JONGENSBOEKEN
H. Campendonk, kunstenaar en paedagoog.
Nieuwe Uitgaven
DINSDAG 13 NOVEMBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
7
Indische Vereeniging.
Lezing over luchtvaart van de burger
bevolking.
Op een bijeenkomst van leden der Indische
Vereeniging „Haarlem en Omstreken'' in
„Dreefzicht". waar de leden der Burgerwacht
vrijen toegang hadden, hield Maandagavond
de heer N. F. EJpkema een voordracht over
„Luchtbescherming van de burgerlijke bevol
king.
Onder de aanwezigen waren de comman
danten der burgerwachten te Haarlem en
Heemstede en de Inspecteur der Burgerwach
ten, generaal Bauduin, te 's Gravenhage.
De burgerbevolking heeft groot belang bij
een goede luchtbescherming, zoo begon spr. In
het buitenland wordt die luchtbescherming
bestudeerd en voorbereid. O.a. wordt aan
schoolkinderen onderwijs gegeven in het ge
bruik van luchtmaskers.
Bij een behoorlijke voorbereiding kan het
gevaar tot 10 pet. worden gereduceerd.
In ons land is bij de overheid wel de wil
aanwezig, inzake de luchtbescherming iets te
doen, maar het tempo laat te wenschen en er
is bij het buitenland vergeleken een
groote achterstand. Het is te hopen, dat Ne
derland nog tijd gelaten zal worden, dien
achterstand in te halen.
Bij bomaanvallen uit de lucht zullen waar
lijk niet alleen de „militaire punten" geraakt
worden. Brandvrije constructies kunnen het
brandgevaar aanzienlijk verminderen.
Tegen gasaanvallen geven behoorlijk pas
sende gasmaskers absolute bescherming. Maar
tegen mosterdgas zal ook nog een mosterd-
gaspak noodig zijn, dat een f 80 a f 90 kost.
Over de doodende straal is veel gefabeld,
maar is nog niet zoover dat hiervan veel te
duchten is.
Wat kan er nu voor de luchtbescherming
worden gedaan?
Schuilplaatsen kunnen worden gebouwd en
-bij het bouwen van nieuwe woningen moet da
delijk met de luchtbescherming rekening wor
den gehouden, evenals bij het bouwen van
groote gebouwen.
En nieuwe stadsgedeelten moeten niet ge
bouwd worden in aaneengesloten bouw. maar
in „verspreide formatie" (een cirkel van tuin
dorpen om de oude stad heen). Puntige daken
zijn beter dan platte, ook stalen daken zijn
aan te bevelen. De burgerbevolking en de
leerlingen op de scholen moeten geoefend
worden in het gebruik van beschermingsmid
delen. Plaatselijke vereenigingen kunnen door
propaganda enz. veel goeds doen. De beste
schuilplaats bij luchtgevaar is altijd de kel
der. Stalen of houten rolluiken zijn aanbeve
lenswaardig. En wie voor een gasmaker de
kosten over heeft, schaffe er zich een aan.
In de schuilplaatsen moeten apparaten aan
wezig zijn, waarmede de lucht ververscht kan
worden.
Voor naderende luchtaanvallen zal door
middel van de radio moeten worden gewaar
schuwd. Dadelijk kunnen dan maatregelen
worden genomen. De voetgangers moeten da
delijk naar huis gaan. als zij dicht bij hun
woning zijn, anders begeven zij zich naar de
dichtst bijzijnde schuilplaatsen van gewapend
beton.
Spr. behandelde nog tal van beschermings
middelen en apparaten.
De lezing werd met vele lichtbeelden ver
duidelijkt. Na de pauze werden nog eenige
films vertoond, die betrekking hadden op het
behandelde onderwerp.
|DÊLFRITC,.DELFM JZa"s,
kr.cuNS fr>gETS£W.T.i<i« iMBgagËÜËC-'iO
(Adv. lngez. Med.)
„Oefening Kweekt Kunst"
25 jaar!
Nationaal concours in 1935.
FEESTAVOND N. O. G.
Men schrijft ons:
Zaterdagavond kwam het Nederlandsche
Onderwijzers Genootschap bijeen in de Kroon
Groote Markt, maar ditmaal niet voor een
Vergadering. Het was een feestavond, die zoo-
velen met hun dames en geestverwanten sa
menbracht.
Een uitvoerig programma was er niet, maar
toch werd het niet afgewerkt, doordat er ook
twee partijen k'en werden gespeeld. Mej. G.
Max zong eenige Duitsche liederen, mej. D.
Klomp van Zandvoort amuseerden de aan
wezigen met voordrachten. Nono bracht een
ensemble, dat hij voor kort met Mevr. De
Boer v. Rijk voor de radiomicrofoon had. La
ter vergastte hij het gezelschap nog eens met
een zelfgeschreven „Sinterklaasavond" en
met 't verkeerd begrepen verzoek van Dirk den
Orgeldraaier bij mevr. de Douarière van X
tot Y.
Zoo was het twaalf uur geworden toen het
zeer geanimeerde bal begon met zijn vele ver
rassingen. dat tot ver over twee uur duurde.
Zij, die om verschillende redenen dezen
feestavond niet konden meemaken zullen
daarvan spijt hebben, als zij hooren hoe ge
zellig het was.
DANSAVOND „KUNST AAN HET VOLK".
Wij vestigen de aandacht op den Hindoe-
schen dansavond van Indra Ramosay en De-
vaki met hindoe-orkest, die de Vereeniging
„Kunst aan het Volk" Woensdag 21 November
in den Stadsschouwburg zal geven. Het Han
delsblad schreef over het optreden te Amster
dam: voorname, vaak vorstelijke en
onwereldsche plastiek, de fijnheid der sym
bolische figuraties, het extatisch gebaar of
het beeldende in een enkele beweging der
handen, waarmede het spelen op de fluit, het
opengaan van een bloemkelk, het afschieten
van een pijl wordt uitgedrukt. Telkens weer
boeide hij door stijl en door de prachtige
zuiverheid der expressie".
Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan
der fanfare „Oefening Kweekt Kunst" van het
Provinciaal Ziekenhuis te Bloemendaal nabij
Santpoort dir. Peter Wit, zal een groot na
tionaal concours worden geouden voor har
monie- en fanfarecorpsen op Hemelvaarts
dag 30 Mei en tweede Pinksterdag 10 Juni en
zoo noodig 16 Juni 1935. Het concours wordt
gehouden op het landgoed Jagtlust.
In het eere-comité hebben o.a. zitting ge
nomen jhr. mr. C. J. A. den Tex. burgemeester
van Santpoort, prof. dr. A. D. Fokker, ds. H. J.
Visser, kapelaan H. M. C. Roel vink, de heeren
A. W. Michels, lid van Gedep. Staten, rabbijn
S. Th. de Vries en mevr. G. G. S. Mees—
Schuckink Kool.
GEMEENTERAADSVERGADERING.
Voor de raadsvergadering van Haarlem op
Woensdag is de volgende aanvullingsagenda
samengesteld:
PUNT 8a:
Intrekking raadsbesluit 30 Maart 1904 No.
23 inzake voorwaarden overdracht van voor
straat bestemde gronden.
Aan punt 9 (aanvaarding van voor straat
bestemden grond) toe te voegen:
c. nabij de Rollandslaan.
d. aan en nabij de Roerdompstraat.
Aan punt 11 (Verkoop grond toe te voegen
c. Pijntorenstraat (A. J. v. Gijn).
d. Teslastraat (Gebr. Kraak).
35-JARIG JUBILEUM.
Maandag werd de dag herdacht waarop de
heer J. J. Vieselman 35 jaar geleden in dienst
trad bij de N.V. Electr. Luxebrood- en banket
bakkerijen voorheen Henri J. Carels, Zijl
straat.
De jubilaris met zijn gezin werden door
één der oudste personeelleden per auto van
huis gehaald. In de met palmen versierde fa
briek werd de jubilaris allereerst toegesproken
door den directeur den heer C. J. Taaie, die
naast gevoelvolle woorden den jubilaris een
oorkonde van de Ned. Vereeniging van Werk
gevers in het Bakkersbedrijf verstrekte.
Nadat de bedrijfsleider de heer G. J. Wan
ders den jubilaris had toegesproken, werd
door het personeellid J. Geerlings den jubi
laris namens de personeelleden der firma een
goude nketting aangeboden, waarna de direc
teur een gouden medaille met inscriptie
aanbood, waardoor z'n cadeau, zijnde een
goud horloge, hem op z'n vijf en twintig
jarig jubileum door de directie gegeven, werd
vervolmaakt.
Nadat de wijn was rondgediend en de ju
bilaris onder gezellig samenzijn nog door het
personeel werd toegezongen, werd de terug
tocht aanvaard om het verdere gedeelte der
dag in huiselijken kring door te brengen.
De Held door Henk van Vloten
Met de Trekpot op avontuur,
door Onno Win. Toni, de
scheepsjongen van Columbus,
door M. Remer. (uitg. Van IIol-
kema en Warendorf, Amsterdam)
De Held, het jongensboek van Henk van Vlo
ten had wat de atmosfeer betreft ook
een halve eeuw geleden geschreven kunnen
zijn. De productie van verhalen vol kwa-
jongensgrappen is in de laatste jaren zeer
zeker wat te overvloedig geweest, maar wij
behoeven daarom in de boeken voor de jeugd
nog niet terug te keeren naar de „brave hel
den" uit den tijd van onze kinderjaren. Wat
mij in dit boek van Henk van Vloten zoo irri
teert is de opzettelijke braafheid en superio
riteit van den hoofdpersoon uit zijn verhaal.
Minstens tien keer wordt ons verzekerd, dat
Karei Wensing, die na den plotselingen dood
van zijn vader reeds op 13-jarigen leeftijd
voor zijn eigen levensonderhoud moet zorgen,
een echte, ware held wil zijn, niet een held
van het slagveld, maar één, die tegen het
harde leven durft te kampen. Zóó dikwijls
hooren wij dat van den schrijver, dat wij ein
delijk gaan zeggen: „ja. nu weten wij het
wel" en ons de heldhaftigheid van dit voor
beeldige jonge mensch gaat vervelen. En ik
vrees, dat dit bij de jeugdige lezers, voor wie
dit boek bestemd is, nog meer het geval zal
zijn.
De jonge held werkt eerst op een kantoor,
komt daarna als hij wegens een valsche
verdenking van diefstal ontslagen is bij
een voddenkoopman, dan bij een klein fabri-
kantje van suikerwaren en hij heeft maar
één gedachte, namelijk zijn moeder en zusjes
weer dezelfde luxe te kunnen bezorgen als in
den tijd toen zijn vader nog leefde.
Hij bereikt dat doel ook, maar niet door
eigen kracht, doch door den onverwachten
terugkeer naar Holland van een schatrijken
oom., die wanneer deze ziet. wat er in Karei
zit hem op achttienjarigen leeftijd tot zijn
compagnon maakt en hem aan het hoofd
plaatst van een groote fabriek. Jammer ge
noeg hebben niet alle flinke, heldhaftige
jongens zulke rijke ooms en in het werkelijke
leven gaat het dan ook doorgaans anders.
Maar de schrijver vond het blijkbaar noodig,
om zooveel braafheid te beloonen en stuurde
daarom juist bijtijds den oom met de millioe-
nen uit Amerika terug.
Een bepaalde fout lijkt het mij ook van den
schrijver, dat hij Karei zijn tegenslagen voor
zijn moeder geheim laat houden, zoo zelfs, dat
hij maanden voor haar komedie speelt en
haar voor jokt naar het kantoor te gaan, ter
wijl hij al lang ontslagen is. Hij moge dit om
nog zoo nobele redenen doen, in huis ontstaat
daardoor toch een sfeer van leugen en bedrog,
die tusschen moeder en zoon wel het aller
minst gewenscht is. Waar de schrijver blijk
baar sterk paedagogische tendenzen had ver
wondert het mij te meer dat- hij deze kardinale
fout geheel over het hoofd heeft gezien.
Heel het boek ademt een wat ouderwet-
schen, opzettelijk-graven geest, die vrees ik
door de tegenwoordige jeugd maar half ge
waardeerd zal worden. Een schrijver van
jongensboeken moet om zijn paedagogisch doel
te bereiken, de braafheid niet zoo op een pre-
senteer-blaadje aanbieden, want dan schiet
hij vast en zeker zijn doel voorbij.
Onno Win heeft zijn verhaal „Met de Trek
pot op Avontuur" blijkbaar voor vee! jongere
lezers geschreven. De opzet om vijf jongens
met een woonwagen, die zij met fietsen trek
ken. op reis te laten gaan. was heel aardig en
het zou een vroolijk, goed jongensboek hebben
kunnen worden, wanneer Otto Win bij dit plan
gebleven was. maar ongelukkig laat hij de
jongens op hun tocht een groot circus ont
moeten en daarmee is het met het aardige
verhaal uit. Want wat de jongens met dat
circus beleven is alles zoo opgeschroefd en
onwaarschijnlijk, dat dit ook de jeugdige le
zers zal opvallen. De schrijver meent zelfs
Indianen-stammen en dat in Holland!
er aan te pas te moeten brengen en komt
daardoor van de eene dwaasheid in de andere.
Ook in een jongensverhaal kan men niet on
gestraft maar los en vast bij elkaar fantasee-
ren. Dit boek is te veel een onmogelijk be
denksel om zelfs door de jeugd ernstig geno
men te kunnen worden. De schrijver is met
zijn woonwagen in de sloot gereden, voordat
hij goed en wel op reis was. Misschien zal
Otto Win beter slagen, wanneer hij een vol
genden keer meer rekening houdt met de
werkelijkheid.
Toni, de Scheepsjongen van Columbus is
van een heel ander en veel beter gehalte dan
de hiervoor besproken jongensboeken. Dit
verhaal van Columbus' gigantischen tocht
van Spanje naar Amerika is voortreffelijk
geschreven en de schrijver N. Renler vermag
zelfs in vele hoofdstukken oudere lezers te
boeien. De auteur is geen oogenblik beneden
zijn grootsch onderwerp gebleven. De toon
van het verhaal is min of meer romantisch,
maar is er ook ooit een meer romantische
ontdekkingsreis ondernomen dan door den
helfhaftigen Genuees met zijn drie kleine
Spaansche schepen? Men wordt zich bij het
lezen van dit boek volkomen bewust van de
groote gevaren, en de legendarische on
verschrokkenheid en moed van deze zeevaar
ders en van de bijna onoverkomelijke moei
lijkheden, waarmede Coloumbus te strijden
had. Vooral in dezen tijd van Pelikaan en
Uiver lijkt het mij goed dat jonge menschen
ook nog eens lezen, wat de groote voorgangers
van de tegenwoordige wereldreizigers onder
zoo heel andere omstandigheden hebben ge
presteerd. Hun eerbied voor een figuur als
Columbus kan er niet anders dan grooter door
worden.
Ook om zijn stilistische waarde zou ik dit
boek in handen van vele jongens wenschen.
want er zijn maar weinig jongensboeken, dia»
- zooals dit verhaal van N. Renler - ook wer
kelijk uitstekend geschreven zijn. En daar
bij is het van een aldoor geladen spanning, die
in de laatste hoofdstukken wanneer Co
lumbus te strijden heeft met het steeds
groeiend verzet van zijn schepelingen en
vooral met het slot de aankomst te San
Salvador een sterken climax bereikt.
Een uitzonderlijk goed jongensboek, dat een
gebeurtenis van wereldbeteekenis op voortref
felijke en boeiende wijze ook in het licht van
haar tijd plaatst.
J. B. SCHUIL
'oriel
Bij apothekers en drogisten verkrijgbaar.
(Adv. Ingez. Med.)
Candidaat voor het
hoogleeraarschap aan de Amsterdamsche Academie.
Auto in de Ringvaart gereden.
De bestuurder, een Bloemendaler, verdronken
Maandagmiddag kwam op den Ringdijk
nabij Leimuiden in Haarlemmermeer een luxe
auto, bestuurd door den handelsvertegen
woordiger den heer W. F. Breitenstein uit Aer-
denhout in botsing met een vrachtauto, van
den heer v. d. Kamp, wonende aan den Lei-
muiderdijk, die een erf wilde opdraaien. Ds
schok was zoo hevig, dat de auto van den
heer Breitenstein, waarvan het stuur omsloeg
in de Ringvaart terecht kwam, ongeveer "ier
Meter van den kant onderstboven sloeg en in
de diepte verdween.
Direct werden krachtige pogingen in het
werk gesteld om den heer Breitenstein, die
door het omslaan van de auto geen kans had
gezien het portier te openen, uit den wagen
te halen, hetgeen vrij spoedig gelukte, doch de
levensgeesten bleken reeds geweken te zijn.
Door geneesheeren uit Leimuiden en Oude-
Wetering, die spoedig ter plaatse arriveerden,
werd de kunstmatige ademhaling nog toege
past, doch tevergeefs. Het lijk werdvper zieken
auto naar de algemeene begraafplaats over
gebracht.
De heer Breitenstein was 41 jaar oud.
De politie was spoedig ter plaatse om een
onderzoek in te stellen. Hieruit bleek dat de
heer Breitenstein vermoedelijk niet de rich
tingaanwijzer van de vrachtauto van v. d.
K. die bij het nemen van den draai "werd uit
gestoken, heeft kunnen opmerken.
Brussel, November 1934.
(Van onzen correspondent).
Van den uittocht der Duitsche kunstenaars
profiteert ook België. Sedert welhaast een
;aar woont een van de grootste figuren der
Duitsche plastische kunsten in dat land.
H. Campendonk, die zich in de laatste jaren
zoo met hart en ziel aan zijn paedagogische
taak heeft gewijd, dat zijn eigen werk in het
gedrang kwam. gebruikte de herwonnen vrij
heid om zich gedurende eenige maanden te
kunnen wijden aan wat het abc der plasti
sche kunsten is: het teekenen.
Hij trok zich terug in een dorpje, Carlsberg
dat op een kilometer of vijftien van Bouillon
geheel verlaten ligt in een der ongerepte ge
deelten der Belgische Ardennen. Een onge
evenaard oord voor zelfinkeer en voor lang
zaam. geduldig werken. Dat was het wat Cam
pendonk voelde noodig te hebben. De geschie
denis van zijn kunstenaarsleven kent een ieder
wel in hoofdtrekken. Leverde hij niet een der
schoonste voorbeelden van gemeenschapszin
en offervaardigheid? Als „vrije". „Staffelei
Maler", verwierf hij zich een grooten inter
nationalen naam. Na den ontijdigen dood van
Franz Marc, was hij het, die in de oogen der
Europeesche kenners, de moderne Duitsche
schilderkunst het best en het volledigst ver
tegenwoordigde. Hij oogstte roem en geld.
Maar toen men hem er van overtuigde, dat
men hem noodig had om een jonger geslacht
in te wijden, aarzelde hij niet om zijn werk en
zijn positie als kunstenaar in den steek te la
ten. Campendonk herinnerde zich, dat hij de
geliefkoosde leerling van Johan Thorn Prik
ker was, hij herinnerde zich ook wat hij aan
den Meester te danken had en hij achtte het
zijn plicht, om op zijn beurt, zijn in moeite en
zorg gewonnen kennis en ervaring dienstbaar
te maken aan de opvoeding van een nieuwe
generatie van kunstenaars.
De decoratieve en monumentale kunsten,
waar Thorn Prikker hem veel van geleerd had,
kwamen nu voor hem op den voorgrond te
staan. Jaren lang werkte hij met volkomen
overgave en het ging zooals het altijd gaat.
wanneer een man van groote bekwaamheden
zich met al zijn krachten aan één taak geeft:
het succes bleef uit. Campendonks „klasse"
werd een voorbeeld dat uit alle hoeken des
lands, jongeren naar de Düsseldorfsche aca
demie lokte.
Toen de reactie in Duitschland de wet ging
stellen, was het uit met alles wat ook maar
naar het moderne zweemde. Campendonk
mocht als katholieke oude Rijnlander ook nog
zoo Arisch zijn, zijn kunst en zijn leering was
..ontbindend". Dit woord past al heel weinis
bij iemand, die zijn heele leven lang gezocht
heeft naar een strak opgebouwde samenhang
in alle dingenHoe het zij: Campendonk ver
koos de vrijheid van zijn kunstenaarsgeweten
boven de economische zekerheid van een
baantje. Hij verliet zijn land en zocht gelijk
ik reeds zeide, een rustig plekje in de woeste
eenzaamheid van de Ardennen. Wie zich ja
ren lang zonder terughouding en zonder zich
te sparen geeft, heeft daarna moeite om zich
zelf weer terug te vinden.
Campendonk bewandelde den eenig goeden
weg. Hij keerde terug tot de natuur, zocht de
eenzaamheid, liefde in meditaties en tee ken
de. Hij teekend e met de ingespannen toewij
ding van een beginneling. Hij was toch ook
aan den aanvang van een nieuwe levensphase
staand een debutant! Al teekenend, nauwkeu
rig, duidelijk en vol aandacht, drong hij weer
geleidelijk door tot de natuur en tot de din
gen. waarmede hij in de stad en de school het
directe contact verloren had. En bovendien
maakte hij zijn hand. die dit soort werk wat
ontwend was, weer los en gedwee.
Zoo ontstond een honderdtal groote teeke-
ningen, waarin men. als men ze in chronolo
gische volgorde bekijkt, een snelle ontwikke
ling volgen kan. Deze reeks, welke wij te Brus
sel zagen, is van het begin tot het einde
boeiend als document voor de psychologie van
den schilder. Al heel spoedig overwint hij de
stugheid van zijn hand. En dan blykt hem.
dat de jaren van academische discipline en
oractischen arbeid hem niet verloren zijn ge
gaan voor zijn kunstenaarschap. Hij heeft er
door geleerd om zich ongevoelig te maken voor
de bekoringen van het pittoreske, al te pitto
reske en om de schijn te schelden van het
wezen.
Terugkeerend tot de motieven, welke hem
in zijn eerste schildersperiode zoo lief waren:
koeien, hoeven, bloeiende boomen. geeft hij
die nu. zwakker, grooter en vooral rijker aan
innerlijke spanning.
Van plastische rhetorica is hier geen sprake
meer en evenmin van theoretische vooroor-
deelen. De beste van deze in zichzelf volkomen
teekeningen vereenigen in zich twee eigen
schappen, welke zelden samengaan en welke
alleen een groot kunstenaar in zijn beste
oogenblikken kan verwezenlijkenuitvoe
righeid en monumentaliteit. Ze zijn haarfijn
gedaan en maken nooit en nergens
den indruk van peuterwerk. Het lijkt of de
teekenaar het werk hier en daar opvatte als
een geduldoefening, en niettemin wordt het
als het af is, een groote sterke synthese, welke
als een blok opeens ontstaan schijnt. Dit komt
omdat alle détails tenslotte met een meester
schap, dat ons doet duizelen, precies op hun
juiste plaats om een bindende bedoeling heen
gegroepeerd zijn. Er is hier dan ook geen
sprake van ..schetsen". Het zijn teekeningen
die geenszins als voorstudies bedoeld zijn Zij
hebben hun reden en recht van bestaan in
zich zelf.
De teekenkunst van Campendonk is geen
dienende kunst. Deze teekeningen zijn, ais
sommige bijvoorbeeld van Ingres, gelijk
waardig aan volledige schilderijen, even rijk.
even gevarieerd, even gesloten.
Voor ons heeft deze figuur van Campen
j donk nog een bijzondere beteekenis. Sinds
I men hem noemt voor een hoogleeraarsbe-
trekking in Amsterdam is een gansche pole
miek om hem heen ontstaan. Het is voor
ons niet noodig om hier partij te kiezen. Wel
is het aardig om de twee stellingen eens
duidelijk tegenover elkaar te zetten. Aller
eerst dan de feiten. Met het heengaan van
Prof. R. N. Roland Holst, kwamen er aan de
Academie voor Beeldende Kunsten te Am
sterdam twee vacatures. Eén als directeur
waarin tijdelijk voorzien wordt door Prof. P.
H. van Moerkerken en één als leeraar in de
monumentale kunst.
Na lang zoeken heeft men in Nederland
geen kunstenaar ontdekt, die daarvoor in
aanmerking kwam. En nu komt de tweespalt
in de opvattingen. Er is een groep, die zegt"
in deze tijden moeten de Nederlandsche kun
stenaars bij een Nederlandsche benoeming tot
eiken prijs vóórgaan. Er zijn wel degelijk
menschen, die in staat zouden zijn, vooral
wanneer zij den tijd krijgen om zich wat
aan te passen, om het onderricht van Prof.
Holst voort te zetten. Het zijn dan misschien
wel geen giguren van den eersten rang maar dat
doet er niet- toe beter een tweede- of derde
rangs Nederlander dan een eerste rangs bui
tenlander. Door deze groep werden dan ook
verschillende namen in het debat geworpen.
Wij zullen ze hier niet noemen, omdat ze niet
terzake dienen.
De tweede groep redeneert aldus: In kun
sten en wetenschappen is nationaal onder
scheid van gering belang. Het gaat daarbij uit
sluitend om de waarde der persoonlijkheid.
Wanneer men dus aan de Nederlandsche
jeugd een tweede rangs professor voor*t als
men een eerste rangs kan krijgen, benadeelt
men én de jonge menschen èn de Nederland
sche cultuur, waarvan zij de dragers zullen
worden. Zij accepteeren, dat men bij vol
komen gelijke papieren een Nederlander vóór
laat gaan .maar wanneer een buitenlander in
elk opzicht als kunstenaar en als paedagoog
op de eerste rij staat,, wenschen zij geen
rekening te houden met de toevalligheid van
een geboorteplaats. Zij wijzen op historische
voobeelden: juist door het binnenkomen van
Hugenoten en Portugeesche Joden hebben
wij ons cultuurbezit verrijkt en het aspect van
ons geestelijk leven meer geschakeerd. Waar
om zouden we dan nu niet gebruik maken van
het feit, dat elders mannen van verdienste
door de politiek uit hun werk verdreven
worden? Laten wij blij zijn, zeggen zij, dat
wij door de omstandigheden in de gelegenheid
zijn, eminente menschen voor ons land te win
nen. De eerste groep beroept zich op respec
tabele gevoelens van nationale saamhoorig
heid, de tweede groep beweert, dat men onze
volksgemeenschap juist den grootsten dienst
bewijst, wanneer men er het boeiende en
belangrijke aan toevoegt
Zoo kan men eindeloos aan het debat-
teeren blijven en we kunnen er zeker van
zijn, dat om de al of niet benoeming van
professor Campendonk nog heel wat te doen
zal zijn. Een ding is zeker, dat als hij ten
slotte naar Amsterdam beroepen zou worden,
de academie een man van diep en rijk kun
stenaarsschap en van groot verantwoordelijk
heidsgevoel zou winnen. Dit bewezen de
teekeningen, die evenmin als het handschrift
van den mensch, liegen kunnen.
PERZISCHE TAPIJTEN
J. Godefroy heeft een Beknopte Inleiding
tot de Kennis van Perzische Tapijten geschre
ven. die door de Uitgeversmij. Kosmos te Am
sterdam is uitgegeven. De schrijver heeft zijn
doel reeds bereikt, zooals hij zegt in het
voorwoord indien de lezer zijn oud bezit maar
met wat meer kennis van zaken, dus met meer
liefde r.og gaat beschouwen, of bij het koopen
van een nieuw tapijtje de duurzaamheid er
van gaat beoordeelen naar de fijnheid van het
knoopwerk, de kleurechtheid en de zorgvuldi
ge teekening van het patroon. Vele afbeel
dingen verluchten het met zorg uitgevoerde
boekje.
Wet op de belasting van de doode
Hand door P. Karmelk en mr. dr.
E. Tekenbroek.
Bij van Gorcum en Comp. N.V. te Assen is
uitgegeven de Wet op de belasting in de doode
hand, voor de practijk toegelicht door P. Kar
melk, inspecteur der directe belastingen enz.
te 's Gravenhage en mr. dr. E. Tekenbroek,
advocaat en accountant. Theoretische beschou
wingen omtrent de grondslagen waarop deze
belastingwet berust, zijn achterwege gelaten,
aangezien de schrijvers zich tot doel hebben
gesteld een voor de praktijk bruikbare toe
lichting te schrijven. Het boekje is van belang
voor allen, die uit hoofde van hun beroep met
belastingwetten te maken hebben, maar te
vens voor de bestuurders en administrateurs
van al die instellingen, die door de wet als
instellingen van de doode hand beschouwd
worden.
De nieuwe Belasting naar het ver
mogen van instellingen van de
doode hand, door mr. J. J. van der
Velde.
De N.V. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem,
gaf uit: De Nieuwe Belasting naar het Ver
mogen van Instellingen van de Doode Hand,
handleiding voor stichtingen, vereenigingen,
coöperaties, zedelijke lichamen, kerken, pa
rochiën. orden, loges, fondsen, genootschappen,
sociëteiten, en andere instellingen met en zon
der rechtspersoonlijkheid door mr. J. J. van
der Velde, advocaat, procureur en accountant
te Amsterdam. De schrijver heeft niet ge
tracht een wetenschappelijke behandeling van
het onderwerp te geven, doch zijn streven
was in de eerste plaats gericht op het geven
van een zoo duidelijk mogelijk inzicht in deze
materie aan de bestuurders van Instellingen,
die aanstonds een aangifte zullen hebben te
verzorgen.
Herinneringsplaat Londen-Mel-
bourne race door W. L. Wage-
mans.
De zoo schitterend geslaagde tocht van de
Uiver naar Melbourne Is aanleiding geweest
tot de vervaardiging van een herinnerings
plaat door W. L. Wagemans uit den Haag.
De Uiver en de Comet met hun piloten Par-
mentier, Moll, Scott en Black zijn in ach
tervolging afgebeeld, terwijl tevens alle 4 pi
loten, behangen met kransen van elkaar een
juichenden rondedans en gezamenlijken vlieg
tocht maken. De plaat is in caricatuur getee-
kend en uitgegeven door de drukkerij Sleijser
in den Haag.
Napoleon, door Th. Chappuis
Door de N.V. Uitgeversmaatschappij Gebr.
Kluitman te Alkmaar is uitgegeven de vijfde
druk van het bekende werk van H. Th. Chap
puis, over Napoleon, opnieuw bewerkt door A.
H. P. Blaauw. Het lijvige boek is verlucht met
16 reproducties naar bekende schilderijen en
24 schetskaarten van geleverde veldslagen.
Amerikaanschc Denkers
door dr. Tj. de Boer.
Bij de Erven F. Bohn N.V. te Haarlem is
verschenen in de Volksuniversiteltblbliotheek
„Amerikaansche Denkers" door dr. Tj, de
Boer, oud-hoogleeraar aan de Universiteit
van Amsterdam. De invloed van den Griek-
schen wijsgeer Plato, zegt de schr., op de be
sproken denkers is zoo groot geweest, dat men
aan het boekje den ondertitel zou kunnen ge
ven: Plato in Amerika.
Maatpatronen.
De Ver. Chem. Fabr. „Ceta-Bever" te Be
verwijk heeft eenige maatpatronen uitgege
ven waarvan knutselaars plezier kunnen heb
ben. Zoo zijn er patronen voor een kapstok
met haken, voor een prullenbak, en voor een
moderne boekenplank van 80 c.M. lengte, alles
van hout te maken. De patronen zijn op de
ware grootte en in stevige enveloppe verpakt.
De Motor- en Rijwielwet
door D. Kooiman.
Door N. Samson NV. te Alphen aan den
Rijn is de tweede, herziene drnk uitgegeven
van het tweede gedeelte van de Motor- en
Rijwielwet. met beknopt overzicht van stelsel
en inhoud der wet en aanteekeningen bij de
artikelen door D. Kooiman, lid van de Tweede
Kamer, oud-lid van Gedeputeerde Staten der
provincie Noord-Holland.
Het bronzen Spiegelbeeld
door Hervey Allen.
Bij de N.V. Uitgeversmij. ..Elsevier" te Am
sterdam is verschenen Het bronzer. Spiegel
beeld door Hervey Allen. De vertaling is van
J Hedley-Roggeveen. de teekeningen zijn van
G. V. A, Röling.
Dit boek is het tweede deel van een trilogie,
waarvan het eerste deel is getiteld: De kleine
Madonna. De geschiedenis speelt in den tijd
van Napoleon en de schrijver schetst dien tijd
in rake trekken. In Het bronzen Spiegelbeeld
worden de verdere lotgevallen beschreven van
Anthony Adverse, wiens geboorte en jeugd in
„De kleine Madonna" behandeld werden.
De Motor- en Rijwielwet
door E. W. Beekman.
Verschenen is bij Nijgh en Van Dltmar N.V.
te Rotterdam de zevende druk van „De Motor
en Rijwielwet", met volledigen tekst, oriei-
neele modellen en alhpabetisch register,
overzichtelijk bewerkt door E. W Beekman,
inspecteur van politie le klasse te Rotterdam.
„De Bron".
Bij Scheltens en Giltay, Amsterdam, heeft
het licht gezien: „De Bron", door Charles
Morgan in de geautoriseerde vertaling van J.
Reensema en met een inleiding van Carel
Scharten.
Het is het eerste boek van Charles Morgan,
dat in de Nederlandsche taal verschijnt en
Carel Scharten noemt het „een der schoon
ste werken, welke de literatuur der laatste
jaren heeft voortgebracht".
De geschiedenis speelt in Holland. De
hoofdpersoon, een Engelsch officier, is in
Holland geïnterneerd, de geschiedenis van
zijn liefde voltrekt zich op het kasteel van
een der eerste Hollandsche families. Deze
roman getuigt van een diep psychologisch
inzicht.