Lett erin en Kun:
HET TANDHEELKUNDIG
GEBIT/35
INSTITUUT
16 RUKSSTRAATWEG 16
Nieuwe Uitgaven
DINSDAG 4 DECEMBER 1934
H
AARLEM'S DAGBLAD
9
HET TOONEEL.
Nieuw Schouwfooneel.
DE VIER JAARGETIJDEN.
Was dit hetzelfde gezelschap van Zondag
avond? vroegen wij ons gisteren tijdens de
voorstelling van „De Vier Jaargetijden" nu en
dan af. Zondag enkel matheid en vermoeid
heid. gisteren louter vitaliteit. Wij hebben
thans weer eens gezien, waarin de kracht van
onze Hollandsche spelers is gelegen. Het was
als geheel een der meest gave en sterkste
voorstellingen, die wij in den laatsten tijd op
ons tooneel hebben gezien en het deed ons bij
zonder veel vreugde, dat juist Het Nieuwe
Schouwtooneel deze opvoering gaf.
Men behoefde niet te twijfelen, of dit stuk
van Antoon Coolen het publiek van de abon
nementsvoorstelling in den Stadsschouwburg
gisteren boeide. In diepe aandacht heeft de
volle zaal het spel gevolgd en aan het slot
ontlaadde zich de ontroering in een geest
driftig, minutenlang applaus. Zoo werd deze
avond een zeer groot succes voor het gezel
schap en Anton Coolen, en Het Nieuw Schouw
tooneel kan dan ook zeker met De Vier Jaar
getijden nog wel eenige malen iji Haarlem te
rugkomen.
Coolen geeft in dit Brabantsche boerenstuk
den strijd tusschen het land en de stad. Meer
dan honderd jaar hebben de Van der Eerdens
van vader op zoon op dezelfde boerderij ge
woond. De oude Van der Eerden is gehecht
aan zijn grond en het is zijn grootste leed, dat
zijn zoon niet op de boerderij is gebleven,
maar naar de stad is getrokken om er zijn
brood te verdienen. Want een boer moet boer
blijven en geen heer willen worden. Van dei-
Eerden ziet in de vrouw, die zijn zoon aan de
stad bindt, de vijandin en met de starheid
van den boer, weigert hij haar in zijn huis te
ontvangen. Geen stadsvrouw en wij den
ken hier even aan ditzelfde motief van Fa-
bricius Onder één Dak zal den drempel van
zijn boerderij overschrijden.
Maar dan schrijdt een ander over den
drempel van zijn woning, een heel machtige,
op wien Van der Eerde niet gerekend heeft.
Het is de dood, die aan Van der Eerden het
„jongske" dat zijn vreugde en trots is, al is
het dan ook het kind van de vijandin, ont
neemt. Bij het kistje, waarin het doode kindje
ligt, staan zij voor het eerst tegenover elkaar
de vrouw van de stad en de man van het
land, en overspannen door haar smart,
schreeuwt de moeder het uit, dat haar kind
nooit gestorven zou zijn, wanneer men de deur
voor haar niet gesloten had gehouden.
Met Van der Eerden gaat het dan snel berg
af en reeds in den herfst is hij genoodzaakt
zijn boerderij en zijn grond te verkoopen. Het
zou zoo zegt de notaris niet zoo ver zijn
gekomen, wanneer de zoon was gebleven en
zijn vader in het bedrijf had geholpen. Zei de
notaris dat niet enkel om Antoon Coolen ge
noegen te doen? Want het leek ons wel eenigs-
zins twijfelachtig, dat de zoon de crisis voor
zijn vader had kunnen,, keeren. Maar Coolen
had dit noodig. voor zijn stuk. Hij wilde den
zoon, die het land voor de stad verlaten én den
grond ontrouw was geworden, weer terugvoe
ren naar de boerderij en om dat doel te berei
ken gebruikt hij middelen, die wij critisch niet
bepaald als de juiste kunnen beschouwen.
Want dat een rijke jonker, die een manie
heeft om boer te willen worden, de boerderij
van Van der Eerden onderhandsch opkoopt
enkel en alleen om den zoon weer terug te
halen naar het land, waar hij thuis hoort, wil
er bij ons niet in en lijkt ons wel wat heel erg
mooi. Deze landjonker doet wel sterk denken
aan den rijken prins uit onze kinderverhalen,
die het geheel ten goede deed keeren, wanneer
alles verloren scheen. Zoo'n landelijke deus
ex machina komt ons, stadsmenschen, wat
erg naief voor en wij voelen in deze laatste
bedrijven te veel den opzet van Antoon Coo
len om ons van de zegeningen van het land
te overtuigen. Hij regelt het alles zoo, dat de
Van der Eerdens in den winter weer dank
zij den jonker in hun eigen bedrijf zitten en
dan krijgen wij het idyllische einde: de komst
van de vrouw uit de stad, die eindelijk haar
man volgt naar de plaats waar hij thuis hoort,
naar zijn boerderij en zijn grond. En daar
mee wil Coolen dan zijn stelling' bewezen zien,
dat de boer boer, de heer heer moet blijven.
Overtuigen doet Coolen ons met zijn stuk
niet. Het is alles wat te geforceerd en nu en
dan zelfs naief.
Dit boerenspel met het kistje en het doode
kind op het tooneel in II en het zoo gelukkig
gearrangeerde, idyllische slot doet als geheel
wat ouderwetsch aan en toch heeft het op
/het publiek een zeer diepen indruk gemaakt.
Dat kwam niet alleen door de vele tooneel-
tjes, die recht tot het hart gingen ik denk
hier bijvoorbeeld aan dat door Dogi Rugani
en Mies Versteeg zoo ontroerend mooi ge
speelde scènetje, waarin Hanna aan Martha
vertelt, dat Jan getrouwd is maar ook
door deze prachtig geteekende en gespeelde
levende- bóeren-figuren, die zoo geheel van
ons land en ons daarom zoo bekend zijn.
Nog altijd blijkt het, dat het publiek in den
schouwburg in de eerste plaats vraagt naar
krachtig, sterk spel. En daarvan heeft het in
De Vier Jaargetijden in alle opzichten kun
nen genieten. Hier kregen wij nu eens een
opvoering, die volkomen af was. Cor Hermus
heeft als regisseur in dit boerenstuk iets
voortreffelijks bereikt en het is de groote
verdienste van Coolen geweest, dat hij onze
Hollandsche spelers tot zulke sterk levende
creaties en ontroerend spel in staat heeft
gesteld. Alleen de jonker met zijn rhetoriek
viel er buiten en het was werkelijk niet de
schuld van Lau Ezerman, dat de jonker ook
op het tooneel geen mensch van vleesch en
bloed werd.
Maar overigens, welke prachtiglevende
figuren hebben wij gisteren in Coolen's stuk
gezien! Ko v. Dijk en Rienk Brouwer, beiden
als geboetseerd uit klei. verschenen daar als
twee boeren, waaraan je het land rook. De
botte starheid zat in deze koppen gevreten
en het was een genot deze twee samen in
hun knap geschreven scènes te zien spelen.
En Frits Bouwmeester toonde gisteren
evenals indertijd in Kinderen van ons Volk
waarin zijn kracht is gelegen. Hij moet wat te
„spelen" hebben en dan verloochent het
Bouwmeesters-bloed zich ook bij hem niet. Hij
speelde den zoon met een verbeten drift en
toch ook warme hartelijkheid. Zijn scène met
den vader in II werd dank zij het zeer sterke
spel van Ko van Dijk en Frits Bouwmeester,
er een van fel-geladen spanning en kracht.
Welk een mooien avond had ook Dogi Ru
gani. Met welk een stil-ontroerende innigheid
speelde zij Martha, die in al haar fijnheid
toch steeds het boerinnetje bleef, Dat was su
bliem. En Mies Versteeg zagen wij nooit beter
dan gisteren als de struische boerendochter
Hanna.
Lena Kley had blijkbaar het meest moeite
met het Brabantsche dialect, maar in haar
spel gaf zij de zachte moeder de volle 100 pro
cent. Jetty van DijkRiecker trof felle accen
ten in haar uitbarsting van smart en wilde
woede bij het kistje van het doode kind en gaf
in het laatste bedrijf zeer knap de sfeer van
het wat verlatene en eenzame van de vrouw
uit de stad tegenover deze boeren en boerin
nen. Noemen wij nog de frisch geteekende en
gespeelde meid en knecht en M. van der Lugt
Melsert en Jacques Snoek en den correcten,
misschien in dit boerenmilieu wat al te mon-
dainen notaris van Ford. Koolbergen, dan kun
nen wij zeggen, dat dit stuk over heel de linie
voortreffelijk bezet was. Voor de juiste sfeer en
stemming, voor het prachtig afgestemde sa
menspel hebben wij Cor Her mes dankbaar zijn.
Zoo was het een avond die ons als een ma
nifestatie van zuiver-Hollandsche tooneel-
speelkunst lang in herinnering zal blijven.
J. B. SCHUIL.
Inaugureele Rede van
Prof. Dr. Willem Mengelberg.
Het komt wei zeer zelden voor dat iemand
die de zestig reeds gepasseerd is, nog tot ce
waardigheid en het ambt van hooglceraar
verheven wordt. Immers brengt volgens de
wet het bereiken van den 70-jarigen leeftijd
voor hoogleeraren het eervol ontslag mede.
Ik weet niet of dit wetsartikel ook geidt voor
de bijzondere hoogleeraren, die niet van
rijks- of gemeentewege, doch door een of an
dere corporatie aangesteld en in van hooger-
hand in het universitair verband worden toe
gelaten, maar bijzonder bleef de benoeming
van Willem Mengelberg tot Bijzonder Hoog
leeraar vanwege de M. t. B. d. T. in elk geval.
Dat bijzondere bleek ook uit de belangstel
ling. die bijzondere ordemaatregelen noodig
gemaakt had. Er werd nu wel geen bereden
politie vereischt, maar onberedene was er
toch wel om de menigte, die zich voor den
algemeenen ingang van het Groot-Audito
rium, der Ütrechtsche Rijksuniversiteit
reeds" vroegtijdig had opgesteld, in een be
hoorlijke file te houden. Genoodigden en
pers werden door den hoofdingang van het
Academiegebouw toegelaten
En zoo waren alle beschikbare plaatsen in
het niet zoo heel ruime Groot-Auditorium
vóór het begin der plechtigheid bezet. Wie
daar alzoo waren? Natuurlijk allerlei autori
teiten op muzikaal gebied en vele musici: na
tuurlijk de senaten of besturen van studen
ten organisaties met de linten hunner waar
digheid getooid; vele bestuurderen van mu
zikale of muziekbevorderende instellingen
Even over tweeën trad de Academische Se
naat in officieel ornaat, voorafgegaan door
den pedel binnen. Het is telkens weer een
plechtig oogenblik als het heele gehoor op
staat om de dragers der hoogste wetenschap
pelijke waardigheid te begroeten. Er zit in
het: ovide ceremonieel nog iets van de oude
romantiek, die' in onzen van romantiek zoo
gespeenden tijd dubbel verrast. En hoe men
ze verlangt heeft nog pas, de wereldbelangstel
ling voor het vorstelijk Engelsche huwelijk
getoond.
De nieuwbenoemde hoogleeraar besteeg on
middellijk den katheder. Men zag hier
Mengelberg van een bijzondere zijde. Ge
woonlijk krijgt men, als hij in functie is.
slechts zijn dorsalen kant te aanschouwen, nu
stond hij met het gelaat naar ons toegewend
in toga, behangen en getooid met verschil
lende hooge eereteekenen. En geen partituur
lag voor hem, maar een geschrift dat zijn
inaugureele rede bevatte.
Hij las die voor met duidelijke stem, aan
vankelijk in langzaam tempo, misurato, sem-
plice, senza alcuna espressione, gaandeweg
pui vivace, aan het slot zelf passionato, de
meest kardinale punten door een sober hand
gebaar begeleidend.
De inhoud der rede, die het hem opgan
gen leervak „De Algemeene Muziekweten
schap in verband met de reproductieve
Toonkunst" behandelde, bestond uit een al
gemeen-historisch en een de kunst der repro
ductie in 't bijzonder behandelend gedeelte.
Het historische deel gaf geen belangrijke of
nieuwe gezichtspunten en diende eigenlijk
slechts tot inleiding Het onderscheid tus
schen de eenstemmige en de veelstemmige
muziek werd te berde gebracht, de eene als
uiting van het sentiment, de andere als
uiting van den constructieven geest aange
voerd. Hoe deze verschillende elementen zich
in de klassieke Weener school van Josef
Haydn vereenigden, hoe Mozart er het senti
ment m versterkte, hoe Beethoven er een uni-
verseele, tot de geheele menschheid sprekende
beteekenis aan gaf; hoe door hem de mu
ziek van hoofsche liturgische banden be
vrijd werd tijdens de wereldbewegende strco-
m in gen der Fransche revolutie: dat zijn
alles voor de meeste muziekbeoefenaars be
kende dingen.
Verreweg het belangrijkste deel der rede
was dan ook dat. waarin hij uit het vooraf
gegane de conclusies trok ten opzichte van de
taak van den reproductieven kunstenaar. De
historische ontwikkeling van de reproducee-
rende kunst als speciaal vak was al vooraf
gegaan; deze kunst werd nu scherper belijnd.
Mengelberg herinnerde aan het feit dat Fe
lix Mendelssohn in 1829. dus honderd jaar na
het ontstaan van Bach's Mattheus-Passie,
dit werk uit de vergetelheid waarin het ge
raakt was opgediept had: een daad van his
torische beteekeins, waarmee hij niet slechts
een Baeh-cultus in 't leven riep, maar ook
zich zeiven tot den eersten zuiver reprcdu-
ceerenden kunstenaar van beteekenis maak
te.
Ik kan in dit korte bestek natuurlijk niet de
heele rede weergeven, wèl de voornaamste
punten en conclusies waartoe spr. kwam.
De taak van den reproduceerenden kun
stenaar, zei hij. moet zijn: dienen en op
bouwen. Om die taak naar behooren te kun-
ien vervullen is noodig nauwgezette en gron
dige studie van de verschillende stijlen en
tijdperken. De reproductie moet zoowel het
Grogoriaansch, dat het mysterie der muzi
kale taal openbaart, als de contrapuntischen
stijl, die orde en constructie bevat, kennen.
En voor den reproduceerenden kunstenaar
'stelde spr. de volgende 4 geboden op:
1. Elke noot, elk teeken zoo nauwkeurig
mogelijk weer te geven.
2. Elke noot, elk teeken zoo mooi mogelijk
weer te geven.
3. Op te diepen en bewust te maken wat
tusschen de noten staat.
4. Vrijheid van voordracht, improvisee-
HAARLEM Noord, TEL. 16726
Berekent thans nog voor een geheel
1 met garantie
Pijnloos trekken inbegrepen.
Plaatje met 1 Kunsttand, f 3.
Iedere Tand meer f 1.75
Porcelein of Zilvervulling I 3.—
Goudvulling vanaff 9.
Goudkroon vanaf f15
22 karaats goud
Pijnloos trekken van Tand of Kies I 1.60
Mondonderzoek kosteloos
Spreekuren alle werkdagen
TM 9-12 m TM 1-4 car Zaterdag» rtn 9-12 aar
AVOND SPREEKUUR
Diatdeg, Woeatdeg «e Deederdeg 7-f mr.
BESLIST P1JNL00ZE BEHANDELING
door Noderlandsch
(Adv. Ingez. Med.j
rende herschepping uit de ingeving van het
oogenblik.
Het eerste en tweede gebod eischen de be-
heersching van het ambacht, het derde de
activiteit van geest en gevoel, het vierde
vormt het eigenlijke element der vertolking,
dat de brug slaat tusschen kunstwerk en
toehoorder; dat een veranderlijke grootheid
is, die het kunstwerk pas doet leven.
De wijze van reproductie ondergaat in den
loop der tijden voortdurend verandering. In
dit verband is het precies nabootsen van oude
wijzen van reproductie af te keuren. Een ver
tolking der Ma ttheus-passie zooals die in
Bach's tijd plaats had, zou nu geen indruk
meer maken.
Deze punten waren belangrijk, niet al
leen omdat zij in overeenstemming zijn met
Mengelberg's practische werkzaamheid als
dirigent, als leider van groote paedagogische
beteekenis, gedurende bijna veertig jaren,
maar ook omdat zij zijn eigen artistieke be
lijdenis behelsden.
Zijn wijze van reproductie heeft naast veel
bewondering ook meermalen tegenspraak
verwekt; zijn rede hield een verdediging van
zijn inzichten, van zijn werkzaamheid in.
Aan het slot bracht spr. nog in 't bijzonder
hulde en dank aan prof. dr. Smyers, die hem
als bijzonder hoogleeraar voorging en dis nu
buitengewoon hoogleeraar aan de Universi
teit te Utrecht is, en aan minister Marchant,
wiens belangstelling voor de toonkunst be
kend is. Zoolang mannen als deze minister
met de zol'g voor de Kunst belast zijn, staan
de belangen der toonkunst veilig, zeide spre
ker.
Met een opwekking aan het adres der mu
ziekstudenten eindigde de nieuwe hoogleeraar
zijn rede, die luid toegejuicht werd, en waarop
een druk bezochte receptie volgde.
Of Mengelberg college zal gaan geven? We
weten het niet, maar het paedagogisch werk,
dat hij gedurende vele jaren verricht heeft,
zal zijn vruchten toch wel blijven dragen.
Wie daaromtrent meer wil weten leze het
interessante opstel van Alexander Schmuller
in het belangwekkende boekje met Herinne
ringen, dat voor eenigen tijd van dezen te
vroeg heengeganen kunstenaar verschenen is.
Men zal er de beteekenis van Mengelberg be
ter door leeren kennen.
K. DE JONG.
MUZIEK.
R.K. Operetle-Vereeniging
„Haarlem".
CZAAR EN TIMMERMAN.
in de eerste plaats de heer Han Osendarp zoo
wel door zijn zang als door zijn komisch en
levendig spel. Hij gaf van den ij delen burge
meester Van Bett een zeer aardige creatie,
heeft een goed ontwikkelde sonore bariton en
een uitspraak waarop slechts weinig aanmer
kingen te maken zijn. Na hem mag genoemd
worden mej. Coby Dingerdis, die eer zeer goe
de dictie en een niet groot, doch beschaafd
sopraangeluid bezit. De heer Jan Glas deed in
de rol van Peter Iwanow een mooie, doch nog
niet ten volle geschoolde tenorstem hooren.
De heeren Frans Joosten, Henk Geels, Piet
Dieben en Ferd. van Zijp zongen en speelden
de andere rollen naar hun beste krachten,
zonder in artistiek opzicht met de tevoren
genoemden op gelijke lijn te komen. Van de
ensemblenummers was vooral het duet Iwa-
now-Maria uitstekend. Het sextet werd in de
lastige a capella bedoelde gedeelten door het
strijkensemble gesteund.
Het koor kende zijn partij wel. maar de di
rigent had het niet voldoende in de hand en
lette soms teveel op het orkest, zoodat dan,
wijl het koor zich zeer vooruitstrevend toon
de, ongelijkheid tusschen instrumentaal en
vocaal gedeelte ontstond. En ook het als en
semble zeer verdienstelijke salonorkest bleek
aan de leiding van den heer Pielage niet zóó
gewend als aan die van hun eigen dirigent
Stoffers.
Heel aardig was de dans, die door een der
leden van „Haariem", mej. Leny van Tricht,
ingestudeerd was.
Zoo had deze opvoering wel haar tekort
komingen, maar in vele opzichten mocht zij
toch een geslaagde heeben, die velen een ge
noeglijken avond bezorgd heeft.
K. DE JONG
HET LEDENCONCERT DER H.O.V.
De drie violoncellisten die met Marix Loe-
vansohn het Concertstiick van Schumann zui
len spelen en daarin hun belangelooze mede
werking verleenen zijn de dames Miep Meder
en Annie Rebers en de heer Jean Aerts.
Jean Aerts studeerde aan het Conservato
rium te Brussel, deed cum lande eindexamen
en behaalde vervolgens den internationaal
bekenden Prijs van Cussem. Sinds 5 jaren
maakt hij deel uit van het Concertgebouw
orkest en heeft tevens in Nederland en Bel
gië als solist naam gemaakt.
Miep Meder die reeds vaker als soliste met
de H.O.V. is opgetreden studeerde eveneens
aan het Koninklijk Conservatorium te Brus
sel. Uit zeven candidaten van Belgische,
Fransche en Engelsche nationaliteit werd
haar dezen zomer door een internationale
jury met algemeene stemmen en felicitatie
den begeerden Prijs van Cussum toegekend;
inderdaad een fraai succes voor deze begaafde
en veelbelovende jonge violoncelliste.
Annie Rebers, die haar opleiding ook aan
het Brusselsche Conservatorium genoot, be
haalde in België o.a. eerste prijzen voor vio
loncel en kamermuziek, beide met bijzondere
onderscheiding. Als kwartetspeelster wist zij
tevens de Prix de Virtuosité te bemachtigen.
Thans zet zij in Nederland haar studies voort
onder leiding van Marix Loevensohn.
„De weg naar het eind vmi
de wereld".
„De weg naar het eind van de wereld", door
Sigurd Hoel, vertaald uit het Noord door
mevr. N. Boelen-Ranneft (uitgave van de N.V.
Uitgevers Mij. „Elsevier", te Amsterdam), be-
"ft an delf een kinderleven in zijn ontwikkeling.
De weg naar het eind van de wereld is zoo
wel de onmiddellijk zichtbare weg langs boer
derij en dorp, als, symbolisch, het zich ont
plooiende leven.
„Smith" door Warwick Deeping.
In de H. en W.-serie: „Meesterwerken der
buitenlandsche romanlitteratuur", die ver
schijnt bij Van Holkema en Warendorf's U. M.
N.V., heeft het licht gezien: „Smith", roman
door Warwick Deeping, vertaald door Cl.
Bienfait,
Gelukmaar geen geld.
In Nederlandsche vertaling van Dr. W. van
Maanen is bij Valkhoff en Co. te Amersfoort
verschenen: ..Geluk.... mar geen geld", dor
Elizabeth Cambridge.
Welk vraagstuk in dezen roman behandeld
wordt blijkt duidelijk uit de volgende aan
haling van Bacon (uit: „Over het huwelijk)
„Hij die vrouw en kinderen heeft, heeft on
derpanden aan. de fortuin gegeven, want zij
zijn beletsels voor groote ondernemingen, het
zij deugdzame, hetzij boosaardige".
Polen in 1934 in statistieken.
van Prof. Ir. W. Schermerhorn een werk, ge
titeld „De boeren in onze volksgemeenschap",
een economische beschouwing over het boe
renleven en over de waarde van den boeren
stand voor ons volk.
Het Nederlandse volkskarakter
en het socialisme, door Dr. J. P. Kruyt.
Bij den zelfden uitgever is verschenen „Het
Nederlandse Volkskarakter en het socialisme"
door Dr. J. P. Kruyt.
Dit boekje is nummer 4 van serie IV van
Religieus-socialistische vragen, een uitgaven
reeks van de arbeiders gemeenschap der
„Woodbrookers an Holland''.
De Melbournerace.
De firma J. M. Meulenhoff te Amsterdam
heeft uitgegeven De Melbourne-race, de
grootste vliegwedstrijd, door H. P. Geerke. Het
boekje, dat met fraaie foto's is geïllustreerd
behandelt de prachtige prestatie van Par-
mentier, Moll, Prins en Van Brugge. Het is
een afzonderlijk leesbaar werkje, dat echter
als supplement van het kortgeleden ver
schenen werk van denzelfden schrijver „Wij
vliegen om de wereld", bij dat werk wordt
utigereikt.
„Gouden regen" door
Margaret Widdemer.
Bij J. Philip Kruseman te Den Haag ver
scheen „Gouden regen", door Margaret Wid
demer, vertaald door Thérèse Hoven. „Gouden
regen" schetst het hedendaagsche gezelschaps
leven in New York en de ondervindingen van
een jong meisje in deze omgeving.
De Zoeker (uit de rechtspraktijk)
door mr. H. Th. Gerlings.
Het is goed gezien van de Uitgevers Mij.
Andries Blitz te Amsterdam om de schaars-
bedeelde populaire literatuur over juridische
onderwerpen eens aan te vullen. Het publiek
toch, dat zoo graag oordeelt en veroordeelt
zonder motieven te kennen, dat ook over
rechtskwesties en wat samenhangt met
rechtbank en kantongerecht oordeelt, zonder
de juiste toedracht te weten of zelfs
maar te vermoeden. dient ingelicht
te worden, opdat het zicht minder
dingen die het niet begrijpt
Mr. H. Th. Gerlings publicerde een boek,
dat verhalen bevat uit de rechtspraktijk met
historischen ondergrond. Vooral de strafrech
telijke kant is belicht. De schrijver is er in
geslaagd een duidelijk beeld te geven van wat
er in de rechtswereld omgaat, van ae eischen
waaraan een advocaat moet voldoen, van de
gevallen waarmee men te maken krijgt, hoe
verschillende wetsartikelen luiden en hoe
die worden toegepast. De wijze echter, waar
op hij het boek heeft opgezet het inlich
ten door een advocaat met jarenlange erva
ring. van een pas afgestudeerd meester in ce
rechten en de uitwerking van die opzet zijn
wel wat erg primitief.
De boekversiering is van H. Verstijnen, die
met dierenkoppen gewerkt heeft (en dikwijls
met succes) in dit boek.
„De onverschilligen".
Dit is een boek. waarmede de Italiaansche
schrijver Alberto Moravia op eenmaal de aan
dacht op zich heeft gevestigd. Het is vertaald
door mevr. E. A. Keuls-Schuur, verscheen bij
Schellens en Giltay, te Amsterdam en schil
dert de moreels ontreddering, waarin velen
van de generatie, die in den na-oorlogstijd is
groot geworden, zich bevinden.
Gemeentewet, Commentaar door
J. W. A. C. van Loenen.
„Dankbaar gestemd door de waardeering,
welke de eerste «uitgave van de handleiding
bij de toepassing der Gemeentewet in ruime
mate ondervond, was het mij een genoegen",
schrijft den heer Van Loenen, Gemeente-secre
taris van Beverwijk, „op verzoek van den Uit
gever Samson te Alphen aan den Rijn, ook de
bewerking van den tweeden druk ter hand te
kunnen nemen".
Bij de voltooiing van den eersten druk in
1919 werd in de vakbladen algemeen bewon
dering geuit voor het zooveel mogelijk volle
dig commentaar op de Gemeentewet waardoor
door den heer Van Loenen een werk was ge
leverd van groote waarde.
Dit werk heeft aan allen die met de toepas
sing van de Gemeentewet hebben te maken dan
ook ongetwijfeld groote diensten bewezen. Met
vrucht kon men dit werk opslaan als men een
antwoord zocht op vragen, welke bij het ver
richten van den dagelijkschen arbeid op
kwamen.
Een Aieuwe druk werd noodig, vooral nu de
herziening der Gemeentewet, na jarenlange
voorbereiding, bij de wet van 31 Januari 1931,
haar beslag had gekregen.
Bij dezen tweeden druk is er naar gestreefd,
in de eerste plaats de stof. waar mogelijk, te
bekorten zoodat het werk thans in twee dee-
len is verschenen en in de tweede plaats om
spoed bij verschijning van den nieuwen druk
te bevorderen.
De heer Van Loenen is daarbij op zijn uit-
noodiging bijgestaan door den heer W. van
Dijke, commies ter secretarie van Beverwijk,
die zich onder zijn toezicht heeft belast met
de herziening van de toelichting op de artike
len, betrekking hebbende op de begrooting en
rekening en verantwoording alsmede de plaat
selijke belastingen.
Op meesterlijke wijze is de schrijver er in
geslaagd aan deze opdracht in beide opzich
ten te voldoen.
De heer Van Loenen heeft de stof bewerkt
op den breeden grondslag door hem van hes
begin af ingenomen.
Voor het bestuur en de administratie der
gemeenten heeft hij door zijn uitvoerigen en
volledigen handleiding voor den in menig op
zicht belangrijk gewijzigde Gemeentewet, een
werk geleverd van groote waarde. Zij die met
de toepassing van de Gemeentewet hebben te
maken zullen dit werk ongetwijfeld met
vreugde begroeten en daarvan een dankbaar
gebruik weten te maken. Men zal er een ant
woord in vinden op de vele vragen, die zich in
de toepassing van de Gemeentewet kunnen
voordoen.
Bij de toelichting op ieder behandeld arti
kel blijkt de uitgebreide studie van den schrij
ver waarvoor van belangrijke bronnen is ge
bruik gemaakt welke ook worden vermeld.
Van groote waarde is dit werk bovendien om
dat de heer Van Loenen, met zijn jarenlange
practische ervaring, ook van eigen opvatting
duidelijk blijk geeft.
De schrijver verdient hulde voor zijn
noesten arbeid die algemeen op hoogen prijs
wordt gesteld en de firma Samson voor de
perfecte uiterlijke verzorging en de practi
sche inrichting, welke raadpleging van dit
werk uiterst gemakkelijk maakt.
Het is mij een voorrecht dit werk van col
lega Van Loenen in de belangstel"-<? van
ieder die met de Toepassing van de Gemeen
tewet heeft te maken met groote warmte aan
te bevelen.
N. VOS.
Gemeente-secretaris
van Heemstede,
Albert Lortzing (1801-51) heeft een aantal
opera's geschreven, die tot de meest gespeel
de van het repertoire behooren. In Duitsch-
land schijnen zij, wat aantal uitvoeringen be
treft, geruimen tijd een plaats onmiddellijk
na die van Wagner te hebben ingenomen. Een
vergelijking tusschen Lortzing en Wagner zou
natuurlijk niet veel anders dan verschilpunten
aan 't licht brengen. Niet veel anders: er
zijn ook een paar zeer curieuze punten van
overeenkomst. Het eene is, dat Lortzing even
als Wagner zijn teksten zelf dichtte; het an
dere. dat beiden de stof die de historie van
de Meesterzangers van Niirnberg opleverde tot
operatekst hebben bewerkt. Echter is Lortzing
nimmer tot de compositie dezer opera geko
men en zoo hebben we hier weer een ver
schilpunt: ware hij wèl daartoe geraakt, dan
zou vermoedelijk het verschil tusschen hem en
Wagner nóg evidenter geworden zijn.
Want Lortzing's muziek mist alle kenmer
ken van grootheid: zij is noch verheven, noch
diepzinnig: zij stelt nóch muzikale, nóch wijs-
geerige problemen. Maar zij is frisch en ge
zond. ongekunsteld, soms geestig en nimmer
plat. Me dunkt: dat zijn, zooal geen groote.
dan toch zeer goede eigenschappen. Senti
menteel wordt zij maar zelden, wat haar weer
gunstig onderscheidt van het meerendeel
der nieuwere operettes.
De komische opera „Czaar en Timmerman",
welker titel even klassiek is geworden als die
van „Dichter und Bauer", werd Maandag
avond in den Jansschouwburg uitgevoerd
voor werkloozen uit deze gemeente. Dat de
zaal tot de laatste plaats gevuld was spreekt
van zelf en was ditmaal bij uitzondering
geen verblijdend teeken, in economisch op
zicht althans. De aanwezigen hebben zich ech
ter van hun kant over het gebodene verblijd
getoond.
Vóór den aanvang der voorstelling bracht
de voorzitter van het werkloozencomité zijn
dank aan allen die belangeloos samengewerkt
hadden om deze uitvoering tot stand te
brengen: den directeur Fr. Pielage en den
werkenden leden van „Haarlem", den leden
van Haarlem's Salonorkest, den regisseur A.
H. Holtslag. den costumiers A. J. Bakker en
Zn., den kapper L. Lijdesdorff en vooral ook
den directeur van den Jansschouwburg Johan
Kaart Sr. en aan de Haagsche firma die het
muziekmateriaal beschikbaar gesteld had.
Toen begon het spei en zagen we na de
Ouverture een aantal leden van ..Haarlem"
- in de hoofdrollen. Van hen onderscheidde zich
Wij ontvingen een jaarboekje met vele sta
tistieken en tabellen over Polen in 1934. De
uitgave is van Publication de l'Office central
ae statistique. Belangwekkend zijn de ver
zamelde gegevens op allerlei gebied Polen
betreffende.
Weg-.... met de nieuwe spelling, door
Dr. J. Luning Prak.
Dr. J. Luning Prgk. onderwijsadviseur in
Den Haag. heeft een boekje geschr-even dat
bij L. J. Veen's uitgeversmaatschappij N.V. te
Amsterdam is verschenen en dat als titel
draagt „Wegmet de nieuwe spelling".
Hij valt daarin de stellingen, die zouden
pleiten voor een nieuwe spelling aan en ver
dedigt het behoud van de z.g.n. oude spelling.
Van zijn standpunt bespreekt hij de verschil
lende kwesties die aanleiding en gevolg zijn
tot en van de invoering der nieuwe spelling.
Wij Zigeuners, door
G. do Josselin de Jong.
Als leeuwentemmer door Europa, is de on
dertitel van dit werk. dat de heer G. de
Josselin de Jong geschreven heeft na zijn
reizen met Sarrasani. ALs persman, reclame,
iemand, dierenman, loopjongen, reservedomp
teur, tooneelspeler. zooals hij zelf zegt. kort
om als van alles en nog wat is de schrijver
opgetreden en in die vele hoedanigheden heeft
hij zijn oogen duchtig den kost gegeven, zoo-
dat hij een goeden kijk gunt op het voor het
publiek toch immer wat geheimzinnige circus
leven.
Tallooze foto's verluchten den vlotgeschre
ven tekst Het kloeke werk is uitgegeven door
Scheitens en Giltay te Amsterdam.
Holkema en Warendorf's almanak: De-
Liefde Sticht.
Bij de N.V. Holkema en Warendorf is ver
schenen de almanak voor 1935: „De Liefde
Sticht". Zooals gewoonlijk bevat het boekje
verschillende vertellingen op Christeiijken
grondslag.
De boeren in onze
volksgemeenschap, door
Prof. Ir. W. Schermerhorn.
Bij Van Loghum Slaierus' uitgevers maat
schappij in Arnhem verscheen van de hand