'14
1
OVER PHILATELIE EN
Dienaren in den Nacht.
INDRUKKEN VAN DEN PARIJSCHEN
AUTOMOBIELSALON.
ZATERDAG 13 OCTOBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
Hoe het eens was. HET HAARLEMSCHE STADSBEELD Hoe het geworden is.
HET VERWULFT.
Door den bouw van het groote winkelpand
der firma Vroom en Dreesmann heeft op het
Verwulft en de Botermarkt een zeer groote
verandering plaats gehad. Vele Haarlemmers
zullen zich den ouden toestand nog herinne
ren.
Verwulft, hoek Botermarkt omstreeks 1895.
Indrukken Dan een postzegeltentoonstelling.
De tijden zijn voorbij, waarin de philatelie
een liefhebberij zonder meer was; zij wordt
tegenwoordig niet alleen officieus, maar ook
officieel tot de wetenschappen gerekend.
Want met haar verklaring, dat wetenschap
pelijk opgezette postzegelverzamelingen belas
tingvrij zijn. heeft de Hooge Raad der Ne
derlanden de philatelie dat brevet uitgereikt,
en haar geestdriftige en toegewijde adepten
zijn er mannen der wetenschap mee gewor
den. Die uitdrukking kan zonder eenig be
zwaar gebruikt worden want men treft on
der de postzegelverzamelaars maar zelden een
vrouw.
Het schijnt inderdaad, dat, hoewel vele we
tenschappen tegenwoordig attracties hebben
voor het vrouwelijk geslacht, de philatelie
daarop een uitzondering maakt, tenminste
voor zoover we de jeugd buiten beschouwing
laten. In hun jonge jaren plegen, geloof ik.
meisjes een even grooten hartstocht aan den
dag te leggen voor het verzamelen van post
zegels als jongens al schijnt er zelfs dan
al eenig verschil in de twee neigingen te zit
ten. De aanleg voor de wetenschappelijke
richting vindt men over het algemeen meer
bij de laatsten. en bij de eersten doet de char
me van het „mooie plaatje" het hem in den
regel meer dan de belangstelling voor den post
zegel als zoodanig. Bij hoeveel jeugdige vrou
welijke vc.zamelaars ontving 't ware enthou
siasme niet den doodsteek, toen haar op een
kwaden dag van jeugdig mannelijke zijde vol
minachting toegevoegd werd, dat die ..beeldi
ge" zegels van Bosnië-Herzegowina, met die
prachtige berglandschappen en woest stroo-
mende rivieren er op, behoorden tot de ge
woonste. onbelangrijkste postzegels, die de
waarachtige philatelist kent?
Nee, de waarde van postzegels wordt door
andere dingen bepaald, en de postzegelhandel
is een sinds jaren bestaand bedrijf, dat voor
den leek veel verbazingwekkends bezit. De
groote officieele postzegelveilingen verheugen
zich steeds in groote belangstelling; maar
veel meer populariteit nog bezitten natuur
lijk de genoegelijke, intieme en officieuze
marktjes, waar heel wat minder belangrijks
aan bod komt, en waar de kennis van zaken
en het onderscheidingsvermogen aanmerke
lijk minder groot zijn, maar waar de liefde
voor het bedrijf niet onderdoet voor die op de
grootste veilingen.
Hoe het zij. dat brevet van wetenschappe
lijkheid, zoo welverdiend uitgereikt aan de
hoogere instanties der philatelie, beduidt al
lerminst, dat het den minderen goden aan alle
wetenschappelijkheid ontbreekt. Een weten
schappelijk tintje heeft bijna iedere postzegel
collectie tegenwoordig wel, zelfs al is het nog
maar de verzameling van een zeer jeugdig
beginneling. Het postzegelverzamelen is allang
niet meer het verzamelen van alles wat men
maar te pakken kon krijgen van vroeger. Het
gebied der philatelie is te groot geworden voor
het bereiken van een behoorlijke resultaat,
door welken verzamelaar dan ook, al besteed
de hij er al zijn tijd, geld en zorgen aan. Zelfs
de beginneling komt al dra tot die conclusie
en gaat zich dus maar specialiseeren. Een
bekende methode van specialisatie is het ver
zamelen van de postzegels van eigen land en-
of koloniën; op dat gebied bezit bijvoorbeeld
Koning George van Engeland, die een vurig
en onvermoeibaar verzamelaar van de post
zegels van zijn eigen rijk is, een collectie,
die wijd en zijd beroemd is. Anderen zoeken
het in verschillende soorten van tandingen;
sedert de liefdadigheidszegels in de mode zijn
gekomen, vormen ook deze een terrein, waar
op een verzamelaar zijn neigingen naar har
telust kan botvieren; de ..aerophilatelie", het
verzamelen van luchtpostzegels, is een nog
maar zeer jeugdige vorm van philatelie, die
overigens al reusachtige afmetingen heeft
aangenomen.
Op de postzegeltentoonstelling, die ter eere
van het vijftigjarig jubileum van de Neder-
landsche Vereeniging van Postzegelverzame
laars in Amsterdam gehouden werd, was dan
ook voor alle mogelijke vormen van philatelie
een plekje ingeruimd; 126 inzendingen, waar
onder een zeer uitgebreide van het Postmu-
seum, hadden er een plaats gevonden. Een
vijftigjarig jubileum reeds de liefde voor
het verzamelen van postzegels heeft zich wel
snel geuit, en de liefhebbers hebben elkaar
wel snel gevonden, als men bedenkt, dat de
eerste Nederlandsche postzegels van 1852 da
teeren! Aan die drie eerste Nederlandsche
postzegels was dan ook op deze tentoonstel
ling alle eer bewezen; de heeren F. Stuyck en
Mr. W. S. Wolff de Beer hebben van die drie
p zegels een uiterst diepgaande studie ge
maakt. die vooral betreft het z.g. „platen":
het onderzoeken, welke plaats een zegel oor
spronkelijk heeft ingenomen in het vel, waar
uit hij afkomstig is. Een inzending van Ir.
Verbeek toonde, wat hij heeft bereikt met het
platen van de portzegels van Nederland en
Koloniën: een eerbiedwaardig stuk werk. in
dertijd aangevangen door den heer P. W.
Waller, en dat warempel wel aantoonde, hoe
veel „romantiek" er nog kan zitten in een door
leeken als zoo uiterst dor en droog beschouwd
bedrijf als de philatelie. Trouwens, dat zal
ieder, die wel eens van nabij met postzegel
verzamelaars te maken heeft gehad, of hij
het begreep of niet, hebben moeten erkennen
zij, die eens de schoonheid der philatelie heb
ben ingezien, blijven eeuwig haar trouwe en
steeds geboeide minnaar! Eindelooze uren van
hun leven besteden zij aan hun geliefde en
men mag er van denken wat men wil. maar
men zal niet kunnen ontkennen, dat zij hun
tijd moeilijk op minder onschuldige en vreed
zame wijze zouden kunnen besteden!
Zelfs de niet-philatelist, die ronddwaalde
op deze postzegeltentoonstelling, moest wel
onder de bekoring komen van de romantiek,
die in diverse van de inzendingen verbor
gen lag. Hier hingen onder anderen voorbeel
den van de valsche Duitsche postzegels, die
tijdens den oorlog in Londen gemaakt werden
speciaal ten behoeve van in Duitschland ver
toevende spionnen der Entente, die uiterst
moeilijk berichten over de grenzen konden
krijgen, omdat de censuur buitengewoon
streng was. De wereld zou waarschijnlijk nooit
van het bestaan van deze postzegels vernomen
hebben, als niet een bekend diplomaat der
Entente per ongeluk vergeten had een deel
der in zijn bezit zijnde postzegels te vernieti
gen, en ze later aan een bevrienden postzegel
verzamelaar toonde, die natuurlijk wel zorgde
dat de merkwaardige zegels verder nimmer
werden gezien.
Bij de postzegels van Bolivia prijkt
een merkwaardige serie luchtpostzegels;
dat land wist namelijk de maatschappij, die
den eersten luchtpostdienst organiseerde, niet
hoe aan postzegels daarvoor te komen en
kocht toen een voorraad plakplaatjes op, die
eigenlijk bedoeld waren om reclame voor de
vliegsport te maken. De maatschappij bedruk
te de plaatjes met haar naam de eerste Bo-
liviaansche luchtpostzegel was gereed! En de
heele serie is inderdaad opgebruikt. Ook de
postzegels van den eersten parachute-post
dienst" waren op de tentoonstelling aanwe
zig: in Januari 1934 namelijk werd voor de
eerste maal in Britsen Indië post per para
chute bezorgd door een parachutist, die met
een klein zakje post bij Calcutta uit een
vliegtuig sprong. Hij en de post landden be
houden; zijn naam staat met gouden letters
opgeteekend in de annalen van den luchtpost
dienst, en de postzegels, die hij bij zich had,
werden met even gouden letters geboekt in de
harten der philatelisten!
Er was dus op deze postzegeltentoonstelling
waarlijk voor elk wat wils. Zij die er een spe
ciale voorkeur voor de ironieën dezes levens
op na houden, konden bovendien constatee-
ren, dat waarschijnlijk slechts in de toch zoo
eerzame vereenigingen van postzegelverzame
laars waarlijk respect voor goede postzegel -
vervalschers bestaat, en dat hun arbeid met
waarlijke interesse door hen gadegeslagen en
met groote liefde door sommigen verzameld
wordt. Op de tentoonstelling pronkten een
aantal zeer gewaardeerde prachtstukken op
dat gebied; het heele vervalschigsproces wordt
bij sommige voorbeelden minutieus gedemon
streerd; en men behoeft niet bang te zijn, dat
daardoor het vervalschen in de hand ge
werkt zal worden, want ten allerduidelijkste
spreekt uit de voorbeelden, dat het pad eens
postzegelvervalschers alles behalve gemakke
lijk is!
Nog geen honderd jaar is de postzegel op
het oogenblik oud: hij werd namelijk in 1840
geboren. Waarschijnlijk zal de uitvinder, de
Engelsche Postmaster-General, Roland Hill,
die in dat jaar voor het eerst de tot dusver
in gebruik zijnde stempels deed vervangen
door bedrukte stukjes papier de naam
..stamp" bleef merkwaardigerwijze bestaan
wel niet vermoed hebben, wat hij met zijn uit
vinding in het leven riep. Hij zou vermoede
lijk een beetje schrikken en vervolgens tot zijn
verdediging aanvoeren, dat hij er toch heel
wat menschen plezier mee heeft bereid. En dat
zal ieder hem moeten toegeven.
WILLY VAN DER TAK
Tegenwoordigei toestand.
taxitje van 1904 en al die oude modelletjes
waarop we vroeger zoo fier waren en waarvoor
we nu schuddend van het lachen blijven stil
staan. De wagen waarmede de Peking-Parijs
tocht werd volbracht en dan, even terugloo
pend het machtige snelheidsmonster waar
mede Delahaye zijn vier wereldrecords van bij
de 200 per uur behaalde.
We hebben wel een enormen vooruitgang
gemaakt.
HENRY A. TH. LESTURGEON.
Het aardige steenuiltje zoekt graag bij ons
in een hollen wilg, een muurspleet, een dui
ventil. een gewelf of een schuur een nest- en
broedplaats. Van donkere bosschen moet het
niets hebben. Wel van den boschrand. Zoo
hoor ik er vaak een in de lanen bij ons dorp
en vind er ook wel eens een op den dikken
boomtak zich te koesteren in 't warme zon
netje na een regennacht
Een homogene tentoonstelling.
(Van onzen Parijschen Correspondent.)
Met het gebruikelijk eerebetoon Marseil
laise en Gardes in groot tenue verwelkomd
de president van de Fransche Republiek den
door het bestuur, André Citroën voorop, heeft
XXVüsten Salon de l'Automobile officieel ge
opend. En 't eerste woord dat van den heer
Lebrun hoorden, zoodra hij de groote hall van
het Grand Palais binnentrad, was een woord
van verrassing voor de hoogst smaakvolle
aankleeding. En ook verder op de presidenti-
eele rondwandeling over en tusschen de di
verse stands en hoorden we hem meermalen
en de heer Lebrun, ex-ingenieur is een
kenner zijn bewondering uitspreken. En
terecht. Maar we willen hier niet de meening
weergeven van den president, maar met een
enkel woord onze eigen meening zeggen. En
deze is ongetwijfeld gunstig, zoo gunstig zelfs
dat we geen oogenblik aarzelen om te zeggen
dat de 28ste Salon verreweg de interessantste
is.
Ten eerste de „aankleeding". Met veel
smaak heeft men den heelen koepel, aan de
binnenzijde, bespannen met een rose gaas.
waarop in lichter tinten een enorm stermo
tief is geschilderd. Zoo krijgen we werkelijk
den indruk in een tempel binnen te treden.
Zij het door minder groote deelneming dan
wel door handiger plaatsverdeeling. de stands
zijn veel ruimer geworden alsmede de door
gangen. Het heeft, niet alleen het. voordeel
dat men makkelijk tot de verschillende af-
deelingen kan doordringen, maar ook dat men
eiken wagen, ter beoordeeling van het uiter
lijk op eenigen afstand kan bewonderen. Dat
wat het uiterlijk betreft.
Belangrijker echter is het groote „inner
lijke" verschil van dezen Salon vergeleken bij
voorgaande tentoonstellingen. Wellicht door
de crisis gedreven zijn alle constructeurs tot
de overtuiging gekomen dat nu de tijd van
experimenteeren voorbij is. Ieder heeft er
naar gestreefd om een practisch-luxueus en
economisch mogelijken wagen te bouwen. Men
heeft rekening gehouden met de eischen
van den tijd maar geen minuut en geen cen
time verspild aan buitenissigheden of pro
beerseltjes. En toch, dank zij het vernuft en
den smaak van de ontwerpers is men niet in
een der serie-systemen vervallen. We zouden
zeggen, de automobielindustrie is homogeen
geworden. De algemeene principes, voorwiel
aandrijving, b.v. zijn nu ongeveer overal toe
gepast. Het zelfde geldt voor de carrosserieën,
waar men zonder uitzondering de stroomlijn
of wel de aerodynamique plannen vindt door
gevoerd. Iets anders echter, wat menigeen
minder bekoort, dat is de stalen carrosserie
die dadelijk op de assen wordt gebouwd. De
practijk reeds heeft deze bezwaren verklaard.
Immers, wanneer men aan het principe
„veiligheid-voor-alles" waarde toekent (en
met het toenemend verkeer moet dat wel)
dan mag men niet vergeten dat deze wijze
van constructie, ingeval van aanrijding of bot
sing de grootste gevaren oplevert, niet alleen
voor de inzittenden, maar ook voor het vehikel
zelf. dat in tweecn wordt gesneden. Men stelt
er tegenover dat de wagen, aldus gemonteerd,
en dus niet op een sterk chassis, soepeler
wordt en dat men in snelheid en in verbruik
wint, maarDe toekomst zal moeten
leeren of men hiermede kan voortgaan, maar
't zou ons niet verwonderen, wanneer deze
nouveauté (voor zoo ver ze cr een is) over
afzienbaren tijd tot het verleden zal behoo-
ren. Het gevaar voor slippen moge dan wel
eenigszins zijn voorkomen door de voorwiel
aandrijving, maar wanneer er zich dan ook 'n
catastrophe voordoet dan kan men gerust den
wagen aan den kant van den weg laten staan.
Met groote belangstelling aanschouwt de
menigte het electrisch-mechanische versnel
lingssysteem (Cotal) hetwelk bij Unie wordt
geëexposeerd De puzzle van versnellingen
vooral voor beginnelingen wordt hier wel
geheel opgelost en 't is lang niet buitengeslo
ten dat deze uitvinding (een klein metalen
doosje op het stuurrad, waarmede men met
één vingerdruk van versnelling kan vermin
deren) een zekere toekomst heeft.
Met eenige verbazing zagen we dat Merce
des zijn motor naar achteren heeft gebracht
op een chassis met onafhankelijke voorwielen.
Het moge voordeel hebben voor racewagens,
maar we kunnen ons moeilijk voorstellen hoe
men dit principle kan doorvoeren voor prach
tige luxewagens, zooals deze fabriek bouwt, al
was t alleen maar omdat de eigenaar toch het
recht heeft op de beste en meest comforta
bele plaats.
In de andere sup>er-luxe afdeelingen trof
het ons dat èn Rolls èn Hispane om beurten
naar steeds grooter soberheid streven. Het
geen niet altijd tot een gelukkig resultaat
leidt. Maar daarentegen de kleinere wagens
worden steeds luxueuzer. Citroën aarzelt geen
oogenblik om nu ook een radio-post op zijn
wagens te monteeren en Renault, de andere
groote nationale fabriek kan gerust een door
snede van zijn product toonen. zoodat een
ieder de qualiteit van het inwendige kan keu
ren. Aantrekkelijk zijn ook de populaire
201-401 en 601 Peugeots die om hun magni
fiek acceleratievermogen en zuinigheid zulk
een succes hebben.
Men vraagt natuurlijk: waar zijn de nou
veautés, de laatste snufjes? We hebben ze op
dezen Salon niet mogen ontdekken en tech
nici hebben ons verklaard dat ze er ook niet
zijn. Waarop ze onmiddellijk zeiden: geluk
kigwant de kracht van onze hedendaag-
sche automobielindustrie is juist haar homo
geniteit
Bijzonder aantrekkelijk is ook op den Pa
rijschen Salon de daaraan verbonden retros
pectieve tentoonstelling welke dank zij de be
langrijke inzendingen van het Museum van
Compiègne kon worden georganiseerd. Het is
een bijzonder gelukkige gedachte geweest om
eens aan het groote publiek te toonen welk
een enorme vooruitgang is gemaakt sedert
1770 toen de hertog de Choiseul. minister van
Lodewijk XV de eerste stoommachine voor den
weg liet bouwen. Ge moet dat enorme, primi
tieve gevaarte zien, dat op den weg een snel
heid vanvier kilometer per uur kon halen
dank zij een groote vuurp>ot. En dan die heele
serie vehikels die in den loop der jaren daar
op volgde: een wagentje van 1878 dat al onaf
hankelijke voorwielen had (werkelijk, er is
niets nieuws onder de zon) en de Bollé van
1895, de Gebron Brillié van 1891, het armzalige
Steenuil en Kerkuil.
Steenuiltje, nieuwsgierig rondkijkend.
Geen uil die zich zoo graag bij ons aansluit
als dit uiltje. Op een avond dat ik even in ons
bergschuurtje moest zijn, zag iik er een op den
regenput zitten. Op een dikken Idndetak vlak
bij ons huis kwam er wel een haar middag
dutje doen. Het zorgde daarbij zooveel moge
lijk in 't loof onzichtbaar te blijven. Eens be
merkte de vink haar die in den boom zijn nest
had. Dat gaf wat! Hij sloeg alarm en bracht
de heele kleine vogelwereld bij ons huis in be
roering. Woedend kwamen ze, vink,, spreeuw,
musch en merel, opzetten en riepen alle soort
genooten uit de buurt samen om met schreeu
wen, schelden en dreigen de vermaledeide uit,
die van ontzetting niet wist, wat te doen, weg
te werken. Eerst toen ik het uiltje op mijn
wijsvinger nam en mee naar binnen bracht,
ging de tierende bende uiteen. Tegen den
avond bracht ik 't weer naar buiten. Laagsc'ne
rend ging 't over 't land: „kiewie, kiewie!"
In de duiventil toegelaten, wordt het steen
uiltje een halve huisvogel tusschen de duiven.
Mijn buurman vond er een vreedzaam tus
schen zijn duiven op den zitstok. En onder
haar op 't vloertje van de til een hoopje haar-
ballen. Dat zijn onverteerbare etensresten,
die de uil van tijd tot tijd uitspuwt. Ook lagen
er een doode muis en twee doode musschen.
En bij de duiven geen spoor van onrust. De
uil heeft dus geen vije-.delljke houding tegen
ze aangenomen gedurende de dagen dat ze
medebewoonster van de til is. Dat zijn er
verscheidene, te oordeelen naar 't aantal
ballen.
Maar buurman vindt, dat de groote vogel
25 c.M. niet in de til kan blijven. Hij
haalt ze er uit en zet ze in een groote open
kooi achter zijn huis. De muis krijgt ze mee.
Den volgenden morgen zit ze weer in de til
tusschen de duiven. Dat gaat nog een paar
malen zoo. Dan laat burrman ze maar met
rust.
Rondvliegend ln de schemering roepen de
steenuiltjes elkaar voortdurend toe met een
zacht „koek, koek, koek!" of een luider „koe-
wiet, koewiet!"
Zonderling, dat dit uiltje bij alle Germaan-
sche volken in zoo kwaden reuk staat. Het
zou de dooden- of lijkvogel zijn, die den
mensch zijn dood of dien van een zijner huis
gen ooten met zijn roep aankondigt. Deze
vrees en afkeer deelt de mensch met een groot
deel der dieren. Geen gaai, en kraai, geen vink
en musch, geen kat en eekhoorn kan het
luchten of zien. Daarbij is op te merken, dat
juist de laatste twee de gevaarlijkste vijan
den van de klein vogelwereld zijn. Toch wordt
door dat kleine goed geen belager feller be
schimpt en vervolgd dan ons uiltje. Dikwijls
ziet men het opgejaagd door een tierende
bende meezen, vinken, spreeuwen, merels,
grasmusschen en fitissen. En als het zich dan
in een holte tracht te bergen, wordt het om
singeld, opnieuw opgestooten en schreeuwend
nagevlogen.
Die smaad is echter onverdiend. Want het
steenuiltje grijpt wel soms een vogeltje aan
maar voedt zich hoofdzakelijk met muizen,
mest- en meikevers, wonnen, kikkers, jonge
konijntjes, fazantenkuikens, jonge patrijzen,
maar vooral met muizien.
De groote kerkuil 35 c.M. zullen we niet
alleen in 't bosch maar ook in torens en hoe
ven aantreffen. Onze oude höften achter den
IJsel hebben nog altijd een „oelengat" in den
geveltop om den vogel toegang te geven. Hij
nestelt daar graag op de hanebalken of op een
muuruitsteeksel. Ook krijgt men hem wei in
duiventillen en groote nestkasten.
De kerkuil is een prachtig dier. Van boven
geel-grijs. aan elke veerpunt een rond wit
vlekje met zwarten rand. een parel gelijk. Van
onderen wit en roestgeel met kleine zwarte
vlekjes. De oogsluier is oranjewit. Maar haar
geluid kan ons niet bekoren, 't Is een leelijk
gekrijsch. Ook het geknap met den snavel
doet onaangenaam aan. Als de moeder met
een lekker hapje bij de jongen komt. maakt
ze een snorkend geluid, dat niet minder lee
lijk is. De paarroep is een onaangenaam
„gruuDie akelige geluiden hebben de
Hamelandsche boeren toch niet kunnen af
schrikken de kerkuil als een huisgenoot een
plaatsje te gunnen.
De kerkuil is een echte nachtvogel. Overdag
rust ze altijd in 't donker, in een boomholte,
achter een balk of in een verscholen hoekje.
Daar zit ze met gesloten en omsluierde oogen
den dag door te slapen, zoo vast, dat ze ge
makkelijk te grijpen is. Zoodra echter de
duisternis ingetreden is, gaat ze op jacht, als
een schaduw zoo zacht, laag over den grond.
Aan den akkerrand grijpt ze een veldmuis,
aan den waterloop een waterrat, op de berm
een mol die even een luchtje kwam scheppen.
Aan den boschrand jaagt ze op insecten en
sleurt een spreeuw van zijn rusttak.
KERST ZWART.
STUDIO-SNUFJES.
Annabella, de Fransche filmactrice, beroemd
o.a. uit enkele René Clair-films en uit „La
Bataille", is met den filmacteur Jean Murat
gehuwd en onmiddellijk naar Hollywood
vertrokken.
George M. Cohan speelt de hoofdrol in
„Gambling", de filmversie van het tooneel-
stuk waarvan hijzelf de auteur is en waarin
hij gedurende de opvoeringen op Broadway
groote successen boekte.
De regie over deze Fox-film wordt verzorgd
door Rowland V. Lee.
Mr. Cohan wordt terzijde gestaan o.a. door:
Katherine Standing. Wynne Gibson, Dorothy
Burgess, Walter Gilbert en Harold Healy.
Fox zal een film opnemen, die het leven
weergeeft van Franz Schubert. De regie ligt
bij James Tinling. de hoofdrollen worden ver
vuld door Nils Ashter en „Pat" Paterson.
Earl Foxe vervult er ook een rol in. De titel
van de film is Love Time.
Adolf Wohlbrück werd evenals Paul Kemp
voor een hoofdrol in de UFA-film ..De Zigeu
nerbaron" geëngageerd die naar de operette
van Johann Strauss gedraaid wordt. De regie
heeft Karl Hartl. de maker van „Goud".
„Mein Madel is einde Verkauferin", „F. P. 1,
antwoordt niet" enzoovoort.