Artikel 289 strafrecht Het vertrek van den Panderjager FEUILLETON Oorspronkelijke Recherche Roman, door J. CHR. TETENBURG. Inspecteur van politie te Utrecht. 13) In een klein restaurant tegenover het bu- 'reau at hij een eenvoudige maaltijd en wachtte in de kamer van inspecteur Valk- steen op de komst van Van Everdingen met !,de vrouw. Deze kwamen werkelijk om ongeveer acht •uur aan het bureau. De weduwe Jansonius was aanvankelijk met geen stok te bewegen de rouwkamer binnen te gaan. maar nadat haar er op was gewezen, dat zij zich bij weigeiing aan een strafbaar feit zou schuldig maken, raapte zij al haar moed samen en trad binnen en wierp een blik op het strakke gelaat van de doode vrouw. „Ja, ja, het is juffrouw Leenderts. Wat verschrikkelijk! Wat is er met het arme mensch gebeurd? Die rechercheur heeft hee- lemaal niet gezegd, dat ze dood was! Ik hoefde haar alleen maar even voor een straf zaak te herkennen. Hoe is 't mogelijk! Nadat ze nog door de rechercheurs gehoord was, kon ze weer vertrekken, in gezelschap van Van Everdingen, wien het geweldig speet dat hij niet blijven mooht. Maar hij begreep heel goed. dat hij hier geheel overbodig zou zijn en daarom schikte hij zich gelaten in zijn lot. Na een half uurtje verliet hij met de getuige het bureau en keerde met den trein huiswaarts. Lietsen begaf zich naar het fotografisch en dactoloscopisch atelier van brigadier Lagen- boom, dat in het hoofdbureau was ingericht en had met dezen een langdurig onderhoud. Hij toonde hem het geprepareerde stukje vel, dat aan den spijker in de zwerverskamer was gevonden. Bij nadere vergelijking kwamen lengte en breedte van het reepje vel precies overeen met het. nog zeer versche lidteeken aan den bin nenkant der hand van de vrouw (omdat de wond door het trapeze werken slechts zeer langzaam was genezen) en sloten ook de pa- pilairlijnen nog vrij goed aan, waarom Liet sen aan zijn collega Valksteen toestemming verzocht, de hand te mogen „Polleren", d.w.z. een afdruk daarvan te mogen maken, vol gens het systeem van dr. Polier uit Weenen. Op dezelfde wijze had hij ook reeds het stukje vel afgegoten. Aldus zou hij zich een prachtig bewijs van het zuiver op elkaar pas sen kunnen verschaffen, ook al was de vrouw reeds lang begraven. Eenige uren later werd in de kamer van commissaris Mr. van Houtum het licht ont stoken en de gordijnen dichtgeschoven. De ramen bleven evenwel nog open staan daar het nog steeds snikheet was. Gevaar voor ge- hoorigheid bestond echter niet, omdat de ka mer op de eerste verdieping van het gebouw gelegen was en op vrij gedempten toon ge sproken werd. De vijf heeren in de kamer (commissaris mr. van Houtum, inspecteur 3de sectie ten Boekhorst, inspecteur Lietsen en de recher cheurs Maans en van Rampen) transpireer den allen hevig. Niet alleen van de hitte, maar ook omdat het in de moordzaak Nah-Indra dien dag nog in 't geheel niet had willen vlot ten. De voorloopige beschouwing! had uitgewe zen, dat wurging den dood moest hebben ver oorzaakt en er zoo goed als zeker geen sprake was van een zedenmisdrijf. Lietsen had zooeven aan de heeren uitge legd waarom hij zich zoo voor die vrouw ge ïnteresseerd had en thans zwegen allen, daar men voelde dat achter deze_kwestie^ji grqo- te tragedie verborgen lag en ieder voor zich er een oplossing voor zocht. Angstvallig had hij echter zijn theorie ver zwegen uit vrees dat deze geheel verkeerd zou blijken en omdat uiteenzetting daarvan aan deze politiemannen op 't moment geen nut zou hebben. Want al was door den moord een zijner hoofdfiguren ten val gebracht, toch paste deze misdaad wel in het kader van zijn veronder stellingen. Na nog eenige orders voor het onderzoek van den volgenden dag, speciaal ten aanzien van het verhoor van de bewoners van Nah- Indra's pension gegeven te hebben, hief com missaris van Ha uturn pas tegen twaalven de zitting op en wenschte den heeren goeden nacht. HOOFDSTUK XI. LIETSEN GEEFT HET NIET OP. Na rijp beraad deed inspecteur Lietsen, in overleg met zijn collega der centrale recher che te 's Torenbosch, Valksteen, den volgen den morgen den huisbewaarder van den heer J. A. Janssen naar het hoofdbureau ontbieden om hem een nader verhoor af te nemen. Langen tijd had hij er over nagedacht of het wel gewenscht was, zich aan dezen bloot te geven. Echter iets moest hij toch doen en zoolang hij de juiste verblijfplaats van Jans sen niet wist, kon zijn onderzoek geen voort gang vinden. Een oogenblik veronderstelde hij nog, dat dit de man kon zijn, die in Julianastad veron gelukte, vooral ook omdat het signalement vrijwel overeenkwam, maar dadelijk verwierp hij dat denkbeeld weer: de opgaven van het bevolkingsbureau en de gevonden papieren waren te positief. De zagenveiler was een echt zwerverstype geweest en hij achtte het psychologisch tot de onmogelijkheden, dat iemand, die het zoo rijk had gehad, in twee jaar tijds tot een dergelijk type zou verval len. - - Ten einde echter allen twijfel weg te ne men, was het opsporen van de woonplaats van Janssen van het grootste belang. Mede naar aanleiding van het feit, dat de notaris den huisbewaarder als een weliswaar ruw, doch niet onbetrouwbaar persoon had ge schilderd had hij ten slotte zijn aarzeling over wonnen en besloten den man aan een ver hoor te onderwerpen. Op het vastgestelde uur, twee uur in den namiddag verscheen deze inderdaad aan het bureau. ,Dat is alvast wat gewonnen", zei Lietsen tegen inspecteur Valksteen. toen de man werd aangediend. „Hij schijnt toch nog ban ger voor de politie te zijn dan ik dacht. Eigen lijk gezegd had ik niet veel hoop, dat hij aan onze uitnoodiging gehoor zou geven. Als hij niet was gekomen, hadden we hem immers niets kunnen maken!" „Nee, daar heeft u gelijk in, meneer Liet sen Ik hoop nu maar, dat het verhoor resul taat voor u oplevert. Als u er in slaagt het verband tusschen dien rijken Janssen en de moord op Nah-Indra aan te toonen. dan is me dat een kist fijne sigaren waard!" „All right, meneer Valksteen", kwam het prompte antwoord. „In het tegenoverge stelde geval krijgt u er een van mij!" „Van 100 stuks" voegde inspecteur Valksteen, in de vaste overtuiging van zijn overwinning, er lachend aan toe. .Aangenomen, collega" antwoordde Lietsen rustig. Inspecteur Valksteen drukte op den belknop en direct daarop werd Janssen's huisbewaar der binnengeleid. Nadat de agent, die dit gedaan had, was vertrokken, noodigde inspecteur Lietsen den man uit, plaats te nemen, waaraan deze eenigszins onhandig voldeed. Daarop volgde ongeveer het volgende ge sprek: „U zult zich m«*fcchien wel herinneren, dat ik eenigen tijd geleden bij u aan huis was, om te informeeren naar de woonplaats -van uw 1o ct^roT-nr?" „Ja zeker, meneer. Maar toen was ik er niet van overtuigd, dat u van de politie was en daarom wantrouwde ik u eenigszins. Ze kun nen allemaal wel zeggen dat ze van de poli-j tie zijn!" „Ja, ja, natuurulijk", verzekerde de in specteur hem met nadruk, teneinde hem in een goede stemming te brengen. Maar hij dacht er bij: „Nu tap je uit een heel ander vaatje, vader!" „Ik zie mij genoodzaakt u, in het uitslui tend belang van den heer Janssen, eenige vragen te stellen Met een juiste beantwoor ding daarvan, zal uw meester zeer gebaat zijn. Welke motieven ik daarvoor heb, kan ik u nu nog niet zeggen, maar u kunt er vanj verzekerd zijn, dat al uw mededeelingen strikt geheim zullen worden gehouden en! alleen in het belang van den heer Janssenj zullen worden gebruikt.!" „Ik geloof wel dat u het goed met ons; meent, daarvoor is u van de politie", was'! het antwoord, „maar ik heb aan meneer! Janssen vast moeten beloven, dat ik aan' niemand zijn verblijfplaats zou zeggen. Als ik: het wel deed zou hij mij direct ontslaan. Daarom durf ik het u ook niet te vertellen,' want ik heb een veel te mooie betrekking bij hem.". „U vergeet daarbij eten ding en wel, dat als u door overmacht, in dit geval de politie,; daartoe gedwongen zoudt worden, de heer: Janssen u dit nooit zou kunnen aanreke-; nen." „Dat is wel zoo! Maar u kent hem niet! Hij. is erg zonderling en als je eenmaal zijn/ toorn opgewekt hebt, dan is het voor goed; uit. En bovendien zie ik niet in, waarom u mij zou kunnen dwingen!" „Dwingen. Ja, dat is een beetje al te kras uitgedrukt, maar veronderstelt u nu eens, dat u persoonlijk ergens van verdacht zoudt worden indien u weigerachtig bleef?" „Ik zou niet weten, waarvan dat dan zou zijn Ik ben me van geen kwaad bewust. Dan. moet u me dat maar bewijzen!" - - - -XffiQldL ïêEYölg&ÏJ De Hongaarsche rijksregeerder Horthy, heeft het traject Budapest-Szegeder, van den transconllnentafen weg naar Istanboel officieel geopend Na de .Uiver" k ook de .Panderjager" van Schiphol vertrokken naar het vliegveld Mildenhall om aan de Mel bourne-race deel te nemen Geijsendorffer, de eerste bestuurder van den .Pander- jager" stapt in de machine even voor het vertrek van Schiphol naar Mildenhall voor de start van de Melbourne-race Marchandeau leest aan de vertegenwoordigers der internationale pers de Fransche rege ringsverklaring voor, na de belangrijke kabinetszitting van Maandag Chalny, zich noemende Malny, alias Silny, alias Mlo Kralj, een der medeplichtigen van Kalemen, den moordenaar van den Joego Slavlschen Koning en minister Barthou Het eerste gedeelte van het Albert-kanaal Tcrnaaien-Neer- haeren is Dinsdag door Z. M. Koning Leopold officieel ge opend. De officieele schepen varen tusschen de hooge wan den van den St, Pieter door het nieuwe kanaal Guichard, Marchandeau en Longeron veriaten de woning van wijlen Poincaré na er een bezoek van rouwbeklag te hebben-gebracht Doumergue brachf Maandag een bezoek aan hel stoffelijk overschot van wijlen Raymond Poincaré. De minister-presidenh verlaat het sterfhuis Z. M. Koning Leopold van België verrichtte Dinsdag de openingsplechtigheid van het eerste gedeelte van het nieuwe Albert-kanaal, In tegenwoordigheid van H. M. Koningin Astrld, die van H. M. Koningin Wilhdmlna bloemen had gekregen^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9