Letteren in Rum: DIAMANT Filmwerk „Nederland' WORDEN WONDERKINDEREN GROOTE MUSICI? Nieuwe Uitgaven DINSDAG 9 OCTOBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 Te lang en te hutspotachtig bevonden. 's Gravenhage, 8 October. Het vervaardigen van een goede propa ganda-film. die het hem zóó doen moet, dat vreemdelingen, welke het land, dat zij op het doek te aanschouwen krijgen, nog nooit gezien hebben, de onweerstaanbare lust krij gen om het vertoonde met eigen oogen te gaan aanschouwen, is verre van gemakkelijk, Ongetwijfeld is daarvoor een eerste vereischte dat de film niet te lang is. Anders toch loopt men groote kans, dat, hoe pakkend wellicht ook de spreker moge zijn, die zulk een film nog komt toelichten, de zaal in slaap is gevallen ofleeg geloopen is, eer de man aan het woord komt! Jammer genoeg nu bestaat dit risico bij de 1750 M. lange film ..Nederland'', in opdracht van Vreemdelingenverkeer door de filmgroep „Visie" vervaardigd. Werkelijk, hoe mooi ook tal van beelden zijn, die een visie op Neder land trachten te geven, geen mensch heeft het geduld om daar een uur lang naar te zitten kijken! Helaas kleven er aan wat hedenochtend voor een uitgelezen en „dus" welwillend ge zelschap in het Asta-Theater gedraaid werd. nog andere, al evenmin onbedenkelijke fouten. De makers zijn er op uit geweest, vooral de tegenstellingen, waaraan zeker ook ons land rijk is, scherp te markeeren. Daarbij nu heb ben zij hun kracht in overdrijving gezocht. Met het gevolg, dat in menig opzicht de film een verwarden en verwarrenden indruk maakt. Zeker, het behoeft geen aardrijks kundeles te zijn, die de toeschouwers te ge nieten krijgen, maar het was toch ook niet noodig er zoo'n geographische hutspot van te maken als thans werd opgediend. Van een vreemde „visie" getuigde voorts de wel zeer geringe plaats op de 1750 M. ingeruimd voor iets zoo bijzonders en juist ook in den vreem de trekkracht uitoefend, als de droogleg ging van de Zuiderzee. Van de afsluitdijk kreeg men alleen in vogelvlucht iets te aan schouwen (dat beweerde tenminste mijn buurman; ik had het niet eens kunnen ont dekken, zoo vliegensvlug ging het!) terwijl de Wieringermeerpolder zelfs geheel ontbrak. Al zij terstond toegegeven dat volledigheid in een werk als dit niet verlangd mag wor den. deze en andere leemten die opvallen bij een film van een uur lang waar was bijv. Leiden met Nederland's oudste Universiteit, waar bleven typeerende kijkjes op wat onze polders zijn, waar de Geldersche bosschen? deden vreemd aan. Als men Amsterdam te zien krijgt, blijft Berlage's Beursgebouw ver borgen, wordt er zeer veel aandacht gewijd aan de poppenkast op den Dam, doch het Koninklijk Paleis voorheen Raadhuis eens het achtste wereldwonder genoemd, is als geheel niet meer dan een heel enkel, bovendien verre van gelukkig genomen, prentje waard geoordeeld. De jonge dame die het land doortuft, moge wellicht een vaardig bestuurster van haar auto zijn, haar blik mist de aantrekkelijke minzaamheid en bekoorlijkheid (ik druk me nu maar zacht uit), eigen aan het gros on zer Hollandsche meisjes. Indien deze jonge dame een Amerikaansche tceriste voorstelt, is het niet erg vleiend tegenover onze vrien den van overzee. Ook dit onderdeel van de propaganda mocht men nu eenmaal in deze film niet zoo verwaarloozen als jam mer genoeg is gedaan. Daarentegen ver schijnt er plots een overdaad aan, niet eens Nederlandsch „vrouwelijk schoon" (of wat sommige heeren der schepping tenminste als zoodanig beschouwen), wanneer veel te veel ruimte wordt gegeven aan een mode show te Scheveningen. 'Deze moest blijkbaar ook alweer dienst doen als tegenstelling, n.l. met den landelijken en dorpschen eenvoud van Staphorster boerinnen. Doch opnieuw was hier bij het zich uitsloven in het naar voren brengen van tegenstellingen, allesbe halve maat gehouden. Zoo rest alleen waardeering voor het sympathieke, helaas echter mislukte, stre ven om iets goeds in elkaar te zetten. Rond uit gezegd was n.l. het geheel voor mij een teleurstelling, vooral na den uitsteken den inzet, toen wij met een vliegtuig van de K.L.M. Nederland van uit de hoogte konden bewonderen. Dit voortreffelijke begin, kon met een aantal op zichzelf ongetwijfeld wel van artistieke visie getuigende onderdeelen, het filmwerk als zoodanig niet doen slagen. Of er nog iets van te maken valt? Ik be twijfel het. Wil dat al mogelijk wezen, dan zal men de 1750 M. tot hoogstens 1000 M. moe ten terugbrengen en er zorg voor dienen te dragen, dat in die 1000 M. werkelijk het meest karakteristieke, tevens het voor den vreemdeling aantrekkelijkste, wordt weer gegeven, terwijl bovendien om der wille van de overzichtelijkheid het hutspotachtige karakter van de film zou moeten verdwij nen. Daarom geloof ik dan ook, dat Vreem delingenverkeer, een organisatie die iedereen een warm hart toedraagt en daarom gaarne beter propaganda-materiaal gunt dan wat zij nu bezit in dit filmwerk, het nog maar eens dunnetjes moet laten overdoen! E. v. R. MUZIEK. KERKCONCERT Was het verleden Vrijdagavond de Bake- nesser-Kerk. die ons voor het eerst tot bij woning van een kerkconcert noodigde. Maandagavond gingen we voor het eerst met dezelfde bedoeling naar de Evangelisch- Luthersche Kerk in de Witte Heerenstraat. De acoustiek van dit kerkgebouw heeft, naar het mij voorkwam, eenige overeenkomst met die van de Doopsgezinde Kerk in de Groote Houtstraat: alles in de muziek komt met de grootste duidelijkheid over. maar de klank is min of meer droog en versmelt niet. Het is een te weinig van wat onze Groote Kerk te veel bezit. Van de vier medewerkenden aan het con. cert was de organist der kerk, Herman Nieland, wel de voornaamste, niet alleen omdat hij in alle nummers hetzij solistisch, hetzij begeleidend optrad, maar ook omdat zijn spel de grootste mate van technische afronding demonstreerde. Dat bleek vooral uit zijn solovoordrachten van Bach, Men delssohn, en Franck, al zouden die op een instrument van grooter vermogen en rijker dispositie ongetwijfeld nog meer tot hun recht gekomen zijn. Maai* zij waren alle van een prijzenswaardige nauwkeurigheid en duidelijkheid. Zijn neiging om zonder nood zaak van tijd tot tijd zijn tempi te versnel len, hetgeen ook in zijn begeleidingen een paar malen bemerkbaar was, zal de orga nist hebben te bedwingen. Merkwaardig was dat hij in zijn begeleidingen meer verschil van coloriet aanbracht dan in zijn solonum mers. Na den organist mogen we den bariton zanger Dick Weiman noemen. We hebben meermalen gelegenheid gehad de mooie stemmiddelen van dezen zanger te leeren kennen. Toch verschaft zijn zingen niet im mer een ongestoord genot, wijl de stem niet steeds geëgaliseerd klinkt en bovendien vaak een neiging tot diminueeren en tot afbreken van phrasen vertoont, die den indruk van een tekort aan adem geeft, een indruk, die een ander oogenblik4 weer door een prachtig vol gehouden langen toon gelogenstraft wordt. De sopraanzangeres Dora Schrama was in het eerste nummer een duet uit „Die Schöpfung" merkbaar nerveus: de stem flakkerde en de intonatie was onzeker. Gaan deweg werd het beter, zoodat „Maria's Wie genlied" van Reger zeer bevredigend voor gedragen werd. De violiste Koos Jutte werkte alleen in de obligaat-vioolpartij der Aria uit Kantate no. 32 van Bach mede. Deze moeilijke partij bleek nog wel wat boven haar macht te liggen en ook de kwaliteiten van het door haar bespeelde instrumenten werkten niet ten goede. Een verrassing was op het programma F. Mendelssohn als componist van ,Der Mes sias" vermeld te «zien. De muziek die uit „Der Messias" gezongen werd was vast en zeker die van Handel en ik heb nooit ge hoord of gelezen dat Mendelssohn ooit ge tracht zou hebben zich het auteursrecht daarvan toe te eigenen. Maar misschien weet Herr Jul. Streicher, de uitgever van „Der Stürmer" er wel iets naders van. In dat geval zal deze zeker niet aarzelen er mee voor den dag te komen. Een andere verrassing leverde het door Weiman gezongen „Weihnachtslied" van Lies de Waal. Of liever het was een reeks van verrassingen. Telkens n.l. dachten we dat het stuk uit was, maar dan was 't niet uit en dat ging zoo maar door, haast even hardnekkig als in „Das Lied von der Erde" van Mahler. De componiste is zeker indachtig geweest dat Kerstmis twee dagen duurt. Het bezoek van dit concert was aller treurigst. Er zaten vijf verslaggevers en on geveer dertig andere menschen. Ik sprak iemand die op zijn rijwiel uit de Haarlem mermeer was gekomen om het concert bij te wonen. Waar waren de Haarlemmers? K. DE JONG. HET GRAF VAN CYRANO DE BERGERAC. (Van onzen Parijschen correspondent) „C'est vrai, je n'avais pas terminé ma Et samedi, vingt-six. une heure avant diner, Monsieur de Bergerac est mort assassiné" (Edmond Rostand) Het moet voor de enkele voorbijgangers wel een héél vreemd tafereel zijn geweest, daar aan den voet van het oude kerkje van Sannois een vijftal heeren te vinden, die druk bezig waren den grond om te spitten. En vooral om dat deze gelegenheids-grondwerkers" met zoo'n ernst en zulk een aandacht aan het spitten en graven waren, dat niemand ons durfde of wilde gelooven, wanneer we op nieuwsgierige vragen eenvoudig antwoordden: oh, we zijn eenvoudig bezig hier een groenten- tuintje aan te leggen. Neen, men wilde ons niet gelooven en al spoedig ging in het vre dige dorpje de mare: bij den kerkmuur ligt een schat begraven en men is bezig dien op te graven. Met het gevolg dat weldra hon derden zich verdrongen voor het wankele hek en dat de gendarmerie in allerijl eenige dien ders moest zenden om de gewaande „gouddel vers" te beschermen. Laat me u dadelijk mogen zeggen dat we geenszins verwachtten ijzeren potten met goudstukken of geheimzinnige ijzeren kisten met diamanten te vinden. Het was er ons alleen om te doen om het graf terug te vin den van Cyrano de Bergerac. Het kwam zoo: enkele maanden geleden waren we in Sannois om daar den ouden historischen molen te be zoeken (we schreven er in deze kolommen uitvoerig over) en vernamen toen dat in dat zelfde Sannois, hoogstwaarschijnlijk, ook Cy rano is gestorven en begraven. Toen we den zoon van Rostand, die voor zijn drama een uitgebreide studie over den chevaleresken Cy rano had gemaakt, vroegen of Edmond in derdaad er ook van overtuigd was dat de held hier was gestorven, antwoordde Maurice ons dat daaromtrent geen twijfel bestond en dat er ongetwijfeld in de archieven van het vroe gere Contnoix enkele aanwijzingen moesten zijn: Immers, men weet met groote zekerheid dat Roxane haar leven eindigde in het kloos ter van de Dominicanen van het Kruis, in Sannois. Uit deze aanwijzing maakten we op, dat, zoo er eenig geschrift nog zou bestaan, we allereerst zouden jnoeten zoeken in de kerk-archieven. En ziet, geholpen en bijge staan door twee actieve leden van een ar cheologische vereeniging werden ons de poor ten geopend en konden we „snuffelen" in de oude papieren en registers, die gelukkig be houden zijn gebleven in de revolutiedagen, toen men alles wat aan het „ancien régime" herinnerde trachtte te verwoesten. En daar vonden we inderdaad een pe"V-">ment. waar op de toenmalige pastoor van Sannois. abbé Cochon, vermeldde dat Cvrano zijn intrek had genomen bij zijn broer, Pierre, die aldaar een ruime woning van een frontbreedte van 12 meter" bezat. Het papier dateert uit het jaar 1655 en daar dat ook het sterfjaar was, be stond vrij groote zekerheid, dat we nog wel meer zouden vinden. En inderdaad: daar hadden we de door den zelfden abbé opge maakte stervensacte: den 29sten begraven Sa- vinien de Cyrano, escuyer, heer van Bergerac. Edmond Rostand, wiens aanteekeningen voor zijn beroemde drama helaas verloren zijn ge gaan, heeft dus gelijk gehad toen hij dichtte: „en Zaterdag, zes-en-twintig, één uur voor het diner etc." Wel waren we dus een schrede nader en konden we met zekerheid zeggen: Cyrano ligt in Sannois begraven, maar daar nergens een grafsteen is te yinden bleef de groote vraag: BAK- EN BRAADVET NU 40 CT. PER POND (Adv. Ingez. Med.) maar waar? open en onbeantwoord. Niemand verheelde zich de moeilijkheid om tot een re sultaat te komen, wijl bij de vergrooting van het oude kerkje, werk waarmede verleden jaar een aanvang was gemaakt, zulk een enorm aantal skeletten te voorschijn was gekomen, dat men haastig op de begraafplaats een ver- zamelgraf had moeten aanleggen om alles te bergen. En toen, op zekeren dag, nu ongeveer twee maanden geleden meldde zich bij de werklui een meneer, een ingenieur, die zich blijkbaar hevig interesseerde voor het graaf werk. „Als jullie daar graven en hij wees een plaats aan dan zullen jullie stuiten op de overblijfselen van een oud poortje, dat toegang gaf tot den voormaligen kloostertuin" zoo verzekerde hij. De verklaring werd over gebracht aan de archeologische vereeniging en met algemeene stemmen besloten we om het er maar eens op te wagen. En werkelijk, de voorspelling van den geheimzinnigen be zoeker kwam uit. We vonden precies wat hij had aangeduid. Enkele dagen later, even voor dat de werklieden huiswaarts keerden, kwam de geheimzinnige bezoeker terug. „Ik weet dat de archeologen het graf van Cyrano de Ber gerac zoeken. Zeg hun dat hij begraven ligt ter rechterzijde van het poortje, op twee meter diepte. Men zal zijn skelet dadelijk herkennen: hij ligt begraven met de armen recht naast zich uitgestrekt. Het hoofd is van den romp gescheiden. Om de enkels draagt hij een paar metalen ringen. Dat is Cyrano". En daar nu zijn we. op deze aanwijzing, gis' teren aan het graven geweest. Menigeen zal even griezelen bij de gedachte, maar we heb ben al zooveel van zulke opgravingen mede gemaakt (een maand geleden nog de ko ningsgraven in Vendöme) dat men ons wel zal willen vergeven wanneer we verklaren dat de historische nieuwsgierigheid alle andere overwegingen wegvaagt. De schep stuitte op iets hards. Voorzich tig. Thans met de handen de aarde omwoelen. Precies op twee meter diepte, op de aangewe zen plaats, vinden we een skelet. Is 't het overschot van „le cadet de Cascogne"? Alles wijst erop. Want, inderdaad't hoofd ont breekt en we vinden het een dertig centime ters verder. Maar.... de metalen ringen om de enkels ontbreken. Héén voorzichtig tillen we het overschot uit den kuil. Eén onzer, een medicus, verklaart ons dadelijk: dit kan on mogelijk 't overschot van Cyrano zijn. Ten eerste komt het me voor dat dit het beende- rengestel van een vrouw of van een héél jongen man moet zijn geweest. En kijkt u eens, de tanden zijn volkomen gaaf, en toen Cyrano stierf was hij 36 jaar oud. 't Is mo gelijk. maar niet waarschijnlijk En daarop hebben we voorloopig het over schot in een zak gedaan en stillekens met olankén den kuil toegedekt. En onwillekeurig dachten we aan de woor den: II me vient de cette ombre une miette de tol, - Mais oui, je sons un peu mon coeur qui te recoit HENRY A. TH. LESTURGEON „Jacob van Lennep". Het nieuwe seizoen begint. Deze vereeniging die het vorige seizoen haar 25-jarig bestaan vierde met een zeer goed ge slaagden internationalen tooneelwedstrijd zal a.s. Maandag 15 October het seizoen openen met een premiere voor het dilettantentooneel nl. een hyper-modern satyriek blijsDel in 3 bedrijven: „Dans nonneke, dans", door Van Randwijk. Het is een moeilijk en ongewoon stuk; om zooveel mogelijk een gave opvoering te krij gen moest de openingsvoorstelling 14 dagen later gesteld worden. Daarna zal alsnog met hetzelfde stuk te Santpoort voor de Lichthoeve een weldadig heidsvoorstelling gegeven worden, terwijl de werkende kring ook met dit stuk haar belang- looze medewerking zal verleenen voor een weldadigheidsavond van de vereeniging ..Eer ste hulp bij ongelukken, „Snelverband", in November a.s. Voorts zal Jacob van Lennep in November een bonten avond organiseeren, terwijl in December wederom een tooneelwerk van een Hollandschen schrijver zal worden opgevoerd. In Januari volgt dan wederom een tooneelvoorstelling van drie een-acters in den Stadsschouwburg, terwijl het traditioneele kinderbal en bal-masqué in Februari en Maart niet zal ontbreken. Tot slot volgt dan in April wederom een tooneelvoorstelling in den Stadsschouwburg. In het maandblad plaatste de voorzitter, de heer Jac. van Maris, een opwekkend woord tot de leden. De heer Carel van Hees oud acteur en oud-directeur van den Stadsschouw burg zal gedurende dit seizoen in het maand blad van Jacob van Lennep schrijven over het tooneel. Zijn eerste artikel is getiteld: „Treur spel of blijspel". De rolverdeeling aan „Dans nonneke, dans" is als volgt: Victor van Heerden, vliegtuig-fabrikant, K. Visser; Pauline, zijn vrouw, mevr. D. Tuning- ga; Ten Hoven, de heer van Zandbergen: Eduard, diens zoon, de heer C. Volte, Jhr. Mutsaers, de heer B. Bouwmeester; Brandsma de heer Huib Tuninga; mevr. Brandsma, mej. Cor Visser; Marie, mej. Dora Bouwmeester; Paul, de heer M. v. d. Born en Freule Char lotte, mevr. E. Bingemans. De heer K. Visser heeft de regie. HAARLEMS SALON ORKEST. Op Dinsdag 9 October zal in het gebouw van den Haarlemschen Kegelbond de achtste amusementsavond plaats vinden van het Haarlem's Salon Orkest onder leiding van kapelmeester Jack Stoffer. Het orkest zal een concert geven, er zal gedanst worden (er is bal na) en Max Nabarro en Robert Speakman, feestarrangeur, zullen hun medewerking ver leenen. NEDERLANDSCH JEUGDTOONEEL. Géza L. Weisz trekt zich terug. Géza L. Wiesz, de artistieke leider en regis seur van het onlangs opgericht ..Neder landsch Jeugdtooneel" deelt hierbij mede, dat hij zich uit deze onderneming teruggetrok ken heeft en dus voor de volgende opvoerin gen van het kinderstuk: „Woelle Woelle! Wau Wau!" geen verdere verantwoordelijk heid op zich neemt, Door ALFRED CORTOT, den beroemden Franschen pianist. Wonderkinderen in de kunstwereld hebben altijd de interesse van veel en verscheidene menschen opgewekt. Nog interessanter is hét eens na te denken over de latere loopbaan van deze schijnbare genieën. Vervullen zij allen inderdaad dé belofte van hun jeugd? Of is het een tijdelijk, buiten gewoon verschijnsel? Alfred Cortot, de beroemde Fransche -pianist, wiens schitterende Chopin-ver- (olkingen hem reeds lang geleden op een voetstuk van wereldvermaardheid plaatsten, geeft ons zijn kijk op deze be langwekkende vraag met een sierlijk heid en zekerheid, die even groot is als zijn pianospel. In tegenstelling met de algemeene opvat ting is er meer noodig dan een natuurlijke „flair" om een groot musicus te maken. Wat zelfs meer noodig is, is een onaantastbare wij ding aan de kunst, en het bestaan daarvan kan nooit worden bewezen, voordat met de ge- w*eldige moeilijkheden kennis Is gemaakt. Zulke moeilijkheden te overwinnen is een lastig en noodzakelijk deel van de oefening van eiken musicus. Dat een kind alles voor de vuist weg kan spelen is geen garantie voor toekomstig slagen. Het is niet meer dan een aanwijzing van de neiging van zijn aard. Wonderkinderen behoeven nog geen groote musici te worden. Ik heb over de 3000 leerlin gen gehad en ik ben er van overtuigd, dat de vordering, welke sommige aan den dag leggen niet meer dan een verschijnsel van be drevenheid en imitatievermogen van kinde ren is. Alle jonge pianisten doen natuurlijkerwijze hun leeraars na, soms bijkans volmaakt, maar dit moet niet als een bewijs van. werkelijke bekwaamheid worden opgevat. Eerst wanneer de leerlingen den leeftijd van 17 of 18 jaar voor meisjes en 19 of 20 voor jongens bereiken, openbaart zich een bepaal de roeping duidelijk; want hoe kan er ooit een openbaring van een ware „grande passion" zijn in iemand wiens persoonlijkheid nog niet geheel ontwikkeld is? Pas als hij zich geheel bewust Is van zijn krachten, als hij heelemaal vrij is van eiken academischen Invloed kan de leerling bewijzen of het vertrouwen in zijn capaciteiten mis plaatst is of niet. Mannen bereiken deze hoogte in het alge meen later, maar zij komen op den langen duur verder. Dit is zonder twijfel een gevolg van het feit. dat mannen meer gevoel voor al gemeene principes hebben .terwijl vrouwen meer geneigd zijn op hun leeraar te steunen. Dit is allemaal heel goed zoolang ze onder zijn leiding blijven, maar later, als ze aan hun eigen bronnen overgelaten 2ïjn, hebben vrou wen de neiging zich in de eerste plaats op hun gevoelens te concentreeren ten koste van hun objectiviteit. Mannen-, met zeldzame uitzon deringen, begrijpen $en kunstwerk beter om dat ze opboitwender/Zijn. En aan deze ontwik keling van deze opbouwende eigenschap moet de leeraar bovenal aandacht besteden. Het is minder belangrijk hem al de techni sche moeilijkheden zoo gauw mogelijk te lee ren overwinnen, dan wel hem er in te oefe nen de „stem" van zijn instrument te hooren. Wanneer de leerling hierop gunstig reageert mag veilig van hem worden gezegd, dat hij een werkelijken aanleg voor muziek heeft. Dit moet het uitgangspunt zijn, want de onder vinding heeft bewezen, dat ontwikkeling van begrip veel belangrijker voor een leerling is, dan zijn natuurlijk talent. Allé" groote kunstenaars, die eens wonder kinderen waren Mozart, Liszt, Chopin en Schubert behoorden dan ook tot families, waar de muziek vereerd werd. Zij werden heel natuurlijk door de kunst aangetrokken, om dat de atmosfeer waarin ze leefden er geschikt voor was en de muzikale vroegrijpheid, die zij later vertoonden was voor een groot deel te danken aan de bekwaamheid van hen. die voor hun eerste muzikale opvoeding verant woordelijk waren. Ik zelf kreeg pianoles toen ik erg jong was. zonder dat mij gevraagd werd of ik graag muziek wilde leeren of niet. Ik behoorde tot een familie, die een kunstenaarsloopbaan als de edelste en waardigste van alle beschouwde. Mijn zusters oefenden voor een muzikale loop baan en aan haar Intelligentie heb ik mijn groote liefde voor muziek te danken. Ik geloof, dat wanneer Ik een andere oplei- ding had gekregen, ik even hard gewerkt zou hebben en r.u net zoo goed thuis had gevoeld in eenig ander beroep, want ik werd in die dagen gemakkelijk beinvioed. Desniettegenstaande zijn er enkele gevallen van muzikale vroeg rijpheid, die mijn theorie schijnen tegen te spreken. Eenige jaren geleden belde in California (dat al verscheidene jonge talenten heeft op geleverd. waaronder Jehudi Menuhin en Rlccn een muziekleeraar, dien ik kende, me in San Francisco op om me te vragen of ik eenige oogenbükken voor hem kon vrijmaken, ten einde het muzikale talent van een zijner leer lingen te beoordeelen. Natuurlijk stemde ik toe. Terwijl ik wachtte kwam een bediende met een kolossale kist; ik veronderstelde, dat het een dier uit fruit be staande geschenken was, waarmee de Califor- niërs hun gasten overstelpen en ik was juist bezig de kist te openen toen mijn kennis bin nenkwam, vergezeld van een vierjarig meisje. Ik moet bekennen, dat ik er verwonderd en geërgerd over was, dat men mij verzocht had mijn tijd te verspillen met de beoordeeling van de muzikale capaciteiten van een baby! Toch wilde ik wel naar haar luisteren en toen ontdekte ik dat het geweldige pakket niets anders bevatte dan een mechanische vinding om het haar mogelijk te maken de pedalen van de piano te bereiken. Onnoodig te zeggen, dat al deze voorzorgs maatregelen mij slecht in de stemming brach ten om ernstig toe te hooren. Ik was daarom ook verbaasd zoo'n jong kind een bijna volmaakt programma voor mij te hooren spelen en nog veel méér verbaasd, toen ik een diepte van gevoel in haar ont dekte, dat haar techniek ver overtrof. Ik was zeer bewogen, maar ik toonde geen enkele ontroering, want ik weet welk een ondienst dit voor een kind kan zijn. Het was echter zeer moeilijk dit later niet te doen, toen ze wat muziek, die ik by me had volkomen cor rect las, daarna weergaf en mij tenslotte de namen der accoorden vertelde. Deze laatste taak is een der meest abstracte in de muziek en het kon met dit kind niet het resultaat van een proef op verstandelijk gebied zijn, doch eerder een soort van geestelijke routine. Ik geloof, dat dit een wonderkind was, in een of ander opzicht „Intuïtief", dat gelijkwaar dig. was aan het zuivere geheugen, Daarom houd ik nog steeds vol, dat zelfs bij dit kind nog geen spoor van een spontane muzikale roeping aanwezig was. Ofschoon het aannemelijk en zelfs mogelijk is, dat het er een kan worden; vooral daar seder: een fonds is gesticht om haar onafhankelijk van haar familie te maken die haar muzikaliteit wilde „exploiteeren" en dit kleine Poolsche Jodin netje verkeert nu in omstandigheden, die zeer gunstig zijn voor de ontwikkeling van^ haar persoonlijkheid. Over een paar jaar zullen we kunnen zegen of de wonderlijke bloemen van haar gave tenslotte vruchten konden dragen. Maar wanneer een werkelijk muzikaal ta lent niet onbetwistbaar kan worden vastge steld voordat de persoonlijkheid zich heeft ontwikkeld, toch kon het zijn aanwezigheid dikwijls vroeger onthullen. Ik herinner me een soort van openbaring in een geval van mij zelf, toen ik elf jaar was. Het gebeurde, dat Edouard Risler. een vriend van de familie, in mijn kamer binnen kwam en ik voor hem Mendelssohn's „Variations Serieuses" speelde. Toen ik het uit had, ging hij op mijn plaats zitten en speelde de „Va- riatons" zelf. Toen ontdekte ik werkelijk de goddelijke macht van de muziek. Hij verwekte in mij ontroering, waarvan ik geloof, dat zü lijkt op die ontroering, die de katholieken ge voelen bij de openbaring van het mysterie van den Heiligen Geest. Het was alsof een sluier voor mijn oogen was weggenomen en sindsdien heeft muziek altijd zulk een door dringend gevoel teweeg gebracht dat dit di- wijls haast tot pijn werd. Niet dat deze openbaring me onmiddellijk tot een meer uitblinkenden leerling dan het meerendeel van mijn vrienden deed worden. Technische moeilijkheden brachten me nog in 't nauw en bemoeilijkten mijn muzikale ont wikkeling en pas toen ik mijn zeventiende jaar naderde voelde ik, als anderen, een drang in me, die niets had te maken met het onderwijs van mijn leeraars. Wanneer ik zoo den nadruk leg op de noodzakelijk voor een musicus geheel vrij te komen van eiken aca demischen invloed, dan is dat omdat zoo'n in vloed zeer nadeelig voor onze techniek is. De vereischte vingervlugheid is zoo gevoelig', dat voortdurende en intensieve oefening noodig is. Het kind is, zelfs wanneer het op iets rij peren leeftijd komt, kneedbaar. Men moet het aan het verstand brengen, dat virtuositeit minder belangrijk is dan de vertolking van den geestelijken inhoud van de muziek. Wan neer men het dit niet duidelijk maakt, leidt men het op een dwaalspoor. Een sterke nadruk op de vervolmaking van de techniek doet het instrument tusschen den speler en zijn muziek komen te staan; helaas moedigen vele leeraars deze neiging aan. misschien bijna onbewust. Mij dunkt, dat, als ook zij een dergelijke openbaring hadden genoten als ik aan Edouard Risler te danken heb, zij zoo veel mogelijk zouden nalaten een stuk door te spe len na den leerling, zooals ik zelf doe. Slechts op deze wijze kan de leerling een persoonlijk gevoel voor vertolking verkrijgen en vermij den zijn capaciteiten te verstikken door een buitengewonen nadruk op de techniek. De techniek van den musicus moest eigen lijk even gemakkelijk van gedaante verander lijk zijn als die van een tooneelspeler. De beste manier om dit te bereiken is de hoedanigheden van kunstenaar en technisch mensch te vereenigen. Hiervoor is het in de eerste plaats noodzakelijk, dat men bij de concentratie op de muzikale techniek contact houdt met de andere takken van kunst. Zij voorzien den musicus van de algemeene ont wikkeling, zonder welke hij nooit een groot kunstenaar zal worden. (Nadruk verboden). Van Waarheid en Leven. Bij Star Publishing Trust (Agentschap voor Nederland te Bosch en Duin) is verschenen „Waarheid en Leven" door Krishnamurti. In dit boek is getracht, een groot deel der lezingen, antwoorden en kampvuurtoespraken die Krishnamurti in de laatste jaren in Om men, Amerika en Britsch-Indië hield, zoo lo gisch mogelijk te rangschikken naar verschil lende belangrijke onderwerpen, die daarin zijn behandeld. Dit boek verschijnt uitsluitend in het Ne derlandsch, daar de uitgeefster meent, dat het van groot belang is voor Nederland, Ne- derlandsch-Indië en Vlaanderen, een derge lijk samenvattend werk van Krishnamurti's ideeën te doen verschijnen. De financiering der werkloosheids lasten. De N.V. Samson te Alphen aan den Rijn, heeft het licht doen zien: „De Financiering der Werkloosheidslasten", door Jos. van Wel, wethouder te Helmond. Het boekje betreft een der meest urgente vraagstukken van dezen tijd; niet alleen wor den deze vraagstukken door den schrijver belicht, maar er wordt ook een weg ter oplos sing aan gegeven. De heer Van Wel ontwik kelt een systematisch plan, waardoor een verdeeling der lasten wordt verkregen, die naar zijn meening de financieele gevolgen draaglijk zal maken. De handel tusschen Nederland en Finland. „Versterking van den handel tusschen Ne derland en Finland, het land waar de crisis geëindigd is", is de lange titel van een door J. Moorman geschreven en bij Moorman's Periodieke Pers N.V. te 's-Gravenhage uitge geven boek. waarin mede in verband met de te Helsingfors ie houden „Nederlandsche Week" en met het feit. dat de Finsche Regee ring en zakenwereld in welbegrepen eigen belang den invoer willen bevorderen uit lan den. die veel van Finland koopen (waartoe Nederland behoort) een pleidooi wordt gele verd voor ver^rooting van den wederzij d- schen uitvoer van Nederland en Finland. Bommen op Nederland. Bij de N.V. Drukkerij Jacob van Campen te Amsterdam Ls de tweede druk verschenen van „Bommen op Nederland"! door M. J. M. Gom meke, inspecteur van politie te Amsterdam en Reserve le luit. Het is voorzien van een inleidend woord van den minister van Binnenlandsche Zaken, jnr. J, A, de Wilde,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 7