MINISTER SLOTEMAKER KAN
SINTERKLAAS ZIJN.
Haarlem's Kunstschatten.
Twee jonge menschen
verdronken.
WOENSDAG 5 DECEMBER 1934
H
AARLEM'S DAGBLAD
3
STA TEN-GENERAAL
TWEEDE KAMER
Tal van sprekers hebben wenschen.
Defensiebegrooting aangenomen.
's GRAVENHAGE, 4 December.
In verwachting, dat de Kamer zich ook ver
der zal houden aan beknopte zakelijkheid en
zakelijke beknoptheid deed voorzitter Ruys
de toezegging op Sinterklaas cm 4 uur den
dames en heeren vrijaf te geven. Jammer, dat
de vroeger wel toegepaste gulheid heele-
maal vrij op 5 December niet in eere is
hersteld.
Na verwerping, met
groote meerderheid
van een amende
ment-ter Laan ten be
hoeve van twee mo
bilisatie-slachtoffers,
ging dg oorlogsbe-
grooting er met 56
tegen 32 door. Alleen
de communisten, de
revol. socialist, de so
ciaal-democraten, de
vrijzinnig-democra
ten plus de heeren v.
Houten (chr. democr.)
en Mr. Arts (R. K. V.)
waren in de oppositie. Minister Deckers kon
dus met een flinke overwinning in den zak
departementwaarts keeren, om het oorlogs
veld voor dat der steenkolen te ruimen.
Juichte de heer Hermans (R.K.) deze contin-
genteering toe, al vond hij het effect ervan
nog te gering, de heer Schil thuis (v.d.) klaag
de over het droeve lot der importeurs van
huishoudkolen, die z. i. een te klein percentage
van hun vroegeren invoer toegewezen krijgen,
terwijl Mr. v. Dijken (a.r.) van de noodzake
lijkheid van een maatregel nog geenszins
overtuigd was, want hij kon niet inzien, dat
men in dezen van een overmatigen invoer kon
spreken. Achtereenvolgens gaven ook de hee
ren IJzerman (s.d.). Vervoorn (plattel.) en Ir.
v. d. Waerden (s.d.) kritische opmerkingen
ten beste. Laatstgenoemde meende dat we op
deze wijze'den verkeerden weg opgaan, want
zoodoende zal er maar weer prijsstijging ont
staan; bovendien zag hij in dit voorstel ook
nadeel voor onzen eigen kolen-uitvoer.
Aan het ministerieele antwoord zij ont
leend de verklaring, dat de Regeering niet zoo
gek zou zijn om het prijspeil der steenkolen
omhoog te drijven van eenige Duitsche en
Engelsché exporteurs.
De kampioenen voor huishoudkolen en bri
ketten kregen een minzame toezegging voor
straks. Bij een volgende contingenteerings-
regeling zal Minister Steenberghe overwegen
voor verschillende soorten van kolen verschil
lende contingenten vast te stellen. Prijsop
drijving ligt natuurlijk geenszins in de be
doeling van heel dezen maatregel, maar men
heeft aan den anderen kant wel te bedenken,
dat de Nederlandsche mijnen zich niet ge
dwongen moeten zien om hun producten zelfs
nog beneden kostprijs op de markt te bren
gen. Nadat bij de replieken de heer Hermans,
braaf Limburger als hij is, het nog eens voor
de aan duizenden werk verschaffende Neder
landsche mijnindustrie had opgenomen-, die
nog steeds kolen voortbrengt wier prijzen een
stuk liggen onder die van de buitenlandsche ko
len, ging het voorstel er glad door: slechts
een vrij kleine groep „opstandelingen" gaven
door deze beweging te kennen, dat zij tegen
waren.
Toen kwam Sociale Zaken aan de orde. Eerst
een korte schermutseling tusschen den heer
Kersten (St. Ger.) en Minister Slotemaker de
Bruine, die het voor zijn hardwerkende amb
tenaren opnam, wien genoemde afgevaardig
de nl. .hun welverdiende rangsverhoogingen
niet scheen te gunnen. Daarop de heer Lou-
wes (lib.), die bij de afdeeling „Arbeid" klaag
de over de vakvereenigingen, met hun al te
remmenden invloed op de aanpassingsmoge
lijkheden.
De heer Kupers (s.d.) wilde meer (sneller*
bekrachtiging van Geneefsche arbeidsconven-
ties en wenscht voorts het hotel- café- en res
taurant-personeel door een arbeidsbesluit on
der de bepalingen der Arbeidswet te laten val
len. Mevr. Mr. Bakker-Nort (v.d.) had het ook
over den arbeidstijd: zij zag nl. in de 40-urige
werkweek een betere verdeeling van den be
schikbaren arbeid. Als vrouw lag haar na aan
het hart een verbod voor fabrieks-arbeid van
meisjes tot 16 jaar.
De heer Loerakker (r.k.) vroeg aan den mi
nister snel een verdere uitvoering van de be
drijfsradenwet, speciaal spoedige vorming
eener kerncommissie voor het landbouwbe
drijf.
De anti-revolutionair Amelink, die boos was
over Zondagsarbeid in de kunstzijdefabriek te
Arnhem, wat volgens hem niet louter uit tech
nische noodzaak gebeurt, kwam op voor zoo
veel mogelijk beperking van Zondagsarbeid.
Andere door hem gekoesterde verlangens be
troffen regeling van den arbeid van kantoor
personeel en vervanging van vrouwelijke door
mannelijke arbeidskrachten. Opgepast, zoo
betoogde mej. Mr. Frida Katz, die in'dezen
een waarschuwend geluid meende te moeten
laten hooren. Matiging achtte zij hier nl. noo-
dig. Ook mevr. de Vries-Bruins noemde voor
zichtigheid in dezen geboden.
Voorzichtigheid was ook het parool van den
heer Weitkamp (c.h.) nl. wat toepassing der
bedrijfsradenwet en verbindend verklaring
van het collectief arbeidscontract aangaat.
Verder nam deze afgevaardigde het o.m. op
voor de kleine boeren van het land tusschen
Maas en Waal.
De heer v. Kempen (lib.) droeg nog eens.
gelijk het vorige jaar. zijn bezwaren voor om
trent de internationale arbeidsconferenties
met haar overproductie van conventies.
De heer v. d. Tem-
.pel (s.d.) roerde be
halve de kwestie van
verbindend verklaring
van collectieve ar
beidscontracten den
.z.i. in ondernemers
kringen bestaanden
.tegenzin tegen het in
het leven roepen van
bedrijfsraden aan. Als
.het er al toe 'komt, is
het meestal alleen
.nog maar een uiter
lijk, echter geen we-
zenlijk succes, zoodat
gemeenlijk de grondslag voor een sterk leven
der bedrijfsraden ontbreekt. Hoofdoorzaak
hiervan is tenslotte, dat de bedrijfsradenwet
niet voor voldoende beteekenis van dit insti
tuut zorg heeft gedragen. De economische
zeggenschap der bedrijfsraden is gelijk nul en
dat moet veranderen.
Blijmoedig hoorde de Minister al de hier
vermelde wenschen aan. Morgen zal hij nog
een nieuw aantal hooren voordragen, want de
lijst der vragers is r.og lang niet uitgeput.
Mr. v. Rappard (lib.) is behalve Kamerlid
ook nog rechter. Dus lag het voor de hand. dat
hij bij de Justitie-begrooting zijn deskundig
licht zou laten schijnen. Pleegt er gemeenlijk
tusschen dezen was-echten liberaal van den
ouden stempel en de sociaal-democratische
afgevaardigde niet veel overeenstemming te
bestaan, dit maal was het anders, want met
hem kwam ook Ds. v. d. Heide voor het denk
beeld van vrijwillige castratie van sexueel-
abnormalen op evenals Mevr. Mr. Bakker-
Nort (v.d.), die vrijwillige castratie van psy-
chopathen aanbeval.
Ds. v. d. Heide bleek overigens ernstige be
zwaren tegen het beleid van den Minister te
koesteren. Dit zou nl. de vrijheid veel te zeer
in het gedrang brengen, waarop volgens dezen
spreker allerlei door hem nader vermelde
symptomen wezen. Hoe nu, zoo vroeg zich vol
verbazing Mej. Mr. Frika Katz af, dit gaat toch
niet aan en als een nobele beschermster nam
zij het voor den belaagden Minister op, o.m.
van harte instemmend met het feit, dat men
door middel van generale preventie in onze
strafwetgeving excessen tegengaat. Verder
voegde zij o.m. aan dit betoog nog toe, dat de
rechtspraak vooral het opvoedkundig element
in acht moet nemen, iets wat misschien niet
steeds in voldoende mate gebeurt.
De heer Zandt, trouw kampioen voor weder
invoering van de doodstraf, viel Mr. v. Schaik
juist hard omdat naar zijn' smaak deze be
windsman veel te slap is, wat betreft het
waken voor de zedelijkheid, de handhaving
van het gezag en het bestrijden van extreme
uitingen.
Bereed Ds. Lingbeek (Herv. Ger.) weer eens
zijn anti-papistisch stokpaardje, toen hij
klaagde over verroomsching van de rechter
lijke macht, een sympathiek betoog hield Mevr,
BakkerNort voor eerbiediging van de rech
ten der vreemdelingen en voor het hoog hou
den onzer schoone nationale traditie t.a.v. het
asyl-recht, waarna zij nog ernstige klachten
over de muziek-auteurswet (Buma-historie)
liet hooren.
Na den revolutionnair-socialist Sneevliet,
die van huis uit slecht te spreken was over de
„vervolgingswoede" van dezen Minister van
Justitie drong de heer v. d. Weyden (R.K.) op
regeling van het executierecht aan. Deze
tegenstander van deflatie-politiek en aanhan
ger van waarde-vast geld, bepleitte o.m.. dat
de aanpassing in verband met het hypotheek
kapitaal maar niet aan zichzelf moet worden
overgelaten, doch dat de Regeering hier moet
ingrijpen. Zonder wettelijk voorgeschreven
verlaging der hypotheekrente gaat iedere hy-
potheekboer onherroepelijk te gronde, en met
hem menig ander. Tenslotte trad deze afge-
vaardige op als beschermer van het platteland
tegen zedenverwildering van elders geïmpor
teerd: dat-sloeg zeker op natuurbaden en
dergelijken.
De heer Vliegen (s.d.) frischte het geheugen
van Minister v. Schaik wat op, hem in herinne
ring brengend, hoe hij o.m. in 1931 als Kamer-
De Teekenaar van Woutherus Mol
in Teyler.
Een weinig populair schilder uit het begin
der negentiende eeuw: een waschecht Haar
lemmer ditmaal en een figuur vol fijne quali-
teiten. Een der weinige persoonlijkheden uit
die periode onzer kunstgeschiedenis waar
heen thans weer onze belangstelling getrok
ken wordt, nu men speuren gaat naar die en
kele elementen, die de picturale traditie onzer
zeventiende eeuw hebben levend gehouden in
een tijd van malaise en verslapping, om ze
een schakel te doen zijp tusschen dien gou
den tijd en de herleving van later. Met dien
anderen Haarlemmer, Wijbrand Hendriks,
met enkele anderen als Nuyen en Brondgeest
draagt hij den fakkel over aan de generatie
die na hem komt en waartoe de voorloopers
der Haagsche School behooren.
Mol werd in 1786 te Haarlem geboren en
kwam daar in de leer bij den befaamden be
hangselschilder H. van Brussel. Ook teekende
hij er (volgens Immerzeel) veel op het Tee
kengenootschap, voor eigen studie. Twintig
jaar oud gaat hij naar Parijs met een aanbe
veling voor den Vlaamsch-Hollandschen schil
der Van Spaendonck die hem echter weer aan
den beroemden Franschen schilder David en
dosseert.
David, met Ingres een der groote mannen
in het Parijs van Napoleon's opkomst, had
vele leerlingen die van heinde en ver toe
stroomden. Later werd hem een atelier in het
Louvre toegewezen, doch toen was hij reeds
oud en de zon van zijn glorie gedaald. Over
dat atelier van David bestaat een hier weinig
bekende roman van de dichteres Marceline
Desbordes-Vaïmora. David was familie van
haar en de roman, die een der mooiste boekjes
over kunstenaarsleven is. die ik ken heet ..La
Jeunesse de Marceline. ou l'Atelier d'un pein-
tre". Dit echter tusschen haakjes. Bij dezen
David nu komt onze Haarlemsche Mol wer
ken en zoo ge den eveneens in Teyler zich be
vindenden „Slapenden jongeling" slechts ter
loops bekijkt, zult ge den leerling van David
herkennen. Daar werd onder dien ouden
David hard en serieus gewerkt. Oude meesters
copieeren was aan de orde van den dag en
dat Woutherus daar een' heele Piet in was.
bemerken wij als wij alweer bij Immerzeel
van hem lezen: „De heer Mol bewijst in
1810 en 1813 zijn talent in het keurig copiee
ren van oude meesterstukken: Heilige Familie
van Raphael en het Sterven van den The-
baanschen veldheer Epamlnondas". Eenige
jaren later gaat hij zich op het historieschil
derij werpen en heeft de voldoening dat een
„Sterfbed van Prins Willem I" voor 1300 gul
den wordt aangekocht om als verjaarsge
schenk voor de Koningin te dienen, terwijl
mejuffr. Hoofman te Haarlem hem een doek I
afkoopt? waarop Jacoba van Beyeren werd
voorgesteld die een bezoek brengt aan Frank
van Borselen.
voorzitter een geluid had laten hooren, dat
betere belofte inhield dan wat hij thans doet
als Minister van Justitie in een Kabinet dat
„im Westen nichts Neues" brengt, eer geneigd
schijnt „der Weg zurück" te betreden. Van
nieuwe ordening valt in het werk van dezen
bewindsman echter niets te merken: op alle
gebieden is het helaas „op de plaats rust". Na
deze kritiek volgde een al even onaangenaam
oogenblik voor den Minister, toen hem nog
eens het Larensche geval onder den neus werd
gehouden, het geval van de jonge Duitsche
vreemdelingen, die door hun uitzetting naar
Duitschland feitelijk aan onze Oostelijke bu
ren zijn uitgeleverd. Onder het zakelijk scherp
requisitoir van den heer Vliegen had het er
zoo nu en dan meer van alsof daar achter de
Regeeringstafel een beschuldigde op het straf-
banlcje zat dan een Minister. Tijdens de uit
eenzettingen van dezen afgevaardigde voelde
Mr. v Schaik zich bepaald niet op zijn gemak.
Meer licht verlangde deze spreker nog over dit
droef gebeuren, ook wat de verantwoordelijk
heid aangaat en verder drong hij voor de toe
komst. er op aan. dat in geval van uitzettingen
omdat de publieke rust in gevaar wordt ge-
gracht, hiertoe niet zal worden overgegaan
zonder dat het Departement van Justitie er
in gekend is.
Te middernacht is hij uitgesproken, doch de
rij van aspirant-sprekers is daarmee nog aller
minst uitgeput. Omtrent hun beschouwingen
morgen nog iets.
E. v. R.
Dieseltreinen voorloopig nog
niet op de baan.
Herstelkosten voor rekening der
motorfabrikanten.
Plannen voor een tunnel te Velsen
worden nog onderzocht.
In de memorie van antwoord op het voorloo
pig verslag der Tweede Kamer over de water-
staatsbegrooting, deelt de minister mede, dat
in zake verzekering wegens aansprakelijkheid
van houders van motorrijtuigen voor schade
aan derden een wetsontwerp in voorbereiding
is. waaromtrent zal worden overlegd met den
minister van Justitie.
De minister deelt de meening, dat op het
oogenblik geen behoefte bestaat aan het ma
ken van twee rivieroeververbindingen, een in
Rotterdam en een onmiddellijk ten Oosten
van die stad. Vermoedelijk zullen doorgaand
en plaatselijk verkeer het best gediend zijn. in--
dien zoo spoedig mogelijk een oeververbinding
in Rotterdam wordt gemaakt, in welk geval
het maken van een overbrugging beoosten
Rotterdam nog eenige jaren uitstel zal mogen
lijden. Een oplossing in dezen zin zal, indien
de gemeente Rotterdam de vereischte mede
werking blijkt te kunnen verleenen, worden
overwogen.
De plannen voor een tunnel te Velsen
Wat jaarlijks op de begrooting zou moeten
worden uitgetrokken, indien bij Velsen onder
het kanaal een tunnel werd gebouwd, kan
thans nog niet worden opgegeven. Wel zijn
tunnelplannen in onderzoek, doch deze verkee-
ren nog niet in zoodanig stadium, dat op deze
vraag een antwoord kan worden gegeven.
K. L. M. ontwikkelt zich gunstig.
In zake d-e subsidieering van de K. L. M.
zegt de minister, dat bij de snelle uitbreiding
van dit bedrijf en de verrassende technische
ontwikkeling de financieele zijde zich vrij
gunstig laat aanzien.
Zoo behoefden van de voor 1932 en 1933
uitgetrokken maximum subsidiebedragen van
f 803.500 en f 694.300 geen hoogere bedragen
dan f 535.275 en f 404.826 te worden uitge
keerd.
In vergelijking met buitenlandsche offers
kunnen die voor de K.L.M. niet anders dan
matig worden genoemd. Ook de minister be
treurt, dat het spoorwegtekort sterk is ge
stegen. Van de noodzakelijkheid van reorga
nisatie van het spoorwegbedrijf is hij, met de
spoorwegdirectie ten volle overtuigd.
De meening, dat het spoorwegbedrijf op
het tegenwoordige peil niet kan worden ge
handhaafd, wordt door de directie en den
minister gedeeld. Een wetsontwerp tot naas
ting van eenig locaalspoor- en tramwegen zal
eerlang de Kamer bereiken.
De Dieselkwesties.
Inkrimping van den diesel-electrischen
dienst is noodig geworden door motordefecten
Het onderzoek naar de oorzaken in samen
werking met de leverende fabrieken „Werk
spoor" en „Maybach" is nog niet geëindigd.
In afwijking van de oorspronkelijke meening
kan evenwel met groote waarschijnlijkheid
gezegd worden .dat de defecten in hoofdzaak
veroorzaakt zijn door het optreden van cumu
latie van trillingen in de motoren bij be
paalde toerentallen (critische toeren).
De motorfabrikanten zijn, voor zoover thans
kan worden overzien, voor het grootste deel
der herstelkosten en voor de kosten der aan
te brengen verbeteringen aan de dieselmotoren
aansprakelijk.
Een besluit omtrent het tijdstip, waarop de
Diesel electrische tractie weer tot normaeln
omvang zal worden uitgebreid, kan niet wor
den genomen, voor: dat het onderzoek naai
de oorzaken der motordefecten is geëindigd
en de noodige verbeteringen bij een voldoend
aantal motoren zijn aangebracht.
De diensten worden momenteel met stoom-
materieel gereden, waardoor de kosten per
treinkilometer 7 a 8 cent meer worden dan bij
Diesel electrische tractie. De directie dei-
spoorwegen heeft toegezegd, die Diesel tractie
niet op uitgebreide schaal te zullen hervatten, -
zoolang niet de grootst mogelijke zekerheid
verkregen is, dat de motoren in orde zullen
zijn.
Wat betreft het denkbeeld omtrent bewa
king van spoorwegovergangen door werkloozen
meent de minister zich te moeten scharen bij
de leden, die dit ontrieden.
Gymnasium en H. B. S. krijgen
nieuwe spelling.
In het leerplan opgenomen.
Bij K. B. is thans de spelling-Marchant ook
opgenomen in de leerplannen der openbare
gymnasia en H.B.S.-en met 5-jarigen cursus.
ROCKEFELLER FOUNDATION SCHENKT
EEN GIFT AAN NEDERLANDSCHEN
PHYSISCH-BIOLOGISCHEN ARBEID.
Het Haagsch Corr. Bureau meldt:
De Rockefeller Foundation heeft besloten
een belangrijke gift beschikbaar te stellen
voor physisch-biologisch werk dat door Prof.
Kluiver (Delft) als bioloog en Prof. Bornstein
(Utrecht) als physicus geleid zal worden.
Een halve eeuw geleden.
Uit Haarlem's Dagblad van 1884
5 December:
Uit de vergadering van den Raad der
Gemeente Haarlem:
Omtrent de zaak betreffende het vak
schoonschrijven op de meisjesschool
voor middelbaar onderwijs, wordt dooi
den heer Krelage na een inleidende rede,
waarin hij de oorzaak schetst, waardoor
dit vak verwaarloosd is geworden, be
toogd, dat hij het zeer gaarne zou zien
dat er buiten den gewonen schooltijd
les in werd gegeven. Ook meer raads
leden geven den wensch te kennen, dat
dit vak behouden blijve. Omtrent deze
zaak wordt nog geen bepaalde beslis
sing genomen.
Het voorstel van B. en W. om de Korte
Bagijnestraat, wegens de drukke pas
sage van allerlei voertuigen, waardoor
somtijds over de rollagen wordt gereden
en de stoepen beschadigd worden,
slechts van eene zijde te laten inrijden,
vond bij den heer Sneltjes eenige be-
striiding. Genoemde heer wees op het
gewicht van deze straat als communi
catiemiddel met de Bakenessergracht,
en vreesde, dat deze door dit besluit nog
meer achteraf zou worden gesteld, Op
verzoek van de meeste leden werd dit
punt ook tot een volgende vergadering
verwezen.
Dr. J. Roorda.
Dr. J. Roorda werd op 22 September 1893 te
Gronrigen geboren en is dus 41 jaar oud. Hij
studeerde in zijn geboortestad, deed in 1919
artsexamen, was daarna een jaar assistent
aan de psychiatrische kliniek van Prof. Wiers-
ma te Groningen, vestigde zich in 1920 te
Haarlem als geneesheer en promoveerde in
1921 aan de Groningsche Universiteit tot doc
tor in de geneeskunde.
Dr. Roorda is secretaris van de commissie
voor oorlogsprophylaxc. der Ned. Mij. tot Be
vordering der Geneeskunst, in welke qualiteit
hij de beweging onder de medici tegen den
oorlog leidt."Ook internationaal doet hij veel
in deze richting. Hij is Hoofdbestuurslid van
de Vereeniging voor Volkenbond en Vrede en
is gedurende jaren voorzitter geweest van de
Vereeniging van Huisartsen in Haarlem. Ook
vervult Dr. Roorda de functie van adviseerend
medicus bij de Algemeene Bedrijfsvereni
ging voor de Bouwbedrijven.
Door de duisternis misleid te water
geraakt.
In het Wilhelminakanaal nabij Tilburg zijn
een jongeman en een meisje van 21 jaar te
water geraakt en verdronken. De jongelui, die
na den maaltijd in de ouderlijke woning te
hebben genuttigd, een wandeling zijn gaan
maken, zijn vermoedelijk door de duisternis
misleid in het water terecht gekomen.
Daar de kanaalkant ter plaatse zeer steil is,
hebben zij zeer waarschijnlijk geen kans ge
zien op het droge te komen. Men heeft wel
hulpgeroep gehoord, doch toen men bij de plek
kwam waar dit geroep vandaan kwam. zag
men niets meer. De politie werd terstond ge
waarschuwd en deze vond na een half uur
dreggen het lijk van den jongen. Een tijd later
werd ook dat van het meisje boven gebracht.
Eenig vermoeden dat hier van misdrijf
sprake zou zijn, koestert de politie niet. De
jongelui hadden reeds sedert eenigen tijd ver
keering met elkaar en strubbelingen waren er
niet. Voor een wanhoopsdaad was er ook geen
reden.
FAILLISSEMENT VAN HET SCHOUWSPEL
WORDT .AANGEVRAAGD.
De drie tooneelgezelschappen, die van plan
waren het faillissement van den Kunstkring
„Het Schouwspel' aan te vragen, volharden in
hun houding, ondanks de Zaterdag te Utrecht
gehouden vergadering.
Ds. A, van der
Heide (i
jör. J. v. d, T§gipel
Als wij nu. na al deze wetenschap ons mooie
schilderij van.den Teekenaar beschouwen, dan
moet dat wel van heel wat later dan 1820 da
teeren. En dat is zeer waarschijnlijk daar hij
pas in 1857 te Parijs, waar hij was blijven
wonen, overleed. Dit doek mist alle droogte en
schoolschheid van de meeste historie-schilde
rijen uit die periode. In den lichtval in de
kamer, in het arrangement vsn meubels, por
tefeuille met tabouret en gip afgietsels op de
kast, in de sterke tegenstellingen van licht en
schaduw op de figuur aan het tafeltje, zit
reeds een vrije, naar het realistische neigen
de opvatting die der school van David vreemd
was. Hij moet zich danig geëmancipeerd heb
ben. Het Haarlemsche schilderij is niet gesig
neerd doch er bestaat niet de minste twijfel
aan de juistheid der benaming.
Zou men echter zonder eenige voorkennis
voor dit schilderij geplaatst worden dan zou
men het nog niet zoo licht kunnen thuisbren
gen. Wel onmiddellijk zien we dat het een
meesterstukje van genre-kunst is. Zelfs zou
men niet in de allereerste plaats aan een Hol-
landsch kunstproduct denken, doch eerder in
de omgeving van den Belgischen meeste De
Brakeleer zoeken, die in het midden der vo
rige eeuw op het toppunt van zijn glorie stond.
Daarentegen is er een zuiverheid van simpele
weelde in die een naklank schijnt van onzen1
eigen bloeitijd en de namen van Vermeer en
Metsu doet opdoemen. Wat- alles bij elkaar
wel bewijst dat wij met een belangrijk schil
derij te doen hebben, zooals er uit de eerste
helft der negentiende eeuw maar uiterst wei
nige tot ons zijn overgekomen.
Men is er, tot voor korten tijd zoozeer van
overtuigd geweest dat die periode onzer kunst
belangrijk was. dat men ook aan de weinige
interessante persoonlijkheden uit die jaren
geen belangstelling welbesteed achtte. De
heer J. Knoef en anderen hebben de laatste
jaren in tijdschriftartikelen met die opvat
ting gebroken en interessante nasporingen op
dat nog vrij wel onontgonnen terrein gedaan.
Doch er moet over kunstenaars als Mol nog
veel meer te vinden zijn, daar het niet aan te
nemen is dat de maker van onzen „Teeke
naar" in dit Teyler-schilderij zijn eenig mees
terwerk voltooide.
Hoewel, aan den anderen kant, het geen
zeldzaamheid in de kunsthistorie is, dat van
een schilder slechts enkele buitengewone din
gen bekend gebleven zijn, terwijl zijn overige
bagage spoorloos verdween. Voor de detectives
onder de historici valt hier nog wel een kluifje
te halen, voor ons Haarlemmers blijft het
voorrecht gereserveerd van een prachtstuk uit
die periode te kunnen genieten
J. H. DE BOIS.