De wereldreis van de K. XVIII. HIJ OF ZIJ? WËÈÊm Aan boord van dan Nederlandschen onderzeeër K 18, die uit dan Helder Is vertrokken voor da grootste reis welke ooit door aar duikboot is ondernomen. Prof. Vening Meinesz maakt dan tocht mede tot het doen van wetenschappelijke onderzoekingen Eet meer visch I In de nieuwe Huishoudschool aan de Gabriël Metsustraat te Amsterdam is een tentoonstelling van zoetwatervisch, geopend. Een kijkje tijdens de voorbereiding FEUILLETON door BERTA RUCK. HOOFDSTUK I. Smith, Chauffeur. „Chauffeur, goede referenties, vertrouwbaar, ongehuwd". Dit is de romance van een ondernemend jong meisje, dat er genoeg van had gekregen, om net als andere meisjes te zijn. Haar naam (die dikwijls te vinden was onder portretten in The Ta tier) was Guelda Rhos. Zij was de zuster van Lord Glanseiont, die zijn landgoed in Wales had. Ze was een en twintig; ze was knap, had geld, vele vrienden, en men zou dus gedacht hebben, dat zij alles bezat, wat haar hart maar kon begeeren. Het was echter niet genoeg voor haar. Zij kreeg op een oogenblik bepaald een tegenzin in al die wereldsche vermaken, die zij dag aan dag van vroeg tot laat meemaakte. Het laatste stootje was een teleurstelling in een vriend, waardoor zij het gevoel kreeg, dat niets hier op aarde is, wat het belooft te zijn. Opeens kwam het verlangen in haar op naar een algeheele verandering; een volkomen ver andering van omgeving, van menschen, van belangen. „Kon ik maar iemand anders zijn voor een paar weken!" zuchtte ze bij zichzelf. „Ik heb {genoeg van mezelf en iedereen, die ik ken! Als fik nu maar eens voor twee heele weken, liemand anders kon zijn! Als ik nu maar eens werken kon, inplaats van altijd mijn tijd te i verbeuzelen met uitgaan! Kon ik maar een jongen zijn in plaats van een meisje! Top, Idat doe ik!" Zoo werd het dwaze plan geboren. Gedurende den oorlog had zij een auto be stuurd, en was geheel op de hoogte gekomen van alle mogelijke reparaties. Ze had bepaald slag, om met machinerieën om te gaan. Daar enboven leek zij veel op haar jongste broer (Kapitein Reggie Rhos). Ze zou. als ze een chauffeursuniform aantrok, stellig nooit voor een meisje aangezien worden. Het dwaze jonge ding had twee medeplichtigen, die wel alles voor haar hadden willen doen; een was Gould, de ex-bottelier van „Glanseiont Court". De andere was haar grootste vrienden, Patsy Lloyd-Hughes. Te zamen smeedden de drie het onzinnige plan. Gould had een vriend, ook een bottelier, Simpson geheeten. die in betrekking was op „Wellalone Court", een prachtig landhuis in Surrey. Simpsoin had bij Gould geïnformeerd, of hij ook misschien een vertrouwbaren jongen chauf feur kon recommandeeren, hij moest goed kunnen rijden en knap van persoon zijn. Het was maar voor een maand, en de wagen was een kleine nieuwe two-seater. Gould antwoordde, dat hij een geschikte chauffeur wist. Zoo begon het. We zullen nu de hoofdpersoon van ons ver haal even verlaten, om kennis te maken met hem, die voor enkele weken haar niets vermoe denden werkgever zou zijn. Wij vinden den blonden jongen man, in dinner-jacket gekleed, midden tusschen een troep wilde dieren. Ja! Omringd door wilde dieren van allerlei soort. Boven zijn hoofd hangen horens van alle mogelijke wilde dieren. Geen zes passen achter hem staat een rhinoceros. Aan zijn rechterzijde zien wij den grooten kop van een leeuw. Met woeste oogen kijkt hij ons aan. Zijn bek schijnt gereed, om ons te verslinden. Wij behoeven ons echter niet ongerust te maken over den jongen man, die zich. zoo dicht en ongewapend in zijn onmiddellijke nabijheid bevindt. Zoowel leeuw als rhinoceros opgeeft, evenals <Je twee pantsers, de lui paard, de tijgerin en de twee beeren, een zwar te en een bruine. De horens, die boven zijn hoofd hangen zijn van buffels, bisons, zwarte damherten, steenbokken en Amerikaamsche elanden, die hijzelf geschoten heeft. Sir Ralph Wellalone was een machtig jager van groot wild geweest. In verscheidene lan den had hij aan die sport gedaan, totdat hem in België een Duitsche kogel getroffen had. Twee jaar later was hij in het bezit van zijn titel gekomen en had te gelijker tijd Wella lone Court in Surrey geërfd. Daar had hij toen de groote balzaal herschapen in een mu seum, waarin hij al zijn veroverde schatten had geplaatst. Van balzalen, en wat daar het gevolg van kon zijn, wilde hij zoover mogelijk vandaan blijven; voor het uiterlijk ten minste. In zijn hart had hij zijn eigen beschouwing over liefde, en dat was geen alledaagsche be schouwing. Wij zullen daar echter later op terug komen. Laten wij hem intusschen nog wat beter gadeslaan. Hij zat daar aan zijn schrijftafel in de statige kamer te midden van de beroem de „Wellalone meubels" van rood Japansch lakwerk, waaraan zooveel herinneringen ver bonden waren. Hij was verdiept in zijn schrij ven. Het licht uit twee lampen, bevestigd in twee prachtige olifantstanden, bescheen zijn gebogen hoofd. Zijn eene hand rustte op een boek. Het was een boek over Shikar, waarin hij al zijn onder vindingen, zijn theorieën, en zijn herinnerin gen opschreef. Dit boek was zijn genot, zijn ge liefde bezigheid, sedert hij uit den oorlog terug was gekeerd. Op dit oogenblik schreef hij echter niet in het boek. Hij was bezig een briefje te schrijven aan zijn nicht, Lady Day. Hij had dien avond al eer een briefje aan haar geschreven. Zij was de behoorlijke jonge weduwe van zijn neef Jasper Day, en ze had voor een maand het kleine huis gehuurd, waar vroeger de moeder van den vorigen eigenaar van Wella lone Court gewoond had. en dat maar een kwartier van het groote huis af lag. Deze om- st|ngigneid_hermnerde zij hem ^wijlê. In het eerste briefje, dat hij haar dien avond „eschreven had, had hij haar gezegd, dat hij blij geweest was met haar schrijven, dat die kleine auto een juweel was en dat het hem een groot genoegen zou zijn, haar den volgen den dag naar die „garden-party" te brengen, zooals zij hem vroeg. Toen hij dit briefje klaar had. bedacht hij echter, dat het beter was, dit niet te verzen den. Hij had geen plan, haar te trouwen; hij had geen plan, haar het hof te maken. Hij had eeen trouwplannen; en als je de vrouwen ver wijderd wil houden uit je leven, moet je niet met hen uit rijden gaan in een two-seater. „Neen, dacht hij, dat is het begin. Ik weet zeker, dat dat het begin zou zijn. Morgen middag samen rijden Nog eens weer samen rijden. Altijd weer samen uit rijden, eiken middag weer. Ze heeft te groote charmes, en ze weet dat ook. Je voelt al vooruit, dat ze er aan komt. Je weet het altijd, als ze er is. Ze ontneemt je je kalmte, maar verder gaat het niet. Neen, Tut, verder gaat het niet. We moe ten echter oppassen en zorgen, dat er geen begin met iets gemaakt wordt. Anders is het toch al te laat. Voorkomen is het wachtwoord." Hij nam het briefje op, verscheurde het en gooide de stukjes in de prullenmand, die een kleine bruine beer tusschen zijn voorpooten hield, en begon aan een tweede briefje. Hij schreef met zijn linkerhand, en dat viel hem nog niet gemakkelijk, maar met zijn ge kwetste rechterhand was het hem nog veel moeilijker: „Lieve Tut, (dat was haar lievelingsnaam). Dank voor je schrijven. Ik zal het heel aardig vinden, als je eens wil probeeren, hoe het wa gentje rijdt. Ik zal het dus morgenmiddag (Dinsdag) naar je toe sturen. Simpson heeft juist een chauffeur voor me gevonden, een heel vertrouwde jongen, naar ik hoor. Vergeef het me, dat ik niet met je mee ga naar die buitenpartij. De zaak is, dat ik een beetje ten achteren ben met mijn boek, en als het (zooals ik hoop) in de herfst zal uit komen, dan moet ik er nu geregeld aan werken, Ik hoop, dat je een gezelligen middag zult hebben. Met vele groeten. R. W." Terwijl hij zijn letters er onder zette, werd hij zich bewust, dat er iemand onhoorbaar de kamer was binnengekomen. Hij keek op. Het was Simpson, het echte type van den Engelschen bottelier, dat echter begint uit te sterven. Hij had een lange bovenlip, die hij echter nog wat lager trok, als hij zijn afkeu ring voor iets wilde toonen. Hij was nu bijna vijftig jaar in dienst geweest op Wellalone Court, en hij zou geen betere betrekking heb ben weten te bedenken. Simpson keek zijn meester met verschuldig- den eerbied aan, al kon hij hem van dag tot dag minder goed onderscheiden, omdat hij hoe langer hoe slechter begon te zien, en dat niet wilde weten. „Ja?" „Die jonge man, meneer", zei hij beleefd. „Jonge man?" „Ja, meneer, die jonge man, die door Gould gerecommandeerd is. Smith," „O, ja, die chauffeur. Is die nu gekomen? Goed. Jij hebt hem in stad ontmoet, toen ik niet gaan kon. Hij leek je wel, is het niet?" „Zijn referenties waren natuurlijk goed, want Gould had hem mij gerecommandeerd. U weet toch, dat Gould al bij de familie Rhos in betrekking was, toen de overleden Lord Glanseiont nog in Eton op school was, en de tegenwoordige Lord Glanseiont heeft Gould altijd meegenomen, als „Ja, je hebt me dat al eer verteld. Zijn refe renties waren dus goed, en lijkt hij je van persoon ook wel?" „Ja, meneer, hij lijkt me een nette, knappe, beleefde jongen. Zijn uiterlijk nam hem dade lijk in „Ik hoop, dat je je bril op had. Simpson, je weet, welke parten je ooger. je al in den laat- sten tijd gespeeld hebben", zei zijn meester, „Je moest je bril eigenlijk altijd dragen". r y .(Wordt vervolgd.). - De bouw der verkeersbrug over den Rijn te Arnhem. De deklaag, bestaande uit houtblokken, in teer gedoopt, wordt gelegd De laatste training der Italiaansche voetbalspelers te Londen voor den grooten wedstrijd tegen de Engelsche ploeg In de daartoe naast het K L M.-gebouw op het Leidscheplein te Am sterdam geplaatste kiosken is Dinsdag de verkoop van toegangsbe wijzen voor de .Uiver-huldiging" op Schiphol begonnen De Hertog en de Hertogin van York brach ten Maandag een bezoek aan de tentoon stelling van werkstukken, vervaardigd door Engelsche oorlogs-invaliden, te South Ken sington Amsterdam werd Dinsdagnacht ingebroken •n een 25-tal horloges ontvreemd. De vernielde etalageruit Veerdonk is geïnstalleerd als burgemeester van Heeswijk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9