Herfst Verplaatsing van de Amsterdamsche IJsclub. ZATERDAG 15 DECEMBER 1934 PAARLEM'S DAGBLAD 8 Het Noorderlicht is te hoorenl Een foto uit Lapland. Op den voorgrond een Gusterboot. September. De zomer in Lapland is af ge' loopen. Wij hebben hier gepuft van de warm te. De aarde barstte en droogde tot den iaat- sten druppel toe uit onder de felle zonnestra len, die zelfs 's nachts niet ophielden alles te beschijnen. De muggen plaagden ons dag en nacht, staken en prikten ons, waar ze maar konden. Half Juni zaaiden wij allerlei bloemen, Augustus kwamen de eerste puntjes boven den grond. In Augustus kregen wij ook de eerste regenbui. Het water rolde domweg over de kurkdroge aarde en verdween in de rivieren. Maar onze bloemen hadden toch lets van nattigheid^ kunnen opzuigen en begonnen te groeien, zóó vlug, dat het haast te zien was. Papavers en „eeuwigheidsbloemen" (immor tellen) bloeiden binnen een week, goudsbloe men werden met moeite tien centimeter hoog en brachten het nooit verder, een bloe metje hebben wij daar niet aan gezien, maar Afrikaantjes en O.I Kers deden beter hun best. Eind Augustus werden de nachten koud. heel erg koud, maar in uitzondering op an dere jaren bleef de nachtvorst weg en daar wachten wij nóg op! Niemand herinnert zich zoo'n zachte herfst, dagelijks verwachten wij het invallen van de vorst. 's Avonds schittert het Noorderlicht hoog aan den hemel. Spitse lichtpijlen schieten op, verdwijnen om ergens anders in een anderen vorm weer te voorschijn te komen. Het trilt en golft, dooft weg en glanst weer op en het geheel verlicht het land met spookachtig wit licht. Ik sta telkens weer in stomme bewonde ring en word:, door iedereen uitgelachen „Dit is nog niet, eens de moeite waard om naar te kijken, wacht nog een maand en ga dan bu: ten staan als het Noorderlicht den heelen hemel besloot en alle kleuren heeft die men zich denken kan en bovendien zoo sist er knappert, dat het zelfs in huis te hooren isL zeggen ze. Ik kijk dood verbaasd. „Maar weten jullie dan niet dat het Noor derlicht niet te hooren is?" Eerst verontwaardiging, dan luid lachen. „Hoe kan jij, Zuiderling, die nooit Noorder licht zag, zooiets doms zeggen; wat verbeeldt je je wel. wij menschen uit het Noorden hoo ren het eiken winter!" Ja, maar de wetenschap „De wetenschap? Die weet niets; wij weten w ij hóóren zelf. Zal de wetenschap ons willen vertellen, dat het Noorderlicht niet te hooren is? Dit wordt alles zóó pertinent gezegd, dat ik óók aan de wetenschap ga twijfelen. Nu zal ik dan toch bij gelegenheid luisteren met open ooren om het Noorderlicht te hooren. Den laatsten Zondag in Augustus trokken we, gewapend met emmers, het bosch in. De zwarte bessen waren rijp. Op maar enkele plaatsen groeien ze, liefst aan den kant van een beekje, hooge struiken, nu volgeladen met groote glanzende bessen. De blaadjes zijn weggevreten door de rupsen, die alleen de nerven als groene sprietjes hebben over laten. Onze weg is niet gemakkelijk; een smal pad tusschen de boomen door, over stronken en wortels, scherpe en puntige stee- nen en dan weer over moerasplekken, waar dik groen mos verraderlijk als een stevige laag op de natte modder ligt. Dan komen wij aan een bosch van manshooge koningsvarens, die tusschen en op de met mos bedekte stee- nen groeien en onder en langs de steenen stroomt een beekje. Met moeite dringen wij door deze wilde plantenwöelde, telkens kans loopend tusschen de steenen te glijden of op addertjes te trap pen, die hier veel te vinden zijn. Ineens ko men we op een open plaats en daar glanzen de bessen en kunnen wij naar hartelust plukken. Ook roode bessen en frambozen groeien in dit paradijs. Met dertig liter ko men we thuis, moe, maar blij een flinken wintervoorraad te hebben. Aan al het werk, schoonmaken en koken denken we nog maar niet! Een week later is het de tijd van de blauwe boschbessen. Vijftien kilometer moeten we loopen voor we aan een beboschte helling komen, die blauw gekleurd is door alle vruchtjes. Ik moet even gaan zitten om dezen voorraad te bekijken. De veertig c.M. hooge struiken zijn volgeladen. Tusschen de lichtgroene blaadjes zitten de bessen en zien er uit als kleine druifjes, met het zelfde zachte grijze waas bedekt. Zoo ver ik kijk zie ik bessen, je wordt er duizelig van en je weet niet waar te begin nen. We plukken tot onze ruggen stijf en de emmers vol zijn Onze vingers zijn gekleurd of we een anilinepotlood fijngewreven hebben. We zitten op een omgevallen boomstam om uit te rusten Naast ons kraken plotseling dor re takken en hoor ik luid snuiven. Vier groote rendieren staan nieuwsgierig naar ons te kijken, vol trots dragen ze het nieuwe ge wei als een groote glanzende kroon. Op zij van het boschpad, verscholen tus schen sparren en berken, staat op twee, an derhalve meter hooge palen, een kleine hut- Rondom en van boven gesloten, alleen in de vloer een opening. Het zijn korte, dikke bal ken, die op elkaar gelegd zijn, stevig en wa terdicht. Nu beginnen ze wat te rotten, wat geen wonder is. Deze hut is wel tweehonderd jaar oud en werd tot voor enkele jaren ge bruikt door de Lappen om hun rendiervleesch en -kaas in te bewaren. Geen vos of lynx of ander roofdier kan in dit huisje komen en verder is het ook goed' verborgen voor de menschen, zoodat de Lappen er ook rustig hun geld kunnen opbergen. In het dichtsbijzijnd dorp, dat uit twee huizen bestaat, overnachten we. 's Avonds krijgen we versche schapenworst, „tunnbród" en melk. Als extra gerecht nog een groote snoek, rauw, alleen gezouten. Een voorraadschuur van de Lappen voor rendiervleesch. Ik kijk mijn buurvrouw aan, we besluiten de snoek snoek te laten. Eten wij ervan, dan hebben we ook kans een lintworm te krijgen, zooals het overgroote deel van de bevolking van Noord-Zweden, dat veel rauwe visch eet. Ons bed is hard en ruikt naar koeien, naar we slapen heerlijk en droomen van heel veel blauwe boschbessen. De laatste bessoort die nog geplukt moet worden, is de „lingon" (Preiselbeer)een klei ne, roode vrucht, die vrijwel overal groeit en het meest in de huishouding gebruikt wordt. Honderd liter hebben we noodig tot de vol gende herfst. Het leven van de huisvrouw, die alles moet conserveer en, is hier wel neel anders dan in de stad, waar ze zoo nu en dan een potje jam en een flesch limonade lean koopen. Er is nog veel werk vóór het invallen van de vorst. Allereerst aardappelen rooien. Het heele gezin helpt mee. De kinderen vragen vrij van school en iedereen graaft en spit in het aardappelveld. We vangen daar nog een groote rat, wat een goede afleiding was in dit eentonige werk. Een groote herfstwasch ligt te wachten; de paddestoelen hoofdzakelijk morieljes, groeien overal en moeten geplukt worden, de dubbele ramen ingezet en wollen vloerkleeden voor den dag gehaald. De dorpsbewoners leven üi spanning. Het is nu de tijd om de paarden op te vangen. Na hun zwaren winterarbeid worden de dieren vrijgelaten in de bosschen, waar ze alleen of in groepen leven en den heelen zomer rond dwalen, Dat boschleven is niet zonder ge vaar voor hen. Er zijn moerassen waar ze, als ze het onge luk hebben daarin terecht te komen, steeds dieper wegzakken en zoo spoorloos verdwij - nen. Ook zijn er taaie leemplekken, waar de hoeven in vast kunnen zuigen, zoodat ze er niet meer uit komen en daar van honger en dorst omkomen. Lang niet alle dieren zijn verzekerd, zoodat het wegraken van een paard vaak een financieele débacle betee- kent. Nu is het herfst. De lijsterbes glanst rood bruin in de herfstzon. Alleen de dennen en sparren blijven groen; ze blijven dat den heelen winter, hoe hard het ook vriest. 's Avonds zie ik op de rivier twee groote lichten, die langzaam dichterbij komen. Dit zijn de ljusterbooten'", Voor in de roeiboot die ongeveer den vorm heeft van een Cana- deesche kano, wordt een gebogen, ijzeren vork gezet, waar een houtvuur in gebrand wordt. De visschen, die door het licht gelokt wor den, komen aan de oppervlakte van het water en worden dan met een handige stoot aan een vork met weerhaken geprikt en in de boot gehaald, menige zalm en snoek wordt zoo gevangen. Deze manier van visschen is verboden, maar op de afgelegen rivieren wordt tegen dit verbod nog wel eens gezon digd. HELLA WILDSCHUT. Een stille vijver midden in de stad gaat verdwijnen. Voor hen, die in de naaste omgeving van de Amsterdamsche IJsclub wonen, is het ieder jaar opnieuw een vreugde, te zien hoe op een dag in November het hobbelige grastapijt eensklaps is veranderd in een helder water vlak, waarop tientallen meeuwen dobberen. Van dezen stillen vijver gaat, zooals hij daar ligt midden in de stad, omsloten door de sta tige huizen van de ouderwets-voorname Mu- seumbuurt, een groote bekoring uit. Bij dag en bij avond is deze vijver zoo mooi, dat men er uren in het water kan turen zonder te mer ken, dat de tijd voorbijgaat. Bij dag, wanneer de meeuwen er hun boeiend spel spelen boven en op het water, dat zij met hun intens wit zetten in een blij en hel licht Eén van de vogels hoeft maar zijn vleugels te spreiden en het is of er een stroom door alle witte vogellijven gaat. Als razend snel draaien de machinewieltjes werken de vleugels, hoo- ger en hooger stijgen de vogels, een gesloten figuur vormend eerst, om dan in wijde bogen naar alle kanten uiteen te wuiven, in schuinen stand te zeilen door de lucht of met korte sla gen te roeien boven en langs elkaar om dan weer traag, als groote grijze sneeuwvlokken neer te dwarrelen. Eén seconde rust de meeuw met wijdgespreide vleugels op het water, dan klapt zij ze dicht en de fiere vogel lijkt een klein en vredig speelgoedeendje, dat voortdob- bert in een groote badkuip. Bij avond, als de electrische booglampen rondom de hekken hun gouden lichten spiege len in het water, waarop zich ronde zwarte plekken afteekenen, die bij scherp turen wilde eenden blijken te zijn. Bijna niemand weet dat deze vogels hier Lederen avond komen; in het donker ziet men ze haast niet en zoodra de dag begint, vliegen ze weg. Deze vijver, dien de bewoners van de mu seum-wijk sinds jaren en jaren iederen win ter. van November tot Maart, met aftrek van korte of langere ijsperioden vóór zich hebben eezien, zullen er dit jaar voor het laatst zijn Het is namelijk vrijwel zeker, dat de leden van de Amsterdamsche IJsclub het volgend jaar zullen kunnen zwieren over een veel grootere ijsvlakte, waarvoor dicht bij het Stadion een terrein is bestemd. STUDIO SNUFJES. De eerste film van Fritz Lang voor de Metro zal worden Hell Afloat, een oorspronkelijk verhaal door hem zelf geschreven. De verfilming van David Copperfield heeft toevalligerwijze 100 jaar later plaats dan den tijd, waarin Dickens' werk werd geschreven. De voorbereidingen voor deze grootsche film namen tien maanden in beslag; de regisseur. George Zukor, en zijn medewerkers bezochten zelf de plaatsen, die Dickens beschrijft. De voornaamste rollen worden vervuld door Lio nel Barrymore, Charles Laughton, Lewis Stone, Maureen O'Sullivan, Madge Evans, Elizabeth Allan, Roland Young en Hugh Wal- pole. David O'Selznick, een productieleider van de Metro engageerde J. Walter Ruben, als regis seur voor zijn nieuwe film Piccadilly Jim. naar een der groote succeswefken van P. G. Wode- house. Robert Montgomery zal de hoofdrol vervullen. De nieuwste film, die W. S. van Dyke voor de Metro zal regisseeren, wordt Naughty Ma rietta. naar de operette van Victor Herbert, met Jeanette MacDonald en Nelson Eddy in de hoofdrollen. Deze film bevat een groot aan tal songs, o.a. „I'm falling in love with some one" en ..Ah, Sweet Mystery of Life". Ook de Cuban Love Song, met Lawrence Tibbett. een der bekendste musicals, werd door van Dyke geregisseerd. Ronald Colman die reeds eerder aLs Bulldog Drummond is opgetreden vervult thans de hoofdrol in „Bulldog Drummond strikes back" een film met Loretta Young, Warner Oland. Una Merkel en C. Aubrey Smith, on der regie van Roy del Ruth. ij In de nieuwe Dietrichvon Sternbergfilm Caprice Espagnol zijn Joel MeCrea, Lionel Atwill, Edward Everett Horton en Alison Ship- worth de tegenspelers van Mariene. De volgende film van Mariene zal door Ernst Lubitsch geregisseerd worden. Dat zal zijn eerste Dietrichfilm zijn. Cecil B. de Mille heeft twee hoofdrolvertol kers uit zijn film „Cleopatra" gekozen voor de belangrijkste rollen in zijn nieuwe film: „De Kruisridders". Koning Richard Leeuwenhart zal gespeeld worden door Henry Wilcoxon, de Marcus Antonius uit de film ..Cleopatra", ter wijl Ian Keith, die in deze film Octavianus uitbeeldde, in de nieuwe productie de rol van Saladin op zich zal nemen. „Father Brown, Detective", waarvan het scenario aan G. K. Chesterton's beroemde ,.thrillers"-serie is ontleend, zal geregisseerd worden door Alfred Werker, de regisseur van „The House of Rothschild" De hoofdrollen worden door Paul Lukas. Walter Connolly en Gertrude Michael gespeeld. Walt Disney, de vervaardiger van de Silly Symphonies, die o.a. met Three little Pigs zoo'n geweldig (en verdiend!) succes boekte, heeft een soort vervolg op genoemd kleurenfilmpje geteekend, „Roodkapje". waar- In dezelfde drie varkentjes en dezelfde wolf een hoofdrol spelen. Het bekende motief „Who's afraid of the big bad wolf" is in Roodkapje verwerkt. Disney heeft ook 'n filmpje gemaakt van de bekende, fabel van Lafontaine De Krekel en de Mier. Hoe het eenS was. Het Haarlemsche Stadsbeeld Hoe het geworden is. De Groote Houtstraat tegenover de Korte Houtstraat. GROOTE HOUTSTRAAT. Tegenwoordige toestand. Ileeds meermalen in deze rubriek op zeerI afbeelden zijn ongeveer 35 jaar geleden °r veel veranderd. I sloopt om plaats te maken voor twee moderne De hoefsmederij met woning die wij links]huizen. Misschien zijn er lezers, die dit maar zoo dadelijk niet willen gelooven. Het is immers al zooveel jaar, dat er geruchten loopen over een andere bestemming welke aan het IJs- clubterrein zou worden gegeven en over verhuizing, welke er voor de schaatsenrijders het gevolg van zou moeten zijn. Wat zou er op het terrein al niet komen? Het Museum-thea ter naar het ontwerp-Staal is nog het dichtst bij zijn verwezenlijking geweest, maar ook dat moest door de verwerping met een kleine meerderheid in den Raad een schoon plan blijven. Op het oogenblik zijn de tijden zoo slecht, dat er zelfs geen plannen worden ge maakt en nu zou de IJsclub gaan verhuizen? Toch is het zoo. Wethouder ter Haar, die al sinds meer dan twintig jaar voorzitter van de Amsterdamsche IJsclub is. heeft mij verteld, dat naar alle waarschijnlijkheid het bestuur binnenkort tot overeenstemming met de ge meente zal komen over de verplaatsing naar het nieuwe terrein, dat begrensd wordt door den Schinkel, de spoorlijn AmsterdamAals meer en de nieuwe Ringbaan. Juist het idee, dat wij te allen tijde konden worden opgezegd, aldus voorzitter ter Haar, is een van de redenen, waarom wij tot de ver andering hebben besloten. En de nieuwe baan heeft vele voordeelen boven de oude. Zij is veel en veel grooter en doordat ze niet in gesloten ligt. zal men niet langer hoeven te mopperen, dat de baan maar niet opengaat, terwijl er toch al lang ijs is. De nieuwe baan zal. kort nadat de vorst is ingetreden, al be rijdbaar zijn en door heel wat meer menschen Iegelijk dan het oude ijsterrein kan dragen. Een aantrekkelijkheid is ook, dat de Schinkel vlak in de nabijheid ligt, zoodat de liefhebbers aan hun genoegen* op de IJsclub een schaat sentocht zullen kunnen verbinden. Jammer, dat de baan zoo ver buiten de stad komt te liggen? Och, eigenlijk kan men dat niet zeggen, nu Amsterdam zich zoo sterk heeft uitgebreid. De tram brengt de rijders er vlak bij. Wanneer men zoo de plannen hoort, zal het inderdaad een dorado voor de liefhebbers van ijssport worden, dat Amsterdam tot zijn be schikking krijgt. Er zullen internationale hard rijderijen worden gehouden, er komt een ge legenheid om ijshockey te spelen en een aparte baan voor kunstrijders; naar ontwerp van Professor Slothouwer wordt een groot gezellig clubhuis gebouwd Maar vreemd zal het zijn als er bij het Mu seumplein niet meer wordt gereden. Als we op winteravonden uit de verlichte tram, die door de Van Baerlestraat gaat, geen blik meer kunnen werpen op het donkere water, of op het gekrioel der schaatsenrijders. Het is al zeventig jaar, dat de Amsterdam sche IJsclub bestaat. De gevel van het club huis, dat met zijn torentjes en trapjes en zijn overdaad aan geelgeverfd hout. het in leelijk- heid nog verre wint van zijn overbuur, het grauwe Concertgebouw, vermeldt de jaartal len 186-41924 als een herinnering aan het zestigjarig bestaan van de club. Geslachten hebben er gereden. Grootmoeders, die er als kind en meisje hebben genoten van het echt- Hollandsche wintervermaak, gaan nu met hun kleinkinderen naar de baan. Het is vermake lijk, oudere Amsterdammers te hooren spre- ken van dat „stukje fondant, dat er nu nog over is". Inderdaad is de baan. om een toepasselijk beeld te gebruiken, gesmolten. Vóór 1890 resideerde de IJsclub op de plaats waar nu de Van Eeghenstraat en omgeving zijn. Omstreeks dat jaar heeft men de baan naar den anderen kant van de Van Baerle straat verlegd. Men kan het zich bijna niet meer voorstellen maar de ijsvlakte strekte zich toen uit van de tegenwoordige P. C. Hooft- straat tot de Ruysdaelkade. De geheele Mu- seumbuurt, de plek waar ruim twintig jaar geleden de Boerhaavekliniek werd gebouwd, was des winters geheel „verijst". In den rech terhoek van de baan de groote waskaarsenfa briek, waarvan de vieze vetlucht, die op den Westenwind kwam aandrijven, den schaatsen rijders de droeve tijding bracht, dat het ging dooien. In dien tijd had men nog eens win ters. Toen men in 1894 op het terrein de eer ste ver keersten toonstelling wilde houden, vroor het zoo hard en zoo lang, dat tenslotte de genie er aan te pas moest komen om het ijs op te ruimen! Groote internationale hard rijderijen werden er in die dagen gehouden. Men had er de „baan van 1600" en wie zich even een lengte van 1600 Meter voorstelt om dan aan de baan van tegenwoordig te den ken, vindt een zekere geringschatting van ouderen voor het steeds meer ingekrompen domein van de Amsterdamsche IJsclub ver geeflijk! Veel is er in die jaren ook in de gewoonten veranderd. Vooral de kleeding toont een he melsbreed verschil. De dames gingen vroeger rijden zooals zij door de straten wandelden; mantel met bont afgezet, een hoed met een voile, de handen warm geborgen in een groote mof. Zich extra dik kleeden hoefde in die da gen niet; de degelijke kleedij was al warm ge noeg! De Zwitsersche en Oostenrijksche win tersport, die steeds meer bezoekers ilit ons land gingen trekken, hebben de flatteuze kleurtjes'van wollen truien en mutsen ook hier op het ijs gebracht. Zij deden ook naar andere sportgenoegens als kunstrijden en ijs hockey verlangen, welke tot dusverre in het land van de hardrijders nog weinig of geen beoefening vonden. Die ontspanningen vindt men nu juist op de nieuwe baan, waardoor deze een sterke magneet belooft te worden, voor het jongere geslacht. Maar dezen winter trekt nog ieder naar het IJsclubterrein, waar alles klaar gemaakt is om voor het laatst de rijders te ontvangen. In het kantoor meldt de een na den ander zich om een lidmaatsohaps- of een dameskaart; de animo is groot. Op het gras langs de baan is de poffertjeskraam al opgeslagen, de vlaggen- stokken staan op de kleurige doeken te wach ten, de loudspeakers zullen straks de vroolijke muziek laten klinken; op het middenterrein, waar een bord „Alleen voor ongeoefenden" de bestemming van het kleine baantje aangeeft, dat door kleurige lampjes zal worden verlicht, zitten de meeuwen in rijen op de grasrand, uit te rusten van hun vlieg- en zwempartijen. Door den Uiv er-dag is het terrein dit jaar een week later onder water gezet dan anders. De slimme meeuwen, die precies het tijdstip kennen, waarop ze hun ruime baadgelegen- heid en voedselschuur voor zich gereed vin den, waren een week te vroeg! .Tegen het donker gaan ze altijd weg", zei de vrouw van den opzichter, met wie ik de meeuwen brood heb gevoerd onder volle be langstelling van oude heertjes en in wil ver pakte kleuters achter de hekken. Hoe letterlijk ze daarin gelijk had, zag ik toen omstreeks vier uur de vogels in de lucht steeds een stukje verder en hooger gingen, tot ze donkere stipjes werden, die, dicht bij elkaar hun nachtverblijf aan de kust tegemoet vlo gen. was het laatste stipje opgelost in de :nL ucht of de electrische lichten. en aan. L. N,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 14