JONGENSBOEKEN H. Campendonk, kunstenaar en paedagoog. Nieuwe Uitgaven DINSDAG 13 NOVEMBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 7 Indische Vereeniging. Lezing over luchtvaart van de burger bevolking. Op een bijeenkomst van leden der Indische Vereeniging „Haarlem en Omstreken'' in „Dreefzicht". waar de leden der Burgerwacht vrijen toegang hadden, hield Maandagavond de heer N. F. EJpkema een voordracht over „Luchtbescherming van de burgerlijke bevol king. Onder de aanwezigen waren de comman danten der burgerwachten te Haarlem en Heemstede en de Inspecteur der Burgerwach ten, generaal Bauduin, te 's Gravenhage. De burgerbevolking heeft groot belang bij een goede luchtbescherming, zoo begon spr. In het buitenland wordt die luchtbescherming bestudeerd en voorbereid. O.a. wordt aan schoolkinderen onderwijs gegeven in het ge bruik van luchtmaskers. Bij een behoorlijke voorbereiding kan het gevaar tot 10 pet. worden gereduceerd. In ons land is bij de overheid wel de wil aanwezig, inzake de luchtbescherming iets te doen, maar het tempo laat te wenschen en er is bij het buitenland vergeleken een groote achterstand. Het is te hopen, dat Ne derland nog tijd gelaten zal worden, dien achterstand in te halen. Bij bomaanvallen uit de lucht zullen waar lijk niet alleen de „militaire punten" geraakt worden. Brandvrije constructies kunnen het brandgevaar aanzienlijk verminderen. Tegen gasaanvallen geven behoorlijk pas sende gasmaskers absolute bescherming. Maar tegen mosterdgas zal ook nog een mosterd- gaspak noodig zijn, dat een f 80 a f 90 kost. Over de doodende straal is veel gefabeld, maar is nog niet zoover dat hiervan veel te duchten is. Wat kan er nu voor de luchtbescherming worden gedaan? Schuilplaatsen kunnen worden gebouwd en -bij het bouwen van nieuwe woningen moet da delijk met de luchtbescherming rekening wor den gehouden, evenals bij het bouwen van groote gebouwen. En nieuwe stadsgedeelten moeten niet ge bouwd worden in aaneengesloten bouw. maar in „verspreide formatie" (een cirkel van tuin dorpen om de oude stad heen). Puntige daken zijn beter dan platte, ook stalen daken zijn aan te bevelen. De burgerbevolking en de leerlingen op de scholen moeten geoefend worden in het gebruik van beschermingsmid delen. Plaatselijke vereenigingen kunnen door propaganda enz. veel goeds doen. De beste schuilplaats bij luchtgevaar is altijd de kel der. Stalen of houten rolluiken zijn aanbeve lenswaardig. En wie voor een gasmaker de kosten over heeft, schaffe er zich een aan. In de schuilplaatsen moeten apparaten aan wezig zijn, waarmede de lucht ververscht kan worden. Voor naderende luchtaanvallen zal door middel van de radio moeten worden gewaar schuwd. Dadelijk kunnen dan maatregelen worden genomen. De voetgangers moeten da delijk naar huis gaan. als zij dicht bij hun woning zijn, anders begeven zij zich naar de dichtst bijzijnde schuilplaatsen van gewapend beton. Spr. behandelde nog tal van beschermings middelen en apparaten. De lezing werd met vele lichtbeelden ver duidelijkt. Na de pauze werden nog eenige films vertoond, die betrekking hadden op het behandelde onderwerp. |DÊLFRITC,.DELFM JZa"s, kr.cuNS fr>gETS£W.T.i<i« iMBgagËÜËC-'iO (Adv. lngez. Med.) „Oefening Kweekt Kunst" 25 jaar! Nationaal concours in 1935. FEESTAVOND N. O. G. Men schrijft ons: Zaterdagavond kwam het Nederlandsche Onderwijzers Genootschap bijeen in de Kroon Groote Markt, maar ditmaal niet voor een Vergadering. Het was een feestavond, die zoo- velen met hun dames en geestverwanten sa menbracht. Een uitvoerig programma was er niet, maar toch werd het niet afgewerkt, doordat er ook twee partijen k'en werden gespeeld. Mej. G. Max zong eenige Duitsche liederen, mej. D. Klomp van Zandvoort amuseerden de aan wezigen met voordrachten. Nono bracht een ensemble, dat hij voor kort met Mevr. De Boer v. Rijk voor de radiomicrofoon had. La ter vergastte hij het gezelschap nog eens met een zelfgeschreven „Sinterklaasavond" en met 't verkeerd begrepen verzoek van Dirk den Orgeldraaier bij mevr. de Douarière van X tot Y. Zoo was het twaalf uur geworden toen het zeer geanimeerde bal begon met zijn vele ver rassingen. dat tot ver over twee uur duurde. Zij, die om verschillende redenen dezen feestavond niet konden meemaken zullen daarvan spijt hebben, als zij hooren hoe ge zellig het was. DANSAVOND „KUNST AAN HET VOLK". Wij vestigen de aandacht op den Hindoe- schen dansavond van Indra Ramosay en De- vaki met hindoe-orkest, die de Vereeniging „Kunst aan het Volk" Woensdag 21 November in den Stadsschouwburg zal geven. Het Han delsblad schreef over het optreden te Amster dam: voorname, vaak vorstelijke en onwereldsche plastiek, de fijnheid der sym bolische figuraties, het extatisch gebaar of het beeldende in een enkele beweging der handen, waarmede het spelen op de fluit, het opengaan van een bloemkelk, het afschieten van een pijl wordt uitgedrukt. Telkens weer boeide hij door stijl en door de prachtige zuiverheid der expressie". Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan der fanfare „Oefening Kweekt Kunst" van het Provinciaal Ziekenhuis te Bloemendaal nabij Santpoort dir. Peter Wit, zal een groot na tionaal concours worden geouden voor har monie- en fanfarecorpsen op Hemelvaarts dag 30 Mei en tweede Pinksterdag 10 Juni en zoo noodig 16 Juni 1935. Het concours wordt gehouden op het landgoed Jagtlust. In het eere-comité hebben o.a. zitting ge nomen jhr. mr. C. J. A. den Tex. burgemeester van Santpoort, prof. dr. A. D. Fokker, ds. H. J. Visser, kapelaan H. M. C. Roel vink, de heeren A. W. Michels, lid van Gedep. Staten, rabbijn S. Th. de Vries en mevr. G. G. S. Mees— Schuckink Kool. GEMEENTERAADSVERGADERING. Voor de raadsvergadering van Haarlem op Woensdag is de volgende aanvullingsagenda samengesteld: PUNT 8a: Intrekking raadsbesluit 30 Maart 1904 No. 23 inzake voorwaarden overdracht van voor straat bestemde gronden. Aan punt 9 (aanvaarding van voor straat bestemden grond) toe te voegen: c. nabij de Rollandslaan. d. aan en nabij de Roerdompstraat. Aan punt 11 (Verkoop grond toe te voegen c. Pijntorenstraat (A. J. v. Gijn). d. Teslastraat (Gebr. Kraak). 35-JARIG JUBILEUM. Maandag werd de dag herdacht waarop de heer J. J. Vieselman 35 jaar geleden in dienst trad bij de N.V. Electr. Luxebrood- en banket bakkerijen voorheen Henri J. Carels, Zijl straat. De jubilaris met zijn gezin werden door één der oudste personeelleden per auto van huis gehaald. In de met palmen versierde fa briek werd de jubilaris allereerst toegesproken door den directeur den heer C. J. Taaie, die naast gevoelvolle woorden den jubilaris een oorkonde van de Ned. Vereeniging van Werk gevers in het Bakkersbedrijf verstrekte. Nadat de bedrijfsleider de heer G. J. Wan ders den jubilaris had toegesproken, werd door het personeellid J. Geerlings den jubi laris namens de personeelleden der firma een goude nketting aangeboden, waarna de direc teur een gouden medaille met inscriptie aanbood, waardoor z'n cadeau, zijnde een goud horloge, hem op z'n vijf en twintig jarig jubileum door de directie gegeven, werd vervolmaakt. Nadat de wijn was rondgediend en de ju bilaris onder gezellig samenzijn nog door het personeel werd toegezongen, werd de terug tocht aanvaard om het verdere gedeelte der dag in huiselijken kring door te brengen. De Held door Henk van Vloten Met de Trekpot op avontuur, door Onno Win. Toni, de scheepsjongen van Columbus, door M. Remer. (uitg. Van IIol- kema en Warendorf, Amsterdam) De Held, het jongensboek van Henk van Vlo ten had wat de atmosfeer betreft ook een halve eeuw geleden geschreven kunnen zijn. De productie van verhalen vol kwa- jongensgrappen is in de laatste jaren zeer zeker wat te overvloedig geweest, maar wij behoeven daarom in de boeken voor de jeugd nog niet terug te keeren naar de „brave hel den" uit den tijd van onze kinderjaren. Wat mij in dit boek van Henk van Vloten zoo irri teert is de opzettelijke braafheid en superio riteit van den hoofdpersoon uit zijn verhaal. Minstens tien keer wordt ons verzekerd, dat Karei Wensing, die na den plotselingen dood van zijn vader reeds op 13-jarigen leeftijd voor zijn eigen levensonderhoud moet zorgen, een echte, ware held wil zijn, niet een held van het slagveld, maar één, die tegen het harde leven durft te kampen. Zóó dikwijls hooren wij dat van den schrijver, dat wij ein delijk gaan zeggen: „ja. nu weten wij het wel" en ons de heldhaftigheid van dit voor beeldige jonge mensch gaat vervelen. En ik vrees, dat dit bij de jeugdige lezers, voor wie dit boek bestemd is, nog meer het geval zal zijn. De jonge held werkt eerst op een kantoor, komt daarna als hij wegens een valsche verdenking van diefstal ontslagen is bij een voddenkoopman, dan bij een klein fabri- kantje van suikerwaren en hij heeft maar één gedachte, namelijk zijn moeder en zusjes weer dezelfde luxe te kunnen bezorgen als in den tijd toen zijn vader nog leefde. Hij bereikt dat doel ook, maar niet door eigen kracht, doch door den onverwachten terugkeer naar Holland van een schatrijken oom., die wanneer deze ziet. wat er in Karei zit hem op achttienjarigen leeftijd tot zijn compagnon maakt en hem aan het hoofd plaatst van een groote fabriek. Jammer ge noeg hebben niet alle flinke, heldhaftige jongens zulke rijke ooms en in het werkelijke leven gaat het dan ook doorgaans anders. Maar de schrijver vond het blijkbaar noodig, om zooveel braafheid te beloonen en stuurde daarom juist bijtijds den oom met de millioe- nen uit Amerika terug. Een bepaalde fout lijkt het mij ook van den schrijver, dat hij Karei zijn tegenslagen voor zijn moeder geheim laat houden, zoo zelfs, dat hij maanden voor haar komedie speelt en haar voor jokt naar het kantoor te gaan, ter wijl hij al lang ontslagen is. Hij moge dit om nog zoo nobele redenen doen, in huis ontstaat daardoor toch een sfeer van leugen en bedrog, die tusschen moeder en zoon wel het aller minst gewenscht is. Waar de schrijver blijk baar sterk paedagogische tendenzen had ver wondert het mij te meer dat- hij deze kardinale fout geheel over het hoofd heeft gezien. Heel het boek ademt een wat ouderwet- schen, opzettelijk-graven geest, die vrees ik door de tegenwoordige jeugd maar half ge waardeerd zal worden. Een schrijver van jongensboeken moet om zijn paedagogisch doel te bereiken, de braafheid niet zoo op een pre- senteer-blaadje aanbieden, want dan schiet hij vast en zeker zijn doel voorbij. Onno Win heeft zijn verhaal „Met de Trek pot op Avontuur" blijkbaar voor vee! jongere lezers geschreven. De opzet om vijf jongens met een woonwagen, die zij met fietsen trek ken. op reis te laten gaan. was heel aardig en het zou een vroolijk, goed jongensboek hebben kunnen worden, wanneer Otto Win bij dit plan gebleven was. maar ongelukkig laat hij de jongens op hun tocht een groot circus ont moeten en daarmee is het met het aardige verhaal uit. Want wat de jongens met dat circus beleven is alles zoo opgeschroefd en onwaarschijnlijk, dat dit ook de jeugdige le zers zal opvallen. De schrijver meent zelfs Indianen-stammen en dat in Holland! er aan te pas te moeten brengen en komt daardoor van de eene dwaasheid in de andere. Ook in een jongensverhaal kan men niet on gestraft maar los en vast bij elkaar fantasee- ren. Dit boek is te veel een onmogelijk be denksel om zelfs door de jeugd ernstig geno men te kunnen worden. De schrijver is met zijn woonwagen in de sloot gereden, voordat hij goed en wel op reis was. Misschien zal Otto Win beter slagen, wanneer hij een vol genden keer meer rekening houdt met de werkelijkheid. Toni, de Scheepsjongen van Columbus is van een heel ander en veel beter gehalte dan de hiervoor besproken jongensboeken. Dit verhaal van Columbus' gigantischen tocht van Spanje naar Amerika is voortreffelijk geschreven en de schrijver N. Renler vermag zelfs in vele hoofdstukken oudere lezers te boeien. De auteur is geen oogenblik beneden zijn grootsch onderwerp gebleven. De toon van het verhaal is min of meer romantisch, maar is er ook ooit een meer romantische ontdekkingsreis ondernomen dan door den helfhaftigen Genuees met zijn drie kleine Spaansche schepen? Men wordt zich bij het lezen van dit boek volkomen bewust van de groote gevaren, en de legendarische on verschrokkenheid en moed van deze zeevaar ders en van de bijna onoverkomelijke moei lijkheden, waarmede Coloumbus te strijden had. Vooral in dezen tijd van Pelikaan en Uiver lijkt het mij goed dat jonge menschen ook nog eens lezen, wat de groote voorgangers van de tegenwoordige wereldreizigers onder zoo heel andere omstandigheden hebben ge presteerd. Hun eerbied voor een figuur als Columbus kan er niet anders dan grooter door worden. Ook om zijn stilistische waarde zou ik dit boek in handen van vele jongens wenschen. want er zijn maar weinig jongensboeken, dia» - zooals dit verhaal van N. Renler - ook wer kelijk uitstekend geschreven zijn. En daar bij is het van een aldoor geladen spanning, die in de laatste hoofdstukken wanneer Co lumbus te strijden heeft met het steeds groeiend verzet van zijn schepelingen en vooral met het slot de aankomst te San Salvador een sterken climax bereikt. Een uitzonderlijk goed jongensboek, dat een gebeurtenis van wereldbeteekenis op voortref felijke en boeiende wijze ook in het licht van haar tijd plaatst. J. B. SCHUIL 'oriel Bij apothekers en drogisten verkrijgbaar. (Adv. Ingez. Med.) Candidaat voor het hoogleeraarschap aan de Amsterdamsche Academie. Auto in de Ringvaart gereden. De bestuurder, een Bloemendaler, verdronken Maandagmiddag kwam op den Ringdijk nabij Leimuiden in Haarlemmermeer een luxe auto, bestuurd door den handelsvertegen woordiger den heer W. F. Breitenstein uit Aer- denhout in botsing met een vrachtauto, van den heer v. d. Kamp, wonende aan den Lei- muiderdijk, die een erf wilde opdraaien. Ds schok was zoo hevig, dat de auto van den heer Breitenstein, waarvan het stuur omsloeg in de Ringvaart terecht kwam, ongeveer "ier Meter van den kant onderstboven sloeg en in de diepte verdween. Direct werden krachtige pogingen in het werk gesteld om den heer Breitenstein, die door het omslaan van de auto geen kans had gezien het portier te openen, uit den wagen te halen, hetgeen vrij spoedig gelukte, doch de levensgeesten bleken reeds geweken te zijn. Door geneesheeren uit Leimuiden en Oude- Wetering, die spoedig ter plaatse arriveerden, werd de kunstmatige ademhaling nog toege past, doch tevergeefs. Het lijk werdvper zieken auto naar de algemeene begraafplaats over gebracht. De heer Breitenstein was 41 jaar oud. De politie was spoedig ter plaatse om een onderzoek in te stellen. Hieruit bleek dat de heer Breitenstein vermoedelijk niet de rich tingaanwijzer van de vrachtauto van v. d. K. die bij het nemen van den draai "werd uit gestoken, heeft kunnen opmerken. Brussel, November 1934. (Van onzen correspondent). Van den uittocht der Duitsche kunstenaars profiteert ook België. Sedert welhaast een ;aar woont een van de grootste figuren der Duitsche plastische kunsten in dat land. H. Campendonk, die zich in de laatste jaren zoo met hart en ziel aan zijn paedagogische taak heeft gewijd, dat zijn eigen werk in het gedrang kwam. gebruikte de herwonnen vrij heid om zich gedurende eenige maanden te kunnen wijden aan wat het abc der plasti sche kunsten is: het teekenen. Hij trok zich terug in een dorpje, Carlsberg dat op een kilometer of vijftien van Bouillon geheel verlaten ligt in een der ongerepte ge deelten der Belgische Ardennen. Een onge evenaard oord voor zelfinkeer en voor lang zaam. geduldig werken. Dat was het wat Cam pendonk voelde noodig te hebben. De geschie denis van zijn kunstenaarsleven kent een ieder wel in hoofdtrekken. Leverde hij niet een der schoonste voorbeelden van gemeenschapszin en offervaardigheid? Als „vrije". „Staffelei Maler", verwierf hij zich een grooten inter nationalen naam. Na den ontijdigen dood van Franz Marc, was hij het, die in de oogen der Europeesche kenners, de moderne Duitsche schilderkunst het best en het volledigst ver tegenwoordigde. Hij oogstte roem en geld. Maar toen men hem er van overtuigde, dat men hem noodig had om een jonger geslacht in te wijden, aarzelde hij niet om zijn werk en zijn positie als kunstenaar in den steek te la ten. Campendonk herinnerde zich, dat hij de geliefkoosde leerling van Johan Thorn Prik ker was, hij herinnerde zich ook wat hij aan den Meester te danken had en hij achtte het zijn plicht, om op zijn beurt, zijn in moeite en zorg gewonnen kennis en ervaring dienstbaar te maken aan de opvoeding van een nieuwe generatie van kunstenaars. De decoratieve en monumentale kunsten, waar Thorn Prikker hem veel van geleerd had, kwamen nu voor hem op den voorgrond te staan. Jaren lang werkte hij met volkomen overgave en het ging zooals het altijd gaat. wanneer een man van groote bekwaamheden zich met al zijn krachten aan één taak geeft: het succes bleef uit. Campendonks „klasse" werd een voorbeeld dat uit alle hoeken des lands, jongeren naar de Düsseldorfsche aca demie lokte. Toen de reactie in Duitschland de wet ging stellen, was het uit met alles wat ook maar naar het moderne zweemde. Campendonk mocht als katholieke oude Rijnlander ook nog zoo Arisch zijn, zijn kunst en zijn leering was ..ontbindend". Dit woord past al heel weinis bij iemand, die zijn heele leven lang gezocht heeft naar een strak opgebouwde samenhang in alle dingenHoe het zij: Campendonk ver koos de vrijheid van zijn kunstenaarsgeweten boven de economische zekerheid van een baantje. Hij verliet zijn land en zocht gelijk ik reeds zeide, een rustig plekje in de woeste eenzaamheid van de Ardennen. Wie zich ja ren lang zonder terughouding en zonder zich te sparen geeft, heeft daarna moeite om zich zelf weer terug te vinden. Campendonk bewandelde den eenig goeden weg. Hij keerde terug tot de natuur, zocht de eenzaamheid, liefde in meditaties en tee ken de. Hij teekend e met de ingespannen toewij ding van een beginneling. Hij was toch ook aan den aanvang van een nieuwe levensphase staand een debutant! Al teekenend, nauwkeu rig, duidelijk en vol aandacht, drong hij weer geleidelijk door tot de natuur en tot de din gen. waarmede hij in de stad en de school het directe contact verloren had. En bovendien maakte hij zijn hand. die dit soort werk wat ontwend was, weer los en gedwee. Zoo ontstond een honderdtal groote teeke- ningen, waarin men. als men ze in chronolo gische volgorde bekijkt, een snelle ontwikke ling volgen kan. Deze reeks, welke wij te Brus sel zagen, is van het begin tot het einde boeiend als document voor de psychologie van den schilder. Al heel spoedig overwint hij de stugheid van zijn hand. En dan blykt hem. dat de jaren van academische discipline en oractischen arbeid hem niet verloren zijn ge gaan voor zijn kunstenaarschap. Hij heeft er door geleerd om zich ongevoelig te maken voor de bekoringen van het pittoreske, al te pitto reske en om de schijn te schelden van het wezen. Terugkeerend tot de motieven, welke hem in zijn eerste schildersperiode zoo lief waren: koeien, hoeven, bloeiende boomen. geeft hij die nu. zwakker, grooter en vooral rijker aan innerlijke spanning. Van plastische rhetorica is hier geen sprake meer en evenmin van theoretische vooroor- deelen. De beste van deze in zichzelf volkomen teekeningen vereenigen in zich twee eigen schappen, welke zelden samengaan en welke alleen een groot kunstenaar in zijn beste oogenblikken kan verwezenlijkenuitvoe righeid en monumentaliteit. Ze zijn haarfijn gedaan en maken nooit en nergens den indruk van peuterwerk. Het lijkt of de teekenaar het werk hier en daar opvatte als een geduldoefening, en niettemin wordt het als het af is, een groote sterke synthese, welke als een blok opeens ontstaan schijnt. Dit komt omdat alle détails tenslotte met een meester schap, dat ons doet duizelen, precies op hun juiste plaats om een bindende bedoeling heen gegroepeerd zijn. Er is hier dan ook geen sprake van ..schetsen". Het zijn teekeningen die geenszins als voorstudies bedoeld zijn Zij hebben hun reden en recht van bestaan in zich zelf. De teekenkunst van Campendonk is geen dienende kunst. Deze teekeningen zijn, ais sommige bijvoorbeeld van Ingres, gelijk waardig aan volledige schilderijen, even rijk. even gevarieerd, even gesloten. Voor ons heeft deze figuur van Campen j donk nog een bijzondere beteekenis. Sinds I men hem noemt voor een hoogleeraarsbe- trekking in Amsterdam is een gansche pole miek om hem heen ontstaan. Het is voor ons niet noodig om hier partij te kiezen. Wel is het aardig om de twee stellingen eens duidelijk tegenover elkaar te zetten. Aller eerst dan de feiten. Met het heengaan van Prof. R. N. Roland Holst, kwamen er aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Am sterdam twee vacatures. Eén als directeur waarin tijdelijk voorzien wordt door Prof. P. H. van Moerkerken en één als leeraar in de monumentale kunst. Na lang zoeken heeft men in Nederland geen kunstenaar ontdekt, die daarvoor in aanmerking kwam. En nu komt de tweespalt in de opvattingen. Er is een groep, die zegt" in deze tijden moeten de Nederlandsche kun stenaars bij een Nederlandsche benoeming tot eiken prijs vóórgaan. Er zijn wel degelijk menschen, die in staat zouden zijn, vooral wanneer zij den tijd krijgen om zich wat aan te passen, om het onderricht van Prof. Holst voort te zetten. Het zijn dan misschien wel geen giguren van den eersten rang maar dat doet er niet- toe beter een tweede- of derde rangs Nederlander dan een eerste rangs bui tenlander. Door deze groep werden dan ook verschillende namen in het debat geworpen. Wij zullen ze hier niet noemen, omdat ze niet terzake dienen. De tweede groep redeneert aldus: In kun sten en wetenschappen is nationaal onder scheid van gering belang. Het gaat daarbij uit sluitend om de waarde der persoonlijkheid. Wanneer men dus aan de Nederlandsche jeugd een tweede rangs professor voor*t als men een eerste rangs kan krijgen, benadeelt men én de jonge menschen èn de Nederland sche cultuur, waarvan zij de dragers zullen worden. Zij accepteeren, dat men bij vol komen gelijke papieren een Nederlander vóór laat gaan .maar wanneer een buitenlander in elk opzicht als kunstenaar en als paedagoog op de eerste rij staat,, wenschen zij geen rekening te houden met de toevalligheid van een geboorteplaats. Zij wijzen op historische voobeelden: juist door het binnenkomen van Hugenoten en Portugeesche Joden hebben wij ons cultuurbezit verrijkt en het aspect van ons geestelijk leven meer geschakeerd. Waar om zouden we dan nu niet gebruik maken van het feit, dat elders mannen van verdienste door de politiek uit hun werk verdreven worden? Laten wij blij zijn, zeggen zij, dat wij door de omstandigheden in de gelegenheid zijn, eminente menschen voor ons land te win nen. De eerste groep beroept zich op respec tabele gevoelens van nationale saamhoorig heid, de tweede groep beweert, dat men onze volksgemeenschap juist den grootsten dienst bewijst, wanneer men er het boeiende en belangrijke aan toevoegt Zoo kan men eindeloos aan het debat- teeren blijven en we kunnen er zeker van zijn, dat om de al of niet benoeming van professor Campendonk nog heel wat te doen zal zijn. Een ding is zeker, dat als hij ten slotte naar Amsterdam beroepen zou worden, de academie een man van diep en rijk kun stenaarsschap en van groot verantwoordelijk heidsgevoel zou winnen. Dit bewezen de teekeningen, die evenmin als het handschrift van den mensch, liegen kunnen. PERZISCHE TAPIJTEN J. Godefroy heeft een Beknopte Inleiding tot de Kennis van Perzische Tapijten geschre ven. die door de Uitgeversmij. Kosmos te Am sterdam is uitgegeven. De schrijver heeft zijn doel reeds bereikt, zooals hij zegt in het voorwoord indien de lezer zijn oud bezit maar met wat meer kennis van zaken, dus met meer liefde r.og gaat beschouwen, of bij het koopen van een nieuw tapijtje de duurzaamheid er van gaat beoordeelen naar de fijnheid van het knoopwerk, de kleurechtheid en de zorgvuldi ge teekening van het patroon. Vele afbeel dingen verluchten het met zorg uitgevoerde boekje. Wet op de belasting van de doode Hand door P. Karmelk en mr. dr. E. Tekenbroek. Bij van Gorcum en Comp. N.V. te Assen is uitgegeven de Wet op de belasting in de doode hand, voor de practijk toegelicht door P. Kar melk, inspecteur der directe belastingen enz. te 's Gravenhage en mr. dr. E. Tekenbroek, advocaat en accountant. Theoretische beschou wingen omtrent de grondslagen waarop deze belastingwet berust, zijn achterwege gelaten, aangezien de schrijvers zich tot doel hebben gesteld een voor de praktijk bruikbare toe lichting te schrijven. Het boekje is van belang voor allen, die uit hoofde van hun beroep met belastingwetten te maken hebben, maar te vens voor de bestuurders en administrateurs van al die instellingen, die door de wet als instellingen van de doode hand beschouwd worden. De nieuwe Belasting naar het ver mogen van instellingen van de doode hand, door mr. J. J. van der Velde. De N.V. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem, gaf uit: De Nieuwe Belasting naar het Ver mogen van Instellingen van de Doode Hand, handleiding voor stichtingen, vereenigingen, coöperaties, zedelijke lichamen, kerken, pa rochiën. orden, loges, fondsen, genootschappen, sociëteiten, en andere instellingen met en zon der rechtspersoonlijkheid door mr. J. J. van der Velde, advocaat, procureur en accountant te Amsterdam. De schrijver heeft niet ge tracht een wetenschappelijke behandeling van het onderwerp te geven, doch zijn streven was in de eerste plaats gericht op het geven van een zoo duidelijk mogelijk inzicht in deze materie aan de bestuurders van Instellingen, die aanstonds een aangifte zullen hebben te verzorgen. Herinneringsplaat Londen-Mel- bourne race door W. L. Wage- mans. De zoo schitterend geslaagde tocht van de Uiver naar Melbourne Is aanleiding geweest tot de vervaardiging van een herinnerings plaat door W. L. Wagemans uit den Haag. De Uiver en de Comet met hun piloten Par- mentier, Moll, Scott en Black zijn in ach tervolging afgebeeld, terwijl tevens alle 4 pi loten, behangen met kransen van elkaar een juichenden rondedans en gezamenlijken vlieg tocht maken. De plaat is in caricatuur getee- kend en uitgegeven door de drukkerij Sleijser in den Haag. Napoleon, door Th. Chappuis Door de N.V. Uitgeversmaatschappij Gebr. Kluitman te Alkmaar is uitgegeven de vijfde druk van het bekende werk van H. Th. Chap puis, over Napoleon, opnieuw bewerkt door A. H. P. Blaauw. Het lijvige boek is verlucht met 16 reproducties naar bekende schilderijen en 24 schetskaarten van geleverde veldslagen. Amerikaanschc Denkers door dr. Tj. de Boer. Bij de Erven F. Bohn N.V. te Haarlem is verschenen in de Volksuniversiteltblbliotheek „Amerikaansche Denkers" door dr. Tj, de Boer, oud-hoogleeraar aan de Universiteit van Amsterdam. De invloed van den Griek- schen wijsgeer Plato, zegt de schr., op de be sproken denkers is zoo groot geweest, dat men aan het boekje den ondertitel zou kunnen ge ven: Plato in Amerika. Maatpatronen. De Ver. Chem. Fabr. „Ceta-Bever" te Be verwijk heeft eenige maatpatronen uitgege ven waarvan knutselaars plezier kunnen heb ben. Zoo zijn er patronen voor een kapstok met haken, voor een prullenbak, en voor een moderne boekenplank van 80 c.M. lengte, alles van hout te maken. De patronen zijn op de ware grootte en in stevige enveloppe verpakt. De Motor- en Rijwielwet door D. Kooiman. Door N. Samson NV. te Alphen aan den Rijn is de tweede, herziene drnk uitgegeven van het tweede gedeelte van de Motor- en Rijwielwet. met beknopt overzicht van stelsel en inhoud der wet en aanteekeningen bij de artikelen door D. Kooiman, lid van de Tweede Kamer, oud-lid van Gedeputeerde Staten der provincie Noord-Holland. Het bronzen Spiegelbeeld door Hervey Allen. Bij de N.V. Uitgeversmij. ..Elsevier" te Am sterdam is verschenen Het bronzer. Spiegel beeld door Hervey Allen. De vertaling is van J Hedley-Roggeveen. de teekeningen zijn van G. V. A, Röling. Dit boek is het tweede deel van een trilogie, waarvan het eerste deel is getiteld: De kleine Madonna. De geschiedenis speelt in den tijd van Napoleon en de schrijver schetst dien tijd in rake trekken. In Het bronzen Spiegelbeeld worden de verdere lotgevallen beschreven van Anthony Adverse, wiens geboorte en jeugd in „De kleine Madonna" behandeld werden. De Motor- en Rijwielwet door E. W. Beekman. Verschenen is bij Nijgh en Van Dltmar N.V. te Rotterdam de zevende druk van „De Motor en Rijwielwet", met volledigen tekst, oriei- neele modellen en alhpabetisch register, overzichtelijk bewerkt door E. W Beekman, inspecteur van politie le klasse te Rotterdam. „De Bron". Bij Scheltens en Giltay, Amsterdam, heeft het licht gezien: „De Bron", door Charles Morgan in de geautoriseerde vertaling van J. Reensema en met een inleiding van Carel Scharten. Het is het eerste boek van Charles Morgan, dat in de Nederlandsche taal verschijnt en Carel Scharten noemt het „een der schoon ste werken, welke de literatuur der laatste jaren heeft voortgebracht". De geschiedenis speelt in Holland. De hoofdpersoon, een Engelsch officier, is in Holland geïnterneerd, de geschiedenis van zijn liefde voltrekt zich op het kasteel van een der eerste Hollandsche families. Deze roman getuigt van een diep psychologisch inzicht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 11