BIOSCOOP. HONIG's BOUILLONBLOKJES 6 voor 10 cent - voor Ragout Radiomaziek der week Grootsch plan van Moissi. ZATERDAG 27 OCTOBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 8 LUXOR SOUND THEATER. In een vorig nummer hebben we de film Rothchild reeds uitvoerig besproken, zoodat we thans kunnen volstaan met nogeens te wijzen op deze bijzondei' amusante rolprent, die met Franschen geest is vervaardigd en waarin zoowel Baur als Pasquali blijk geven filmartisten te zijn van hoog komisch gehalte. Het voorprogramma opent met een alleraar digst teekenfilmpje van Oswald, die echter zelf niet de hoofdrol speelt, doch wiens gelief de dat doet. Voorts worden twee shorts ver toond, die beide door liefhebbers van jazz en zang. dans en show zeer op prijs gesteld zul len worden Om te beginnen is er een neger show van Bill Green, die zich ontpopt als een uitmuntend en rythmisch stepdancer. De tweede film brengt Ben Pollack met zijn band ten tooneele. Dat men dus verzekerd is van goede muziek staat vast. Tevens kan men genieten van de zang van miss Robbins en van een zeer elegant en beschaafd danspaar, dat tegen een lichtenden achtergrond zich gra tie us beweegt. Een programma, dat men met veel genoegen sal zien. REMBRANDT THEATER. Flying down to Rio. Fred Astaire en Ginger Rogers in Flying Down to Rio. Het is moeilijk na alle tot nu toe reeds uit gebrachte showfilms met steeds geraffineer der techniek en steeds oog verblindend er mid delen wèèr een van dat genre te brengen, die ce vorige overtreft of althans evenaart. Dit is Thorton Freeman dan ook niet gelukt, toen hij Fly mg down to Rio vervaardigde. Niette min dit voegen we hier onmiddellijk aan toe zal men ruimschoots van deze grootsch opgezette film kunnen genieten, omdat er allerlei fraaie scènes in voorkomen. De geschiedenis is eenvoudig: een band be zit een leider, die zich door zijn innemende manieren de sympathie van vele dames en daardoor de antipathie van anderen op den hals haalt. Als die „anderen" hoteldirecteu ren zijn, krijgt de band natuurlijk zijn ont slag. Een nieuw hotel in Rio de Janeiro enga geert tenslotte de musici. De dirigent vliegt erheen meteen alleraardigste Jonge dame! En wat vroeger met auto's in derge lijke gevallen pleegde te gebeuren, gebeurt nu met de vliegmachine; er komt panne, zoodat een langer samenzijn van beiden het gevolg is. In Rio blijkt, dat het meisje verloofd is met den besten vriend van den bandleader, die echter, aan het eind zichzelf opoffert en de gelieven in den echt laat verbinden. Een zoe telijk slot! Hoofdzaak is dit verhaaltje gelukkig niet. Het is meer een band, die de verschillende shownummers moet binden. En die shownum- mers zijn goed! Het heele eerste gedeelte van de film is trouwens heel goed met, vlot tempo en fraaie montage, aardige grappen, en een orkest, dat op de nieuwe geluidsin stallatie van het Rembrandt Theater Vrij dag werden de nieuwe Philisonore-toestellen in gebruik genomen tot in alle details tot zijn recht komt. Het is een om zoo te zeggen knetterend begin, als vuurwerk uitspattend en zijn hoogtepunt bereikend in de Carioca, de nieuwe dans. die Cor Klinkert in ons extra nummer van Woensdag besprak. Tusschen twee haakjes de Carioca zal zeker in ons land niet zoo gedanst worden als op de film! Tot daartoe is de film pakkend geweest en mee- sleepcnd door muziek en dans. Want er worden fraaie dansen in gedemonstreerd, al bereikt de regie daar lang niet het peil, waar „Golddig- gers" bijv. op stond. Doch daarna begint de film te verwateren. Men heeft gezocht naar wat anders dan anders en dat is gelukt. Maar het werd niet beter dan anders. Dat is jam mer. De show boven op de vleugels van vliegtuigen, die moet dienen om de bezoe kers van een hotel te vermaken, is wel wat „hoog" gezocht. Fred Astaire vervult, zoo niet de hoofdrol dan toch zeker de voornaamste. Hij is te ver gelijken met Paul Kemp, als is die laatste iet wat drukker in zijn grappen. Dolores del Rio heeft de vrouwelijke hoofdrol en. zij is nog steeds een exotische schoonheid. Ginger Ro gers zingt niet onverdienstelijk en danst met Astaire voortreffelijk. Ze konechter wel wat vriendelijker kijken. En Gene Raymond is geknipt voor de rol van knappe dirigent. De muziek er zijn eenige goede liederen in verwerkt is van Vincent Youmans. Van het voorprogramma noemen we Pat Miller and the Rhythm Boys. ondanks den En g else hen naam een Nederlandsch ensemble We meen en er zelfs een Haarlemmer bij te ontdekken. Deze vier zapgers met gui taar. plano en banjo, geven op het tooneel op beschaafde en rhythmische wijze enkele liedjes ten ge: vore. die het publiek naar waarde wist te schatten. Zq moesten de eerste maal al dadelijk een toegiftje geven. En het langdurige appplaus verdienden ze ten volle. Verder wordt vertoond een teekenfilmpje Those were wonderful Days, en tenslotte zijn er <ie gebruikelijke journaals. Het Ameri- kaansche toont een twintigtal bommenwer pers. die, in verband met de groote prestaties van de tegenwoordige vliegers en vliegtuigen, wel te denken geven. Het Nederlandsche jour naal geeft de overdracht van een huis aan Boeyink door gen. Tonnet, een opwekking van den heer Zimmerman tot steun om het Ned. hul' van de Cité Universitaire de P$,ris af te kv.: _-n bouwen, de proefvaart van de Bloem fontein en het vertrek der vliegtuigen voor de Melbourne-race van Milde n hall. Machtig taxiel de Panderjager over het veld, Geys- cendorffer zegt. dat met wat geluk de reis zal worden volbrachten als we buiten ko men hooren we, dat deze woorden niet in vervulling zijn' gegaan CINEMA PALACE. „Anny en Anny" Anny Ondra. Anny Ondra. Jammer, dat over het zoo geslaagde pro gramma van Cinema Palace even een scha duw moest vallen door het Reuterbericht dat gepropecteerd werd, dat de Panderjager bij het opstijgen voor de Melbourne-race te Alla habad in botsing was gekomen met een auto, waardoor het trotsche vliegtuig totaal ver brand is. Gelukkig hebben de inzittenden zich kunnen redden. Even tevoren waren we. d^ middel van het Paramount-Journaal, getuige geweest van den start te Mildenhall van ver schillende vliegtuigen en hadden we Parmen- tier, Scott, Geysendorffer en Asjes voor de microfoon hooren spreken en de technisch aangelegden onder ons hadden nog eens weer genoten van het ongeluksvliegtuig de Pander jager. Het was aan Anny Ondra" en haar partners om de schaduwen te verdrijven en de zon van de vroolijkheid te doen door breken. In Anny en Anny levert Anny werke lijk een toppresstatie in haar dubbelrol. In de rol van Miss Vanderloo is ze het trotsche, wispelturige, hooghartige grillige, temperamentvolle meisje, die alles en iedereen naar haar pijpen wenscht te laten dansen, en als Dolly Is ze even energiek en ondernemend als Miss Vanderloo. maar zij is het onbedorven, ongecompliceerde natuur tje. kinderlijk eerlijk en oprecht. Miss Virginia Vanderloo is een schatrijk New-Yorksch meisje, dat door haar onbe suisde invallen en roekelooze daden telkens van zich doet spreken. Haar laatste dwaas heid, kan volgens den commissaris van politie nu niet meer goed gemaakt worden met een geldboete, ze moet nu maar eens veertien dagen in het gevang. Misschien dat dat haar kan temmen. Door een toeval ontdekt Mr. Bittner. een vriend van Virginia, een dubbel gangster van haar, namelijk Dolly, die met een straathandeltje haar kostje probeert te verdienen en bovendien wat geld om haar „schoonheidsinstituut" verder te kunnen in richten. Als Mr. Bittner Dolly ziet met haar straat handel, denkt hij dat het een nieuwe dolle streek van Virginia is. Hij sleurt haar 'n zijn auto en wil haar naar huis brengen. Dat dat maar niet zoo zonder stoot of slag gaat, be grijpt ieder die Anny Ondra kent. Als deze kwestie in het reine is. komt Mr. Bittner plots op het idee, dat Dolly die hechtenis wel zou kunnen gaan uitzitten voor Virginia. Als hij haar een 500 dollarbiljet voor haar schoon heidsinstituut geeft, neemt ze het vast aan, denkt hij. En Dolly, hoewel eerst tegenstrib belend, néémt het aan. Daarna volgen tal van verwikkelingen en verwarringen, die zoo amusant zijn, dat we soms gieren van het lachen! De pret culmineert in het ijsfeest. Dat is in één woord geweldig! Wat is er ge lachen! Het was kostelijk! Dat Anny (Dolly> on het punt van liefde het wint van Anny (Virginia) en met Virgi nia's vroegere verloofde. Charles, in het hu welijksbootje gaat stappen, vinden we niet meer dan natuurlijk en bevredigt ons vol komen. We kunnen niet genoeg aanraden de film te gaan zien, in de eerste plaats voor Anny en Anny, maar ook voor haar voor naamste tegenspelers, die beiden uitstekend zijn. Het danspaar Janina en Cesar Lasorow danst zeer mooi Russische Dans-fantasiën. STADSSCHOUWBURG. Vereenigd Rotterd. Hofstad Tooneel WILLEM TELL. Mocht men bij hetgeen men doorgaans op de planken te zien krijgt wel eens gaan twij felen aan de gezondheid van het heden- daagsche tooneel, een vertooning als die waarop de vereeniging „Geloof en Weten, schap" gisteravond haar leden vergast heeft, is een demonstratie van blakenden welstand. Met zooiets kan onze dramatische kunst voor den dag komen, want, al heeft dan een buitenlander mede de leiding gehad naast onze Cor van der Lugt Melsert, deze voor stelling is toch een openbaring van op en top Hollandsche kunst. Gelukkig wij kunnen nog wel wat, niet alieen in de lucht, maar ook een paar voet boven de aarde! Alleen is het jammer, dat onze Hollandsche tooneeikunst niet op zulk een talrijke en geestdriftige schare sup porters kan rekenen als onze Hollandsche vliegkunst. Kon zij dit wèi, dan zouden onze tooneel-Uivers meer wiekslag kunnen krijgen men zou spoedig versteld staan van hun prestaties. De moeilijkheid met het tooneel Is eer een kwestie van organisatie dan van artistici teit. De dramatische kunst is afhankelijk van het publiek en meer nog van de organisa toren van het publiek, want het publiek moet /oor den schouwburg worden georganiseerd. Daarom dient naast het Vereenigd Rotter- damsch Hofstad Tooneel de vereeniging Ge loof en Wetenschap te worden gehuldigd, die de kunst beter dan door goedbedoelde maar uiteraard stuntelige pogingen uit eigen kring meent te kunnen dienen door haar leden in kennis te brengen met de beste voortbreng selen uit het beroep. En die hierbij, getuige de voorstelling van gisteravond, een voortref felijke keuze weet te doen. Schiller, een paar decenniën geleden als een rhetorische antiquiteit smadelijk ver waarloosd, is eensklaps wer in trek gekomen en blijkt nog geenszins verouderd. Integendeel zijn werk een mengeling van algemeen- menschelijk pathos en algemeen-maatschap pelijke tendenzen. doet vaak ontstellend actueel aan. Don Carlos, door Moissi, Basser- mann en Tilla Durieux opnieuw ten onzent geïntroduceerd, Jessner's Kabale und Liebe en Max Reinhardt's Maria Stuart, liggen nog versch in het geheugen en nu weder Wilhelm Teil, in onze eigen taal door onze eigen acteurs gespeeld, bevestigt den indruk, hoe de klassieken, mits in den toon van den nieuwen tijd getransponeerd, wel degelijk tevens modern kunnen zijn. Het thema van Willem Teil overtreft al het vorige alhier sinds de laatste jaren vertoonde werk van Schiller in actualiteit. Deze ver heerlijking van de vrijheid welke een volk noodig heeft om zich naar zijn bijzondere aard en aanleg te ontwikkelen; dit felle, bijna komisch aandoende verzet tegen den tiran; dit voor oogen voeren van wat toch, zij het uit de edelste motieyen een politieke moord dient te heeten en cle problematische be schouwing van dit soort misdaad aan het slot ran het stuk, het schijnt alles aan onzen eigen bewogen tijd ontleend en het maakt •door de associaties welke het wekt en door de gevoelsreacties welke het oproept een bijna spookachtigen indruk. Men mag het merkwaardig noemen, dat een dergelijk hartstochtelijk pleidooi onder de gegeven omstandigheden in het land van den dichter, waar een groep jongeren het in den aanvang van dit jaar te Berlijn heeft /ertoond, niet als een politiek vergrijp door de censuur is verboden. Wel een bewijs, hoe alles voor tweeërlei uitleg vatbaar is en de cegenstrijdigste groepen in één en denzelfden profeet hun man meenen te kunnen vinden. Want ten onzent, zal men zich niet kunnen onttrekken aan het besef, hoezeer de dichter van Tell met zijn volksgenooten van heden ten opzichte van het vrijheidsprincipe in tegenspraak staat. Dergelijke beschouwingen schijnen te lig gen buiten het domein van de kunst, maar zij getuigen, hoezeer de behoefte aan een tooneelstuk, dat ook wat te denken geeft, onder ons leeft. En ook in dit Opzicht kan men de organisatoren van dezen avond er kentelijk zijn. Men neemt na zulk een voor stelling iets mee naar huis, voor zijn hoofd en zijn hart. Een vertooning als deze leent zich althans binnen het korte bestek van deze bespreking, al heel moeilijk tot détail-kritiek. De lezers zouden daarop, nog onder den indruk van het genotene, vermoedelijk trouwens geen prijs stellen. De globaal-indruk is geweest het gevoel van bewondering over zulk een helaas zeldzame artistieke prestatie in grooten stijl. Hetgeen Jessner met Cor van der Lugt Melsert te zamen tot stand heeft gebracht, is, vooral in de tafereelen, waar de massa-regie de leiders voor een moeilijk probleem stelt, een kranig stuk werk. Over de vertaling van Jan R. Th. Campert valt zoo op het eerste gehoor af niet te oordeelen, maar de door K. L. Brückman vervaardigde decors hebben even als de muziek van het Nibbering-ensemble, de suggestie van het spel mede versterkt. Cor van der Lugt Melsert's Teil toont verwantschap met zijn Willem van Oranje uit de film; het menschelijke, gevoelige, bijna zouden we zeggen gemoedelijke in zijn hel denfiguren overweegt en in dit geval komt dit innige en zachte de tragische en heroïsche werking ten goede. Onder de verdere hoofd personen treffen de demonische Geszier van Dirk Verbeek, de oude baanderheer van Gerard Arbous, de krachtige Ulrich van Theo Prenkel, de soms wel eens wat matte Stauf- facher van Johan Elsensohn, de waardige Walter Fürst van Louis Gimberg, de nobele pastoor van Anton Roemer, de bewogen Ar nold van Paul Steenbergen, de smartelijke felle Armgart van Fie Carelsen, de overige vrouwenrollen van Bets Ranucci—(Beekman,. Hnny Meunier en Joekie Broedelet en de travestie van Annie van Duin als Tell's zoontje. H. G. OAINMEGMJTER. MUZIEK. DOOPSGEZIND ZANGKOOR FEESTAVOND. In het begin van deze maand is het veertig jarig bestaan van het Doopsgezind Zangkoor in de kerk der Doopsgezinde Gemeente op waardige en ernstige wijze herdacht. De „Feestavond" van gisteren had een geheel ander karakter: niet onwaardig, maar wel heel onernstig. Zelfs de herhaling van het slotkoor der Rubenscantate en de uitvoering van een viertal zangen door een dubbelman nen kwartet konden geen ernstige sfeer scheppen en althans drie van de vier zan gen beoogen dat ook niet; twee waren zelfs uitgesproken humoristisch. Het is me intus- schen in nog sterker mate dan onlangs dui delijk geworden hoezeer Boinet's muziek uit den tijd is: bij elke herhaling verliest ze. Het muzikale deel van den feestavond werd verder verzorgd door „Harmonie-Crescendo" dat welwillend meewerkte. Het opende met een „Ballet Arlette", waarvan de partituur vast dicht bij die van „l'Arlésienne" gelegen heeft, toen meneer Chié aan de eerste bezig was, want de Farandole van Bizet is er in doorgelekt en zelfs de inkt van den titel heeft afgegeven. Volgde een potpourri uit Le Postil lon de Longjumeau. zeer behoorlijk uitgevoerd en een solo voor cornet a piston, natuurlijk een apolka, die „Diamant" heette en briljant gespeeld werd door den heer B. Wenstedt. Maar wanneer schrijft een deskundige eens iets anders voor cornet dan een polka? Later kregen we nog een solopolka te hooren, maar die was voor piccolo en heette „La Tourte- relle". wat nog al vreemd is, want de tortel duif behoort niet tot de zangvogels. „Pierre- canari ware dus een betere naam geweest. De duif zou misschien door een sopraan saxofone te remplaceeren zijn, maar dan liefst niet op ue maat eener polka. De solopiccolist De Nijs speelde even perfect als de pistonist te voren gedaan had. De concertwals Carmen Sylva van Ivanovici is een zusje van diens „Donau- wellen". heeft soortgelijke mineurtrekjes en soortgelijke banaliteiten. En de Finale werd vervangen door den K.L.M.-marsch. De muziek van die marsch vliegt niet hoog. maar dat kan ook niet, want een marsch moet op den (Adv. lngez. Med.) EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONC De symphonie van Sibelius, waarop ik in het vorige overzicht de aandacht vestigde, schijnt niet meegevallen te zijn. Ik zelf ben niet in de gelegenheid geweest om haar te hooren of naar de uitzending te luisteren en moet het dus op gezag aannemen. Nu is elk oordeel subjectief, en dat van mij zelf dus ook. zoodat een ander het er volstrekt niet mee eens behoeft te zijn, maar men kan toch gerust zeggen dat er onder de muziekproduc- tie der laatste decenniën maar heel weinig is, dat zich als „Schlager" ontpopt en als zoo danig stand houdt, de reeds van te voren door de operettenreclame aangekondigde, die meest al ook maar ééndagsvliegen blijken te zijn niet uitgezonderd. De gelegenheid om met moderne pianomu ziek kennis te maken, doet zich in de aan staande week meermalen voor. Ik wil b.v. wij zen op twee planorecitals die Dinsdag uitge zonden worden. Het eene wordt te Hamburg door den beroemden pianist Walter Gleseking gegeven en bevat o.m. een der vier „Sonati nes" van Busori, nl. de in 1916 gecomponeer de. die het bijschrift draagt: „ad usum in- fantis" („voor kindergebruik"). Zij Is dan ook voor een Amerlkaansch meisje geschreven. Maar wee dengene, die zich met blijde de menti- of Kuhlau herinneringen tot het spe len van of luisteren naar dit stuk neer zet! Misschien zijn de Amerikaansche meisjes ver der In hun muzikale en pianistische ontwik keling dan de onze; ik meen tenminste wel te mogen voorspellen dat de bewuste sona tine bij onze jeugd weinig in den smaak zaï vallen. Zij begint in a kl. t. „molto tranquillo" met een motief dat in het verdere verloop nog meermalen, zij het ook gewijzigd, voor komt. Na eenige maten hooren we een soort van koraalmelodie, die met een gefigureerde begeleiding optreedt, naar verschillende toom soorten moduleert en uitloopt op een dalende motiefsequens, die ook als completeering van het aanvangsmotief dienst deed. Dit gedeelte eindigt met een halve afsluiting zeer in de diepte. Nu volgt een Andantino melancolico, dat met een fugatlsche expositie van een uit het aanvangsmotief ontwikkeld thema aan vangt, maar spoedig vrijere vormen aanneemt. De koraalmelodie doet zich ook weer hooren en het deel sluit in F. gr. t. Zonder eenige overgang volgt dan een „Vivace alla Marcia" in D. gr. t„ een rythmisch thema dat door een a la Jeu d'Eau van Ravel gevormde figuur af gewisseld wordt. Dan komt weer het Molto tranquillo, nu In driekwart maat terug, ge volgd door de koraalmelodie en nu doet zich een soort van signaal hooren dat ons naar het vijfde deel, de „een weinig ceremoniee- le" Polonaise, voert. Deze begint met een thema, dat voor trompet gedacht schijnt,, brengt ook nog een tweede thema en ver dwijnt dan als een nachtelijke ronde met een afsluiting in F gr. t„ waarmee de sonatine uit is. Deze korte analyse moge tot aansporing strekken om eens belangstellend naar het stuk te luisteren en zich dan af te vragen of dergelijke muziek kans op succes bij onze te genwoordige jeugd heeft. Ik voor mij meen van niet en houdt ze voor te dor en te weinig welluidend. Deze laatste eigenschap is nu we' geen conditio sine qua non: de jeugd neemi geen aanstoot aan dissonanten, als haar fan tasie maar geprikkeld wordt. Een werk als Debussy's „La Boite a Joujoux" slaat steeds bij haar in. Ook het spottende parodistische element, zooals dat in de persifflage op Czerny, die den aanvang van Debussy's Etude no. 1 vormt, tot uiting komt, kan de belang stelling wekken. Maar dorheid heeft geen kans. De genoemde Etude komt ook op Gie- seking's programma voor. De andere uitzending, waarop ik doelde heeft Dinsdagavond, nagenoeg gelijktijdig met die van Hamburg, door Huizen plaats.' Albeniz behgort nu wel zoomin als Seriabine tot de zeer modernen, maar ten aanzien van Grosz. Schulhoff en Kodaly bestaat omtrent hun geavanceerdheid geen twijfel. Het zal misschien interessant zijn, Kodaly's „H pleut dans la ville" met Debussy's „Jardins sous la pluie" te vergelijken. We wenden onze aandacht nu eens naar een zeer onmodern werk, een werk, dat on danks zijn gebrek aan 'harmonische interes' santigheden een „Schlager" geworden en. sinds veel meer dan een eeuw. gebleven is. Ik bedoel Beethoven's Vijfde Pianoconcert, dat Zondag tweemaal uitgezonden wordt: 's na middags door Parijs radio, 's avonds door Hil versum. Hier biedt zich dus voor wie dat wenscht de gelegenheid om de vertolkingen van Brailowski en van Harold Bauer met elkaar te vergelijken. Maar het is niet mijn bedoeling, daarop den nadruk te leggen. Ik wilde liever er nog eens op wijzen, dat tech niek en materiaal slechts van ondergeschikt belang zijn voor den indruk, dien een kunst werk maakt. Het komt er maar op aan, hoe ze gebruikt zijn. Uit elk materiaal, met de meest uiteenloopende technieken kunnen kunstwerken van beteekenis ontstaan, mits de kunstenaar scheppende kracht bezit. Ver gelijk eens een uit enkele simpele lijntjes be- staanden krabbel van Jo Spier met een zoo als we ze misschien zelf wel eens trachten te vervaardigen! Zie eens de kracht van Rem brandt's teekeningen! En laat eens tot u door dringen, wat Beethoven met de drie hoofd drieklanken van den grootetertstoonladder heeft weten te bereiken. De drie beroemde, door het orkest gespeelde accoorden, waarmee het vijfde concert aanvangt, en waarop het solo-Instrument a.h.w. verder improviseert, geven het motto voor de harmonieën van het werk aan. Geen van de thema's der beide Al legro's gehruikt ander harmonisch materiaal: enkele, zooals het zangthema van het eerste hoofddeel en het hoofdthema van het Rondo, beperken zich tot twee van de drie hoofdac- coorden, nl. tonica en dominant. Bladzijden lang komen geen andere dan de genoemde drie accoorden voor. Maar geen oogenblik verslapt de spanning. Dat weet het genie te bewerken. En nog onlangs verzekerde mij een dirigent, dat hij. het vijfde concert nimmer door Iemand anders zóó imposant had hooren vertolken als door wijlen Eugen d'Albert, niet tegenstaande deze pianist, die in zijn latere laren nimmer meer studeerde. er telkens naast sloeg alsof 't zoo behoorde. Weer een bewijs dat de techniek niet in de eerste plaats komt. grond blijven, en dus voor karakteriseering van onze K. L. M. niet geschikt. Bovendien schijnt het me gemakkelijker een A.B.C.- dan een K.L.M.-stuk te componeeren. want de laatste letters willen nu eenmaal niet in ons toonstelsel passen. Het beschaafde spel van Hofmeester's corps vond veel waardeering. Er was echter nog veel meer, dat den avond vulde en waardee ring vond, maar dat viel buiten de grenzen van het muzikale terrein, ook wat de zang nummers van den humorist en conférencier Piet Leenhouts betreft. Wat deze heer zeide kon ik niet goed verstaan, zijn zangstem is zóó dat hij zelfs voor een plaats bij de tweede barytons van een zevende-afdeelingskoor ;een kans heeft. Veel meer heb ik de verrichtingen van The 2 Vree'S bewonderd. Het is te hopen dat het bij hen altijd pais en vree is, want als zoo'n pootig paar als dit ruzie mocht krij gen blijft er van het heele huis geen stuk heel. Mevrouw Vree scheen nog sterker dan meneer te zijn; bij de krachttoeren was zij immers altijd de steunpilaar of onderste en hij stond rechtop of dwars of ondersteboven op haar handen, zoodat we moeten veronder stellen dat de man in 't huiselijk leven niet de baas is. Deze athleten liet/n ook mooie le vende beelden zien. En nog meer bewonde ring wekten de prestaties van twee heeren, die eerst als komische goochelaars, later onder een anderen schuilnaam als komische jong leurs optraden. Ons vak brengt het aankwee- ken van vingervlugheid mee. maar voor de prestidigitatorische bekwaamheid van den eenen Rally heb ik minstens evenveel res pect als voor die van een muziekvirtuoos en wat dezelfde man onder den naam Muraldo als jongleur deed was verbluffender en eischt veel meer oefening dan het behoorlijk spelen van Moskowsky's „Le Jongleur." Bij zoo'n Mu raldo schijnt alle labiel evenwicht gestabili seerd en aangezien zij ook bewezen had een leegen pot zoo maar uit niets met geldstukken te kunnen vol goochelen schijnt hij me de aangewezen man voor de portefeuille van Fi nanciën. Tijdens den avond zijn een Viertal vete ranen van het D. Z. gehuldigd, nl. de heeren Van Bockhooven en Bontjema, die veertig, mej. Meijer en de heer Groen, die 25 jaar lid waren. Fraaie geschenken werden hun door den voorzitter overhandigd. De verloting had veertig minuten vertraging mede door de inlasschen in het programma en de tallooze overbodige herhalingen in de marschen en de polka's. Maar eindelijk had ze toch plaats. Er zou nog een bal volgen en dit bal zal wel vele voeten in beweging ge bracht hebben: precies het ongekeerde dus van een voetbal wedstrijd, waar vele voeten een bal in beweging brengen. Ik ben niet deskundig op voet-balgebied en ben dus tij dens de trekking huiswaarts gegaan. Of ik een prijs getrokken heb zal ik later wel hoo ren; een der eerste prijzen is het echter gewis niet. Wel weet ik dat de feestavond zeer ge slaagd is. K. DE JONG. Jedermann in Egypte. (Van onzen correspondent). Weenen, October. De wereldberoemde tooneelspeler Alexander Moissi, die vroeger zijn vaste woonplaats te Weenen had opgeslagen, houdt zich tegen woordig nooit al te lang in de Donaustad op. Hij heeft zich aangewend hier doorgaans maar korten tijd te blijven en hij woont dan ook niet in zijn eigen, alleraardigste huis, dat te midden van een grooten tuin op een heuvel gelegen is. welke een van de laatste, lage uit- loopers van de bergen en heuvelen van den vermaarden en veelbezongen Wienerwald vormt, daar hij deze artistiek ingerichte wo ning. die ik ongeveer acht jaar geleden voor de eerste maal betreden heb. toen een van de dochters van Leo Tolstoi, Tatjana Tolstoi, bij Moissi logeerde, aan een zich te Weenen op houdende Nederlandsche familie verhuurd heeft, doch hij neemt dan altijd zijn intrek in een van de groote hotels aan den Karntner- ring, Weenen's drukste boulevard, vlak bij de opera. Moissi trekt veel heen en weer, nu eens treedt hij in deze en dan weder in die stad op, nu eens speelt hij in dit en dan weer in een ander land en nu eens vertolkt hij zijn rollen in het Duitsch en dan weer in het Italiaansch, welke zoet en melodieus klinkende taal hij even vloeiend spreekt als een geboren Ita liaan. Moissi heeft thans te Weenen een resuach- tig succes gehad met zijn interpretatie van Oedipus in het Deutsches Volkstheater. Ge durende en na afloop van de voorstellingen werden hem door het geestdriftige publiek stormachtige ovaties gebracht. Het had in de bedoeling gelegen, dat Moissi nog voor zijn vertrek naar Italië in het begin van Novem ber afct een gloednieuw stuk van Pirandello voor met voetlicht in het Deutsches Volksthea ter zou komen, waarvan de hoofdrol door den auteur speciaal voor hem werd geschreven, maar het tijdsbestek bleek te kort te zijn, zoodat hij er eerst mee voor den dag zal kun nen komen, wanneer hij weer opnieuw in Oostenrijk zal zijn. In Italië zal hij eerst te Rome en daarop in een reeks van andere ste den moeten spelen. En dan loopt hij nog met een fantastisch plan rond. waarover hij mij dezer dagen in ons café het een en ander ver telde. Moissi wil in Egypte gaan spelen, en dat zou op zichzelf nu nog misschien niet eens zoo iets heel bijzonders hoeven te zijn. maar en dat is het intei'essante! hij heeft als achtergrond voor zijn voorstellingende pyramiden van Gizeh uitgezocht. Hij heeft reeds onderhandelingen met verschillende Egyptische autoriteiten aangeknoopt en het is wel zeker, dat deze met een goed resultaat be kroond zullen worden. Moissi is van plan er Hugo Hofmann von Hofmannthals ..Jeder mann" op te voeren, dat bij de groote feest spelen te Salzburg iederen zomer zulk een reusachtig succes geweest is. Dit was voor een groot deel te danken aan het feit. dat de achtergrond, voor welke zich de handeling af speelde. zulk een diepen indruk op alle toe schouwers maakte. Het was toch immers de fraaie oude dom der schoone residentiestad van de eens zoo machtige aartsbisschoppen, waarvan de breede grijze gevel imposant om hoog rijst. Moissi wil nu vóór de pvramiden, van welke des avonds een heel bMzo^dore stemming schijnt uit te gaan. opvoeringen van „Jedermann" geven, en wel met een Ita- liaanschen troep, die het werk in de Tto1:^n- sche vertaling van dr. Iteilo Zingarelli, een te Weenen wonende correspondent van Italiaan- sche dagbladen, zal spelen. Voor de pyrami den werden tot dusver nog nimmer tooneel- stukken opgevoerd. Wei hebben de eerbied waardige oude bouwwerken in den loon der vele eeuwen heel wat andere gebeurtenissen zich aan hun voeten kunnen zien afspelen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 14