in „Das Lied von der Erde"
van Mahler. De componiste is zeker indachtig
geweest dat Kerstmis twee dagen duurt.
Het bezoek van dit concert was aller
treurigst. Er zaten vijf verslaggevers en on
geveer dertig andere menschen. Ik sprak
iemand die op zijn rijwiel uit de Haarlem
mermeer was gekomen om het concert bij
te wonen. Waar waren de Haarlemmers?
K. DE JONG.
HET GRAF VAN CYRANO DE
BERGERAC.
(Van onzen Parijschen correspondent)
„C'est vrai, je n'avais pas terminé ma
Et samedi, vingt-six. une heure
avant diner,
Monsieur de Bergerac est mort
assassiné"
(Edmond Rostand)
Het moet voor de enkele voorbijgangers wel
een héél vreemd tafereel zijn geweest, daar
aan den voet van het oude kerkje van Sannois
een vijftal heeren te vinden, die druk bezig
waren den grond om te spitten. En vooral om
dat deze gelegenheids-grondwerkers" met
zoo'n ernst en zulk een aandacht aan het
spitten en graven waren, dat niemand ons
durfde of wilde gelooven, wanneer we op
nieuwsgierige vragen eenvoudig antwoordden:
oh, we zijn eenvoudig bezig hier een groenten-
tuintje aan te leggen. Neen, men wilde ons
niet gelooven en al spoedig ging in het vre
dige dorpje de mare: bij den kerkmuur ligt
een schat begraven en men is bezig dien op
te graven. Met het gevolg dat weldra hon
derden zich verdrongen voor het wankele hek
en dat de gendarmerie in allerijl eenige dien
ders moest zenden om de gewaande „gouddel
vers" te beschermen.
Laat me u dadelijk mogen zeggen dat we
geenszins verwachtten ijzeren potten met
goudstukken of geheimzinnige ijzeren kisten
met diamanten te vinden. Het was er ons
alleen om te doen om het graf terug te vin
den van Cyrano de Bergerac. Het kwam zoo:
enkele maanden geleden waren we in Sannois
om daar den ouden historischen molen te be
zoeken (we schreven er in deze kolommen
uitvoerig over) en vernamen toen dat in dat
zelfde Sannois, hoogstwaarschijnlijk, ook Cy
rano is gestorven en begraven. Toen we den
zoon van Rostand, die voor zijn drama een
uitgebreide studie over den chevaleresken Cy
rano had gemaakt, vroegen of Edmond in
derdaad er ook van overtuigd was dat de held
hier was gestorven, antwoordde Maurice ons
dat daaromtrent geen twijfel bestond en dat
er ongetwijfeld in de archieven van het vroe
gere Contnoix enkele aanwijzingen moesten
zijn: Immers, men weet met groote zekerheid
dat Roxane haar leven eindigde in het kloos
ter van de Dominicanen van het Kruis, in
Sannois. Uit deze aanwijzing maakten we op,
dat, zoo er eenig geschrift nog zou bestaan,
we allereerst zouden jnoeten zoeken in de
kerk-archieven. En ziet, geholpen en bijge
staan door twee actieve leden van een ar
cheologische vereeniging werden ons de poor
ten geopend en konden we „snuffelen" in de
oude papieren en registers, die gelukkig be
houden zijn gebleven in de revolutiedagen,
toen men alles wat aan het „ancien régime"
herinnerde trachtte te verwoesten. En daar
vonden we inderdaad een pe"V-">ment. waar
op de toenmalige pastoor van Sannois. abbé
Cochon, vermeldde dat Cvrano zijn intrek had
genomen bij zijn broer, Pierre, die aldaar een
ruime woning van een frontbreedte van 12
meter" bezat. Het papier dateert uit het jaar
1655 en daar dat ook het sterfjaar was, be
stond vrij groote zekerheid, dat we nog wel
meer zouden vinden. En inderdaad: daar
hadden we de door den zelfden abbé opge
maakte stervensacte: den 29sten begraven Sa-
vinien de Cyrano, escuyer, heer van Bergerac.
Edmond Rostand, wiens aanteekeningen voor
zijn beroemde drama helaas verloren zijn ge
gaan, heeft dus gelijk gehad toen hij dichtte:
„en Zaterdag, zes-en-twintig, één uur voor
het diner etc."
Wel waren we dus een schrede nader en
konden we met zekerheid zeggen: Cyrano ligt
in Sannois begraven, maar daar nergens een
grafsteen is te yinden bleef de groote vraag:
BAK- EN BRAADVET
NU 40 CT. PER POND
(Adv. Ingez. Med.)
maar waar? open en onbeantwoord. Niemand
verheelde zich de moeilijkheid om tot een re
sultaat te komen, wijl bij de vergrooting van
het oude kerkje, werk waarmede verleden jaar
een aanvang was gemaakt, zulk een enorm
aantal skeletten te voorschijn was gekomen,
dat men haastig op de begraafplaats een ver-
zamelgraf had moeten aanleggen om alles te
bergen. En toen, op zekeren dag, nu ongeveer
twee maanden geleden meldde zich bij de
werklui een meneer, een ingenieur, die zich
blijkbaar hevig interesseerde voor het graaf
werk. „Als jullie daar graven en hij wees
een plaats aan dan zullen jullie stuiten op
de overblijfselen van een oud poortje, dat
toegang gaf tot den voormaligen kloostertuin"
zoo verzekerde hij. De verklaring werd over
gebracht aan de archeologische vereeniging
en met algemeene stemmen besloten we om
het er maar eens op te wagen. En werkelijk,
de voorspelling van den geheimzinnigen be
zoeker kwam uit. We vonden precies wat hij
had aangeduid. Enkele dagen later, even voor
dat de werklieden huiswaarts keerden, kwam
de geheimzinnige bezoeker terug. „Ik weet dat
de archeologen het graf van Cyrano de Ber
gerac zoeken. Zeg hun dat hij begraven ligt
ter rechterzijde van het poortje, op twee
meter diepte. Men zal zijn skelet dadelijk
herkennen: hij ligt begraven met de armen
recht naast zich uitgestrekt. Het hoofd is van
den romp gescheiden. Om de enkels draagt
hij een paar metalen ringen. Dat is Cyrano".
En daar nu zijn we. op deze aanwijzing, gis'
teren aan het graven geweest. Menigeen zal
even griezelen bij de gedachte, maar we heb
ben al zooveel van zulke opgravingen mede
gemaakt (een maand geleden nog de ko
ningsgraven in Vendöme) dat men ons wel
zal willen vergeven wanneer we verklaren dat
de historische nieuwsgierigheid alle andere
overwegingen wegvaagt.
De schep stuitte op iets hards. Voorzich
tig. Thans met de handen de aarde omwoelen.
Precies op twee meter diepte, op de aangewe
zen plaats, vinden we een skelet. Is 't het
overschot van „le cadet de Cascogne"? Alles
wijst erop. Want, inderdaad't hoofd ont
breekt en we vinden het een dertig centime
ters verder. Maar.... de metalen ringen om
de enkels ontbreken. Héén voorzichtig tillen
we het overschot uit den kuil. Eén onzer, een
medicus, verklaart ons dadelijk: dit kan on
mogelijk 't overschot van Cyrano zijn. Ten
eerste komt het me voor dat dit het beende-
rengestel van een vrouw of van een héél
jongen man moet zijn geweest. En kijkt u
eens, de tanden zijn volkomen gaaf, en toen
Cyrano stierf was hij 36 jaar oud. 't Is mo
gelijk. maar niet waarschijnlijk
En daarop hebben we voorloopig het over
schot in een zak gedaan en stillekens met
olankén den kuil toegedekt.
En onwillekeurig dachten we aan de woor
den:
II me vient de cette ombre une miette de tol, -
Mais oui, je sons un peu mon coeur qui te
recoit
HENRY A. TH. LESTURGEON
„Jacob van Lennep".
Het nieuwe seizoen begint.
Deze vereeniging die het vorige seizoen haar
25-jarig bestaan vierde met een zeer goed ge
slaagden internationalen tooneelwedstrijd zal
a.s. Maandag 15 October het seizoen openen
met een premiere voor het dilettantentooneel
nl. een hyper-modern satyriek blijsDel in 3
bedrijven: „Dans nonneke, dans", door Van
Randwijk.
Het is een moeilijk en ongewoon stuk; om
zooveel mogelijk een gave opvoering te krij
gen moest de openingsvoorstelling 14 dagen
later gesteld worden.
Daarna zal alsnog met hetzelfde stuk te
Santpoort voor de Lichthoeve een weldadig
heidsvoorstelling gegeven worden, terwijl de
werkende kring ook met dit stuk haar belang-
looze medewerking zal verleenen voor een
weldadigheidsavond van de vereeniging ..Eer
ste hulp bij ongelukken, „Snelverband", in
November a.s. Voorts zal Jacob van Lennep in
November een bonten avond organiseeren,
terwijl in December wederom een tooneelwerk
van een Hollandschen schrijver zal worden
opgevoerd. In Januari volgt dan wederom een
tooneelvoorstelling van drie een-acters in den
Stadsschouwburg, terwijl het traditioneele
kinderbal en bal-masqué in Februari en
Maart niet zal ontbreken. Tot slot volgt dan
in April wederom een tooneelvoorstelling in
den Stadsschouwburg.
In het maandblad plaatste de voorzitter, de
heer Jac. van Maris, een opwekkend woord
tot de leden. De heer Carel van Hees oud
acteur en oud-directeur van den Stadsschouw
burg zal gedurende dit seizoen in het maand
blad van Jacob van Lennep schrijven over het
tooneel. Zijn eerste artikel is getiteld: „Treur
spel of blijspel".
De rolverdeeling aan „Dans nonneke, dans"
is als volgt:
Victor van Heerden, vliegtuig-fabrikant, K.
Visser; Pauline, zijn vrouw, mevr. D. Tuning-
ga; Ten Hoven, de heer van Zandbergen:
Eduard, diens zoon, de heer C. Volte, Jhr.
Mutsaers, de heer B. Bouwmeester; Brandsma
de heer Huib Tuninga; mevr. Brandsma, mej.
Cor Visser; Marie, mej. Dora Bouwmeester;
Paul, de heer M. v. d. Born en Freule Char
lotte, mevr. E. Bingemans.
De heer K. Visser heeft de regie.
HAARLEMS SALON ORKEST.
Op Dinsdag 9 October zal in het gebouw
van den Haarlemschen Kegelbond de achtste
amusementsavond plaats vinden van het
Haarlem's Salon Orkest onder leiding van
kapelmeester Jack Stoffer. Het orkest zal een
concert geven, er zal gedanst worden (er is
bal na) en Max Nabarro en Robert Speakman,
feestarrangeur, zullen hun medewerking ver
leenen.
NEDERLANDSCH JEUGDTOONEEL.
Géza L. Weisz trekt zich terug.
Géza L. Wiesz, de artistieke leider en regis
seur van het onlangs opgericht ..Neder
landsch Jeugdtooneel" deelt hierbij mede, dat
hij zich uit deze onderneming teruggetrok
ken heeft en dus voor de volgende opvoerin
gen van het kinderstuk: „Woelle Woelle!
Wau Wau!" geen verdere verantwoordelijk
heid op zich neemt,
Door ALFRED CORTOT,
den beroemden Franschen pianist.
Wonderkinderen in de kunstwereld
hebben altijd de interesse van veel en
verscheidene menschen opgewekt.
Nog interessanter is hét eens na te
denken over de latere loopbaan van
deze schijnbare genieën. Vervullen zij
allen inderdaad dé belofte van hun
jeugd? Of is het een tijdelijk, buiten
gewoon verschijnsel?
Alfred Cortot, de beroemde Fransche
-pianist, wiens schitterende Chopin-ver-
(olkingen hem reeds lang geleden op
een voetstuk van wereldvermaardheid
plaatsten, geeft ons zijn kijk op deze be
langwekkende vraag met een sierlijk
heid en zekerheid, die even groot is als
zijn pianospel.
In tegenstelling met de algemeene opvat
ting is er meer noodig dan een natuurlijke
„flair" om een groot musicus te maken. Wat
zelfs meer noodig is, is een onaantastbare wij
ding aan de kunst, en het bestaan daarvan
kan nooit worden bewezen, voordat met de ge-
w*eldige moeilijkheden kennis Is gemaakt.
Zulke moeilijkheden te overwinnen is een
lastig en noodzakelijk deel van de oefening
van eiken musicus. Dat een kind alles voor de
vuist weg kan spelen is geen garantie voor
toekomstig slagen. Het is niet meer dan een
aanwijzing van de neiging van zijn aard.
Wonderkinderen behoeven nog geen groote
musici te worden. Ik heb over de 3000 leerlin
gen gehad en ik ben er van overtuigd, dat de
vordering, welke sommige aan den dag
leggen niet meer dan een verschijnsel van be
drevenheid en imitatievermogen van kinde
ren is.
Alle jonge pianisten doen natuurlijkerwijze
hun leeraars na, soms bijkans volmaakt, maar
dit moet niet als een bewijs van. werkelijke
bekwaamheid worden opgevat.
Eerst wanneer de leerlingen den leeftijd
van 17 of 18 jaar voor meisjes en 19 of 20 voor
jongens bereiken, openbaart zich een bepaal
de roeping duidelijk; want hoe kan er ooit een
openbaring van een ware „grande passion"
zijn in iemand wiens persoonlijkheid nog niet
geheel ontwikkeld is?
Pas als hij zich geheel bewust Is van zijn
krachten, als hij heelemaal vrij is van eiken
academischen Invloed kan de leerling bewijzen
of het vertrouwen in zijn capaciteiten mis
plaatst is of niet.
Mannen bereiken deze hoogte in het alge
meen later, maar zij komen op den langen
duur verder. Dit is zonder twijfel een gevolg
van het feit. dat mannen meer gevoel voor al
gemeene principes hebben .terwijl vrouwen
meer geneigd zijn op hun leeraar te steunen.
Dit is allemaal heel goed zoolang ze onder
zijn leiding blijven, maar later, als ze aan hun
eigen bronnen overgelaten 2ïjn, hebben vrou
wen de neiging zich in de eerste plaats op hun
gevoelens te concentreeren ten koste van hun
objectiviteit. Mannen-, met zeldzame uitzon
deringen, begrijpen $en kunstwerk beter om
dat ze opboitwender/Zijn. En aan deze ontwik
keling van deze opbouwende eigenschap moet
de leeraar bovenal aandacht besteden.
Het is minder belangrijk hem al de techni
sche moeilijkheden zoo gauw mogelijk te lee
ren overwinnen, dan wel hem er in te oefe
nen de „stem" van zijn instrument te hooren.
Wanneer de leerling hierop gunstig reageert
mag veilig van hem worden gezegd, dat hij
een werkelijken aanleg voor muziek heeft. Dit
moet het uitgangspunt zijn, want de onder
vinding heeft bewezen, dat ontwikkeling van
begrip veel belangrijker voor een leerling is,
dan zijn natuurlijk talent.
Allé" groote kunstenaars, die eens wonder
kinderen waren Mozart, Liszt, Chopin en
Schubert behoorden dan ook tot families,
waar de muziek vereerd werd. Zij werden heel
natuurlijk door de kunst aangetrokken, om
dat de atmosfeer waarin ze leefden er geschikt
voor was en de muzikale vroegrijpheid, die zij
later vertoonden was voor een groot deel te
danken aan de bekwaamheid van hen. die
voor hun eerste muzikale opvoeding verant
woordelijk waren.
Ik zelf kreeg pianoles toen ik erg jong was.
zonder dat mij gevraagd werd of ik graag
muziek wilde leeren of niet. Ik behoorde tot
een familie, die een kunstenaarsloopbaan als
de edelste en waardigste van alle beschouwde.
Mijn zusters oefenden voor een muzikale loop
baan en aan haar Intelligentie heb ik mijn
groote liefde voor muziek te danken.
Ik geloof, dat wanneer Ik een andere oplei-
ding had gekregen, ik even hard gewerkt zou
hebben en r.u net zoo goed thuis had gevoeld
in eenig ander beroep, want ik werd in die
dagen gemakkelijk beinvioed.
Desniettegenstaande zijn er enkele gevallen
van muzikale vroeg rijpheid, die mijn theorie
schijnen tegen te spreken.
Eenige jaren geleden belde in California
(dat al verscheidene jonge talenten heeft op
geleverd. waaronder Jehudi Menuhin en Rlccn
een muziekleeraar, dien ik kende, me in San
Francisco op om me te vragen of ik eenige
oogenbükken voor hem kon vrijmaken, ten
einde het muzikale talent van een zijner leer
lingen te beoordeelen.
Natuurlijk stemde ik toe. Terwijl ik wachtte
kwam een bediende met een kolossale kist; ik
veronderstelde, dat het een dier uit fruit be
staande geschenken was, waarmee de Califor-
niërs hun gasten overstelpen en ik was juist
bezig de kist te openen toen mijn kennis bin
nenkwam, vergezeld van een vierjarig meisje.
Ik moet bekennen, dat ik er verwonderd en
geërgerd over was, dat men mij verzocht had
mijn tijd te verspillen met de beoordeeling
van de muzikale capaciteiten van een baby!
Toch wilde ik wel naar haar luisteren en toen
ontdekte ik dat het geweldige pakket niets
anders bevatte dan een mechanische vinding
om het haar mogelijk te maken de pedalen
van de piano te bereiken.
Onnoodig te zeggen, dat al deze voorzorgs
maatregelen mij slecht in de stemming brach
ten om ernstig toe te hooren.
Ik was daarom ook verbaasd zoo'n jong
kind een bijna volmaakt programma voor mij
te hooren spelen en nog veel méér verbaasd,
toen ik een diepte van gevoel in haar ont
dekte, dat haar techniek ver overtrof. Ik was
zeer bewogen, maar ik toonde geen enkele
ontroering, want ik weet welk een ondienst
dit voor een kind kan zijn. Het was echter
zeer moeilijk dit later niet te doen, toen ze
wat muziek, die ik by me had volkomen cor
rect las, daarna weergaf en mij tenslotte de
namen der accoorden vertelde. Deze laatste
taak is een der meest abstracte in de muziek
en het kon met dit kind niet het resultaat
van een proef op verstandelijk gebied zijn,
doch eerder een soort van geestelijke routine.
Ik geloof, dat dit een wonderkind was, in een
of ander opzicht „Intuïtief", dat gelijkwaar
dig. was aan het zuivere geheugen,
Daarom houd ik nog steeds vol, dat zelfs bij
dit kind nog geen spoor van een spontane
muzikale roeping aanwezig was. Ofschoon het
aannemelijk en zelfs mogelijk is, dat het er
een kan worden; vooral daar seder: een fonds
is gesticht om haar onafhankelijk van haar
familie te maken die haar muzikaliteit wilde
„exploiteeren" en dit kleine Poolsche Jodin
netje verkeert nu in omstandigheden, die zeer
gunstig zijn voor de ontwikkeling van^ haar
persoonlijkheid. Over een paar jaar zullen we
kunnen zegen of de wonderlijke bloemen van
haar gave tenslotte vruchten konden dragen.
Maar wanneer een werkelijk muzikaal ta
lent niet onbetwistbaar kan worden vastge
steld voordat de persoonlijkheid zich heeft
ontwikkeld, toch kon het zijn aanwezigheid
dikwijls vroeger onthullen.
Ik herinner me een soort van openbaring in
een geval van mij zelf, toen ik elf jaar was.
Het gebeurde, dat Edouard Risler. een vriend
van de familie, in mijn kamer binnen kwam
en ik voor hem Mendelssohn's „Variations
Serieuses" speelde. Toen ik het uit had, ging
hij op mijn plaats zitten en speelde de „Va-
riatons" zelf. Toen ontdekte ik werkelijk de
goddelijke macht van de muziek. Hij verwekte
in mij ontroering, waarvan ik geloof, dat zü
lijkt op die ontroering, die de katholieken ge
voelen bij de openbaring van het mysterie
van den Heiligen Geest. Het was alsof een
sluier voor mijn oogen was weggenomen en
sindsdien heeft muziek altijd zulk een door
dringend gevoel teweeg gebracht dat dit di-
wijls haast tot pijn werd.
Niet dat deze openbaring me onmiddellijk
tot een meer uitblinkenden leerling dan het
meerendeel van mijn vrienden deed worden.
Technische moeilijkheden brachten me nog in
't nauw en bemoeilijkten mijn muzikale ont
wikkeling en pas toen ik mijn zeventiende
jaar naderde voelde ik, als anderen, een
drang in me, die niets had te maken met het
onderwijs van mijn leeraars. Wanneer ik zoo
den nadruk leg op de noodzakelijk voor een
musicus geheel vrij te komen van eiken aca
demischen invloed, dan is dat omdat zoo'n in
vloed zeer nadeelig voor onze techniek is. De
vereischte vingervlugheid is zoo gevoelig', dat
voortdurende en intensieve oefening noodig
is.
Het kind is, zelfs wanneer het op iets rij
peren leeftijd komt, kneedbaar. Men moet het
aan het verstand brengen, dat virtuositeit
minder belangrijk is dan de vertolking van
den geestelijken inhoud van de muziek. Wan
neer men het dit niet duidelijk maakt, leidt
men het op een dwaalspoor.
Een sterke nadruk op de vervolmaking van
de techniek doet het instrument tusschen
den speler en zijn muziek komen te staan;
helaas moedigen vele leeraars deze neiging
aan. misschien bijna onbewust.
Mij dunkt, dat, als ook zij een dergelijke
openbaring hadden genoten als ik aan
Edouard Risler te danken heb, zij zoo veel
mogelijk zouden nalaten een stuk door te spe
len na den leerling, zooals ik zelf doe. Slechts
op deze wijze kan de leerling een persoonlijk
gevoel voor vertolking verkrijgen en vermij
den zijn capaciteiten te verstikken door een
buitengewonen nadruk op de techniek.
De techniek van den musicus moest eigen
lijk even gemakkelijk van gedaante verander
lijk zijn als die van een tooneelspeler.
De beste manier om dit te bereiken is de
hoedanigheden van kunstenaar en technisch
mensch te vereenigen. Hiervoor is het in de
eerste plaats noodzakelijk, dat men bij de
concentratie op de muzikale techniek contact
houdt met de andere takken van kunst. Zij
voorzien den musicus van de algemeene ont
wikkeling, zonder welke hij nooit een groot
kunstenaar zal worden.
(Nadruk verboden).
Van Waarheid en Leven.
Bij Star Publishing Trust (Agentschap voor
Nederland te Bosch en Duin) is verschenen
„Waarheid en Leven" door Krishnamurti.
In dit boek is getracht, een groot deel der
lezingen, antwoorden en kampvuurtoespraken
die Krishnamurti in de laatste jaren in Om
men, Amerika en Britsch-Indië hield, zoo lo
gisch mogelijk te rangschikken naar verschil
lende belangrijke onderwerpen, die daarin
zijn behandeld.
Dit boek verschijnt uitsluitend in het Ne
derlandsch, daar de uitgeefster meent, dat
het van groot belang is voor Nederland, Ne-
derlandsch-Indië en Vlaanderen, een derge
lijk samenvattend werk van Krishnamurti's
ideeën te doen verschijnen.
De financiering der werkloosheids
lasten.
De N.V. Samson te Alphen aan den Rijn,
heeft het licht doen zien: „De Financiering
der Werkloosheidslasten", door Jos. van Wel,
wethouder te Helmond.
Het boekje betreft een der meest urgente
vraagstukken van dezen tijd; niet alleen wor
den deze vraagstukken door den schrijver
belicht, maar er wordt ook een weg ter oplos
sing aan gegeven. De heer Van Wel ontwik
kelt een systematisch plan, waardoor een
verdeeling der lasten wordt verkregen, die
naar zijn meening de financieele gevolgen
draaglijk zal maken.
De handel tusschen Nederland en
Finland.
„Versterking van den handel tusschen Ne
derland en Finland, het land waar de crisis
geëindigd is", is de lange titel van een door
J. Moorman geschreven en bij Moorman's
Periodieke Pers N.V. te 's-Gravenhage uitge
geven boek. waarin mede in verband met de
te Helsingfors ie houden „Nederlandsche
Week" en met het feit. dat de Finsche Regee
ring en zakenwereld in welbegrepen eigen
belang den invoer willen bevorderen uit lan
den. die veel van Finland koopen (waartoe
Nederland behoort) een pleidooi wordt gele
verd voor ver^rooting van den wederzij d-
schen uitvoer van Nederland en Finland.
Bommen op Nederland.
Bij de N.V. Drukkerij Jacob van Campen te
Amsterdam Ls de tweede druk verschenen van
„Bommen op Nederland"! door M. J. M. Gom
meke, inspecteur van politie te Amsterdam
en Reserve le luit.
Het is voorzien van een inleidend woord
van den minister van Binnenlandsche Zaken,
jnr. J, A, de Wilde,