HIJ OF ZIJ? Dr. J H van Royen, Itgaliesecretaris, is Donderdag te den Haag in het huwelijk getreden met Jvr. A Snouck Hurgronje, dochter van den secretaris generaal van het Departement van Buitenlandsche Zaken Op de begraafplaats Zorgvliet te Amsterdam had Donderdag de teraardebestelling plaats van het stoffelijk overschot van wijlen den tooneelspeier Willem Hunsche De ruïne na de instorting in het schoolgebouw aan de Dovestreet te Liverpool, waarbij meer dan 200 vrouwen en kinderen, die er een concert bijwoonden, gewond werden Neerlands beste wenschen vergezellen de vier aviateurs, die het K.L.M. Kerstpost-vliegtuig de .Snip" naar onze West gaan brengen, waarmede de K.L.M. haar eerste oceaanvlucht boekt Brabanlsch vlieg-enthousiasme. Een jeugdig Laval arnveerde deze w.ek na de beslissende ingezetene van Veghel bouwt een zweeftoestel, zitting van den Volkenbond onder groote belang- d,t 5 me(er lang is. terwijl de gezamelijke vleugel» stelling aan het Gare de Lyon te Parijs ##n draagvlakte hebben van«10 meter H. K. H. Prinses Juliana bij het betreden van het gebouw van het Ned. Roode Kruis te den Haag. waar de Prlnse* Donderdag plechtig geïnstalleerd werd als voorzitster, in de plaats van wijlen Z. K. H. Prins Hendrik FEUILLETON door BERTA RUCK. 27) Ralph Wellalone's chauffeur voelde zich van oogenblik tot oogenblik somberder gestemd, toen het tot hem begon door te dringen, wat dat voor hem beteekenen zou. Geen kans meer, om dagelijks het een of jander avontuur te beleven! Al de pret voor goed weg, zoodra hij zijn vermomming moest afleggen, die hem tot die andere persoonlij k- 'heid gemaakt had, die hij zelf bedacht had! I Geen vermakelijke maaltijden meer in de hall [van de bedienden! Geen baantje meer! Voor l goed gebannen uit de kamers boven de ga rage. Geen schermen meer (figuurlijk gespro ken) met Lady Day in de schuit! Geen vrijheid meer, tenminste niet van beteekenis, geen pret meer; en waarom ging hem dit nog het meest aan het hart? Waarschijnlijk geen omgang meer met Ralph Wellalone, zijn mees ter, die juist een meer vriendschappelijken toon tegenover hem begon aan te nemen! Toen hij zoover gekomen was met zijn over denkingen. vroeg Sir Ralph opeens: ,,Hoe zou je er over denken, om bij mij in dienst te blijven?" Bedrogen zijn ooren hem? dacht Smith. „Hier blijven, meneer?" „Ja, ik ben van plan den kleinen wagen aan te houden. Ik moet dus iemand hebben, om dien schoon te houden. Daarbij begint Simpson wel wat te oud te worden, om als valet dienst te doen Hij is „Zoo blind als een mol," had hij bijna ge zegd, geheel vergetend, dat hij met iemand sprak, die onder Simpson stond; maar hij voelde zich dan ook zoo aangetrokken tot den jongen man, die toch tien jaar jonger en van een geheel anderen stand was, en die natuur lijk belangen en inzichten had, die hij niet deelde. Het was onverklaarbaar, maar hij had inderdaad een gevoel van vriendschap tegen over den jongen. Ralph, die in zijn leven tot nu toe zoo weinig vrienden had gemaakt; Ralph, die zich zoo moeilijk aansloot, voelde, dat hij in dezen eenvoudigen jongen een mak ker, een metgezel zou kunnen vinden. Hij ver volgde: „En als ik dan bij gelegenheid weer weg ga „Gaat u weer weg?" „Ja, zoodra dat boek van mij uitgekomen is, ga ik vermoedelijk weer naar het Himalaya gebergte." „Gaat u weer schieten, meneer?" „Neen, dezen keer niet. Ik kan niet meer schieten, tenminste niet. zooals ik gewend was. Ik heb alleen plan, om de dieren te besluipen, en dan foto's van hen te maken. Ik ga ook klimmen tot boven in de sneeuw. Het is er zoo prachtig mooi. Het is Hij begon te praten, zoo vertrouwelijk als hij het met Lemercier zou gedaan hebben. Het was, alsof hij overluid dacht. Hij sprak over zijn liefde voor de bergen en het besluipen van de verschillende dieren, en hoe hij, door hen gade te slaan, hen beter dacht te leeren ken nen. „Die absolute stilte en eenzaamheid, hoog boven bosch en water is misschien wel de grootste aantrekkelijkheid bij het beklim men van die hooge bergen, waar ik heenga. Smith." Smith knikte. Je voelde, dat hij het alles be greep, al hinderde je, zoodra hij iets terug zei, dat groote verschil tusschen zijn accent en zijn persoonlijkheid. Hij had echter tact, en wist. wanneer hij zwijgen moest. Zijn sympathie en groote belangstelling stonden duidelijk op zijn gelaat te lezen. „In sommige opzichten word je daar fijn gevoeliger," ging Wellalone voort. ,.je wordt moeilijker te voldoen. Het bederft je voor het meer gewone leven." Weer knikte Smith, zonder een woord te zeggen. Zijn meester vervolgde: „Als je eenmaal in het Oosten geweest bent, verlang je er altijd^ weer naar terug. Je snakt voortdurend naar den geur van brandend dennenhout en het knetteren der vlammen en het zien van den blauwen rook, die opstijgt van het kampvuur. Het is heerlijk en genoegelijk hier tusschen de groene weiden van Engeland; maar, zie je, soms krijg je op eens een groot verlangen, om nog één tocht te maken in die eeuwige sneeuw. Ik heb dus het plan opgevat, om er, zoodra ik kan, weer eens naar toe te gaan. Misschien neem ik je dan mee, als je hier dan tenminste nog bent en lust hebt. om mee te gaan." Smith zei niets. Wellalone zag echter, dat de jongen geheel opging in het plan. Hij zou het voorrecht, om mee te mogen gaan, zeker op prijs stellen. Hij zou dat grootsche natuur schoon ten volle apprecieeren, hij zou het in zich opnemen, hij zou genieten van die prach tige bosschen, van den rooden gloed der eerste zonnestralen op de witte toppen der bergen, de eenzaamheid, de stilte, ja, hij zou voelen, zooals zijn meester dat ook deed. Wellalone begon al te verlangen, om voor een tijd het beuzelachtige leven in de gezel schapskringen van de beau monde van Londen vaarwel te zeggen. Tut zou dan ook geen ver leiding meer voor hem zijn. Haar bekoorlijk heid zou hem niet langer dreigen in te pal men. Daar zou meteen een eind aan wezen. Hij zou zijn studeerkamer afsluiten en Wella lone Court aan Amerikanen verhuren. Hij zou er weer alleen op uittrekken met Smith als zijn rechterhand. Deze slecht bespraakte maar intelligente jongen zou tot een ideaal metgezel gemaakt kunnen worden. Ja, hij nam hem mee. Smith, die naast hem stond, bewoog zich even. Plotseling klonk het vol wanhoop in zijn binnenste: „Ja, ik wil met hem mee! Ik moet! Ik zal met hem meegaan!" Van weerszijden moest er al een zekere at tractie gevoeld zijn. Of zoo'n attractie opge wekt wordt, omdat het verwante zielen zijn, die eikaar ontmoet hebben, en het op een zegen of op ellende zal uitloopen, dat weet niemand. De kleine vlam, waarvan het twee tal geen van beiden de eerste vonk gezien had, begon grooter te worden en dreigde uit te breken tusschen het meisje, dat reeds, zonder het zich ten volle bewust te zijn, haar man gevonden had, en den man, die zijn meisje nog niet herkend had. Conventie, omstandigheden en een zekere verblindheid van zinnen werkten echter sa men, om het vuur, dat nog niet opgemerkt was, uit te dooven. Het smeulde, zakte in el kaar en stierf. Wat meer afgepast zei Ralph Wellalone nu: „Daar kunnen we natuurlijk later nog wel op terug komen; ik bedoel jouw meegaan op reis. Eerst moeten we het over het baantje hebben, dat je hier te vervullen zou hebben. Ik heb er al met Simpson over gesproken. Hij kan er natuurlijk alles van vertellen; het nazien van mijn kleeren. enz. Wel, hoe denk je er over?" Hij had, terwijl hij sprak, op het gelaat voor hem eerst wel een uitdrukking van verrukking gezien, maar meteen was er een schaduw overheen getrokken, had hij er onzekerheid op gelezen en daarop teleurstelling. „Wat is het Smith? Trekt het baantje je niet aan? Voel je niet voor zoo'n reis?" Of ik niet voel voor zoo'n reis?" Smith hield den adem in, toen ging hij voort volgens het voorbeeld van Harris, die op dat oogenblik met de auto voor de club van Tom, Guelda's neef, stond te wachten. „Meneer, ik zou heel graag bij u in dienst blijven, dat begrijpt u wel. Het is alleen maar, ziet u Pauze. Wat was het toch moeilijk, dacht Wellalone. om die menschen ronduit te laten zeggen, wat ze bedoelden. Dit was toch zoo'n schrandere flinke jongen. Het zou jammer zijn, om hem het baantje niet te geven, waar hij er toch zoo op gesteld scheen. Vermoedelijk was het het gewone bezwaar, en hij vroeg dus op op- gewekten toon: „Is het een kwestie, wat betreft het salaris?" „Salaris?" dacht Guelda. „Verbeeldt hij zich, dat het dat is?" Het leek, of de jongen van die vraag schrikte, dacht Wellalone: maar Smith moest zijn lachen tegenhouden. Hij voelde, alsof hij wel harop had kunnen lachen. „O, £een, mes&er," zei hij. „Daar heeft het niets mee te maken. Ik zou zelfs wel tegen een lager loon willen blijven: maar ik wou graag nog even bedenk tijd hebben. Zou dat gaan, meneer?" Waarom dacht Smith bij zichzelf waarom had hij dit gevraagd? Hij kon toch onmogelijk Wellalone's aanbod, om voor goed als chauffeur-valet bij hem te blijven, aanne men. Nog veel minder kon hij met Wellalone naar het Himalaya Gebergte trekken en daar samen kampeeren met hem. Hij moest een weigerend antwoord geven. Hij kon er niet aan denken, dat hij het hem weigeren moest. Er zat echter niets anders op. Hij kon het net zoo goed nu zeggen als later. Dan was het ten minste van zijn hart af. (Maar och, dat eeuwenoude vrouwelijk in stinct, dat iemand influistert: „Tracht een overeenkomst te treffen, om den tijd uit te winnen.") „In orde. Zeker," luidde het vriendelijke ant woord. Vertel me over een week maar, hoe je er over denkt. Zou dat gaan?" „Ja, meneer, dank u." En de chauffeur ver liet de studeerkamer. Een week! Wat voor verschil kon dat nu maken? Niets. Volstrekt niets. Toch fluisterde Guelda Rhos bij zichzelf: „Je kunt nooit weten, wat er in een week ge beuren kan!" HOOFDSTUK XV. Hij slaat er op los. Er is maar één ding, dat altijd gebeurt. Het onverwachte! Toch had dit onverwachte al eenigen tijd gedreigd op Wellalone Court. Op den morgen van dien anderen storm had deze storm al heel erg gedreigd los te zullen barsten. De verhou ding tusschen het leesgrage binnenmeisje en den jaloerschen tuinman was er niet over ver beterd. De wolken hingen steeds :ager. .(Wordt vervolgd,)^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9