^sssMim
iiipm
HET NOBELFEEST TE STOCKHOLM.
s'WiSSr
iSSi^Éslsi
S3sr=--»=is
IlsilPss
psiteifp
£ÏBrö£ffi=S?ö
BSs«Si
fkvasctulS^Ï
G. Onstein
DONDERDAG 13 DECEMBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
11
(Van onzen correspondent).
STOCKHOLM, December.
g°?d- Groen. Geel. Rood. Groen
op KnngStan ïe verSêlnen
mes,Bvan°?ramS !n tSTeï"? lf
menschen slappen uil de trams en gaïn mnn
zUveideJ^e^ke^ben,iden^takke^ mFt LVef
|Srnnda!;0nSetkeS .0hpg<!borgen tot den vol
uister vf/zigf taftooze^mpje^en rhet z'u?
ienfront van het Konserthus gioort er on in
fmbrw^G'Szentïewre'vèn autM
Andere Jaren versterkte de sneeuw de sfeer
van wmtersch-Noordsch festiin hn Have
openlucht-proloog van 't Nobelfeest Dan «f
mmm
Shgaa0trgmenaSCnea ^>™t/iet °pg™-set
™Pr',JdZeniwdeadaenChdtfer ~^e" stoeie°n
«re l%m' j?wP«Xeoene .TiifS
zetels' van het Slofvn g°ud-met-t":htblauwe
wet zijn plaats en alleen heel boven on rt
XTSSiïSSte b~ fSpSU
lok^Lr" de rggeCTirlS in ridder-orde-toozen
op haar zwart-fluweeien kleed w~' ad
n4e"intef?ntea e" aut°ri<*^n met kleu-
feende stemn eft*'"6 plastr°ns en
*r toes Xï bfoemvïekke n ShS
fc stemmiï-zwarte kleedij der heeïen Er 2
tonSk?m!eSiniarig j.ochibmet oen koperroo-
u, 111 rok- Zijn vade- nrof
heSn^n hr namelijk een Nobelprijs' ge-
fc?^edeetrnrgaarenïaCanlie
^'0™'dö'™mopLateVu? rYcïfVn camera
naar het podium, waar de heeren van de No-
bel-comites en van de Academie en dan dp
vroegere Nobelprijswinnaars met dr Sei
Dagerlof als altijd aan 't hoofd binn™!
en. Tenslotte komen de winnaars van de
prijzen var. dit jaar. de Amerikanen Mhro
Murphey en Whipple, die den prijs y"or
Phjs'ologie moeten deelen. en Luigi Piran
Da, JnV™ Pr'is vo°r ititterkunde kreeg
?a L r 7tt<ir?n de bazuinen en kontaï
Gustaf, de prinsessen Sibylla en Ingeborg
«e prinsen Gustaf Adolf, Wilhelm. Cafl en
en komen binnen, terwijl het orkest dat
ergens onzichtbaar boven de bovenste galei ij
Ut. den koningsmarsch speelt. Oud-minister
Hammarskjold, president van de Nobelstich-
»n0 tieedt. naar voren, om zijn jaarliiksche
rede over Alfred Nobel te houden, waarbij hij
eie malen behandelde onderwerp tóen weer
teler bewondering afdwingt door zlin reeds
ets anners te behandelen En dan wrndt het
SlïS Ptógramma afgewerkt. De muziek
geelt, de presidenten van de Nobel-comité's
ïïïïu ""efferinsen en bespreken de
verdiensten van de winnaars meer of minder
Jevattelijk voor het publiek, dat zoo aan
dachtig mogelijk luistert. Prof. Palmaer
Breekt over den Amerikaan Urey, die zijn
prijs kreeg voor de ontdekking van het zoo
genaamde zware water, maar die niet aanwe
ns is, omdat zijn vrouw dezer dagen een
teby verwacht. Prof. Israel Holmgren, naar
5!? elegants gekleede hoogleeraar
van Stockholm, causeert genoeglijk
(Boeiend over de levertherapie bij pernicieuse
anaemie, waardoor sedert 1926 alleen in de
vereenigde Staten reeds het leven van 15.000
ffienschen is gered en waarvoor de drie Ame-
nkaansche physiologen nu den prijs hebben
gekregen. Aan 't eind van zijn rede spreekt
prof. Holmgren hen in 't Engelsch toe om hen
[Bit te noodigen de diploma's en de medailles
uit handen van den koning in ontvangst te
(Hemen.
Voorzichtig gaan ze het trapje af, een beetje
zenuwachtig treden ze een na een op den ko-
Het feest dat telkenjare weer
hetzelfde is.
hen geluk wenscht en de door prinses Sibylla
aangegeven blauwlederen portefeuilles met
de diploma's en vuurroode étui'smet de medail
les overhandigt. Weer muziek en dan spreekt
Per Hallstrom over Pirandello, die daar niet
heelemaal op zijn gemak in den grooten zetel
zit. Ook hij verstaat natuurlijk geen woord van
allen lof, die hem toegezwaaid wordt, omdat
de redevoeringen nu eenmaal altijd in het
Zweedsch gehouden worden. Hij strijkt zijn
korte puntbaardje eens, vouwt zijn handen en
ontvouwt ze weer om er mee over de leuningen
van zijn stoel te wrijven, vingert wat aan den
gouden keten van de orde van St. Christophe
van Portugal, maar fleurt dan zichtbaar op
als Per Hallstrom hem met een paar woorden
Itallaansch toespreekt. En dan is Pirandello
opeens weer de man van de wereld, de man,
die gewoon is geraakt in 't centrum van be
langstelling te staan. Hij wandelt naar het
trapje, loopt het vlug af zonder zich vast te
houden, stapt glimlachend op den koning toe
en buigt zoo keurig en ongedwongen als wel
licht geen Nobelprijswinnaar voor hem het
heeft gedaan. En het applaus knettert, het
davert door de zaal en houdt aan tot Piran
dello weer op het podium is teruggekeerd. Dan
Du Gamla, Du Fria, 't volkslied, terwijl de vor
stelijke personen de zaal verlaten en de film
operateurs voor 't laatst de camera lichten
over podium en publiek.
De auto's zijn in lange stoeten weggereden
naar 't Stadhuis, dat de gouden spits van
zijn toren in 't licht van sterke lampen als
een vreemd gevaarte tegen den sterrenloozen
hemel zet en dat met zijn goud-doorgloorde
ramen een wonderlijk sprookjesslot lijkt. On
der bazuingeschal trekt men op naar de Gulden
zaal, waar de tafels gedekt staan, waar ook
ditmaal weer het Nobel-banket gehouden
wordt, waarvan het menu voor eeuwig vast
gesteld schijnt te zijn. De winnaars houden
korte speeches om te danken voor de eer en
de hulde en na afloop wandelt men lang, heel
lang in de Prinsengalerij om te zien en om
gezien te worden. Woensdag houden de win
naars voor deskundig gehoor hun Nobel-toe-
spraken. En Donderdagmorgen, als Pirandel
lo, die door het feest bij den Italiaanschen ge
zant pas laat naar bed gegaan is, nog ligt te
slapen zal een door tienduizenden Stockhol-
mers tot Lucia gekozen meisje in lang wit ge
waad en met een kroon van groen en bran
dende kaarsen op het goudblonde haar den
grooten schrijver wekken en hem volgens oud-
Zweedsche traditie dampende koffie met
knapperige peperkoeken harten en sterren op
bed brengen. Want ook dat hoort bij het No
belfeest.
C. G. B.
hoff. Weremeus Buning, Geerten Gossaert
en vele anderen.
Het heeft geen zin kritiek te oefenen op al
deze „platen". Wij kennen Huf als declamator
en weten, hoe hij voordraagt. Alleen wil ik
zeggen, dat de sonore, klankrijke stem van
Huf ook „gemechaniseerd" goed tot haar recht
komt, al klonk zij nu en aan maar dat
kwam waarschijnlijk door de luidspreker
wat gesluierd. Prachtig van klank bijvoor
beeld was het „Veldheer"' van Verwey. or.t'
roerend van teerheid Vondel's Kïnderlyck, tot
pure muziek werd Paradise Regained van
Marsman.
En hoe werden de innerlijke kracht en de
schoonheid van ons Wilhelmus, dat Huf zsgt
als een gebed, ons in deze voordracht geopen
baard.
Een daad van nationale beteekenis kunnen
wij Huf's werk noemen. Want dit album
dat werd opgenomen door Columbia kan
een onschatbare dienst bewijzen aan het on
derwijs en zal velen nader brengen tot de
schoonheid van onze literatuur.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
LETTEREN EN KUNST
Nederlandsche Literatuur
en de Gramofoon.
Demonstratie door Paul Huf.
Op den feestavond ter Jierdenking van het
40-jarig bestaan van 'den-Stadsschouwburg te
Amsterdam was wel het meest indrukwek
kend oogenblik, toen uit de donkere ruimte
van het tooneel de stem opklonk van Louis
Bouwmeester en nog eenmaal Shyloek tot ons
kwam te spreken, zooals wij het zoo dikwijls
tijdens Bouwmeester's leven van hem hadden
gehoord. De kunstenaar leefde weer voor ons
op en op wel zeer treffende wijze werd
ons op dien avond geopenbaard, dat dank zij
de gramofoon thans ook van den uitvoerend
kunstenaar iets van zijn kunst behouden kan
blijven na zijn dood. Wat zou het ons niet
waard zijn, als wij de groote tooneelkunste.
naars van vroeger, zooals een Roobol, Tjasink
Ziesenis Wattier Kleine Gartmans, nog
eens zouden mogen hooren in fragmenten van
rollen, die zij hebben gespeeld, welk een bron
van vergelijking en studie zou dit niet voor
ons kunnen zijn!
Ik dacht hieraan, toen ik gistermiddag in de
kunstzaal van den heer A. Vecht te Amster
dam een demonstratie mocht bijwonen van het
gramofoonplaten-album „Nederlandsche Lite
ratuur''. een reeks van platen van gedichten
en proza, allen gezegd door den bekenden
declamator Paul Huf. In een inleiding vertelde
Huf ons, hoe hij er toegekomen was deze
gedichten op gramofoonplaten vast te leggen.
Bij zijn vele schoolvoordrachten hadden
leeraren en leeraressen hem bij herhaling w
zegd, hoe het hooren van gedichten, wanneer
zij gezegd werden door een declamator als
Huf, een niet genoeg te waardeeren aanvul
ling was bij het literatuur-onderwijs op de
scholen. „Wij kunnen onze leerlingen wel ver
tellen van de schoonheid van een gedicht.'
zoo had men hem dikwijls verzekerd maar
wij kunnen het hun niét laten hooren zooals
de declamator dat doet." Maar een tooneel-
speler als Huf is zoo gebonden, dat hij slechts
een heel enkelen keer voor leerlingen op scho
len kan optreden. Dit gramofoon-album nu
van Nederlandsche literatuur is te beschou-
we als een continuiteit van de schoolvoor
drachten. Deze platen van Nederlandsche ge
dichten en proza van de Middeleeuwsche tot
en met de eigentijdsche dichters doen de
schoonheid hooren van het woord en kun
nen dus een niet genoeg te onderschatten steun
zijn bij het literatuur-onderwijs. Zij kunnen
interesse en bij de daarvoor gevoeligen liefde
wekken voor tooneel- en letterkunde wat
waarlijk in dezen materialistischen tijd wel
noodig is.
Dat weinigen in ons land hiervoor meer ge
roepen zijn dan Paul Huf is wel zeker. Kun
stenaar van literaire eruditie en groote zeg
genskracht weet hij het gedicht in al zijn
schoonheid te geven en hoe de gramofoon een
niet genoeg te schatten aanvulling voor het
onderwijs kan zijn, heeft Huf ons gisteren op
deze matinee wel op zeer overtuigende wijze
gedemonstreerd. In zijn voordracht is het
nooit de voordrager, die zich zooals een
Moissi dit doet op den voorgrond dringt.
Hij geeft het gedicht om het gedicht: Huf
is enkel de intermediair om ons den dichter
te doen kennen; het gedicht komt tot leven
door de prachtig beheerschte, kleurrijke, dy
namische voordracht van dezen voor wooTd
en rhytme zoo gevoeligen declamator. Het
gedicht wordt bij Huf tot muziek en zulk een
verklanking moet voor het onderwijs wel van
onschatbaar nut zijn.
In zijn keuze van gedichten is Paul Huf
zeker gelukkig geweest. Van de middeleeuw
sche gedichten koos hij het innige Gequetst
ben lc van binnen. Gij moest van Vrouden
beven. Het daghet in den Oosten en Egidius.
•vaer bestu bleven, uit onzen gouden tijd
Hooft, Bredero en Vondel, van de tachtigers
Kloos, Verwey. Van Eeden, en
ETHEL BARTLETT EN
RAE ROBERTSON.
Het Engelsche pianistenpaar Bartlett-Ro-
bertson, dat ook door de radio bekend en be
roemd is geworden, deed zich Woensdagavond
hooren op het tweede Ledenconcert van de
Afd. Haarlem der M. t. B, d. T.
Het was niet de eerste maal dat het ons
land bezocht. Een paar jaar geleden had de
Hsemsteedsche Kunstkring de primeur van
zijn optreden in onze omgeving. Maar we
hoorden de duettisten toen niet in de meest
gunstige omstandigheden, omdat het kleine
podium te Heemstede niet de plaatsing van
twee concertvleugels toeliet. Ditmaal prijkten
op het tooneel van onzen Stadsschouwburg
twee groote Bechsteins en nu pas konden de
eminente eigenschappen van het duo-spel der
beide EngeLschen zich ten volle doen gelden.
Dat is dan ook gebeurd en in de meeste
hunner vertolkingen hebben Ethel Bartlett en
Rae Robertson de verwachtingen zelfs over
troffen- Niet in alle. Hun voordracht van
Brahms' Sonate op. 34 bis kon me niet be
vredigen. Ten deele mag dat aan den aard van
het werk liggen, dat in zijn oorspronkelijken
vorm (dus als sonate voor 2 piano's) den com
ponist zeiven niet schijnt voldaan te hebben.
Althans Brahms werkte het om tot een kwin
tet voor klavier en strijkkwartet, schiep daar
mee het belangrijkste klavierkwintet dat we
tot heden bezitten. En in deze gedaante ver
scheen het als op. 34a. Maar de contrasteeren
de klank van het strijkersensemble missen
wij in de duosonate en alleen een vertolking,
die aan minutieuze inachtneming van elk dé
tail gevoel voor de groote lijnen paart kan de
klippen van troebelheid en klankmonotonie
vermijden. Dit nu was bij Bartlett-Robertson
niet het geval. Een te rijkelijk pedaaigebruik
benadeelde de duidelijkheid van de phrasee-
ring en van de motivische verwerkingen: de
totaalklank had te weinig afwisseling en was
te compact; spannende momenten ontbraken
Ik had groot respect voor de onfeilbaai-'neid
van hun geheugen, want zij speelden het ge
compliceerde werk evenals al hun andere
voordracht uit het hoofd en dit is bij samen
spel nog moeilijker dan bij solo-spel; maar
respect is nog geen bewondering.
Ik heb nu gezegd wat mij Woensdagavond
niet geheel voldaan heeft. Voor het andere
wat het kunstenaarspaar ten gehoore bracht
kan ik niet anders dan .bewondering gevoelen
dus ook uiten. De Sonate van Clementi.
welke die van Pasquini verving, werd gespeeld
met een fijnheid en warmte, die deze muziek
interessant en in 't Adagio zelfs geïnspi
reerd deden schijnen.
Geestdrift verwekte hun voordracht van Bi
zet's „Jèux d'Enfants". De uit vijf der twaalf
nummers samengestelde orkestsuite hebben we
nog pas op een concert der H. O. V. gehoord
In hun oorspronkelijke gedaante voor piano
vierhandig doen ze evenwel volstrekt niet voor
de orkestbewerking onder en we hadden nu
het voordeel alle twaalf te hooren. Een over
vloed van mooie en geestige muziek ligt in
deze lang niet gemakkelijk te spelen stukjes
besloten en zij is door de vertolking volkomen
geopenbaard. Pianistische fijnheid, warmte,
gevoel voor kleur en humor karakteriseerde
het technisch volmaakte samenspel, zoodat na
elk nummertje een geruisch van ingenomen
heid door de zaal klonk.
Linding's esmineur-Variaties brachten weer
beide vleugels in actie en werden gespeeld met
het aplomb en de coloristische verscheiden
heid. die zij verlangen
Toen brak een bijval los. die toegiften af
dwong. Een studie van Schumann, daarna een
Scherzo van Arenski. En nog was de muziek-
honger van sommigen niet gestild. Pas toen de
gebruikelijke „uitsmijter", de vijftiende Wals
uit op. 39 van Brahms geSpeeld was, begreep
men dat men niet meer van de kunstenaars
mocht verlangen. Zij hadden heusch meer dan
genoeg gegeven en daaronder heel, heel veel
moois, waarvoor we hun dankbaar mogen zijn.
K. DE JONG.
Piano-avond Free Focke.
Het was een debuutavond voor den jongen
pianist, die het vorig jaar als leerling van
Nelly Wagenaar aan het Amst. Conservato
rium zijn einddiploma behaalde. Zijn spel is
geheel ingesteld op de muziek der jongeren,
aan wie net geheele deel van het programma
na de pauze was gewijd.
Aanvankelijk had zich de pianist het pro
gramma anders ingedeeld gedacht: Debussy's
..Children's Corner" geheel aan het slot, maar
de sonate van Henk Badings nog vóór de
pauze. De programmawijziging maakte het
werk van Free Focke meer overzichtelijk en
wij als toehoorders werden daarbij in de ge
legenheid gesteld, een vergelijking te maken
tusschen de muziek der jongeren. Maar hier
over straks.
Bach's Partita in c-moll leidde den avond
in. Het trof mij dat de pianist eerst door
Chopin moest komen tot Debussy, voor en
aleer hij zich had ingesteld op den klavier-
toon, zooaLs de bovenzaal van het Gem. Con
certgebouw die weergaf. De schoone Partita,
waaronder vooral de Fransche ouverture
(hier „Sinfonia" geheeten) en het Coupe-
rin'sche Rondeau denken we ons zeker fijner
geciseleerd, het afsluitend Cappriccio minder
uitbundig van klank. Bij Chopin werden de
klankverhoudngen aanstonds beter, hoewel
ook dit stuk (de weinig gespeelde „Bolero")
den pianist nog grootendeels zijn kracht
deed zoeken in 't buitengewoon groote forte.
Van de „Zuidelijke gloed", die Schumann zoo
treft in dit Spaansch bedoelde stuk, merkt
men in deze muziek toch niet bijster veel:
goden van lageren rang waren in 't uitbeel
den van 't Spaansch karakter veelal fortuin
lijker. Maar Chopin is 't zeer zeker, al gaan
we niet mee met den pianist die ons hier de
felheid van een Scherzo opus 20 wil sugge-
reeren.
Debussy konden wij hierna vrijwel in zijn
geheel aanvaarden in de interpretatie van
Free Focke, uitgezonderd het eerste stuk
„Doctor Gradus ad Parnassum". dat ik mij
heel veel strakker, en zeker met veel spaar
zamer pedaaigebruik denk. Jumbo's Lullaby
was buitengewoon overtuigend, en de drie
teere stukken: Serenade, the snow, the
shepherd hadden alles wat Debussy's epi
gonen zoo gaarne in hem zoeken na te vol
gen. Ook in 't besluitend Golliwog's Cake
walk was 't juiste klankevenwicht. Ik meen
dat de pianist, indien hij hierna nog eenmaal
Bach's Partita had gespeeld, het anders zou
hebben gedaan
Na de pauze heb ik naar het spel van Free
Focke met onverdeelde belangstelling geluis
terd. Niet dat alles, wat hij van de jongeren
voordroeg, mij in dezelfde mate interesseerde.
Want de Sonate van Bertus van Lier b.v. heeft
mij te weinig structuur; misschien was de
plaatsing onmiddellijk na het veel sterkere
werk van Henk Badings hier ook van invloed.
Badings houdt in zijn mooie polyfonie, die
evenals de harmonie sterk aan Reger doet
denken, onverflauwd de aandacht gespannen
en een sterk doorleefde voordracht als van
Free Focke puurt ons uit deze muziek de
schoonheden, ook waar die niet zoo aan de
oppervlakte liggen.
Maar het allermeest toch heeft de pianist
ons geboeid in de sonate van Willem Pijper,
wiens „Adagio molto" in deze vertolking
straalde in verzengende pracht. Wie zich van
de nieuwe strooming in de muziek afkeerig
houdt, heeft toch bij dit stuk nooit zonder
vooringenomenheid geluisterd? En hoe prach
tig toonde het ook de kwaliteiten van den
pianist, bij wien ik dezen avond meermalen
clacht aan Francis Koene, wiens debuut ik ook
't genoegen had bij te wonen. De, zoo sterk on
derscheiden instrumenten (de piano, de viool)
laten heel wel een vergelijking toe. Bij beiden
het sterke temperament; de knap verzorgde
techniek; de (aanvankelijk cerebraal aan
doende) neiging om geen détail der te vertol
ken muziek verloren te doen gaan, die bij
Koene heel spoedig plaats maakte voor een
zuiver stijlgevoel, en die ook bij Free Focke
ongetwijfeld ten goede zal keeren. Men juichte
hem meermalen (bij Pijper zelfs buitenge
woon) hartelijk toe, en ook zijn eigen werk
vond een vriendelijk onthaal. Het Adagio lijkt
mij hier het zwakst. De Humoreske van Wolf
gang Wij de veld werd ook met délicatesse ge
speeld.
Hoewel het niet de gewoonte is, om op een
soortgelijken avond van het podium het woord
te richten tot het auditorium, vond men toch.
wat de heer Joh. E. Post over dit debuut zeide
tot ons, goed op zijn plaats. De inhoud dezer
woorden kwam neer op 't geen ik hierboven
zeide aangaande het eerste optreden van den
violist, die den naam der Hollandsche kunste
naars siert, ook ver buiten de grenzen.
G. J. KALT.
kunnen vestigen en daarbij ook het ijsgezicht
van Jan van de Capelle genoemd, waarvan
wij nu hierbij een plaatje kunnen geven als
herinnering aan deze tentoonstelling. Wie ze
nog niet bezocht heeft, had ongelijk, en hale
de schade in.
Dit schilderijtje nu heeft mij dadelijk aan
getrokken en mijn genegenheid verworven,
hoewel het volstrekt niet tot de prominente
stukken der collectie behoort en een zeer be
scheiden plaatsje op een schot innam. Ge
kunt dat zoo hebben en het moeilijk verkla
ren: iets moois genieten is ook voor wie ge
wend is critisch te kijken, immers iets in
tuïtiefs. Ik heb mij langzamerhand leeren
vrijwaren tegen ieder suggestie die van een
naam uitgaat; het kan mij werkelijk koud la
ten of dit werkje van den zeldzamen Van de
Capelie is of niet, ik neem dat eenvoudig op
gezag van fatsoenlijke kunstgeleerden als
Bredius en Martin gaarne aan, maar ook zon
der die zeldzaamheidsquaestie zou dit schil
derijtje mij geboeid hebben. Wil ik nu voor
mijzelf het „waarom" trachten te vinden, dan
valt dat nog niet zoo licht. Het is immers even
min gemakkelijk na een eersten oogopslag te
zeggen waarom de ééne mensch ons sympa
thiek, een andere ons antipathiek is.
Is het door de hooge lucht en de lage hori
zon waardoor alle aandacht op het gedoe daar
beneden geconcentreerd wordt, dat dit werk
ons aantrekt? Is het door die blanke nuchter
heid van visie op dat gedoe zelf? Is het die
wel bijzondere wijze waarop de compositie
rechts is afgesneden waar ge als het ware ge
dwongen wordt er nog een stuk bij te denken
en dan toch tegelijkertijd voelt, dat dan juist
het curieuse van den bouw weg gaat? Dat zijn
altemaal dingen die u dit schilderij interes
sant doen zijn en dan komt daarbij het ge
heel eigen, typische karakter dat de figuren
zoowel als de schuiten hebben. Er is iets
mystieks in de verdeeling van licht en scha
duw: het fel verlichte vlondertje naast het
donkere vrouwtje dat haar sleetje sleept en
niet de minste notitie neemt van den man
die vlak bij haar door het ijs gezakt Is en door
een paar andere brave lieden er weer uit ge-
heschen wordt. Het is een schilderijtje met
een niet alledaagschen geestelijken inhoud en
het behoudt zijn aantrekkingskracht hoe
langer ge er naar kijkt. Tusschen veel belang
rijke en beroemde schilderijen uit de collectie
Catz mogen onze lezers in hun geheugen er
een plaatsje voor reserveeren. Jan van de Ca
pelle, Rembrandt's vriend, zal daarna een
plaatsje in hun artistieke hart verwerven.
J. H. DE BOIS
De Collectie-Katz in het
Frans Hals-museum.
Nog enkele dagen en de gelegenheid
Haarlem met de interessante verzameling de
zer firma kennis te maken behoort alweer tot
de voorbije dingen. Dadelijk na de opening
hebben wij hier al op een aantal merkwaardi
ge en - of - mooie schilderijen de aandacht
Van Deyssel.
.-,1,TTI1.u „Jh onder de modernen vinden wij namen als van
Hing af, die hen hartelijk de hand schudt en Nhhotf,_Henriette ea-A. Roland-Hoist. Slauer-*
A. E. VAN RIESSEN
en
H. CS. VAN RIESSEN
danken, ook namen» zijn kinde-
ren. allen hartelijk, die hun SOen
vcrj.tardas tot een feestdag ge
maakt hebben.
Bloemendaal, December 1934
Heden ontsliep, na oen
langdurig en smartelijk
lijrlcn, ln het Diaconessen-
huis, onze beste Vader,
Behuwd- en Grootvader
Andrtes Bottelier
in den ouderdom van 09
Juftri
Uit aller naam:
P. BOTTELIER
I In
irlei
11 December
eg 124 rood
'34
Goon bezoek
De teraardebestelling zal
plaats hebben Vrijdag 14
December a.s. om 12 uur
op de Algeineene Begraaf
plaats, Ingang Kleverlaan.
Profiteert thans
van onze
Belangrijke Korting
op alle stoom-
en verforders
Centrale Tandheelkundige
Kliniek
KENAUI'ARK 2B A
HAARLEM tel. 12044
SPREEKUREN lederen werk
dag 9-11 en 1-2; Dinsdags
avonds 6.30-S.30 uur. Zater
dagsmiddags geen spreekuur.
Opheffing Fotogr. Atelier
B. Zweers, Groote Houtstraat 174
Opnamen en bestellingen worden
tot 22 Dec. aangenomen.
CllchÊ's van gemaakte foto's kun
nen tot 31 Dec. a 0.50 worden
afgehaald
Tandarts
Vrijdagmiddag geen spreekuur
Gevraagd een net
DAGMEISJE
voor hulp in de huish., leeft. pl.m.
18 Juar, geen winkelwerk. Rijks
straatweg 36,
Direct gevraagd wegens ziekte
tegen w.
MORGEN MEISJE
v. g. g. v. Niet beneden 16 Jaar.
Heusscnfcstraat 30.
WERKSTERS
worden kosteloos bemiddeld door
de Gem. Arboldsbeurs, Hoofman-
straat 17, Tol. 13425 en 11170.
k!. meisje
opgenomen worden t. bill. verg.
Uitst. verg. Br. no. 1447 bur. van
dit biad