Belangrijke dagen te Geneve HIJ OF ZIJ? Het Haagsche Gemeentemuseum aan den Korten Vijverberg gaat verhuizen en wordt overgebracht naar de Stadhouderslaan. De inventaris wordt voorzichtig afgenomen en krijgt tevens een goede beurt De uitreiking der Nobelprijzen te Stockholm Koning Gustaaf van Zweden overhandigt de onderscheidingen aan Whipple, Murphy en Minot Minister Marchanl aan het woord op de eerste openbare bijeenkomst van de ver- eeniging .Spellingsvrede", welke Dinsdag avond in het A M V.J -gebouw te Amster dam plaats had De Hertogin van York opende Maandag in de nieuwe Burlington galerijen te Londen de tentoonstelling van moderne Indisch® kunst. Naast de Hertogin Maharaja Kumari van Burdwan De president der commissie van drie, AloTsi (Italië) in gesprek met Knox (rechts) den president der Saar-commissie, na de be handeling van het Jugo Slavisch Hongaarsch conflict in den Volkenbond te Geneve De nasporingen naar Ulm en zijn twee vrienden, die op hun vlucht van Oakland naar Australië een noodlanding in den Oceaan moesten maken, zijn thans opgegeven, daar men hen als verloren beschouwt Boven v.l.n r.Ulm, Littlejohn en Skllling even voor het vertrek. Onder: de start van het vliegtuig .Star of Australië" op het vliegveld te Oakland .Voor het kind Een kijkje in het hoofdpostkantoor te Amsterdam, waar, evenals in de andere Nederlandsche gemeenten, de verkoop der bekende Weldadigheidszegels en briefkaarten Is begonnen De Hongaarsche gedelegeerde Kenya (links) in gesprek met Tevfik Rusti Bey na de be slissende zitting van den Volkenbond over het Jugo Slavisch Hongaarsch conflict FEUILLETON door BERTA RUCK. 25) Op dat oogenblik kwam de jongen binnen. (Dit was hij tenminste in het oog van Wella- lone. maar het meisjeshart van Guelda Rhos klopte angstig onder de chauffeurs-uniform. Zijn eerste woorden stelden haar echter reeds gerust). „Zoo, ben je daar. Smith?" Het was hetzelfde vertrek, als dat waar Smith geweest was op zijn eersten avond op Wellalone Court; alleen brandde er nu geen licht. i De namiddagzon stroomde naar binnen dooi de open vensters, die op het Westen uitkeken en wierp schaduwen op den parketvloer, op de Japansche meubelen, de prachtige opge zette vogels en al die kunstvoorwerpen, die zich in de kamer bevonden. Haar stralen vie len ook op de manen van den leeuw en het blonde haar van den bezitter van al die schat ten. Als Laetitia hem daar zoo had zien staan met als achtergrond het mooie tijgervel, dat over een van de roode Japansche kamerschut ten hing, zou zij geen excuus hebben kunnen vinden voor haar jclacht, op de paardenten- toonstelling geuit, dat je met meer genoegen naar de dieren dan naar hun meesters kon kijken. „Ga even zitten, Smith," zei Ralph Wella lone. „Als je blieft, meneer." („Neen, dan heeft hij geen plan. om me weg te sturen." zei Smith bij zichzelf.) Wellalone was in zijn bureaustoel gaan zit ten, en Smith had een bankje gekozen een pas ,pf yier yan hem af. „Zeg, Smith, ik wou je alleen maar zeggen, dat je je meer dan kranig gehouden hebt van morgen. Ik ben je heel dankbaar, dat je mij mijn teekening terug bezorgd hebt." Smith ging even bij zichzelf na, wat hij Harris eens had hooren zeggen, toen hij een prachtig, kostbaar bont van tante Enid terug had gevonden op den oever van de ijsbaan. „O, ik was heel blij, dat mijn oog er toeval lig op viel," antwoordde hij. Wellalone lachte en zei: „Het was niet alleen het opmerken van het papier, maar hoe je dien boom in- en uitklom." Hij zag weer de gedaante in het lichtblauwe linnen pak in doodelijken angst zieh vastklem men aan den zwaren tak. Hij zag hem weer, al zijn moed verzamelend, achteruit schui ven en naar beneden klimmen en daarop op hem toe stappen met het papier in de hand. Hij voegde er aan toe: „Ik wou Toen hield hij op. Hij had willen zeggen: „Ik wou uit erkente lijkheid een klein cadeautje geven." In plaats daarvan keerde hij zich om naar zijn schrijftafel en zei: „Ik wou je even die teekeningen van mij laten zien. Hier heb je de teekening, die je voor mij uit den eik hebt ge haald. Je kunt niet eens meer zien, dat er een paar kreukels in gezeten hebben, nu ik er even wat zwaars op heb gelegd. Hier zijn de andere platen van mijn boek, als je tenminste belang stelt in die dingen." Ongeveinsde belangstelling was in de heldere oogen van den chauffeur te lezen, toen hij bij de schrijftafel stond, de teekeningen opnam en die een voor een bekeek. In het eerst zei hij niets (de zaak was, dat Smith niet wist, wat Harris gezegd zou hebben), dat hinderde ech ter niet. Er was geen twijfel aan, of hij appre cieerde Sir Ralphs werk. Hij begreep de teeke ningen; begreep ook, wat zij beteekenden voor den man, die ze gemaakt had. Dat merkte je aan de stille waardeering, die hem de eene schets wat langer deed bekijken dan de an dere; ook aan de manier, waarop hij de papie ren vasthield; je zag het, aan het optrekken van zijn wenkbrauwen, als hij een teekening yond, die hem verbaasde, Dit alles was vleiend voor den eenzamen jongen man. Waardeering, al wordt die niet in woorden geuit, doet het hart van den kun stenaar goed. De laatste, die zijn bewondering te kennen had gegeven over Wellalone's teekeningen was de bejaarde Fransche professor geweest. „Ralph," had hij gezegd, „je bent een toove- naar. Met een enkele pennestreek teeken je ons het zachtste bont. In jou zwart en witte teekeningen zien wij al de kleuren van den regenboog (dien regenboog, dien je zoekende bent.) Enfin, je bent in één woord een kun stenaar." Ralph had wel tegengesputterd, maar hij wist, dat zijn werk goed was. En nu werd hij opnieuw gecomplimenteerd door den blik van zijn knecht. Smith zei echter niets anders dan: „Het moet toch fijn zijn, om zoo te kunnen reizen, meneer, en al die vreemde landen te zien. Het zijn zeker allemaal teekeningen van vreemde dieren, meneer?" „Zeg," zei Wellalone, „hoe wist jij, dat het steenbokken waren?" Meteen verdween alle opgewektheid uit het gelaat van Smith, en hij trachtte zijn gedach ten te concentreeren, niet op de koppen van steenbokken in de hall thuis, maar op wat Harris zou gezegd hebben in een geval, waar hem een vraag gedaan werd, die hij niet recht streeks beantwoorden wilde. „Steenbokken, meneer? Die heb ik wel ereis gezien." „Heb jij wel eens steenbokken gezien? Waar?" „In den dierentuin, meneer." „O, ja, natuurlijk," zei Wellalone en dacht bij zichzelf: „Waar heeft de jongen toch dat abominabele accent opgedaan? Het hoort nu heelemaal niet bij hem! Als je zijn uniform en al dat vet, dat hij op zijn haar smeert, weg denkt, dan zou iedereen hem houden voor een jongen, die zelf op steenbokken geschoten had, in plaats van ze alleen maar in den die rentuin gezien te hebben; maar die uitspraak, je rilt er yan],'' „Ik heb ze ook in de bioscoop gezien," zei Smith nu. „Zoo," zei Wellalone afgetrokken. Daarop heerschte er stilte in het groote vertrek. Wellalone trachtte zich wijs te maken, dat zijn verbazing over het verschil van persoon lijkheid en spraak bij zijn chauffeur onzin was, evenals het gevoel, dat hij hem geen beloo ning kon geven. Natuurlijk kon hij dat wel doen, geen geld natuurlijk, maar hij had toch allicht iets anders, dat hij hem kon geven. Hij keek eens rond in zijn dierentuin, die niet alleen rijk was aan buit, op de jacht be haald, maar waar zich ook allerlei kunst voorwerpen bevonden uit vreemde landen. Er waren wapens van allerlei soort: dolken in prachtige scheden, klewangs, toornen met briljanten bezet, halskettingen en gordels van kralen en schelpen en zaden; prachtig be werkte metalen schotels en bekers, een vouw been, gemaakt van een slagtand, kleiner, maar even mooi als die, waar de lampen van ge maakt waren; een vergrootglas, waarvan het handvat bewerkt was met ruwe turkoisen en robijnen. Er was genoeg, om er een keuze uit te doen voor zoo'n jongen. Wat zou hem het meeste aantrekken? Wellalone zag, dat zijn oogen rustten op een van de presse-papiers, die dien morgen te kort waren geschoten in hun plicht, een stuk nephriet, grijsgroen als een golf van den Atlantischen Oceaan en glad als een ijskegel en voorstellende drie apen. „Grappige diertjes, vind je niet?" merkte Wellalone op, terwijl hij de presse-papier op nam en hem die toehield. „Ja, meneer," zei de chauffeur. Hij nam de presse-papier aan en streek er zachtjes met zijn duim overheen, terwijl hij de drie apen bekeek. Wellalone's kunstenaarsoog merkte op, wat een goed gevormde handen de jongen had; handen, zegt men (ten rechte of ten onrechte) duiden de afkomst aan. Wonderlijk, dat de handen van een jongen, die zoo plat praatte, niet kort van vingers waren, maar dat deze lang en goed gevormd waren, alsof ze bü- yporbeeld een yiolist toebehoorden, Zoover strekte de opmerkingsgave van Sir Ralph op dat oogenblik. Later, veel later, was Ralph Wellalone woe dend op zichzelf, dat hij zoo weinig onder scheidingsvermogen had gehad, wat die han den betrof. „Hoe kon ik zoo'n ezel zijn," vroeg hij zich af, „om niet onmiddellijk te zien, dat de han den van een vrouw waren? De grootte van een hand zegt niets. Het zijn de beenderen. Het is de vorm van hand en de pols. Het zijn de knokkels. Dat ik die kuiltjes niet gezien heb! Een vrouw pakt de dingen ook anders op, houdt ze anders vast dan wij. Iemand, in het bezit van zijn zintuigen, had dat dade lijk moeten zien aan de manier, waarop ze met haar duim over het ding heenstreek. Alleen een beeldhouwer of een vrouw strijkt zoo over een voorwerp heen. Dwaas, die ik was! Ieder een had kunnen zien Dit alles en nog veel meer wijsheid verkon digde hij na afloop van het geval. Op dat oogenblik zei de domme misleide Wellalone alleen maar: „Zie je, Smith, die apen moeten een soort motto voorstellen. Kijk maar, de eene houdt zijn handen over zijn oogen, de andere houdt ze over zijn ooren, en de derde over zijn lir? pen. Dat moet beteekenen; Zie geen kwaadlj Hoor geen kwaad! Spreek geen kwaad!" „Meent u dat, meneer? Verbeeld je!" ant« woordde Smith zoo plat als hij kon. (In wer kelijkheid had Guelda Rhos, als kindje van' drie jaar op de knie van een oom gezeten, die spreuk al Oehoord, toen hij haar zoo'n stel apen in hout uit Simla had meegebracht), „Hoe hebben ze het bedacht!" Daarop gaf hij het kunstvoorwerp weer terug. „Ik dacht, dat je het misschien wel had wil len houden als een soort'Van herinnering, ziaf je," zei Wellalone. (Wordt vervolgd.?;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10