'14 1 OVER PHILATELIE EN Dienaren in den Nacht. INDRUKKEN VAN DEN PARIJSCHEN AUTOMOBIELSALON. ZATERDAG 13 OCTOBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD Hoe het eens was. HET HAARLEMSCHE STADSBEELD Hoe het geworden is. HET VERWULFT. Door den bouw van het groote winkelpand der firma Vroom en Dreesmann heeft op het Verwulft en de Botermarkt een zeer groote verandering plaats gehad. Vele Haarlemmers zullen zich den ouden toestand nog herinne ren. Verwulft, hoek Botermarkt omstreeks 1895. Indrukken Dan een postzegeltentoonstelling. De tijden zijn voorbij, waarin de philatelie een liefhebberij zonder meer was; zij wordt tegenwoordig niet alleen officieus, maar ook officieel tot de wetenschappen gerekend. Want met haar verklaring, dat wetenschap pelijk opgezette postzegelverzamelingen belas tingvrij zijn. heeft de Hooge Raad der Ne derlanden de philatelie dat brevet uitgereikt, en haar geestdriftige en toegewijde adepten zijn er mannen der wetenschap mee gewor den. Die uitdrukking kan zonder eenig be zwaar gebruikt worden want men treft on der de postzegelverzamelaars maar zelden een vrouw. Het schijnt inderdaad, dat, hoewel vele we tenschappen tegenwoordig attracties hebben voor het vrouwelijk geslacht, de philatelie daarop een uitzondering maakt, tenminste voor zoover we de jeugd buiten beschouwing laten. In hun jonge jaren plegen, geloof ik. meisjes een even grooten hartstocht aan den dag te leggen voor het verzamelen van post zegels als jongens al schijnt er zelfs dan al eenig verschil in de twee neigingen te zit ten. De aanleg voor de wetenschappelijke richting vindt men over het algemeen meer bij de laatsten. en bij de eersten doet de char me van het „mooie plaatje" het hem in den regel meer dan de belangstelling voor den post zegel als zoodanig. Bij hoeveel jeugdige vrou welijke vc.zamelaars ontving 't ware enthou siasme niet den doodsteek, toen haar op een kwaden dag van jeugdig mannelijke zijde vol minachting toegevoegd werd, dat die ..beeldi ge" zegels van Bosnië-Herzegowina, met die prachtige berglandschappen en woest stroo- mende rivieren er op, behoorden tot de ge woonste. onbelangrijkste postzegels, die de waarachtige philatelist kent? Nee, de waarde van postzegels wordt door andere dingen bepaald, en de postzegelhandel is een sinds jaren bestaand bedrijf, dat voor den leek veel verbazingwekkends bezit. De groote officieele postzegelveilingen verheugen zich steeds in groote belangstelling; maar veel meer populariteit nog bezitten natuur lijk de genoegelijke, intieme en officieuze marktjes, waar heel wat minder belangrijks aan bod komt, en waar de kennis van zaken en het onderscheidingsvermogen aanmerke lijk minder groot zijn, maar waar de liefde voor het bedrijf niet onderdoet voor die op de grootste veilingen. Hoe het zij. dat brevet van wetenschappe lijkheid, zoo welverdiend uitgereikt aan de hoogere instanties der philatelie, beduidt al lerminst, dat het den minderen goden aan alle wetenschappelijkheid ontbreekt. Een weten schappelijk tintje heeft bijna iedere postzegel collectie tegenwoordig wel, zelfs al is het nog maar de verzameling van een zeer jeugdig beginneling. Het postzegelverzamelen is allang niet meer het verzamelen van alles wat men maar te pakken kon krijgen van vroeger. Het gebied der philatelie is te groot geworden voor het bereiken van een behoorlijke resultaat, door welken verzamelaar dan ook, al besteed de hij er al zijn tijd, geld en zorgen aan. Zelfs de beginneling komt al dra tot die conclusie en gaat zich dus maar specialiseeren. Een bekende methode van specialisatie is het ver zamelen van de postzegels van eigen land en- of koloniën; op dat gebied bezit bijvoorbeeld Koning George van Engeland, die een vurig en onvermoeibaar verzamelaar van de post zegels van zijn eigen rijk is, een collectie, die wijd en zijd beroemd is. Anderen zoeken het in verschillende soorten van tandingen; sedert de liefdadigheidszegels in de mode zijn gekomen, vormen ook deze een terrein, waar op een verzamelaar zijn neigingen naar har telust kan botvieren; de ..aerophilatelie", het verzamelen van luchtpostzegels, is een nog maar zeer jeugdige vorm van philatelie, die overigens al reusachtige afmetingen heeft aangenomen. Op de postzegeltentoonstelling, die ter eere van het vijftigjarig jubileum van de Neder- landsche Vereeniging van Postzegelverzame laars in Amsterdam gehouden werd, was dan ook voor alle mogelijke vormen van philatelie een plekje ingeruimd; 126 inzendingen, waar onder een zeer uitgebreide van het Postmu- seum, hadden er een plaats gevonden. Een vijftigjarig jubileum reeds de liefde voor het verzamelen van postzegels heeft zich wel snel geuit, en de liefhebbers hebben elkaar wel snel gevonden, als men bedenkt, dat de eerste Nederlandsche postzegels van 1852 da teeren! Aan die drie eerste Nederlandsche postzegels was dan ook op deze tentoonstel ling alle eer bewezen; de heeren F. Stuyck en Mr. W. S. Wolff de Beer hebben van die drie p zegels een uiterst diepgaande studie ge maakt. die vooral betreft het z.g. „platen": het onderzoeken, welke plaats een zegel oor spronkelijk heeft ingenomen in het vel, waar uit hij afkomstig is. Een inzending van Ir. Verbeek toonde, wat hij heeft bereikt met het platen van de portzegels van Nederland en Koloniën: een eerbiedwaardig stuk werk. in dertijd aangevangen door den heer P. W. Waller, en dat warempel wel aantoonde, hoe veel „romantiek" er nog kan zitten in een door leeken als zoo uiterst dor en droog beschouwd bedrijf als de philatelie. Trouwens, dat zal ieder, die wel eens van nabij met postzegel verzamelaars te maken heeft gehad, of hij het begreep of niet, hebben moeten erkennen zij, die eens de schoonheid der philatelie heb ben ingezien, blijven eeuwig haar trouwe en steeds geboeide minnaar! Eindelooze uren van hun leven besteden zij aan hun geliefde en men mag er van denken wat men wil. maar men zal niet kunnen ontkennen, dat zij hun tijd moeilijk op minder onschuldige en vreed zame wijze zouden kunnen besteden! Zelfs de niet-philatelist, die ronddwaalde op deze postzegeltentoonstelling, moest wel onder de bekoring komen van de romantiek, die in diverse van de inzendingen verbor gen lag. Hier hingen onder anderen voorbeel den van de valsche Duitsche postzegels, die tijdens den oorlog in Londen gemaakt werden speciaal ten behoeve van in Duitschland ver toevende spionnen der Entente, die uiterst moeilijk berichten over de grenzen konden krijgen, omdat de censuur buitengewoon streng was. De wereld zou waarschijnlijk nooit van het bestaan van deze postzegels vernomen hebben, als niet een bekend diplomaat der Entente per ongeluk vergeten had een deel der in zijn bezit zijnde postzegels te vernieti gen, en ze later aan een bevrienden postzegel verzamelaar toonde, die natuurlijk wel zorgde dat de merkwaardige zegels verder nimmer werden gezien. Bij de postzegels van Bolivia prijkt een merkwaardige serie luchtpostzegels; dat land wist namelijk de maatschappij, die den eersten luchtpostdienst organiseerde, niet hoe aan postzegels daarvoor te komen en kocht toen een voorraad plakplaatjes op, die eigenlijk bedoeld waren om reclame voor de vliegsport te maken. De maatschappij bedruk te de plaatjes met haar naam de eerste Bo- liviaansche luchtpostzegel was gereed! En de heele serie is inderdaad opgebruikt. Ook de postzegels van den eersten parachute-post dienst" waren op de tentoonstelling aanwe zig: in Januari 1934 namelijk werd voor de eerste maal in Britsen Indië post per para chute bezorgd door een parachutist, die met een klein zakje post bij Calcutta uit een vliegtuig sprong. Hij en de post landden be houden; zijn naam staat met gouden letters opgeteekend in de annalen van den luchtpost dienst, en de postzegels, die hij bij zich had, werden met even gouden letters geboekt in de harten der philatelisten! Er was dus op deze postzegeltentoonstelling waarlijk voor elk wat wils. Zij die er een spe ciale voorkeur voor de ironieën dezes levens op na houden, konden bovendien constatee- ren, dat waarschijnlijk slechts in de toch zoo eerzame vereenigingen van postzegelverzame laars waarlijk respect voor goede postzegel - vervalschers bestaat, en dat hun arbeid met waarlijke interesse door hen gadegeslagen en met groote liefde door sommigen verzameld wordt. Op de tentoonstelling pronkten een aantal zeer gewaardeerde prachtstukken op dat gebied; het heele vervalschigsproces wordt bij sommige voorbeelden minutieus gedemon streerd; en men behoeft niet bang te zijn, dat daardoor het vervalschen in de hand ge werkt zal worden, want ten allerduidelijkste spreekt uit de voorbeelden, dat het pad eens postzegelvervalschers alles behalve gemakke lijk is! Nog geen honderd jaar is de postzegel op het oogenblik oud: hij werd namelijk in 1840 geboren. Waarschijnlijk zal de uitvinder, de Engelsche Postmaster-General, Roland Hill, die in dat jaar voor het eerst de tot dusver in gebruik zijnde stempels deed vervangen door bedrukte stukjes papier de naam ..stamp" bleef merkwaardigerwijze bestaan wel niet vermoed hebben, wat hij met zijn uit vinding in het leven riep. Hij zou vermoede lijk een beetje schrikken en vervolgens tot zijn verdediging aanvoeren, dat hij er toch heel wat menschen plezier mee heeft bereid. En dat zal ieder hem moeten toegeven. WILLY VAN DER TAK Tegenwoordigei toestand. taxitje van 1904 en al die oude modelletjes waarop we vroeger zoo fier waren en waarvoor we nu schuddend van het lachen blijven stil staan. De wagen waarmede de Peking-Parijs tocht werd volbracht en dan, even terugloo pend het machtige snelheidsmonster waar mede Delahaye zijn vier wereldrecords van bij de 200 per uur behaalde. We hebben wel een enormen vooruitgang gemaakt. HENRY A. TH. LESTURGEON. Het aardige steenuiltje zoekt graag bij ons in een hollen wilg, een muurspleet, een dui ventil. een gewelf of een schuur een nest- en broedplaats. Van donkere bosschen moet het niets hebben. Wel van den boschrand. Zoo hoor ik er vaak een in de lanen bij ons dorp en vind er ook wel eens een op den dikken boomtak zich te koesteren in 't warme zon netje na een regennacht Een homogene tentoonstelling. (Van onzen Parijschen Correspondent.) Met het gebruikelijk eerebetoon Marseil laise en Gardes in groot tenue verwelkomd de president van de Fransche Republiek den door het bestuur, André Citroën voorop, heeft XXVüsten Salon de l'Automobile officieel ge opend. En 't eerste woord dat van den heer Lebrun hoorden, zoodra hij de groote hall van het Grand Palais binnentrad, was een woord van verrassing voor de hoogst smaakvolle aankleeding. En ook verder op de presidenti- eele rondwandeling over en tusschen de di verse stands en hoorden we hem meermalen en de heer Lebrun, ex-ingenieur is een kenner zijn bewondering uitspreken. En terecht. Maar we willen hier niet de meening weergeven van den president, maar met een enkel woord onze eigen meening zeggen. En deze is ongetwijfeld gunstig, zoo gunstig zelfs dat we geen oogenblik aarzelen om te zeggen dat de 28ste Salon verreweg de interessantste is. Ten eerste de „aankleeding". Met veel smaak heeft men den heelen koepel, aan de binnenzijde, bespannen met een rose gaas. waarop in lichter tinten een enorm stermo tief is geschilderd. Zoo krijgen we werkelijk den indruk in een tempel binnen te treden. Zij het door minder groote deelneming dan wel door handiger plaatsverdeeling. de stands zijn veel ruimer geworden alsmede de door gangen. Het heeft, niet alleen het. voordeel dat men makkelijk tot de verschillende af- deelingen kan doordringen, maar ook dat men eiken wagen, ter beoordeeling van het uiter lijk op eenigen afstand kan bewonderen. Dat wat het uiterlijk betreft. Belangrijker echter is het groote „inner lijke" verschil van dezen Salon vergeleken bij voorgaande tentoonstellingen. Wellicht door de crisis gedreven zijn alle constructeurs tot de overtuiging gekomen dat nu de tijd van experimenteeren voorbij is. Ieder heeft er naar gestreefd om een practisch-luxueus en economisch mogelijken wagen te bouwen. Men heeft rekening gehouden met de eischen van den tijd maar geen minuut en geen cen time verspild aan buitenissigheden of pro beerseltjes. En toch, dank zij het vernuft en den smaak van de ontwerpers is men niet in een der serie-systemen vervallen. We zouden zeggen, de automobielindustrie is homogeen geworden. De algemeene principes, voorwiel aandrijving, b.v. zijn nu ongeveer overal toe gepast. Het zelfde geldt voor de carrosserieën, waar men zonder uitzondering de stroomlijn of wel de aerodynamique plannen vindt door gevoerd. Iets anders echter, wat menigeen minder bekoort, dat is de stalen carrosserie die dadelijk op de assen wordt gebouwd. De practijk reeds heeft deze bezwaren verklaard. Immers, wanneer men aan het principe „veiligheid-voor-alles" waarde toekent (en met het toenemend verkeer moet dat wel) dan mag men niet vergeten dat deze wijze van constructie, ingeval van aanrijding of bot sing de grootste gevaren oplevert, niet alleen voor de inzittenden, maar ook voor het vehikel zelf. dat in tweecn wordt gesneden. Men stelt er tegenover dat de wagen, aldus gemonteerd, en dus niet op een sterk chassis, soepeler wordt en dat men in snelheid en in verbruik wint, maarDe toekomst zal moeten leeren of men hiermede kan voortgaan, maar 't zou ons niet verwonderen, wanneer deze nouveauté (voor zoo ver ze cr een is) over afzienbaren tijd tot het verleden zal behoo- ren. Het gevaar voor slippen moge dan wel eenigszins zijn voorkomen door de voorwiel aandrijving, maar wanneer er zich dan ook 'n catastrophe voordoet dan kan men gerust den wagen aan den kant van den weg laten staan. Met groote belangstelling aanschouwt de menigte het electrisch-mechanische versnel lingssysteem (Cotal) hetwelk bij Unie wordt geëexposeerd De puzzle van versnellingen vooral voor beginnelingen wordt hier wel geheel opgelost en 't is lang niet buitengeslo ten dat deze uitvinding (een klein metalen doosje op het stuurrad, waarmede men met één vingerdruk van versnelling kan vermin deren) een zekere toekomst heeft. Met eenige verbazing zagen we dat Merce des zijn motor naar achteren heeft gebracht op een chassis met onafhankelijke voorwielen. Het moge voordeel hebben voor racewagens, maar we kunnen ons moeilijk voorstellen hoe men dit principle kan doorvoeren voor prach tige luxewagens, zooals deze fabriek bouwt, al was t alleen maar omdat de eigenaar toch het recht heeft op de beste en meest comforta bele plaats. In de andere sup>er-luxe afdeelingen trof het ons dat èn Rolls èn Hispane om beurten naar steeds grooter soberheid streven. Het geen niet altijd tot een gelukkig resultaat leidt. Maar daarentegen de kleinere wagens worden steeds luxueuzer. Citroën aarzelt geen oogenblik om nu ook een radio-post op zijn wagens te monteeren en Renault, de andere groote nationale fabriek kan gerust een door snede van zijn product toonen. zoodat een ieder de qualiteit van het inwendige kan keu ren. Aantrekkelijk zijn ook de populaire 201-401 en 601 Peugeots die om hun magni fiek acceleratievermogen en zuinigheid zulk een succes hebben. Men vraagt natuurlijk: waar zijn de nou veautés, de laatste snufjes? We hebben ze op dezen Salon niet mogen ontdekken en tech nici hebben ons verklaard dat ze er ook niet zijn. Waarop ze onmiddellijk zeiden: geluk kigwant de kracht van onze hedendaag- sche automobielindustrie is juist haar homo geniteit Bijzonder aantrekkelijk is ook op den Pa rijschen Salon de daaraan verbonden retros pectieve tentoonstelling welke dank zij de be langrijke inzendingen van het Museum van Compiègne kon worden georganiseerd. Het is een bijzonder gelukkige gedachte geweest om eens aan het groote publiek te toonen welk een enorme vooruitgang is gemaakt sedert 1770 toen de hertog de Choiseul. minister van Lodewijk XV de eerste stoommachine voor den weg liet bouwen. Ge moet dat enorme, primi tieve gevaarte zien, dat op den weg een snel heid vanvier kilometer per uur kon halen dank zij een groote vuurp>ot. En dan die heele serie vehikels die in den loop der jaren daar op volgde: een wagentje van 1878 dat al onaf hankelijke voorwielen had (werkelijk, er is niets nieuws onder de zon) en de Bollé van 1895, de Gebron Brillié van 1891, het armzalige Steenuil en Kerkuil. Steenuiltje, nieuwsgierig rondkijkend. Geen uil die zich zoo graag bij ons aansluit als dit uiltje. Op een avond dat ik even in ons bergschuurtje moest zijn, zag iik er een op den regenput zitten. Op een dikken Idndetak vlak bij ons huis kwam er wel een haar middag dutje doen. Het zorgde daarbij zooveel moge lijk in 't loof onzichtbaar te blijven. Eens be merkte de vink haar die in den boom zijn nest had. Dat gaf wat! Hij sloeg alarm en bracht de heele kleine vogelwereld bij ons huis in be roering. Woedend kwamen ze, vink,, spreeuw, musch en merel, opzetten en riepen alle soort genooten uit de buurt samen om met schreeu wen, schelden en dreigen de vermaledeide uit, die van ontzetting niet wist, wat te doen, weg te werken. Eerst toen ik het uiltje op mijn wijsvinger nam en mee naar binnen bracht, ging de tierende bende uiteen. Tegen den avond bracht ik 't weer naar buiten. Laagsc'ne rend ging 't over 't land: „kiewie, kiewie!" In de duiventil toegelaten, wordt het steen uiltje een halve huisvogel tusschen de duiven. Mijn buurman vond er een vreedzaam tus schen zijn duiven op den zitstok. En onder haar op 't vloertje van de til een hoopje haar- ballen. Dat zijn onverteerbare etensresten, die de uil van tijd tot tijd uitspuwt. Ook lagen er een doode muis en twee doode musschen. En bij de duiven geen spoor van onrust. De uil heeft dus geen vije-.delljke houding tegen ze aangenomen gedurende de dagen dat ze medebewoonster van de til is. Dat zijn er verscheidene, te oordeelen naar 't aantal ballen. Maar buurman vindt, dat de groote vogel 25 c.M. niet in de til kan blijven. Hij haalt ze er uit en zet ze in een groote open kooi achter zijn huis. De muis krijgt ze mee. Den volgenden morgen zit ze weer in de til tusschen de duiven. Dat gaat nog een paar malen zoo. Dan laat burrman ze maar met rust. Rondvliegend ln de schemering roepen de steenuiltjes elkaar voortdurend toe met een zacht „koek, koek, koek!" of een luider „koe- wiet, koewiet!" Zonderling, dat dit uiltje bij alle Germaan- sche volken in zoo kwaden reuk staat. Het zou de dooden- of lijkvogel zijn, die den mensch zijn dood of dien van een zijner huis gen ooten met zijn roep aankondigt. Deze vrees en afkeer deelt de mensch met een groot deel der dieren. Geen gaai, en kraai, geen vink en musch, geen kat en eekhoorn kan het luchten of zien. Daarbij is op te merken, dat juist de laatste twee de gevaarlijkste vijan den van de klein vogelwereld zijn. Toch wordt door dat kleine goed geen belager feller be schimpt en vervolgd dan ons uiltje. Dikwijls ziet men het opgejaagd door een tierende bende meezen, vinken, spreeuwen, merels, grasmusschen en fitissen. En als het zich dan in een holte tracht te bergen, wordt het om singeld, opnieuw opgestooten en schreeuwend nagevlogen. Die smaad is echter onverdiend. Want het steenuiltje grijpt wel soms een vogeltje aan maar voedt zich hoofdzakelijk met muizen, mest- en meikevers, wonnen, kikkers, jonge konijntjes, fazantenkuikens, jonge patrijzen, maar vooral met muizien. De groote kerkuil 35 c.M. zullen we niet alleen in 't bosch maar ook in torens en hoe ven aantreffen. Onze oude höften achter den IJsel hebben nog altijd een „oelengat" in den geveltop om den vogel toegang te geven. Hij nestelt daar graag op de hanebalken of op een muuruitsteeksel. Ook krijgt men hem wei in duiventillen en groote nestkasten. De kerkuil is een prachtig dier. Van boven geel-grijs. aan elke veerpunt een rond wit vlekje met zwarten rand. een parel gelijk. Van onderen wit en roestgeel met kleine zwarte vlekjes. De oogsluier is oranjewit. Maar haar geluid kan ons niet bekoren, 't Is een leelijk gekrijsch. Ook het geknap met den snavel doet onaangenaam aan. Als de moeder met een lekker hapje bij de jongen komt. maakt ze een snorkend geluid, dat niet minder lee lijk is. De paarroep is een onaangenaam „gruuDie akelige geluiden hebben de Hamelandsche boeren toch niet kunnen af schrikken de kerkuil als een huisgenoot een plaatsje te gunnen. De kerkuil is een echte nachtvogel. Overdag rust ze altijd in 't donker, in een boomholte, achter een balk of in een verscholen hoekje. Daar zit ze met gesloten en omsluierde oogen den dag door te slapen, zoo vast, dat ze ge makkelijk te grijpen is. Zoodra echter de duisternis ingetreden is, gaat ze op jacht, als een schaduw zoo zacht, laag over den grond. Aan den akkerrand grijpt ze een veldmuis, aan den waterloop een waterrat, op de berm een mol die even een luchtje kwam scheppen. Aan den boschrand jaagt ze op insecten en sleurt een spreeuw van zijn rusttak. KERST ZWART. STUDIO-SNUFJES. Annabella, de Fransche filmactrice, beroemd o.a. uit enkele René Clair-films en uit „La Bataille", is met den filmacteur Jean Murat gehuwd en onmiddellijk naar Hollywood vertrokken. George M. Cohan speelt de hoofdrol in „Gambling", de filmversie van het tooneel- stuk waarvan hijzelf de auteur is en waarin hij gedurende de opvoeringen op Broadway groote successen boekte. De regie over deze Fox-film wordt verzorgd door Rowland V. Lee. Mr. Cohan wordt terzijde gestaan o.a. door: Katherine Standing. Wynne Gibson, Dorothy Burgess, Walter Gilbert en Harold Healy. Fox zal een film opnemen, die het leven weergeeft van Franz Schubert. De regie ligt bij James Tinling. de hoofdrollen worden ver vuld door Nils Ashter en „Pat" Paterson. Earl Foxe vervult er ook een rol in. De titel van de film is Love Time. Adolf Wohlbrück werd evenals Paul Kemp voor een hoofdrol in de UFA-film ..De Zigeu nerbaron" geëngageerd die naar de operette van Johann Strauss gedraaid wordt. De regie heeft Karl Hartl. de maker van „Goud". „Mein Madel is einde Verkauferin", „F. P. 1, antwoordt niet" enzoovoort.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 16