De Hertog en de Hertogin van Kent op huwelijksreis. Posterij en-drukte op 5 December HIJ OF ZIJ: Op de werf van Penn Bauduin te Dordrecht is de eerste overspanning voor de nieuwe brug over het Hollandsch Diep gereed gekomen Aan den vooravond van den grooten morgen H«l nieuwe Ajax-stadion te Am sterdam is gereed en zal Zondag 9 December a s. in gebruik wor den genomen Het Leger des Heils te den Haeg is reeds thans beog den Kerstboom voor het a.s. Kerstfeest der armen op een terrein aan de Groote Markstraat op te sieren Jevtitch, de Jugo-Slavische minister van Buitenlandsche Zaken, bij aankomst te Parijs Een society-huwelijk te Singapore - Seon Sian Chye, oudste zoon van een der be kendste ingezetenen van Singapore trad dezer dagen in het huwelijk met Miss Ong Jue Neo. - Het bruidspaar in de typische Oostersche kleedïj De Hertog en de Hertogin van Kent met hun lievelingshond op het buitengoed Himley Hall, de residentie van den graaf van Dubley, waar de jonggehuwden het eerste deel van hun wittebroodsweken doorbrengen FEUILLETON door BERTA RUCK. 19) Wat jammer, dat zij den jongeman beloofd had, dat ze geen woord zou reppen van het geheim, dat zij ofitdekt had. Als zij nu maar kon zeggen: „Ralph, ben je werkelijk zoo blind als een mol? Heb je nooit iets bijzonders aan je chauffeur gemerkt? Heb je niet eens begre pen, dat die allures en die spraak maar aan genomen zijn? Ik denk. dat hij een schrijver is; of misschien hoopt hij later in het Parle ment zitting te krijgen en wil hij vooruit op de hoogte van verschillende toestanden komen. Ik vermoed, dat hij aan de zijde staat van de Labour partij; maar tot welke partij hij ook behoort, hij is een alleraardigste jongen. We houden lange gesprekken in de schuit. Het is maar heel zelden, dat je iemand ontmoet zoo knap en tegelijk zoo'n aardige prater." Dit zou Ralph gestoken hebben. Ralph hoor de ook al niet graag over den Generaal of een van haar andere bewonderaars. Ze zou Ralph zeker jaloersch kunnen maken, als hij wist., dat er een geschikte aardige jonge man was. met wien ze als ze lust had, eiken middag wat kon flirten. Dat zou zijn nut gehad kunnen hebben! Jammer genoeg had ze echter be loofd, om niets te vertellen. Toen ze daarop naar beneden ging, dacht ze: „Al kan ik met Ralph niet over hem spre ken, zou ik toch wel kunnen maken, dat hij wat met mij flirt. Ik ben benieuwd, wat hij van mij denkt! Hij is niets jonger dan die zeeoffi cier. de vriend van den neef van de vrouw van tante Handcocks dominee. Wat heeft ze mij onderhanden genomen, toen ik daar laatst svat gekheid mee heb durven maken! Als ze wist, wat ik nu van plan ben, dan zou ze zeker niet minder gescandaliseerd zijn. Nu, het is haar eigen schuld! Zulke menschen zetten je er toe aan. Dat ik ook niemand heb, om mee te praten en 4an op zoo'n prachtigen middag! Ik zal dood eenvoudig zorgen, dat de jongen mij een huwelijksaanzoek doet." Even later keek Laetitia Day den jongen man, die haar zoo aantrok, strak aan en zei: „Er is iets, wat ik je zoo graag zou willen vragen." „En wat is dat, Lady Day? Ik hoop niets over mijn geheimzinnige familie, want we hebben afgesproken, dat we die verder zouden laten rusten, is het niet?" „Het is niets over je familie. Terwijl we rondvaren, wou ik je alleen iets over jezelf vragen. Het heeft niets uit te staan met je identiteit of dergelijke kleinigheden. Het is alleen iets over jezelf; iets persoonlijks, dat ik graag van je zou willen weten. Het is erg brutaal van me." „Toch waar? Wat komiek! Wat griezelig! Zeg, Lady Day, moet ik u bepaald een ant woord er op geven?" „Ja." „Meent u het? Zegt u dan maar gauw, wat het is." „Ik wou alleen maar weten, en je zult het mij maar moeten vergeven, als mijn vraag je beleedigen mocht of hinderen „Is u bang, dat uw vraag mij hinderen zal?" „Neen," antwoordde milady, een beetje ge raakt. „Neen, dat zou ik niet denken, want ik geloof, dat je al kennis gemaakt hebt met dat. waarnaar ik je vragen wil. Als het zoo is, dan kan het je ook niet hinderen, als ik er naar vraag. Het is niets anders dan; Ben je ooit verliefd geweest?" HOOFSTUK XI. Laetitia raakt het spoor bijster. Er zijn oogenblikken, waarop de vrouw een fout maakt, als zij juist met een voorname vraag bij een man aankomt. Een van die oogenblikken is, als zij hem de vraag stelt, ter wijl hij met zijn handen aan iets bezig is; want dit geeft hem een voordeel. Hij behoeft haar dan niet aan te kijken. Hij kan eenvou dig doorgaan met zijn pijp op te steken, het snoer van zijn hengel op te rollen, de golfstok- ken in te pakken, de cricketbat van de jongens te repareeren, of waar hij ook op dat moment mee bezig mag zijn. Hij kan dan (en doet dat ook meestal) voorgeven, dat hij de vraag niet gehoord heeft, omdat hij te druk bezig was, terwijl hij het alleen maar doet, om tijd te winnen. Dat wist Lady Day. Ze was boos op zichzelf, dat ze het zoo geheel vergeten en hem haar vraag gedaan had, terwijl hij bezig was met boomen. Hij ging daar rustig mee voort, zon der haar aan te zien en antwoordde niet dade lijk. Zij sloeg hem aandachtig gade. Ja, hij had gehoord, wat ze zei. Zijn jeugdig vroolijk ge laat keek opeens ernstig, alsof hij ja wat? Alsof hij benieuwd was? De pauze, die Laetitia lang toescheen, was in werkelijkheid kort. Daarop antwoordde de jongen met zijn heldere stem: „Lady Day, ik ben drie en twintig." „Zoo, niet ouder? Ik zou je minstens zes of zeven en twintig gegeven hebben," antwoordde Tut, om hem plezier te doen. Haar ondervin ding had haar geleerd, dat de meeste mannen onder de vijf en twintig graag voor ouder aan gezien willen worden, dan ze zijn. Zij zelf zou hem nooit voor boven de twintig hebben aan gezien, eigenlijk niet ouder dan hoogstens negentien leek hij haar. „Ben je pas drie en twintig? Maar wat heeft dat eigenlijk met mijn vraag te maken?" „Wel, dit. Niet veel menschen worden drie en twintig, zonder dat ze ten minste gedacht heb ben, dat ze verliefd waren." Dat was geen kwaad antwoord van den jongen, vond Laetitia. Niet veel menschen (mannen) van zijn leef tijd zouden zoo kalm en eenvoudig geantwoord nebben. Misschien zouden ze onnoozel ge lachen hebben, ofschoon het niets was. om te lachen. Of ze zouden gezegd hebben, dat ze er zelfs „nooit aan gedacht hadden"; wat eer leugen geweest zou zijn. Vervelende jongens zou ze dat gevonden hebben, en als er werke lijk zouden zijn, die de waarheid spraken, als ze zeiden, dat ze drie en twintig waren gewor den, zonder ooit verliefd te zijn geweest, nu, die waren heelemaal haar genre niet. Deze Smith echter, de gezonde, knappe jongen, met zijn aangename stem, viel zeer in haar smaak. Het was een goed begin, dat hij een toestem mend antwoord gegeven had, en Tut had het plan, hem verder te laten vertellen over dat onderwerp. Teeder vrouwelijk medegevoel was op haar gelaat te lezen. „Heb jij het dan ook gedacht?" vroeg zij. „Ik begin te gelooven. dat ik het gedacht heb. Wil u nu soms weer boomen, Lady Day?" „Wou je, dat ik liever verder zweeg?" klonk het klagend. „Dat u zweeg? Wel, neen. Dacht u dat, om dat ik vroeg, of u boomen wilde?" „Ik wou liever praten," zei Laetitia naar waarheid. „Vertel me eens, wat je gedacht hebt; tenzij je het liever niet doet." „Het kan mij niets schelen, als het u amu seert." „Het zou me interesseeren." Daar ging hij op in, zooals de meeste jonge mannen doen. „O, dat is lief van u. Veel is er anders niet te vertellen Hij ging voort met boomen. Zij keek bewonderend toe, terwijl hij vlug en behendig zijn werk verrichtte. Zijn bewegingen hadden zelfs een zekere gratie, vond ze. „Niets anders dan Lady Day, de zon hindert u. U hebt een te kleinen hoed opge zet, Zal ik u buiten de zon brengen, daar onder die wilgen?" „Graag. D^t schitteren van het water hin dert me in mijn oogen; maar dat je opgemerkt hebt, dat mijn hoed te klein is, dat valt me mee van je. De meeste mannen merken zoo iets niet op," antwoordde Tut met kirrende stem. „Ja, laten we wat in de schaduw gaan." Even verderop hingen de boomen zoover over het water heen, dat de kruinen elkaar ontmoeten en een soort prieel vormden. De bladeren fluisterden zachtjes in het koeltje, en de visschen dartelden vroolijk in het water rond. Ze schrikten echter even op bij het na derbij komen van de indringers. Het was een ideaal plekje voor een vertrouwelijk gesprek. Tut stelde zich er alles van voor. Zij had den jongen man er nu al vast toe gekregen, om haar zijn vorige liefdesgeschiedenis te ver tellen. Smith vervolgde: „Niets anders dan dat er toen iemand was, die ik heel veel ontmoette en waar ik veel mee uitging, en die is er nu niet." „Dat kan me spijten voor je," kirde Tut. „Die dingen doen pijn. (Dit wist ze, hoewel ze zelf het nooit ondervonden had.) „Is het al lang geleden?" „Het was van den winter," zei Smith. Weer volgde een pauze. In die pauze ging Smith in gedachten zes maanden terug en was weer Guelda R'nos, die in de Kerstweek bij haar tante Enid in Park Lane gelogeerd had. Hij, met wien ze toen overal heen was gegaan, was Cyril geweest; „de jongen Cyril," zooals haar vriendin Patri cia hem genoemd had. Hij was een jaar ouder dan Guelda en was op dezelfde school ge weest als haar broer, die echte? een jaar of vier, vijf ouder was dan Cyril. In de vacanties was hij altijd met haar uitgegaan; steeds waren ze om en bij elkaar geweest, hadden samen lange tochten te paard gemaakt, samen sandwiches gegeten, gelachen en pret gehad. In Londen was Guelda er aan gewend ge raakt. om Cyril op te bellen en hem te vragen, hier of daar met hem heen te gaan, om groote doozen gevulde chocolade van hem te krijgen, of een prachtigen halsband voor haar Airedale terrier, of een dof groene porseleinen poeder doos met groote kwast. Het wapen van Cyril's regiment, in diamanten en saffieren had op haar jumpers geschitterd en tusschen de kant van haar jurken. Overal waren ze samen ge zien geworden, de goedhartige jonge officier en het mooie meisje, dat bijna even lang was als hij. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10