Artikel 289 strafrecht Voor het eerst sinds 1886 bracht een Bulgaarsch stoomschip wederom een bezoek aan Rotterdam De .Balkan", die een geregelden dienst op de Maasstad gaat onderhouden, en thans met graan geladen is, nam ligplaats m de Maashaven De „Uiver" te Mildenhall Op de banen van de Haagsche goHéiob werdén Woensdag wedstrijden ge-j speeld, waarbij zoowel het publiek ais de spelers uit caddies bestond Voor de vereenigingen van bezitters van politiehonden in Engeland werden Dinsdag te Betchworth in de nabijheid van Dorking wedstrijden georganiseerd. Een viervoeter tijdens een {raaien sprong In haar hoofdkwartier hield de L-orvdensche brandweer Dinsdag uitgebreide blusch-demonstraties welke door zeer vele belangstellenden werden bijgewoond De Noord Zuid Hollandsche Reddingmaatschappij welke op 11 November a.s. het 110-jarig bestaan viert, hield Woensdag nabij Egmond aan Zee demonstra ties met twee harer reddingsbooten Da reddingsboot .Dorus Rijkers' bij ruwe zee, gezien vanaf de „Neeltje Jacoba' De Douglas-machine die deelneemt aan de Melbourne-race, trok bij aankomst op het belangstelling rlfegvefd MildenhaH zeer veel De crematie van bet stoffelijk overschot van wijlen dr. J. J. v d leetiw, die tijdens zijn solovlucht van Kaapstad naar Nederland om het leven kwam, heeft Woensdag op Westerveld plaats gehad FEUILLETON Oorspronkelijke Recherche Roman, door J. CHR. TETENBURG. Inspecteur van politie te Utrecht. h 14) f De inspecteur merkte dat het moment om door te vragen over dit onderwerp nog niet gekomen was, wendde het nu over een ande ren boek en vroeg: „Hoe zijn uw volledige na men?" „Adriaan Cornelis van den Binnenlbogaard, geboren te Fierderadeel 18 December 1885". „Welke functie vervult u voor den heer Janssen?" „Huisbewaarder en zaakwaarnemer. Ik ben zoo'n beetje de plaatsvervanger van den heer Janssen tijdens diens afwezigheid." „Dat is dan een heel verantwoordelijke po sitie". „Ja, natuurlijk is het dat. Had u dan ge dacht, dat ik zoo'n soort huisknecht was?" „Nee, dat natuurlijk niet, maar dat u zoo'n belangrijken vertrouwenspost bekleedde, had ik niet gedacht. Maar om nu nog eens te rug te komen op dat adres: als u het mij zegt beloof ik u, dat meneer Janssen nooit te we ten zal komen, op welke wijze wij er achter kwamen! En als u daarbij dan nog bedenkt, dat u hem, zonder dat hij er eenig vermoe den van heeft, een grooten dienst bewijst, dan kunt u toch niet langer aarzelen, meneer van den Binnenbogaard!" „Nu. goed dan" zei deze tenslotte. „Ik zal het u zeggen Hij woont in Elkendam op ;een kamer in het logement „de Arrestee", Baanvegersgracht 74". „En weet. behalve u, niemand anders deze verblijfplaats?" Even aarzelde de man, dan zei hij: „Als ik er van op aan kan, dat u ook dat streng ge heim zult houden, wil ik u nog wel zeggen, dat zijn neef Jan van Ostens het ook weet. Ik heb het hem uit medelijden onder strenge geheimhouding gezegd, omdat hij d'r finan cieel zoo benauwd voor zat en hoopte van oom nog wat los te kunnen krijgen", „Wanneer is dat geweest?" vroeg Lietsen geïnteresseerd. „Een paar weken geleden, denk ik. Maar of hij geslaagd is, weet ik niet. Ik heb hem na dien tijd niet meer terug gezien. Maar hou uw woord, heeren! Als hij er achter komt, dat ik u dat verteld heb, dan is het met me gedaan!" „Hoezoo: met me gedaan? Is dat dan zoo'n gevaarlijke jongeman?" „Nee, dat heelemaal niet", haastte van den Binnenboogaard zich te antwoorden. „Die neef is een heel fatsoenlijke jongen. Ik bedoel dat als meneer Janssen het te weten komt, ik mijn betrekking kwijt ben!" „O, juist. Nee. daar kunt u van op aan. Dat lekt niet uit! Ik dank u in het belang van uw lastgever hartelijk voor de verstrekte gege vens." „Tot uw dienst!" Met een zucht van ver lichting stond de huisbewaarder op, groette de heeren en verliet de kamer. Nauwelijks had hij de deur achter zich gesloten, of Lietsen sloeg zich met beide handen op de dijen van plezier en zei opgewonden lachend: .Dat is me meegevallen. Hij liet zelfs nog meer los, dan ik had kunnen denken! Maakt hij op u ook niet een vrij gunstigen indruk?" „Ja, dat gaat wel", zei zijn collega, zich verbazende over de blijdschap van den ander. „Ik geloof ook wel, dat die man te goeder trouw is. Maar wie is er in deze zaak eigen lijk niet te goeder trouw? Eigenlijk is er hee lemaal geen sprake van een „zaak". Maar dat neemt niet weg, meneer Lietsen, dat ik met belangstelling üw verrichtingen zal blijven volgen!" „Dan dank ik u voor zoover. Nu ga ik dade lijk weer aan den slag. Neemt u me niet kwalijk, maar mijn verlof duurt niet zoo erg lang meer! Ik moet het nuttig besteden!" Lachend schudde hij zijn collega de hand en liep haastig het gebouw uit. Hoofdschuddend keek inspecteur Valk steen hem door het raam na, totdat hij bij een zijstraat uit het gezicht verdween. Een aardige enthousiaste vent. mompelde hij. Daar zit pit in. Alleen nog niet bezonken genoeg, maar dat komt wel met de jaren. Lietsen sprong op de tram en reed er mee naar de afdeeling Bevolking van 's Toren bosch, waar hij zich, na legitimatie, de vol ledige namen enz. van Jan van Ostens liet opgeven. Deze luidden: Jan Willem van Ostens, ge boren te Belderdorp, 31 Januari 1905, van beroep apothekersassistent, wonende Over- dijkstraat 2, te 's Torenbosch, gehuwd met Rika Staltjes, geboren te Julianastad 5 Augustus 1906, vader van twee kinderen, res pectievelijk 2 en 5 jaren oud. De tram bracht hem weldra weer nabij het hoofdbureau terug en even later stond hij alweer in de kamer van den chef der centrale recherche. Deze was zoo bereidwillig om de namen na te doen zien in de vonnissen-, signalementen en processen-verbaal registers, maar na een klein uurtje kwam het bericht, dat de na men niet „voorkwamen", wat dus hetzelfde beteekende als de medeleeling, dat er bij de politie te 's Torenbosch niets ten nadeele van deze personen bekend was. Integendeel, een rechercheur, die van Os tens toevallig kende, deelde mee, dat hij hem steeds als een zeer oppassend persoon had beschouwd, al gaf hij toe, dat hij, vooral door ziekte van zijn vrouw wel eens in geldzorgen verkeerde. Deze uitslag was wederom niet bemoedigend voor den Inspecteur, die hoopte wellicht met succes in de richting van Ostens te kunnen doorwerken. HOOFDSTUK XII. TE LAAT! Met wazigen blik keek Lietsen in den vroe gen morgen van den 16den Juli uit het coupé raampje van den sneltrein 's Torenbosch- Elkendam. Op het overdag zoo drukke perron was het thans nog vrij rustig. Er waren maar weinig menschen op dit vroege uur in den trein en de inspecteur werd dan ook in zijn appartement met rust gelaten. Hij ademde verlicht op. toen hij aan een licht schokje bemerkte, dat hij reed. Behagelijk leunde hij in de kussens achter over en concentreerde een wijle al zijn gedach ten op de zaak Janssen. Plotseling greep hij zijn notitieblok en tee- kende daarin de verschillende feiten omtrent den moord op Nah-Indra aan. Hij verge leek deze met wat hij er al eerder ingeschre ven had, zat weer een tijdlang schijnbaar te öroomen, keek vervolgens op zijn horloge, sprong op en begon ongeduldig op en neer te wandelen. Bij aankomst aan het station te Elkendam liep hü snel naar den uitgang, sprong in een taxi en bereikte na een goed kwartier de Baanvegersgracht. Bij het logement „de Arreslee" stapte hij uit. betaalde den chauffeur en ging de loca- liteit binnen. Het was een echt burgerlogement. Het was er vunzig, bekrompen en bedompt. Aan een ronde tafel met versleten pluche kleed zaten drie vrouwen, druk koffie te drinken uit groezelige kopjes. Twee kleine, vieze kinderen speelden er krijgertje. Achter den toonbank stond de stokmagere loge mentsbaas, die. op de armen voorover leunen de, druk aan het gesprek van het vrouwsvolk deelnam. Bij het binnentreden van den inspecteur keken allen plotseling verbaasd op en de waard, niet gewend aan zulk deftig bezoek,! wist werkelijk niet zoo gauw hoe hij zich houden moest. ,.Ligt hier een zekere Janssen in de kost?" vroeg Lietsen., terstond met de deur in huis- vallende. .Dan kom je te laat, meheer Meheer Jans sen is gisteren gestorven. „Wat zegt u?" „Ja' verzekerde hem de knikkende loge-, mentsbaas. „Vraag het maar an die vrouwe hier Is 't niet waar. Sefie?" ,.De baas heb gelijk, meheer. Hij is gister* a vend dood in z'n kamer gevonde" vertelda de aangesproken vrouw, noch zichtbaar ondef den indruk van het gebeurde. „Toen we boven kwamen lag hij midden op den grond in zijn kamer. We hebben toen dadelijk een dokter opgebeeld en die kwam al gauw. Hartverlam ming zei hij. En toen hebben we de politie opgebeld en dei heeft hem met een lijkenauto naar het bureau gebracht. Hij lag der bij of hij sliep, is 't niet Janus?" Janus beaamde dit ten volle. Hij deed nog een omstandig verhaal, waar Lietsen niet veel wijzer van werd en waaruit hij alleen de con clusie kon trekken, dat de man. alleen op zijn kamer zijnde, plotseling dood was neergeval len. .Die kamer is zeker door de politie verze geld?" .Weineen, meheer! Verzegeld? Waarom verzegeld? Ze weten op het bureau wel, dat we hier nooit stelen. De politie heeft de din gen van waarde en de papieren meegeno men, Dr was geloof ik, ook een geldkistje bij en toen ik vroeg of we de kamer op mochten ruimen en weer verhuren zeiden ze dat ik me gang kon gaan!" „Mag ik misschien eens even op die kamer kijken? 't Lijkt me zoo interessant om d'r ook eens in te staan", vroeg de inspecteur daarop aan den logementhouder en deze, die inmiddels een gulden zag glinsteren in Liet- sens hand, maakte geen bezwaar. (Wordt vervolgd.);

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9