Een feestdag voor West-Indië. De oceaanvlucht van het Kerstpostvliegtuïg de „Snip". HIJ OF ZIJ? De groote feestdag. - De aankomst van hel Kerstpostvliegtuig de -Snip te Paramaribo vormt voor de bewoners van de West Indische bezittingen zoowel als van het moederland de verwezenlijking van de zoo zeer gewenschte nauwere verbinding tusschen beide rijksdeelen. De K.L.M. komt de eer toe deze verwezenlijking zoo grandioos door de hulp van haar kranige luchthelden tot stand te hebben gebr acht De .Orania" van de Koninklijke Hollandsche Lloyd, varing door het Portugeesche stoomschip .Leanda', gezonken die tengevolge ven een ean- La de haven van Leixoes is In het stadhuis te Saarbrücken zijn de ambtenaren druk bezig met het Da bemanning van de .Uiver" is Dinsdag te Londen gehuldigd, waar de Nederlandsche i.ti. i i i kolonie in Park-Lane hotel een diner aanbood. Vl.n.r.Moll, mevr. Moll, de heer invullen en ordenen der indexkaarten voor het aanstaande plebisciet Plesman, mevr. Parmentier en Parmentier FEUILLETON door BERTA RUCK. 32) „Ja er is mij een licht opgegaan, als deze partij tenminste gelijk is aan al die andere! Lieve deugd! „Maar om op mijn chapitre terug te komen. Ik begon al heel gauw genöeg te krijgen van die Babylonische stemppartij. Daarbij was ik bang, dat ik moeite zou krijgen bij het beant woorden van al hun vragen over het eten en 'het loon en mijn Baas en het personeel en het régime op Wellalone Court. Ik wendde mij dus tot de kamenier en vroeg haar in vertrouwen, of ze mij niet een plekje kon wijzen, waar ik, zonder gezien te worden, naar het dansen kon kijken. jOe kamenier (rood haar, nette blauwe Japon, klein neteldoeksch schortje) fluisterde 'terug, dat ze wel een hoekje wist voor ons tweeën. „Op een hoekje voor twee had ik eigenlijk niet gerekend. Toch volgde ik haar dankbaar door verscheidene deuren en langs verschei dene kamers, alle wat overhoop wegens de massa logé's, die er waren. Geen enkel meubel stuk stond, naar het mij toescheen, op de ge wone plaats. Eindelijk opende ze nog een deur, en bevon den wij ons op een kleine galerij, die uitkeek op de hall. De hall was groot en met eikenhout beschoten en rondom hingen familieportret ten. Het dansen was in vollen gang. „De kamenier fluisterde, dat ik vooral achter het schut moest blijven, en dat dit de galerij voor het orkestje was, maar dat de heeren liever op een kleine verhooging achter een -paar palmen hadden willen zitten. Zij rneen- #gn»,dat het gemakkelijker y/aa voor hen« die even naar hen toe wilden komen, om te zeg gen. wat. er gespeeld moest worden. Het was ook gemakkelijker, om den pianist daar van ververschingen te voorzien, want die had ge zegd, dat hij heel wat noodig had, om de fut er in te houden, en dat vriendelijkheid en whisky daar echt geschikt voor waren. Hier proestte de roodharige schoone het uit en riep „st. st." tegen mij, de volkomen onschuldige. „De meneer aan de piano was inderdaad eerste rangs, en hij had een paar uitstekende violen en een banjo tot hulp. Zij waren uit Londen overgekomen en speelden een van mijn geliefkoosde deuntjes. En daar moest ik achter een schut staan toeluisteren en toekijken. O, Patsy, je kunt je niet voorstellen, wat dat voor mij was! Ieder een genoot zoo met volle teugen. Het was wer kelijk wanhopend! „Vind je niet. dat er veel mooie costumes bij zijn?" fluisterde de kamenier. „Ja, heel wat," antwoordde ik beleefd; maar ik dacht niet aan de japonnen van andere menschen. Ik dacht, och, was ik er ook maar bij met mijn mooie brocade japon aan! Ja, ik snakte naar mijn breed gedofte bro cade rok en het kleine, nauwsluitende, laag uitgesneden lijfje! Wat zuchtte ik om mijn mooie japon en mijn rose brocade hooggehakte schoentjes met groote zilveren gespen! Mijn lange rose kousen! Mijn parels! Mijn rose topaas broche! Mijn geschilderde waaier! Mijn snoeperig zakdoekje met die ragfijne kant er om heen en de beeldige G, die jij er in gewerkt hebt! Mijn gouden schakelbeursje, het klein gouden doosje, dat Reggie mij gegeven heeft met het miniatuur spiegeltje in het dekseltje. O, wat verlangde ik ook naar mijn poeder kwast en een enkele streek van Poudre En- chantresse op mijn neus! (Ik weet, dat hij glimt. Ik voel het.) Wat zou ik er op dat oogenblik niet voor gegeven hebben, om weer een meisje te zijn, al was het maar, dat ik één dans kon meemaken! „Dat is de mooiste japon, vind ik," fluister- de de kamenier. „Die dame, die daar net aan- j komt, met dien grooten cavalier in het wit; 'kijk-eens gauwPV^ - Ik keek. Het was Sir Ralph met Lady Day. Ze moest een fuchsia voorstellen en ze zag er werkelijk alleraardigst uit tusschen al die andere alledaagsche costumes. Ze had een klein nauwsluitend lijfje aan. Het leek mij, alsof ze er een rood fluweelen kussen uit de schuit voor verknipt had. Over haar Bordeaux- kleurige rok hingen lange puntige tongen van roode stof, net als de onderste bloemblaadjes van een fuchsia. Onder aan de rok zaten kra len, die meeldraden moesten voorstellen; dan volgden twee smalle enkels in roode kousen en roode satijnen schoentjes. Om haar donkere haar en haar voorhoofd heen droeg ze een rood fluweelen band, met fuchsia knopjes er op genaaid. Het waren echte, knoppen, want toen zij onder de galerij doorgingen, zag ik, dat haar cavalier met zijn vinger er een open knipte. (Weet je nog, hoe jij en ik dat vroeger ook deden bij als onze fuchsia bedden? Ik vermoed, dat alle kinderen dat doen, en hij het vroeger oog gedaan heeft.) „Hij was in polo costuum. O!" Hier boog Smith zijn hoofd wat dieper over zijn schrijfbloc en begon een volgende blad zijde. Hij schreef nog vlugger, dan hij eerst gedaan had. „O, Patsy, o, Patsy, hij was zoo knap om te zien! Als je hem gekend had, zou je nooit ver liefd zijn geworden op een donkeren man. Alle mannen moesten blond zijn en zich altijd kunnen kleeden in wit met goud. „Van het begin af heb ik hem al zoo heel bijzonder gevonden; zijn karakter bedoel ik, zijn manier om met menschen en diei'en om te gaan, het genot, dat hij vindt in de natuur en in zijn boek, de manier, waarop hij spreekt, zijn stem. Dit alles trok mij dadelijk aan en maakte mij tot zijn toegewijden dienstknecht, die hem tot zelfs naar Azië zou willen volgen. „Nu vond ik hem echter zoo knap, dat ik onwillekeurig mijn adem inhield en mij vast klemde aan het kamerschut. Wat stond hem dat witte shirt goed en de witte rijbroek en die hooge bruine glimmende laarzen. „De kamenier zei fluisterend: „Vind je ze niet hetknar>ste^paar, -van zijn stellig geëngageerd. Het zou mij tenminste niets verbazen, als het zoo was." „Patsy, ik kon het niet langer uithouden. Ik liet het kamerschut los en rende de trap af. Waar die heen liep, wist ik niet, maar het kon mij ook niet schelen. Ik kon het niet verdra gen, om dien heel bijzonderen man daar met zijn arm om de schouders van die kleine flirt te zien, die geen zier om hem geeft. Ja, die had het geluk, om zoo dicht bij hem te zijn. Hij keek haar in de oogen. Zij lachten samen, en ik voelde, alsof er een mes steeds dieper in mijn hart werd gestoken. Zij, (die geen ziertje om hem gaf), zou voor goed bij hem blijven, zijn stem iederen dag hooren. Zij zou haar wang tegen zijn haar kunnen laten rusten, als zij verkoos. O, Patsy! Hij zal aan mij nooit meer denken, als ik weg ben. Geen hoop. Een andere chauffeur, een Brown of een Robinson zal voor hem rijden, zooals Smith het een maand lang gedaan heeft. Het zal voor hem hetzelfde zijn. Hij zal zelfs nooit weten, dat ik een meisje was, en daarbij dwaas genoeg, om hem zoo lief, zoo hartstochtelijk lief te hebben. Hier hield Smith, de chauffeur, op. Het was het eind van de bladzijde. Hij las haar even door. Plotseling leek het hem, alsof een ander die woorden geschreven had. Hoe kon iemand dat alles neerschrijven? Mocht zij Patsy Lloyd-Hughes laten zien, dat zij net zoo erg was als een verliefd schoolmeisje? Neen, dat ging niet. Al het flink en gedecideerde in Guelda kwam in opstand. Zij scheurde het blad papier in kleine stukjes, gooide het in den leegen haard, en stak een lucifer aan Toen alles verbrand was, ging zij weer aan tafel zitten, en Smith begon een nieuwe blad zijde: „Sir Ralph was in polo-costuum. Zij waren, zooals de kamenier terecht opmerkte, het knapste parr uit de heele zaal, en vermoedelijk waren zij juist op dat oogenblik bezig, zich te engageeren. Uit angst, dat men mij soms toch mocht opmerken, verliet ik de galerij en trachtte mijn weg terug te-vinden naar de heerlijke limonade in ijs. Ik moet ergens een verkeer- de» opeens in een gang, die van een kleedkamer naar de hall voerde. „Dat was het begin van mijn avontuur. Wie kwam ik tegen? Wie anders dan Lady Day, die de gang in kwam, om haar bandeau met de fuchsia knoppen, die los was geraakt, te laten naaien. Zij hield de bandeau in haar hand. „Zoo, Smith." zei ze. Smith ging in postuur staan en leunde zoo veel mogelijk tegen den muur, opdat Milady langs hem heen kon gaan. „Zij bleef echter staan, om een praatje te maken. Ze scheen daar echt voor in de hem ming te zijn. Haar oogen tintelden van pre't. „Zij hief haar vinger bestraffend op en riep lachend uit: „Ik heb je daar wel gezien op de kleine galerij achter dat kamerschut. Je was druk aan het flirten met die roodharige ka menier". („Zeg, Patsy, is het niet vreemd? Sedert ik een jongen ben. meenen al die menschen er zeker van te zijn, dat ik achter de andere sekse jaag. Toen ik een meisje was. heeft nooit iemand dat van mij gedacht. Verleden, jaar vertelde ik eens aan Reggie, dat mijn leven lang nog nooit een man ook maar ge daan had. alsof hij mij wilde kussen. Reggie begon te brullen van het lachen en zei: „Na-1 tuurlijk niet, jou kleine onschuld! De mannen' zijn niet gek. Er zijn meer manieren, om een man te waarschuwen, zich die vrijheid niet te permitteeren, dan door te zeggen, dat je het afschuwelijk zou vinden. Het staat op je ge zicht te lezen dat je er niet op gesteld bent." Nu ik een man ben. zal ik het wel niet meer op mijn gezicht te lezen staan.) „Ik mompelde iets tegen Milady over even een kijkje te zijn gaan nemen en wilde met een ontsnappen. Ik was bang, dat de kame nier, die in de kleedkamer moest oppassen, te voorschijn zou komen en daar een van de gasten zou vinden praten met een chauffeur. Lady Day scheen het niet te kunnen schelen»; al zou het kameniers geregend hebben. (Wordt vervolgd.)!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 16