IDE GROOTE ST.AID. lijft Fit! Dieren op postzegels. Rood en Wit. ZATERDAG 24 NOVEMBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD '14 Hoe het eens was. HET HAARLEMSCHE STADSBEELD Hoe het geworden is. Groote Houtstraat hoek Korte Houtstraat. De rol van het dier in de kunst. GROOTE HOUTSTRAAT. Het aardige, oude winkeltje op den hoek Groote HoutstraatKorte Houtstraat, eenige tientallen jaren geleden afgebroken om plaats te maken voor een modern gebouw. Als het gaat, probeert u het dan ook eens met het andere been. Oefening; 12. Twee armen naar vo ren gestrekt, en een been achteruit met de punt van de tee- nen op den grond. Het been krachtig op- zwaaien tot den voet de handen raakt. U blijft toch vooral goed rechtop staan? Moei lijker wordt het als we de handen telkens ?en stukje hooger houden Het zal u geweldig meevallen hoe hoog u na korte oefening al kunt komen. Toch is deze laatste oefening niet heelemaal zonder gevaar: past op voor achterover vallen! Enkele lezers vroegen ons of deze oefenin gen bestemd zijn voor dames of heeren Het antwoord is dat ze voor dames, heeren en kin deren even nuttig zijn. Mochten in volgende series oefeningen voorkomen, die niet voor iedereen geschikt zijn, dan zal dat uitdruk kelijk er bij vermeld worden. JULES KAMMEIJER, Lieh Gov. M. O. Tegenwoordige toestand. gaan. M'n handschoenen, maanden geleden cadeau gekregen, waren steeds te mooi ge oordeeld voor boodschappen hier en tusschen zachte vloeitjes lagen ze te wachten op „Am sterdam". En nu last not least de hoed.. Dat is tegenwoordig niet zoon eenvoudig onderwerp. Wat kun je al niet dragen, wat nog hoed heet. Neem een kaasdop van Uw man, snijd den rand eraf, gooi hem in de lucht en vang hem met het bolletje op, laat den rand zitten waar hij is neergevallen, zet den hoed op en U kunt er zeker van zijn, dat niemand lacht. Zóó gek was m'n hoed niet, want we wonen tenslotte in Haarlem, een degelijke en be dachtzame stad. Maar een beetje schuin stond hij toch wel, een beetje boel schuin! Heel veel bol zat er niet aan, maar daarentegen een rand als een molenrad. Bij druk verkeer is het een levensgevaarlijk ding, want ik kan alleen maar naar links kijken. Met heel veel zorg zette ik dezen hoed op, plaatste het ornament goed in het midden en trok hem vanwege Amsterdam een pietsje schuiner dan gewoonlijk. Een druppeltje odeur, een schaduwtje rouge ik woon vlak bij de halte van de tram, dus wie ziet het hier! een knik tegen m'n spiegelbeeld en op ter grootstad! Als je in lang niet in Amsterdam geweest bent en je ging er naar toe om weer eens al die oude getrouwen te zien, dan word je te leurgesteld. Ten eerste is er geen puinhoop meer op den Dam. dan is er een heel stuk Rokin dat gevuld moet zijn met goor stinkend water, waar nu auto's staan te parkeeren, terwijl er een ordelijk verkeer is inplaats van het gedrang van vroeger. De Kalverstraat is vermoeiend, want je moet er vier maal in heen en terug loopen om den winkel te vinden, waar je moet zijn en dan ontdek je dat hij er niet meer is en dat de buren waaraan je hem altijd herkende er ook niet meer zijn. Het is een goed ding om in een lunch room neer te strijken en geurige thee geser veerd te krijgen, die je weer een beetje op je verhaal brengt. Nu pas ben ik ook zoover tot rust gekomen, dat ik aandacht heb voor m'n medemenschen. Er zit een juffrouw naast me met heel roode nagels en heel veel heel on echte sieraden, ze heeft heel veel poeder ge bruikt en heel erg zwarte oogharen, terwijl het toetje in den nek heel erg kanariegeel is: Alles aan haar is „heel", maar het lorgnon waardoor ze me medelijdend aandachtig be kijkt is het ergste. Ik heb allang gezien dat m'n hoed niet schuin en niet plat genoeg is, daarvoor had ik haar taxeerende blik niet noodig, ook heb ik gezien dat ik hem verkeerd op heb, want het is kinderlijk om te meenen dat een ornament in het midden hoort, ter wijl toch iedereen weet dat je zooiets op je rechteroog draagt. Ongemerkt heb ik m'n hoed al telkens een klein beetje verschoven "n nu zit het goed, want aan een kant heb Kgeen hoed een aan den ancïeren kant geen oog en geen neus en alleen maar een randje wang. Er is ook een tante die door een nichtje mee uit is genomen en die in een hoek je is geloodst „heerlijk rustig voor U, tante, U kunt zoo net prettig alles zien" (en U bent een beetje gedekt door dien palm, denkt ze er bij). Het begint vol te loopen, klaarblijkelijk is de beurs afgeloopen en zakenmenschen wan delen in groepjes van twee en drie naar bin nen. Overjassen met dure satijnige voering hangen aan kapstokken en witte gesoigneer de handen wrijven langs de kin of tasten naar gouden sigarettenkokers. Ze brengen een geur van haarwaters en poeder mee. De bedienen de juffrouw groet met een herkennend glim lachje. Even later komen er meer beursmenschen binnen, dat zijn zij die niet met een auto kwa men. Hun regenjassen doen bescheidener aan en zij bevolken tafeltjes langs den muur. De tafels in het midden zijn stamtafels van de be voorrechten. Het publiek hier doet nu wel grootstadsch aan. Er zijn meer dames met roode nagels binnengekomen die elkaar schij nen te kennen en bij het voorbijloopen even elkaar begroeten of een paar woorden wisse len. De tante in het hoekje achter den palm kijkt met groote oogen en voelt eens of haar gehaakte hoedje dat in Dordrecht furore maakte nog wel goed zit. Er zitten een paar reizigers die hun zware tasschen onder een stoel hebben geschoven en die nu conferee- ren over hun behaalde resultaten. Ze dragen te lichte grijze pakken, de een met een groote ruit, de ander met een streep, de revers zijn doorgestikt en de dassen zijn te kleurig, hun schoenen zijn zwaar bezoold, berekend op een flinke dagmarsch. Wat een verschil met de heeren in het midden! Die mooie coupe, de zijden hemden, de decente dassen, bruine schoenen, passend als een handschoen, zacht en soepel en de rust waarmee ze praten en lachen, hun omgeving opnemen en banzaien om de thee! Het is half vier, er wordt aan verschillende tafels afgerekend, het wordt tijd om weer naar kantoor te gaan. Langzamerhand wordt het nu leeger. De roodgelakte nagels zijn verdwenen naar elders, de regenjassen en de met zijde gevoerde zwaardere collega's zijn door de diverse eigenaren meegevoerd en ik blijf achter met de nicht en tante die genie tend taartjes eten. Als ik al m'n boodschappen nog wil afwerken, moet. ik nu gaan. maar het weggaan valt me moeilijk, want Amster dam hangt als ren looden last aan m'n voe ten. Het is er gezellig, dat is waar maar Haar lem is toch maar heerlijk rustig! 1 HELEN, In alle tijden heeft de mensch het dier af gebeeld. Om dit vast te stellen, kunnen we te rug gaan tot de vroegste oudheid. Waar schijnlijk is het dier zelfs het eerste onder werp geweest, dat den mensch heeft ge ïnspireerd, het op kunstwerken te vereeuwi gen. In oude tijden sneed de jager de figuren van mammouths, elanden, rendieren, wilde paar den en buffels in de muren van zijn hol. Hij teekende de dieren, waarop hij jacht maakte, reusachtig groot op hooge rotsen en vormde uit klei, hoorn en ivoor kleine fetisschen. De jagers gaven deze figuurtjes aan hun vrou wen, die ze als sieraden droegen. Heel dik wijls tooiden ze zich er ook zélf mee en ge loofden, dat daardoor iets van de groote kracht van deze dieren op hen over ging. Men had vroeger de grootste bewondering voor de dierlijke kracht, vooral omdat men nog niet in die mate de kunst verstond het dier te temmen zooals nu. Dat blijkt ook uit het- feit, dat men de goden heel dikwijls als dieren afbeeldde. Zoo vereerden de Egypte- naren bijvoorbeeld den uit steen gehouwen baviaan als God der Wijsheid. Wij hebben al len wel eens gehoord van de godin met den leeuwenkop en van Horus, c*en valk. En steeds weer blijkt uit opgravingen, dat in de be schaving van alle landen het dier in vroeger tijden een voorname rol in de kunst heeft gespeeld. De graven in het verre Oosten zijn omsingeld door bovennatuurlijk groote mo numenten van dieren. De leeuw, de kameel, de olifant, de ram en de eenhoorn zijn hier vertegenwoordigd. Het zijn kunstwerken, die Chineesche beeldhouwers duizende jaren ge leden hebben opgericht. Ook in de pawens van steden, gilden, bur gers en ridders uit de middeleeuwen vindt men tal van dieren. Deze wapens hebben zich zelfs gedeeltelijk tot in den tegenwoordigen tijd kunnen handhaven. Er werden leeuwen, beren, paarden, adelaars, visschen, panters, bijen en zelfs.... ezels afgebeeld Het vizier van de ridders was meestal ge tooid met een afbeelding van een leeuw of een grijpvogel Deze dieren moesten als sym bool dienen voor de ridderlijke kracht. De fi guurtjes waren door kunstsmeden artistiek uitgevoerd. Nog thans dienen dieren als talismannen. Boeren spijkeren dikwijls dierenkoppen aan den gevel van hun huis om zich op deze wij ze tegen onheil te beschermen. Tegenwoordig hebben tal van landen nog adelaars en andere dieren op hun munten afgebeeld. Dieren zijn op gedenkteekens vereeuwigd en velen zetten dieren als talismannen op de koelers van hun auto's. Maar er is in de beschaafde wereld bijna geen staat, waarvan geen dieren op de postzegels voorkomen. De eigenlijke uitvinder van de postzegels was de Schotsche boekhandelaar J. Chalmos, die van 1782 tot 1853 leefde. Maar reeds vóór dien tijd was er zooiets als een postzegel, na melijk een soort strook, die de pachter van de Parijsche stadspost tegen den prijs van één sol verkocht. Dat was reeds in het jaar 1653 en op deze strookjes stond te lezen: „Port payé". Op de eerste postzegels was een heele die rentuin vertegenwoordigd. In 1843 zag men al op de postzegels van de stad Genève twee halve adelaars. De Australische één-shilling zegel van 1854 was voorzien van een zwarten zwaan Braunschweig had in 1852 op één van zijn zegels een wit paard. Mecklenburg-Schwe- ring toonde in 1864 vier ossenkoppen. Wur- temberg had in het jaar 1873 op zijn zegels zijn twee wapendieren vereeuwigd: den leeuw en het hert. In 1845 kon men op een der ze gels van de stad Bazel een vliegende duif zien. Maar we behoeven de dieren op postzegels niet slechts in het verleden te zoeken. Als we thans een bezoek brengen aan een post zegelwinkel. zullen we stellig verrast zijn te zien, hoeveel wilde en tamme dieren tegen woordig nog op de postzegels van de verschil lende landen zijn afgebeeld. Een dan wil het soms lijken, alsof de voor stelling van het dier voldoende is om het ka rakter van het desbetreffende land te ken schetsen en zijn geografische ligging te bepa len. Een kangoeroe op een postzegel plaatst ons bijvoorbeeld niet voor een raadsel. Deze zegel is stellig uit Australië afkomstig, waar deze dieren voornamelijk leven. De staat „Perak", die onder het protectoraat van In- dié staat, heeft als symbool op zijn postzegels een tijger. Bij de Zuid-Amerikaansche repu bliek Bolivia past natuurlijk geen dier beter dan de grootste gier, die ook het wapen van dit land tooit, namelijk de zwart-witte kondor. Op de Zwitsersche postzegels is een duif af gebeeld, die een olijftak draagt. De Vereenig- de Staten vertoonen op vele zegels den bison Dit dier bevolkte eens in groote kudden de prairieën. Thans leeft het slechts nog in bij zondere natuurreservaten en in dierentuinen. Borneo heeft zich uit het oerwoud den trot- schen pauw gehaald. Maar Afrika is nog steeds het dierenpara- dijs der wereld! En de dierenvriend kan bij Henry Wilcoxon als Marcus Antonius en Claudette Colbert als Cleopatra in de Paramountfilm: „Cleopatra". Hiervan voert Cecil B. de Mille de regie, zoodat van een imposante film met massa-regie en geweldige bouwwerken sprake zal zijn. het aanschouwen van Afrikaansche postzegels eenvoudig in geestdrift geraken. In Nyassa geeft men postzegels uit, waarop giraffen zijn afgebeeld. Op andere zegels rust een dromedaris naast, kleine veulens of een prach tig gestreepte zebra trekt door de verlaten steppen. Op de zegels van Liberia zijn het zeldzame dwergnvierpaard en eveneens de giftige slang en de reusachtige buffel afge beeld. Op de postzegels van Fransch-Congo moet natuurlijk de luipaard niet ontbreken. Het zou bovendien zeer gepast zijn, als de landen aan den Nijl op hun postzegels een afbeelding hadden van Abu Markub, den vogel, die zooals bekend een reusachtigen snavel heeft, die op een houten schoen lijkt. Groenland zou dan een ijsbeer op zijn postzegels moeten hebben of een walrus. Zuid-Afrika zou zijn postzegels moeten tooien met de komieke pinguïn en bij vele landen past beslist de struisvogel heel goed. Nu, deze laatstgenoemde postzegels bestaan tot nu toe nog niet. maar er zijn genoeg ze gels, waarop dieren zijn afgebeeld. We heb ben hier eenige opgenoemd. En voor den dierenliefhebber, die tegelijk postzegelverza melaar is, is het beslist aardig, als hij zijn aandacht eens op de „postaalsche" dieren vestigt. Hij zal misschien nog tot heel inte ressante ontdekkingen komen. M. H. J. Toen ik in Haarlem ging wonen, vond ik het maar een kattensprong naar Amsterdam. Of je nu tenslotte met een trammetje van plan zuid naar de „stad" rijdt, of met de electrische van Haarlem naar het centrum van Amsterdam snelt, maakt in tijd haast geen verschil uit. En wat een voordeel heb je dan niet door de prachtige omgeving! Maar zooals het met de meeste dingen gaat, groeien de dagen tot weken, de weken tot maanden en vele maanden schakelden zich tenslotte aaneen tot ruim een jaar, voordat ik weer eens naar ..stad" ging. Er schijnt een mysterieus verschil te bestaan tusschen een stadstrammetje en een „electrische" wan neer het er om gaat ergens te komen. Het is zoo'n soesah. Als je naar Amsterdam gaat wil je er toch niet zoo maar zoo gewoon uitzien, je wilt een goeien hoed op hebben en een gekleeden mantel aan, Je handschoenen, kou sen en schoenen moeten bijpassend zijn en je jurk moet de kritiek van een middagthee kun nen doorstaan. Ga je hier in Haarlem winke len, dan ga je 's morgens even en trekt een „uitloopertje" aan; regent het dan trek je over je bruine jurk met beige kousen en brui ne schoenen je oude grijze of zwarte jas aan en je denkt er eenvoudig niet over om de moeite te doen van andere kousen en schoe nen. En daarom blijft het dan bij de sleur. Je neemt je voor „de volgende week ga ik naar Amsterdam om dit of dat eens gezellig te koopen" en dan zie je hier het begeerde ar tikel liggen en koopt het om de stad Uwer inwoning te bevoordeelen en Amsterdam is weer naar het grijze verschiet verschoven, mitsgaders de gezellige thee die je jezelf hebt beloofd en de oude vertrouwde gezelligheid die je toch eigenlijk eerlijk gezegd wel een beetje begint te missen. Want Haarlem is een gezellige stad met tegemoetkomende vrien delijke menschen die hun kennissenkring graag verruimen en hun deuren wijd openzet ten voor nieuwkomers die zich anders allicht eenzaam zouden voelen. Op een goeien dag heb ik echter plotseling een besluit genomen; misschien dat de zon uitdagend scheen of dat een of andere drang tot avontuur in de lucht lag, kortom ik begon eens in m'n kast te snuffelen. Goddank, m'n allerdunste grijze kousen vertoonden nog geen spoor van een stop op de hiel, zooiets is al een aanmoediging en een pak van het hart. De zwarte pumps hadden hakken van een mathe matische horizontaliteit (is dat eigenlijk een woord?) en aan m'n mantel vertoonde geen enkele knoop een zweem van lust om los te prijkt met helderroode bessenkralen en trekt daarmee de aandacht van al onze zaadeters Of deze ook de verspreiding van deze struik in de hand werken, weet ik niet zeker, want het zaad ontkiemt heel moeilijk en eerst, na dat het 11/2 a 2 jaar lang in den grond heeft gelegen. Eigenlijk behoort de hulst hier daar om niet thuis. Waarschijnlijk zal ze voor duizenden jaren, toen 't klimaat van West- Europa veel warmer is geweest dan nu, uit de landen aan de Oude Wereldzee naar hier ge wandeld en ingeburgerd zijn. Toch hand haaft ze zich in de Graafschap Zutphen zon der menschelijke hulp, zoowel in struik- en boomvorm, in vele bosschen en bij tal van oude boerderijen. Vroeger moet ze wel als een dicht gewas over het oude Hameland hebben gelegen, want alom hoor je daar de namen Huizing, Van Hulzen, Hulst, Holst, de Huize, Hulshof. Huizevoort, Huizeboom en Huize bosch, die hun afkomst duidelijk op het voor hoofd dragen. Van 't oorspronkelijk begrip zijn deze namen eerst op de nabijgelegen hoe ven en vandaar op de bewoners er van over gegaan. KERST ZWART. Eenige kleurige vruchten geven aan het troostelooze Novemberkleed van enkele strui ken een vroolijk tintje en maken ze meteen tot verzamelplaatsen van druk vogelleven. Ook ditmaal is de eerste oefening er op richt, de schouders bewegelijk te maken. Stijve schouders zijn zoo dikwijls de oorzaak van eer. 'eelijke houding, maar een veel grooter gevaar is dat vastgeroeste schouders de ademhaling, vooral in de longtoppen, belemmeren. Het is hier niet de plaats om diep op deze medische kwesties in te gaan. maar het is toch goed. te wetep. dat ziektekiemen zich gemakkelijk nestelen in slecht functioneerende deelen van de longen. Oefening 9. We staan stevig met beide been en op den grond, (letterlijk!) la ten 1 arm snel en na genoeg gestrekt, voor het lichaam langs in de rondte slingeren. Niet al te lang, want door de middelpunt vliedende kracht, stroomt veel bloed naar de hand, die dan vuurrood wordt. Daarna hetzelfde met den anderen arm. Ge combineerd met wip- wippen van de voeten wordt de oefening nog beter. (Oef. 9a). Ook kan de arm in tegen gestelde richting rond gaan. Oefening 10 is uitstekend om de spieren aan de voor zijde van het lichaam te versterken. De slechte houding van vele dames en het gevreesde .embon point" van oudere heeren wordt dikwijls veroorzaakt door te slappe buikspieren. We zitten plat op den grond, de beenen recht uit, maar ongeveer tien centimeter uit elkaar Op de buiging van de voeten wordt een voetbal of een kussen gelegd. Nu krachtig beide beenen tegelijk op gooien en den bal met twee handen vangen. Bal weer neerleggen en deze beweging min stens vijf-en-twintig maal herhalen. Een pracht oefening om door het heele gezin te gelijk op zolder uitgevoerd te worden. Doet u er dan meteen oefening elf achteraan! Oefening 11 is een bijzonder moei lijke evenwichtoefe- ning. Bijna alle spie ren van het lichaam moeten nauwkeurig samenwerken: deze oefening is dus uit stekend om het li chaam te leeren behecrschen. Knielend op één knie strekken we langzaam een been naar vo ren en hoog van den grond. Romp en hoofc gaan dan vanzelf achterover. Het gehever. been wordt nu langzaam zijwaarts gebracht en gaat dan door tot ver naar achteren. (Het lichaam is dan natuurlijk naar voren geko men). Daarna weer langs denzelfden weg te rug. Deze oefening is nog moeiliiker te ma ken door het been zoo hoog mogelijk van den grond te heffen. We hopen dat het u lukken zal, maar.... we zijn er een beetje bang voor! Roodborstje op de vensterbank. Daar heb je de hooge puntbladige papemuts met haar mooie rose vruchten. Deze springen open met vier vakjes. In elk vakje hangt aan een heel dun steeltje een oranjekleurige zaadkorrel, die in een dito mantel zit. Deze mantel wordt graag door onze wintervogels gegeten, vooral door roodborstjes. Terwijl die de zaadmantels eten en verteren, werpen ze de zaadkorrels weer onbeschadigd uit en dra gen daarmee bij tot de verspreiding van deze struik. Om dezelfde reden en met denzelfden uit slag zien we de roodborsten in de rozenstrui ken bezig. Daar komen ze op de glinsterend roode bottels af, die nu recht vleezig en sma kelijk zijn. Binnen in de bottel of flesch zitten de sterk behaarde vruchtjes, harde eenzadige nootjes. Die zijn tegen het maagsap van een vogel bestand. Nu de hondsroos in het bosch haar bladeren kwijt is, kun je eerst goed zien, wat een wir war van takken die struik heeft, 't Is net, of de een of andere ze met opzet in elkaar ge wrongen heeft. Dit is natuurlijk niet het geval, 't Is de natuur-zelve, die van de struik een haast ondoordringbaar gewas heeft ge maakt. De jonge takken groeien eerst recht omhoog maar buigen later den top naar bene den. Uit den bovenkant van de bochten ont-. springen dan weer hoogopschietende takken en korte bloemdragende. De eerste buigen zich weer naar beneden en hechten zich met hun stekels aan de onderliggende takken. Daar dit verschijnsel zich elk jaar herhaalt, wordt de struik niet alleen grooter maar ook verwarder, zoodat ze eindelijk een ondoor dringbaar geheel vormt. In tuinen en parken kun je ook nog de mooie witte vruchtjes van de sneeuwbes vin den die nog lang na 't vallen van 't loof aan de takken blijven zitten om de vogels te lok ken, die zonder hun wil weer als zaadversprei- ders optreden. Ook de glinsterende donkergroene hulst

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 16