VRIJDAG 12 OCTOBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
15
AAN ALLEN!
't Is weer, zooals het oude rijmpje zegt:
Onweersbuien, die beduien,
Dat de zomer weg gaat kruien.
De herfst heeft zijn intree gedaan. De bla
deren -kleuren en vallen af. De vogels zingen
niet meer. De meeste gevleugelde zangers zijn
vertrokken. Duizenden en duizenden vogels
trekken nu ook over ons land. Voor het groot
ste deel komen ze uit Scandinavië. Deze trek-
drift is altijd iets wonderlijks. Vele knappe
koppen houden er zich telken jare mee bezig
en vertellen ons telkens weer nieuwe bijzon
derheden. Vroeger geloofde men zeker, dat de-
vogels bepaalde trekbanen vlogen. Thans weet
men. dat windrichting en windkracht een
grooten invloed uitoefenen op den trek. Ook
heeft men waargenomen dat landvogels
groote angst voor de zee hebben, 't Liefst vol
gens ze de kustlijn. Het zien van 't vasteland
schijnt hun een veilig gevoel te geven. Op de
Noordzee-eilanden ziet men daarom ook in
dezen tijd een menigte vogels: zooals rood
borstjes, snippen, uilen, meeuwen enz. Men
ziet ze vaak uit zee komen en neerstrijken in
het duin. Ook op de schepen zetten ze zich
neer. Bij de afsluitdijk zie je nu ook zwermen
vogels. Vooral bij Zurich zijn veel bonte
kraaien gezien.
In den nacht kun je soms lijsters hooren,
die voorbij trekken. Bij slecht weer zetten zij
zich bij de vuurtorens neer. Vele vliegen zelfs
te pletter tegen de lampen. Men heeft nu bij
verschillende vuurtorens vogelrekken aange
bracht, om de diertjes op deze wijze behulp
zaam te zijn. Vele nemen daar nu hun toe
vlucht.
In 't Oosten van ons land kun je dikwijls
een troep kranen zien trekken in October.
Weet je. waar je nu ook van kunt genieten?
Van de zwammen. Overal zie je ze weer voor
den dag komen. Heb je al kardinaalshoedjes
gezien en roode kamperfoeliebesjes? In duin
kun je nog prachtige oranje duindoorns pluk
ken.
De grond ligt hier en daar bezaaid met
eikels, kastanjes en beukenoten. De boschmui
zen, de eekhoorns, de boomklevertjes en nog
meerdere dieren kunnen gaan zorgen voor den
wintervoorraad. Wat hangen er veel spinne-
webben tusschen de boomen. Let eens op, hoe
mooi ze zijn als de zon ze beschijnt.
't Lijkt een mooie herfst te zullen worden.
Veel boomen zitten nog zoo dik in 't blad. De
beuken en eiken schijnen veel vrucht te dra
gen. Men beweert, dat beuken om de 6 jaar
een zware dracht hebben. Men spreekt dan
van een zaadjaar. Misschien is 1934 wel zoo n
zaadjaar voor de beuken. 1918 was anders ook
zoo n jaar. We zaten toen in de mobilisatie.
Het vet werd gedistribueerd en op verzoek van
de regeering werden toen nootjes opgekocht.
Een millioen kilo nootjes werd verzameld,
waaruit 220 duizend kilo vet werd geperst,
voor menschelijk gebruik en nog 10 duizenden
veekoeken werden uit de overgeschoten olie
gefabriceerd. Je hebt misschien wel onder
vonden, dat er verscheiden leege nootjes zijn.
Als je een zakvol in een tobbe water uitstort,
drijven de leege boven. Na een paar weken
zijn ook de vruchten van den bodem verdwe
nen en je begint dan pas te begrijpen, hoe het
voor onze vogels noodzakelijk is, dat ze trek
ken.
Laten we nu zooveel wij kunnen zorgen voor
de achterblijvers, onze standvogels. Zoolang
het nog niet vriest, is er nog wel wat uit den
grond of tusschen boomschors voor hen te ha
len, maar komen de nachtvorsten, dan komt
voor hen ook de armoede. De menschen moe
ten nu te hulp komen. Een schoteltje water,
dat dagelijks ververscht wordt, 's winters
liefst lauw water en dan natuurlijk voer. Voor
de meezen en sijsjes kun je van allerlei ophan
gen in een boom voor de tuinkamer: pinda's,
cocosnoot en andere noten. Dan kun je ook in
de hoogte een voederplank plaatsen, waarop
je broodkruimels, vogeltjeszaad en rijst strooit.
Een nesthokje voorzien van een zithoutje is
een heerlijke woning voor menig vogeltje en
voor ons menschen is 't een genot om in don
kere dagen zoo'n' vroolijk wezentje gade te
slaan.
W. B.—Z.
JAGUARS.
De jaguar is in Amerika, wat de tijger is in
Azië. Hoewel iets kleiner dan deze, is hij toch
zoo krachtig gebouwd, dat hij zich niet be
hoeft te ontzien, groote dieren aan te vallen.
Zelfs de mensch is voor hem niet veilig. Daar
hij vraatzuchtig en moedig is. is hij zeer ge
vreesd. Men vindt hem in het warme gedeelte
van Amerika, van Mexico en de Zuidelijke Ver-
eenigde Staten tot Paraguay en Uruguay.
Overal, waar de oevers der rivieren met wou
den zijn bedekt, slaat de jaguar zijn leger op
en zoodra het begint te schemeren, gaat hij
van daaruit zijn rooftochten ondernemen. Uit
jonge runderen, muildieren, paarden en der
gelijke zoekt hij zijn buit. Zijn die niet te vin
den, dan zoekt hij zich van kleine dieren, zoog
dieren en vogels meester te maken.
Treft hij ergens schildpadden aan, dan
keert hij ze behendig om en verslindt er alle
weeke deelen van. Ook heeft men' hem waar
genomen, zittende aan den oever van een
stroom op visch te loeren. Met groote behen
digheid weet hij deze met een slag van 'den
poot uit het water op het droge te werpen.
De Jaguar is een der prachtigste katachtige
roofdieren; zijn rosachtige huid is bezaaid met
een menigte vlekken. Boven staan ze dichter
bij elkaar dan onder aan het lichaam, waar
de kleur langzamerhand in wit overgaat. De
vlekken zijn onregelmatig, of rond, door
zwarte randen begrensd, met een roodachtige
grondkleur, en de meeste met een zwarte stip
in het midden. De kleur van alle jaguars is
niet hetzelfde en ook de plaatsing der vlakken
komt niet bij alle dieren overeen; gewoonlijk
is het wijfje lichter gekleurd dan het man
netje. E. W.
DE BEURT IS AAN KLEINE
TEEKENAARS.
We hebben ons nu bezig gehouden met het
teekenen van de verschillende deelen van
het menschelijk lichaam in het algemeen; dit
keer zullen we probeeren bepaalde personen
of typen te maken. We zullen daarvoor ge
makkelijke onderwerpen kiezen en wel zulke
onderwerpen, waarvan we met één oogopslag
zien, wat er voorgesteld moet worden.
Onze illustratie toont de volgende typen:
Een Chinees. Kenmerken: de schuine oogen,
de kleine neus en de haarvlecht.
Een neger, Kenmerken: zwart, platte neus
en dikke lippen.
Een Indiaan. Kenmerken: arendsneus, glad,
gevlochten haar en de adelaarsveer.
Een zakenman. Kenmerken: kale schedel,
uilenbril.
Arabier. Kenmerken: zwarte snor en baard;
pruikje haar op kaalgeschoren schedel.
OOM KEES.
DE EZEL EN HET PAARD.
Een fabel door W. LASSCHUIT.
Als altijd hadden de ezel en het paard ruzie,
't Kwam zoo! De ezel had eenigen tijd geleden
tegen het paard staan ophakken, dat hij zoo
geweldig hard kon loopen, dat zijn baas be
sloten was, geen nieuw paard meer te koopen
maar hem voortaan altijd te nemen. De waar
heid was, dat de baas van den ezel zijn paard
door zijn ouderdom had moeten laten afma
ken en noodgedwongen den ezel voor zijn wa
gen had moeten spannen. Dit had hem een
koopje bezorgd, dat hij twee uur later thuis
kwam dan gewoonlijk, maar de ezel had dat
natuurlijk niet tegen het paard van een an
deren boer verteld, 't Was toch uitgekomen,
want Bles, zooals hij heette, had zelf gezien,
dat de ezel, toen de baas een nieuw paard had
gekocht, op stal bleef.
„Opschepper!" had hij gezegd. „Zie je nu
wel, dat je baas niks aan je heeft."
Ezel's borst zwol op van trots. Nee maar, wat
een beleediging was dat! Niets aan hem heb
ben? Hij lui? Dat zou hij het paard bewijzen,
en dadelijk zei hij erop:
„Willen wij eens doen, wie het hardst kan
loopen?"
„Top!" zei het paard, „wanneer?"
„Morgen?"
„Uitstekend. Ik zal wel even aan Black
vragen, of hij getuige wil zijn en de roodbonte
wil ook wel eens zien, wie de vlugste is. We
doen het dan op den weg bij zijn wei. Kees, de
dog van boer Harms zal nummer drie van de
jury wezen. Ga je daarmee accoord?"
„O. bestig hoor!" antwoordde de ezel van
uit de hoogte. „Ze zullen allemaal zien, dat
ik de eerste ben."
„Ja, ja," zei het paard. „Of ik, hè!"
Den volgenden dag zou de wedstrijd plaats
vinden. Een groot aantal dieren stond langs
den weg om den wedloop gade te slaan.
Aan het beginpunt start, stond er op een
bord bij stond het paard en de ezel, klaar
voor den afloop.
Het eindpunt was bij het hek van de wei,
waarin de roodbonte liep, die nu ongeduldig
stond af te wachten. Zij had al een even groo
ten hekel aan den ezel als alle andere dieren.
Een echte opsnijder was het. De roodbonte
was deftig als voorzitter van de jury gekozen.
Daar klonk het startsignaal en in breeden
galop kwam het paard aangeloopen. Al gauw
bleek het, dat het de winnaar zou worden,
want reeds na vijf meter loopen was de ezel
hem een heele lengte achter.
Twee minuten later was het pleit beslecht.
De ezel had leelijk de nederlaag geleden en
het paard was glansrijk uit den strijd gekomen
Maar daar kwam de ezel wat naderbij, on
der gehoon van de omstaande dieren.
„Ja, jullie moeten eigenlijk weten, dat ik
gisteren een spijker in myn poot gehad heb en
nu doet dat nog vreeselijke pijn."
Ze lachten hem hartelijk uit, maar toch
werd besloten, dat dan de volgende week de
wedstrijd zal worden overgespeeld.
Wie zou er winnen?
Raden jullie het?
Ik wel, hoor!
HET VERJARINCSFEESTJE.
Jokie was jaloersch op de andere
kinderen, die van haar lekkers
snoepten. Later zag ze het lee-
lijke van haar gedrag in.
Het was ongeveer een week voor Jokie's ver
jaardag. Acht jaar zou ze worden. Jokie was
erg opgewonden in het vooruitzicht. Wat zou
ze wel allemaal krijgen? Ze had aan vader en
moeder een pop gevraagd; zoon echte lieve
babypop. Maar dan waren er nog zoo veel ver
rassingen. Wat ze van Oma en Opa zou krij
gen en van Aat, haar broer en van de school
vriendinnetjesOh, een heeleboel heerlijke
verrassingen wachtten haar nog. Iedere och
tend, als Jokie wakker werd, streepte ze een
dag door op het kalendertje, dat boven haar
bed hing.
Ze had moeder gevraagd, of ze een paar
meisjes uit de klas op visite mocht. Jokie had
het lijstje al opgemaakt:
Aat. de groote broer van 11 jaar, zou er
natuurlijk bij zijn, verder de tweelingzusjes
Jetje en Toos de Hoog; dan nog Helga van
Vliet, die naast Jokie in de bank zat en ten
slotte Fierjan, de buurjongen. Met zijn zessen
zouden ze zijn.
Eindelijk was de dag van Jokie's verjaar
dag aangekomen. Heel vroeg was ze wakker
en in een wip aangekleed. De zon scheen door
de gordijnen naar binnen. Mooi weer was het,
Moeder had gisteravond gezegd, dat ze haar
Zondagsche jurk aantrekken kon Als je ja
rig was, mocht iedereen dat wel zien.
Heel vlug was Jokie klaar. Ze deed de deur
van haar kamertje open en ging naar bene
den. En toen ze de huiskamer binnenkwam,
werd er meteen op de piano gespeeld en drie
stemmen zongen: „lang zal Jokie leven...."
Een oogenblik bleef het meisje beduusd
staan. Toen keerde moeder, die aan de piano
zat zich om, opende haar armen en Jokie vloog
er in. „Wel gefeliciteerd, hoor groote dochter'
Toen kwamen vader en Aat aan de beurt en
daarna mocht Jokie haar cadeautjes, die op
het buffet uitgestald waren, bekijken.
Het eerst viel haar oog op de groote pop.
die met uitgestrekte armen zat te wachten om
opgenomen te worden. Jokies mond viel open:
„Ohzei ze. Maar er naast lagen nog
andere dingen. Van Aat was er een dik boek
met sprookjes; van Vader een poppekoffer
met een heele uitzet. Van Oma en Opa een
ledikant en van andere ooms en tantes nog
een heeleboel presentjes. Zoo blij was Jokie
dat ze haast niet eten kon. En als moeder haar
niet op tijd had weggestuurd, zou ze vast te
laat op school gekomen zijn. Gelukkig was het
Woensdag; dat beteekende een vrijen middag
en in dit bijzonder geval 'n heelen middag om
te spelen. De juffrouw feliciteerde Jokie;
want ze had al gehoord, dat ze jarig was en
alle klasgenootjes deden hetzelfde.
Maar wat duurde de ochtend lang. Einde
lijk ging de bel.
„Tot vanmiddag," zeiden Jetje en Toos en
Helga.
„Tot vanmiddag", antwoordde Jokie.
Toen ze thuiskwam, riep moeder haar in de
keuken.
„Kijk eens, Jokie, lijkt je dit voldoende lek
kers voor je kleine gasten?" Op tafel stonden
een paar schalen met chocolaadjes; een doos
met gebakjes, limonade en nog meer heerlijke
dingen.
„Oh mam en is dat allemaal voor mij?"
„Ja; dat wil zeggen dat je er je gasten van
presenteeren moet. Zorgen, dat ze allemaal
genoeg krijgen." Jokie knikte verheugd.
Aan de koffietafel at ze van opwinding
weer heel weinig. Aat zei plagend, dat dat was
om veel ruimte te houden voor alle snoeperijen
van straks.
Om half twee ging de eerste bel. Het was
Fierjan, die maar twee maanden ouder was
dan Jokie. In zijn armen had hij een bos bloe
men en een pakje, dat hij Jokie een beetje
verlegen in de hand duwde. Het was een doos
bonbons. Even later kwamen Toos en Jetje;
ook met bloemen. Jetje gaf bovendien nog zak
doekjes, die ze zelf omgehaakt had en Toos
had een mutsje voor de nieuwe pop gehaakt.
Net hadder. ze hun mantels uitgetrokken,
toen de bel weer ging: Helga.
Helga had voor Jokies pop een nachthemdje
gemaakt, dat er keurig uitzag.
„Kindje, kindje," zei moeder hoofdschud
dend. „Wat word jij verwend."
„Ze behoefden nu op niemand meer te
wachten en moeder stelde voor dat ze eerst
eens naar de kamer zouden gaan; daar kon
den ze dan vast een chocolaadje snoepen en
een glaasje limonade drinken. Dat leek hen
wel en vroolijk liepen ze achter mevrouw mee
naar binnen.
„Kom, Jokie, presenteer eens iets," zei moe
der.
Jokie pakte de schaal en ging rond. Maar....
wat pakten ze allemaal een groote bonbons
Telkens die lekkere, die Jokie ook had willen
hebben. Haar gezichtje betrok en bij het spel
letje, dat ze gingen doen, was Jokie lang niet
zoo uitgelaten als anders. Nog erger werd het,
toen Moeder later met de gebakjes rondging.
Ingespannen keek Jokie toe. Kijk die Fier
jan eens. Wat een groote pakte hij daar. En
die Toosje. Die keek eerst goed, welke de lek
kerste was. Jokie werd boos.
Het was toch allemaal haar lekkers. En ze
moest maar alles weggeven. Nee, dat ging
niet
Toen ze even later met moeder in den tuin
gingen spelen, liep Jokie telkens naar binnen
en nam dan zooveel van de schalen als ze in
haar mond kon stoppen.
Heel leelijke dingen dacht Jokie dan.
„Ziezoo, Fierjan. deze bonbon kun jij ten
minste niet meer opsnoepen. En Toosje, zoek
maar welk het grootste gebakje is. Dat eet ik
hier lekker op."
Ze moest het haastig opslokken; want ze
wilde toch niet graag, dat iemand anders haar
zou zien.
De gevolgen bleven niet uit. Toen moeder
voor de tweede keer gebakjes rond deelde, be
dankte Jokie met een wit gezichtje. Op moe
ders verwonderde blik keerde ze haastig het
hoofd af. Even later, toen de anderen druk
aan het schuilhoekje spelen waren, waar moe
der ook aan mee deed, stond Jokie zachtjes in
haar schuilplaatsje te huilen. Zoo vond moe
der haar.
„Wat heb je. kind?"
„Zoo n buikpijn," snikte Jokie.
„Dan moet je naar bed gaan," besliste moe
der. ,,'t Is wel erg jammer voor je; maar we
kunnen er de anderen niet voor wegsturen."
Jokie keek snel op. Zou moeder weten, hoe
het kwam, dat ze zoo akelig was? Aan moeders
oogen zou ze zeggen van wel. Toen den an
deren verteld werd, dat Jokie naar bed moest,
keken ze wel even vreemd op. Maar even la
ter was het spel weer in vollen gang.
Nog heel lang hoorde Jokie hen lachen en
plezier maken Eindelijk werd het stil. Nu zijn
ze zeker naar huis gegaan, dacht het meisje
in haar bedje.
Oh, wat deed haar buikje pijn. Allemaal van
haar snoepen. Het werd al bijna donker, toen
moeder boven kwam. „Je moet de groeten
hebben van je vriendinnetjes en Fierjan. Ze
hebben erg veel plezier gehad. Beterschap
wenschen ze je!"
Toen snikte Jokie als een heel klein kindje.
Moeder sloeg haar armen om haar heen.
Ja, mijn meisje; dat komt ervan als je je
gasten geen lekkers gunt. Je kunt het toch
niet allemaal zelf opeten. Dat heb je nu on
dervonden. Moeder heeft wel gezien, wat Jokie
aldoor gedaan heeft
„Oh mam," snikte het meisje, „Ik schaam
me zoo. Maar ik beloof U. dat ik het nooit
meer zal doen. Morgen neem ik de doos bon
bons, die ik van Fierjan heb gekregen, mee
naar school en dan zal ik aan iedereen uitdee-
lenIs dat goed?
„Goed meisje, goed. En ga dan nu maar
lekker slapen."
Moeder streek met haar zachte handen over
Jokies verhit gezichtje, drukte een kus op
haar mond en ging toen weg. Even later lag
Jokie rustig te slapen. En ze droomde, dat ze
al haar vriendinnetjes tracteerde op groote
gebakjes en lekkere bonbons,
RITA VAN B.
DE LIST VAN DEN SULTAN.
Oplossing.
De sultan had de staart van de ezel zwart
gemaakt. Degenen, die onschuldig waren, had
den stevig de staart gegrepen endus
zwarte handen gekregen. De dief had net ge
daan alsofmaar uit angst de staart niet aan
geraakt. Deze had schoone handen. Het was
dus voor den sultan een klein kunstje om te
zien, wie hem zijn ring ontstolen had.
TANTE TENE.
WIE ZOEKT ER MEE?
Deze herder is drie schapen kwijt. Willen
jullie hem helpen ze terug te vinden?
VOOR DE KNAPPERTS,
WIE HEEFT DEN GROOTSTEN HOED?
Ditmaal is het een opgave om te onderzoe
ken of je oogen scherp zijn. Onderstaande
teekening toont twee hoofden; het bovenste
stelt Napoleon voor en het onderste de oude
Frits, koning van Pruisen. Nu moeten jullie op
het eerste gezicht zeggen, wie van beiden de
breedste hoed draagt, t Spreekt vanzelf, dat
je er geen liniaal bij mag nemen. Alleen op je
oogen vertrouwen.
Nu, wat denk je?
éustzoS jfoo OTunf usppuH
spno uua aip uep lapaojq jajaunniui g .133.1
-aSuo si uo3[ode.N uua pooif ap :Suisso[do
TANTE TINE.
DE GYMNASTIEKLES.
Dit keer stellen we een meikever voor; we
loopen dus op handen en voeten.
Daar krijgt de meikever een stootje; hij
valt om, komt op zijn rug te liggen, spartelt
met zijn pootjes om weer overeind te komen.
Dat zullen wij ook doen; we bewegen flink de
armen en beenen en rollen heen en weer op
de rug.
Deze „meikever-oefeningen" zijn heel goed
voor de rug- en beenspieren.
MEVR. DE J.—VAN Z.
BIJ DEN DROGIST.
Neem deze vernis maar jongen, die is mor
gen al droog.
Klaas: Nee, dan moet ik die niet hebben,
want ik moet hem overmorgen pas gebruiken.
EEN PRAATJE OVER DE
DIERLIJKE PLANTEN
IN HET AQUARIUM TE AMSTERDAM.
Wanneer jullie een bezoekje brengen aan
ons prachtig aquarium, kijk dan vooral eens
naar de zee-egels. De stekels staan op kleine
gewrichtskogeltjes op de huid en kunnen naar
alle kanten bewogen worden. De zee-egels
hebben een rolronde gedaante. De mond zit
aan de onderzijde. Wee het diertje, dat zich
op den zee-egel neerzet. Sommige stekels heb
ben een giftblaas Daar verjagen ze de groote
dieren mee. De kleintjes worden met de niet
giftige doorpriemd en naar den mond ge
bracht. Een zee-egel is weinig begroeid, om
dat hij ook nog platte bladen bezit, waarmee
hij zandkorrels en kalk verwijdert Om zich
onzichtbaar te maken voor zijn vijanden, be
dekt hij zich soms met een mantel van zee
wier.
In Marseille worden jaarlijks wel een mil
lioen zee-egels op de vischmarkt gebracht,
terwille van hun eieren. Ze schijnen heel lek
ker te smaken.
Aan de rotsige kusten van de Middellandsche
Zee ziet men soms heele kolonies zee-egels.
Deze hebben door middel van een zuurachtig
vocht, dat ze afscheiden holtes in 't gesteente
gemaakt en zitten daar nu als in een poffer
tjespan bij elkaar.
Een heel ander soort dier is de hartvormige
zee-egel. De stekels zijn veel kleiner. Ze schei
den een kleverige stof af. waardoor ze heele
zanagangen kunnen maken. De mond ligt ook
aan de onderzij, maar steekt als een schepje
vooruit. Hij ploegt zich als 't ware door het
zand. Hij krijgt wel veel zand binnen, vandaar
dat ze ook zandbollen genoemd worden. Kijk
vooral ook eens naar de zonnester, die met
zijn 14 vangarmen, wel een heel vraatzuchtig
diertje lijkt. De zeesterren zien er veel on
schuldiger uit. Het zee-appeltje komt je mis
schien bekend voor, omdat de schelp in vele
kamers als siervoorwerp op een tafeltje of
kastje staat.
W. B.—Z,