^sssMim iiipm HET NOBELFEEST TE STOCKHOLM. s'WiSSr iSSi^Éslsi S3sr=--»=is IlsilPss psiteifp £ÏBrö£ffi=S?ö BSs«Si fkvasctulS^Ï G. Onstein DONDERDAG 13 DECEMBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 11 (Van onzen correspondent). STOCKHOLM, December. g°?d- Groen. Geel. Rood. Groen op KnngStan ïe verSêlnen mes,Bvan°?ramS !n tSTeï"? lf menschen slappen uil de trams en gaïn mnn zUveideJ^e^ke^ben,iden^takke^ mFt LVef |Srnnda!;0nSetkeS .0hpg<!borgen tot den vol uister vf/zigf taftooze^mpje^en rhet z'u? ienfront van het Konserthus gioort er on in fmbrw^G'Szentïewre'vèn autM Andere Jaren versterkte de sneeuw de sfeer van wmtersch-Noordsch festiin hn Have openlucht-proloog van 't Nobelfeest Dan «f mmm Shgaa0trgmenaSCnea ^>™t/iet °pg™-set ™Pr',JdZeniwdeadaenChdtfer ~^e" stoeie°n «re l%m' j?wP«Xeoene .TiifS zetels' van het Slofvn g°ud-met-t":htblauwe wet zijn plaats en alleen heel boven on rt XTSSiïSSte b~ fSpSU lok^Lr" de rggeCTirlS in ridder-orde-toozen op haar zwart-fluweeien kleed w~' ad n4e"intef?ntea e" aut°ri<*^n met kleu- feende stemn eft*'"6 plastr°ns en *r toes Xï bfoemvïekke n ShS fc stemmiï-zwarte kleedij der heeïen Er 2 tonSk?m!eSiniarig j.ochibmet oen koperroo- u, 111 rok- Zijn vade- nrof heSn^n hr namelijk een Nobelprijs' ge- fc?^edeetrnrgaarenïaCanlie ^'0™'dö'™mopLateVu? rYcïfVn camera naar het podium, waar de heeren van de No- bel-comites en van de Academie en dan dp vroegere Nobelprijswinnaars met dr Sei Dagerlof als altijd aan 't hoofd binn™! en. Tenslotte komen de winnaars van de prijzen var. dit jaar. de Amerikanen Mhro Murphey en Whipple, die den prijs y"or Phjs'ologie moeten deelen. en Luigi Piran Da, JnV™ Pr'is vo°r ititterkunde kreeg ?a L r 7tt<ir?n de bazuinen en kontaï Gustaf, de prinsessen Sibylla en Ingeborg «e prinsen Gustaf Adolf, Wilhelm. Cafl en en komen binnen, terwijl het orkest dat ergens onzichtbaar boven de bovenste galei ij Ut. den koningsmarsch speelt. Oud-minister Hammarskjold, president van de Nobelstich- »n0 tieedt. naar voren, om zijn jaarliiksche rede over Alfred Nobel te houden, waarbij hij eie malen behandelde onderwerp tóen weer teler bewondering afdwingt door zlin reeds ets anners te behandelen En dan wrndt het SlïS Ptógramma afgewerkt. De muziek geelt, de presidenten van de Nobel-comité's ïïïïu ""efferinsen en bespreken de verdiensten van de winnaars meer of minder Jevattelijk voor het publiek, dat zoo aan dachtig mogelijk luistert. Prof. Palmaer Breekt over den Amerikaan Urey, die zijn prijs kreeg voor de ontdekking van het zoo genaamde zware water, maar die niet aanwe ns is, omdat zijn vrouw dezer dagen een teby verwacht. Prof. Israel Holmgren, naar 5!? elegants gekleede hoogleeraar van Stockholm, causeert genoeglijk (Boeiend over de levertherapie bij pernicieuse anaemie, waardoor sedert 1926 alleen in de vereenigde Staten reeds het leven van 15.000 ffienschen is gered en waarvoor de drie Ame- nkaansche physiologen nu den prijs hebben gekregen. Aan 't eind van zijn rede spreekt prof. Holmgren hen in 't Engelsch toe om hen [Bit te noodigen de diploma's en de medailles uit handen van den koning in ontvangst te (Hemen. Voorzichtig gaan ze het trapje af, een beetje zenuwachtig treden ze een na een op den ko- Het feest dat telkenjare weer hetzelfde is. hen geluk wenscht en de door prinses Sibylla aangegeven blauwlederen portefeuilles met de diploma's en vuurroode étui'smet de medail les overhandigt. Weer muziek en dan spreekt Per Hallstrom over Pirandello, die daar niet heelemaal op zijn gemak in den grooten zetel zit. Ook hij verstaat natuurlijk geen woord van allen lof, die hem toegezwaaid wordt, omdat de redevoeringen nu eenmaal altijd in het Zweedsch gehouden worden. Hij strijkt zijn korte puntbaardje eens, vouwt zijn handen en ontvouwt ze weer om er mee over de leuningen van zijn stoel te wrijven, vingert wat aan den gouden keten van de orde van St. Christophe van Portugal, maar fleurt dan zichtbaar op als Per Hallstrom hem met een paar woorden Itallaansch toespreekt. En dan is Pirandello opeens weer de man van de wereld, de man, die gewoon is geraakt in 't centrum van be langstelling te staan. Hij wandelt naar het trapje, loopt het vlug af zonder zich vast te houden, stapt glimlachend op den koning toe en buigt zoo keurig en ongedwongen als wel licht geen Nobelprijswinnaar voor hem het heeft gedaan. En het applaus knettert, het davert door de zaal en houdt aan tot Piran dello weer op het podium is teruggekeerd. Dan Du Gamla, Du Fria, 't volkslied, terwijl de vor stelijke personen de zaal verlaten en de film operateurs voor 't laatst de camera lichten over podium en publiek. De auto's zijn in lange stoeten weggereden naar 't Stadhuis, dat de gouden spits van zijn toren in 't licht van sterke lampen als een vreemd gevaarte tegen den sterrenloozen hemel zet en dat met zijn goud-doorgloorde ramen een wonderlijk sprookjesslot lijkt. On der bazuingeschal trekt men op naar de Gulden zaal, waar de tafels gedekt staan, waar ook ditmaal weer het Nobel-banket gehouden wordt, waarvan het menu voor eeuwig vast gesteld schijnt te zijn. De winnaars houden korte speeches om te danken voor de eer en de hulde en na afloop wandelt men lang, heel lang in de Prinsengalerij om te zien en om gezien te worden. Woensdag houden de win naars voor deskundig gehoor hun Nobel-toe- spraken. En Donderdagmorgen, als Pirandel lo, die door het feest bij den Italiaanschen ge zant pas laat naar bed gegaan is, nog ligt te slapen zal een door tienduizenden Stockhol- mers tot Lucia gekozen meisje in lang wit ge waad en met een kroon van groen en bran dende kaarsen op het goudblonde haar den grooten schrijver wekken en hem volgens oud- Zweedsche traditie dampende koffie met knapperige peperkoeken harten en sterren op bed brengen. Want ook dat hoort bij het No belfeest. C. G. B. hoff. Weremeus Buning, Geerten Gossaert en vele anderen. Het heeft geen zin kritiek te oefenen op al deze „platen". Wij kennen Huf als declamator en weten, hoe hij voordraagt. Alleen wil ik zeggen, dat de sonore, klankrijke stem van Huf ook „gemechaniseerd" goed tot haar recht komt, al klonk zij nu en aan maar dat kwam waarschijnlijk door de luidspreker wat gesluierd. Prachtig van klank bijvoor beeld was het „Veldheer"' van Verwey. or.t' roerend van teerheid Vondel's Kïnderlyck, tot pure muziek werd Paradise Regained van Marsman. En hoe werden de innerlijke kracht en de schoonheid van ons Wilhelmus, dat Huf zsgt als een gebed, ons in deze voordracht geopen baard. Een daad van nationale beteekenis kunnen wij Huf's werk noemen. Want dit album dat werd opgenomen door Columbia kan een onschatbare dienst bewijzen aan het on derwijs en zal velen nader brengen tot de schoonheid van onze literatuur. J. B. SCHUIL. MUZIEK. LETTEREN EN KUNST Nederlandsche Literatuur en de Gramofoon. Demonstratie door Paul Huf. Op den feestavond ter Jierdenking van het 40-jarig bestaan van 'den-Stadsschouwburg te Amsterdam was wel het meest indrukwek kend oogenblik, toen uit de donkere ruimte van het tooneel de stem opklonk van Louis Bouwmeester en nog eenmaal Shyloek tot ons kwam te spreken, zooals wij het zoo dikwijls tijdens Bouwmeester's leven van hem hadden gehoord. De kunstenaar leefde weer voor ons op en op wel zeer treffende wijze werd ons op dien avond geopenbaard, dat dank zij de gramofoon thans ook van den uitvoerend kunstenaar iets van zijn kunst behouden kan blijven na zijn dood. Wat zou het ons niet waard zijn, als wij de groote tooneelkunste. naars van vroeger, zooals een Roobol, Tjasink Ziesenis Wattier Kleine Gartmans, nog eens zouden mogen hooren in fragmenten van rollen, die zij hebben gespeeld, welk een bron van vergelijking en studie zou dit niet voor ons kunnen zijn! Ik dacht hieraan, toen ik gistermiddag in de kunstzaal van den heer A. Vecht te Amster dam een demonstratie mocht bijwonen van het gramofoonplaten-album „Nederlandsche Lite ratuur''. een reeks van platen van gedichten en proza, allen gezegd door den bekenden declamator Paul Huf. In een inleiding vertelde Huf ons, hoe hij er toegekomen was deze gedichten op gramofoonplaten vast te leggen. Bij zijn vele schoolvoordrachten hadden leeraren en leeraressen hem bij herhaling w zegd, hoe het hooren van gedichten, wanneer zij gezegd werden door een declamator als Huf, een niet genoeg te waardeeren aanvul ling was bij het literatuur-onderwijs op de scholen. „Wij kunnen onze leerlingen wel ver tellen van de schoonheid van een gedicht.' zoo had men hem dikwijls verzekerd maar wij kunnen het hun niét laten hooren zooals de declamator dat doet." Maar een tooneel- speler als Huf is zoo gebonden, dat hij slechts een heel enkelen keer voor leerlingen op scho len kan optreden. Dit gramofoon-album nu van Nederlandsche literatuur is te beschou- we als een continuiteit van de schoolvoor drachten. Deze platen van Nederlandsche ge dichten en proza van de Middeleeuwsche tot en met de eigentijdsche dichters doen de schoonheid hooren van het woord en kun nen dus een niet genoeg te onderschatten steun zijn bij het literatuur-onderwijs. Zij kunnen interesse en bij de daarvoor gevoeligen liefde wekken voor tooneel- en letterkunde wat waarlijk in dezen materialistischen tijd wel noodig is. Dat weinigen in ons land hiervoor meer ge roepen zijn dan Paul Huf is wel zeker. Kun stenaar van literaire eruditie en groote zeg genskracht weet hij het gedicht in al zijn schoonheid te geven en hoe de gramofoon een niet genoeg te schatten aanvulling voor het onderwijs kan zijn, heeft Huf ons gisteren op deze matinee wel op zeer overtuigende wijze gedemonstreerd. In zijn voordracht is het nooit de voordrager, die zich zooals een Moissi dit doet op den voorgrond dringt. Hij geeft het gedicht om het gedicht: Huf is enkel de intermediair om ons den dichter te doen kennen; het gedicht komt tot leven door de prachtig beheerschte, kleurrijke, dy namische voordracht van dezen voor wooTd en rhytme zoo gevoeligen declamator. Het gedicht wordt bij Huf tot muziek en zulk een verklanking moet voor het onderwijs wel van onschatbaar nut zijn. In zijn keuze van gedichten is Paul Huf zeker gelukkig geweest. Van de middeleeuw sche gedichten koos hij het innige Gequetst ben lc van binnen. Gij moest van Vrouden beven. Het daghet in den Oosten en Egidius. •vaer bestu bleven, uit onzen gouden tijd Hooft, Bredero en Vondel, van de tachtigers Kloos, Verwey. Van Eeden, en ETHEL BARTLETT EN RAE ROBERTSON. Het Engelsche pianistenpaar Bartlett-Ro- bertson, dat ook door de radio bekend en be roemd is geworden, deed zich Woensdagavond hooren op het tweede Ledenconcert van de Afd. Haarlem der M. t. B, d. T. Het was niet de eerste maal dat het ons land bezocht. Een paar jaar geleden had de Hsemsteedsche Kunstkring de primeur van zijn optreden in onze omgeving. Maar we hoorden de duettisten toen niet in de meest gunstige omstandigheden, omdat het kleine podium te Heemstede niet de plaatsing van twee concertvleugels toeliet. Ditmaal prijkten op het tooneel van onzen Stadsschouwburg twee groote Bechsteins en nu pas konden de eminente eigenschappen van het duo-spel der beide EngeLschen zich ten volle doen gelden. Dat is dan ook gebeurd en in de meeste hunner vertolkingen hebben Ethel Bartlett en Rae Robertson de verwachtingen zelfs over troffen- Niet in alle. Hun voordracht van Brahms' Sonate op. 34 bis kon me niet be vredigen. Ten deele mag dat aan den aard van het werk liggen, dat in zijn oorspronkelijken vorm (dus als sonate voor 2 piano's) den com ponist zeiven niet schijnt voldaan te hebben. Althans Brahms werkte het om tot een kwin tet voor klavier en strijkkwartet, schiep daar mee het belangrijkste klavierkwintet dat we tot heden bezitten. En in deze gedaante ver scheen het als op. 34a. Maar de contrasteeren de klank van het strijkersensemble missen wij in de duosonate en alleen een vertolking, die aan minutieuze inachtneming van elk dé tail gevoel voor de groote lijnen paart kan de klippen van troebelheid en klankmonotonie vermijden. Dit nu was bij Bartlett-Robertson niet het geval. Een te rijkelijk pedaaigebruik benadeelde de duidelijkheid van de phrasee- ring en van de motivische verwerkingen: de totaalklank had te weinig afwisseling en was te compact; spannende momenten ontbraken Ik had groot respect voor de onfeilbaai-'neid van hun geheugen, want zij speelden het ge compliceerde werk evenals al hun andere voordracht uit het hoofd en dit is bij samen spel nog moeilijker dan bij solo-spel; maar respect is nog geen bewondering. Ik heb nu gezegd wat mij Woensdagavond niet geheel voldaan heeft. Voor het andere wat het kunstenaarspaar ten gehoore bracht kan ik niet anders dan .bewondering gevoelen dus ook uiten. De Sonate van Clementi. welke die van Pasquini verving, werd gespeeld met een fijnheid en warmte, die deze muziek interessant en in 't Adagio zelfs geïnspi reerd deden schijnen. Geestdrift verwekte hun voordracht van Bi zet's „Jèux d'Enfants". De uit vijf der twaalf nummers samengestelde orkestsuite hebben we nog pas op een concert der H. O. V. gehoord In hun oorspronkelijke gedaante voor piano vierhandig doen ze evenwel volstrekt niet voor de orkestbewerking onder en we hadden nu het voordeel alle twaalf te hooren. Een over vloed van mooie en geestige muziek ligt in deze lang niet gemakkelijk te spelen stukjes besloten en zij is door de vertolking volkomen geopenbaard. Pianistische fijnheid, warmte, gevoel voor kleur en humor karakteriseerde het technisch volmaakte samenspel, zoodat na elk nummertje een geruisch van ingenomen heid door de zaal klonk. Linding's esmineur-Variaties brachten weer beide vleugels in actie en werden gespeeld met het aplomb en de coloristische verscheiden heid. die zij verlangen Toen brak een bijval los. die toegiften af dwong. Een studie van Schumann, daarna een Scherzo van Arenski. En nog was de muziek- honger van sommigen niet gestild. Pas toen de gebruikelijke „uitsmijter", de vijftiende Wals uit op. 39 van Brahms geSpeeld was, begreep men dat men niet meer van de kunstenaars mocht verlangen. Zij hadden heusch meer dan genoeg gegeven en daaronder heel, heel veel moois, waarvoor we hun dankbaar mogen zijn. K. DE JONG. Piano-avond Free Focke. Het was een debuutavond voor den jongen pianist, die het vorig jaar als leerling van Nelly Wagenaar aan het Amst. Conservato rium zijn einddiploma behaalde. Zijn spel is geheel ingesteld op de muziek der jongeren, aan wie net geheele deel van het programma na de pauze was gewijd. Aanvankelijk had zich de pianist het pro gramma anders ingedeeld gedacht: Debussy's ..Children's Corner" geheel aan het slot, maar de sonate van Henk Badings nog vóór de pauze. De programmawijziging maakte het werk van Free Focke meer overzichtelijk en wij als toehoorders werden daarbij in de ge legenheid gesteld, een vergelijking te maken tusschen de muziek der jongeren. Maar hier over straks. Bach's Partita in c-moll leidde den avond in. Het trof mij dat de pianist eerst door Chopin moest komen tot Debussy, voor en aleer hij zich had ingesteld op den klavier- toon, zooaLs de bovenzaal van het Gem. Con certgebouw die weergaf. De schoone Partita, waaronder vooral de Fransche ouverture (hier „Sinfonia" geheeten) en het Coupe- rin'sche Rondeau denken we ons zeker fijner geciseleerd, het afsluitend Cappriccio minder uitbundig van klank. Bij Chopin werden de klankverhoudngen aanstonds beter, hoewel ook dit stuk (de weinig gespeelde „Bolero") den pianist nog grootendeels zijn kracht deed zoeken in 't buitengewoon groote forte. Van de „Zuidelijke gloed", die Schumann zoo treft in dit Spaansch bedoelde stuk, merkt men in deze muziek toch niet bijster veel: goden van lageren rang waren in 't uitbeel den van 't Spaansch karakter veelal fortuin lijker. Maar Chopin is 't zeer zeker, al gaan we niet mee met den pianist die ons hier de felheid van een Scherzo opus 20 wil sugge- reeren. Debussy konden wij hierna vrijwel in zijn geheel aanvaarden in de interpretatie van Free Focke, uitgezonderd het eerste stuk „Doctor Gradus ad Parnassum". dat ik mij heel veel strakker, en zeker met veel spaar zamer pedaaigebruik denk. Jumbo's Lullaby was buitengewoon overtuigend, en de drie teere stukken: Serenade, the snow, the shepherd hadden alles wat Debussy's epi gonen zoo gaarne in hem zoeken na te vol gen. Ook in 't besluitend Golliwog's Cake walk was 't juiste klankevenwicht. Ik meen dat de pianist, indien hij hierna nog eenmaal Bach's Partita had gespeeld, het anders zou hebben gedaan Na de pauze heb ik naar het spel van Free Focke met onverdeelde belangstelling geluis terd. Niet dat alles, wat hij van de jongeren voordroeg, mij in dezelfde mate interesseerde. Want de Sonate van Bertus van Lier b.v. heeft mij te weinig structuur; misschien was de plaatsing onmiddellijk na het veel sterkere werk van Henk Badings hier ook van invloed. Badings houdt in zijn mooie polyfonie, die evenals de harmonie sterk aan Reger doet denken, onverflauwd de aandacht gespannen en een sterk doorleefde voordracht als van Free Focke puurt ons uit deze muziek de schoonheden, ook waar die niet zoo aan de oppervlakte liggen. Maar het allermeest toch heeft de pianist ons geboeid in de sonate van Willem Pijper, wiens „Adagio molto" in deze vertolking straalde in verzengende pracht. Wie zich van de nieuwe strooming in de muziek afkeerig houdt, heeft toch bij dit stuk nooit zonder vooringenomenheid geluisterd? En hoe prach tig toonde het ook de kwaliteiten van den pianist, bij wien ik dezen avond meermalen clacht aan Francis Koene, wiens debuut ik ook 't genoegen had bij te wonen. De, zoo sterk on derscheiden instrumenten (de piano, de viool) laten heel wel een vergelijking toe. Bij beiden het sterke temperament; de knap verzorgde techniek; de (aanvankelijk cerebraal aan doende) neiging om geen détail der te vertol ken muziek verloren te doen gaan, die bij Koene heel spoedig plaats maakte voor een zuiver stijlgevoel, en die ook bij Free Focke ongetwijfeld ten goede zal keeren. Men juichte hem meermalen (bij Pijper zelfs buitenge woon) hartelijk toe, en ook zijn eigen werk vond een vriendelijk onthaal. Het Adagio lijkt mij hier het zwakst. De Humoreske van Wolf gang Wij de veld werd ook met délicatesse ge speeld. Hoewel het niet de gewoonte is, om op een soortgelijken avond van het podium het woord te richten tot het auditorium, vond men toch. wat de heer Joh. E. Post over dit debuut zeide tot ons, goed op zijn plaats. De inhoud dezer woorden kwam neer op 't geen ik hierboven zeide aangaande het eerste optreden van den violist, die den naam der Hollandsche kunste naars siert, ook ver buiten de grenzen. G. J. KALT. kunnen vestigen en daarbij ook het ijsgezicht van Jan van de Capelle genoemd, waarvan wij nu hierbij een plaatje kunnen geven als herinnering aan deze tentoonstelling. Wie ze nog niet bezocht heeft, had ongelijk, en hale de schade in. Dit schilderijtje nu heeft mij dadelijk aan getrokken en mijn genegenheid verworven, hoewel het volstrekt niet tot de prominente stukken der collectie behoort en een zeer be scheiden plaatsje op een schot innam. Ge kunt dat zoo hebben en het moeilijk verkla ren: iets moois genieten is ook voor wie ge wend is critisch te kijken, immers iets in tuïtiefs. Ik heb mij langzamerhand leeren vrijwaren tegen ieder suggestie die van een naam uitgaat; het kan mij werkelijk koud la ten of dit werkje van den zeldzamen Van de Capelie is of niet, ik neem dat eenvoudig op gezag van fatsoenlijke kunstgeleerden als Bredius en Martin gaarne aan, maar ook zon der die zeldzaamheidsquaestie zou dit schil derijtje mij geboeid hebben. Wil ik nu voor mijzelf het „waarom" trachten te vinden, dan valt dat nog niet zoo licht. Het is immers even min gemakkelijk na een eersten oogopslag te zeggen waarom de ééne mensch ons sympa thiek, een andere ons antipathiek is. Is het door de hooge lucht en de lage hori zon waardoor alle aandacht op het gedoe daar beneden geconcentreerd wordt, dat dit werk ons aantrekt? Is het door die blanke nuchter heid van visie op dat gedoe zelf? Is het die wel bijzondere wijze waarop de compositie rechts is afgesneden waar ge als het ware ge dwongen wordt er nog een stuk bij te denken en dan toch tegelijkertijd voelt, dat dan juist het curieuse van den bouw weg gaat? Dat zijn altemaal dingen die u dit schilderij interes sant doen zijn en dan komt daarbij het ge heel eigen, typische karakter dat de figuren zoowel als de schuiten hebben. Er is iets mystieks in de verdeeling van licht en scha duw: het fel verlichte vlondertje naast het donkere vrouwtje dat haar sleetje sleept en niet de minste notitie neemt van den man die vlak bij haar door het ijs gezakt Is en door een paar andere brave lieden er weer uit ge- heschen wordt. Het is een schilderijtje met een niet alledaagschen geestelijken inhoud en het behoudt zijn aantrekkingskracht hoe langer ge er naar kijkt. Tusschen veel belang rijke en beroemde schilderijen uit de collectie Catz mogen onze lezers in hun geheugen er een plaatsje voor reserveeren. Jan van de Ca pelle, Rembrandt's vriend, zal daarna een plaatsje in hun artistieke hart verwerven. J. H. DE BOIS De Collectie-Katz in het Frans Hals-museum. Nog enkele dagen en de gelegenheid Haarlem met de interessante verzameling de zer firma kennis te maken behoort alweer tot de voorbije dingen. Dadelijk na de opening hebben wij hier al op een aantal merkwaardi ge en - of - mooie schilderijen de aandacht Van Deyssel. .-,1,TTI1.u „Jh onder de modernen vinden wij namen als van Hing af, die hen hartelijk de hand schudt en Nhhotf,_Henriette ea-A. Roland-Hoist. Slauer-* A. E. VAN RIESSEN en H. CS. VAN RIESSEN danken, ook namen» zijn kinde- ren. allen hartelijk, die hun SOen vcrj.tardas tot een feestdag ge maakt hebben. Bloemendaal, December 1934 Heden ontsliep, na oen langdurig en smartelijk lijrlcn, ln het Diaconessen- huis, onze beste Vader, Behuwd- en Grootvader Andrtes Bottelier in den ouderdom van 09 Juftri Uit aller naam: P. BOTTELIER I In irlei 11 December eg 124 rood '34 Goon bezoek De teraardebestelling zal plaats hebben Vrijdag 14 December a.s. om 12 uur op de Algeineene Begraaf plaats, Ingang Kleverlaan. Profiteert thans van onze Belangrijke Korting op alle stoom- en verforders Centrale Tandheelkundige Kliniek KENAUI'ARK 2B A HAARLEM tel. 12044 SPREEKUREN lederen werk dag 9-11 en 1-2; Dinsdags avonds 6.30-S.30 uur. Zater dagsmiddags geen spreekuur. Opheffing Fotogr. Atelier B. Zweers, Groote Houtstraat 174 Opnamen en bestellingen worden tot 22 Dec. aangenomen. CllchÊ's van gemaakte foto's kun nen tot 31 Dec. a 0.50 worden afgehaald Tandarts Vrijdagmiddag geen spreekuur Gevraagd een net DAGMEISJE voor hulp in de huish., leeft. pl.m. 18 Juar, geen winkelwerk. Rijks straatweg 36, Direct gevraagd wegens ziekte tegen w. MORGEN MEISJE v. g. g. v. Niet beneden 16 Jaar. Heusscnfcstraat 30. WERKSTERS worden kosteloos bemiddeld door de Gem. Arboldsbeurs, Hoofman- straat 17, Tol. 13425 en 11170. k!. meisje opgenomen worden t. bill. verg. Uitst. verg. Br. no. 1447 bur. van dit biad

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 3