Kerstuitdeeling voor de armen. HIJ OF ZIJ.'' Op hat Parkschouwburgterrein ta Amsterdam zijn op Twaadan Kerstdag de seriewadstrijden korfbal ge speeld. Snapshot uit den wedstrijd D.T.V. Olympia Kerstuitdeeling te Weenen. Op straat, werd, van regeeringswege, aan de armen voedsel verstrekt Het nieuwe model geluktelegram, speciaal geschikt voor 25 jarige jubilea 1 Een geschilderd portret van wijlen Arnold Spoel, den bekenden volkszangleider, is Woensdag aan het gebouw van K. en W. te den Haag aangeboden Het toestel De nieuwe Fokker, F 22 Lappfand, heeft Maandag de eerste proefvlucht gemaakt. is bestemd voor de Zweedsche Luchtvaart Mij. A. B. A. FEUILLETON door BERTA RUCK. 36) „Wat?" riep hij uit. „Kan het u niet sche den?" „Neen, het kan mij niets schelen," zei Lady Day. „Verwondert je dat?" „Ik verbaas mij nooit over iets," blufte Smith. „Toch biedt het leven ons tal van verras singen," zei Laetitia met bevende lippen. „Dat geloof ik ook wel," stemde Smith toe. Zijn gedachten vlogen terug naar zijn eigen moeilijkheden. Hij zou zooveel liever gewild hebben, dat Sir Ralph hem onder handen ge nomen had over dat dansen met zijn nicht; hem gevraagd had, wat dat te beduiden had gehad. Alles zou beter geweest zijn dan dat afschuwelijke zwijgen; want het was werke lijk afschuwelijk, dat het zijn Baas nog te min was, om boos op hem te worden Smith moest zich inspannen, om te luiste ren naar wat de vrouw, die de oorzaak van al zijn verdriet was. hem verder te vertellen had. „Toen ik trouwde was ik achttien, en mijn man beloofde mij, dat ik alles zou hebben, wat mijn hart begeerde. Wat had ik mij daarvan niet voorgesteld in mijn droomen?" „O, ja?" zei Smith afgetrokken. „Ja, in mijn jeugdige droomen. Ik wist niet precies, wat ik verlangde, maar toch was mijn hart, vol verlangens. Ik dacht, dat die wel be vredigd zouden worden, omdat mijn man zoo rijk was en mij zoo bewonderde; en dan zoo veel mooie kleeren te hebben en overal heen te kunnen reizen! Wat was hij niet gul, die arme Jasper! Als ik om de maan gevraagd had, zou hij haar mij nog wiilen_geven. Het eenige, wat beantwoord is van mijn meisjes- droomen och, ik weet het niet; maar het beste, wat ik er van vervuld heb gezien weetje, wat dat geweest is? Hereward en Hal." „O, ja, dat zijn uw kleine jongens," ant woordde Smith op koelen afgetrokken toon. „Ja, natuurlijk." ,.Maar ik vind dat niet zoo natuurlijk," kwam Tut met bevende stem hier tegen op. Meteen schoot haar iets te binnen „en morgen moe ten de adenoïden van dien armen kleinen Hereward weggenomen worden. Zij zeiden, dat ze liever niet hadden, dat ik naar hem toeging. Het heeft natuurlijk ook niets te beteekenen; een half dagje op de ziekenzaal misschien. Ik zal hem nog wat perziken sturen Haar gedachten dwaalden weer af naar dien anderen jongen, die bij haar in de schuit zatNooit had de „knappe jongen" zoo ver van haar verwijderd geleken. Nooit scheen hij zoo weinig gegeven te hebben, om wat ze zei. Nooit had hij haar zoo weinig begrepen. Zij had geen plan gehad, om zoo met hem te praten. Het was toch een verkeerde zet ge weest Toch ging ze onwillekeurig weer voort op hetzelfde onderwerp. „Haar kinderen moeten niet het eenige ware geluk van een vrouw uitmaken, Zij moe ten slechts een deel zijn van haar geluk." „Ja, dat is zoo," mompelde de knappe jon gen; terwijl hij haar geen enkelen blik gunde, maar voor zich uitstaarde over het water. Tut was wanhopend. Juist nu ze hem nader trachtte te brengen, was hij mijlen van haar verwijderd, Wat was hij verschillend van de vorige dagen! Hij was beleefd, maar ook niets meer. Zij kon niet met hem praten, zooals zij tot nog toe met hem gepraat had. Wat was hun verhouding niet een genoeglijke camara derie geweest! Wat kon de reden zijn, dat het nu zoo geheel anders was? Eindelijk zweeg zij. De schuit was nu dicht bij de plek, waar de waterlelies groeiden. Ze leken haar mooier dan ooit te voren, de goudgele bloemen, daar rustend op hun groene bladeren, en die witte met hun groen-achtige puntige kelkbladen, witte spitse bloemblaadjes en gele harten! Tegelijk staken Laetitia en Smith hun han den uit naar de zoo begeerde bloemen in het koele heldere water en aanschouwden daarbij tegelijk hun beeld; haar donker hoofd en zijn bruine haar; zijn witte heldsmouwen, haar zacht getinte japon. De weerkaatsing was zoo duidelijk, alsof die door een spiegel teruggeworpen werd. Laetitia Day hield haar adem in bij de aan schouwing er van, want, nu voelde zij. zooals ze had moeten voelen, toen zij achttien was. Zij had hem lief dien jongen, die haar haar jongemeisjes droomen weer in herinnering had gebracht op dit romantische plekje, want wat was er romantischer dan samen in een bootje gezeten, zich daar tusschen die water lelies te bevinden. Het ontwaken van haar liefde zou zij altijd blijven verbinden aan het geluid van water, zooals zij dat nu hoorde stroomen uit den kleinen waterval, die van het beekje van het Kleine Huis in het meer van Wellalone Court uitliep; het kabbelen van het water tegen de schuit; het druipen van het water van den boom als Smith dien omhoog haalde, om hem iets verder weer in het water te laten glijden. Zij zou dit alles haar leven lang niet vergeten. Altijd zou het haar den jongen man in de ge dachten brengen. Altijd weer zou zij zijn lichtbruine oogen voor zich zien. Als zij een forel, of een ijsvogel, of een waterjuffer zou gadeslaan, dan zouden die haar altijd aan deze Juni maand en hem herinneren; en al die bloemen, die hier langs den waterkant groeiden: vergeet-mij-nieten, moerasspirea en die kleine plantjes met rose bloempjes, waarvan Laetitia den naam niet kon onthouden, en vooral ook de waterlelies, ze zouden haar hem steeds weer in gedach te brengen. Maar hoe kon ze zoo zitten droomen! Het was niets voor haar! Zij trachtte zich te be- heerschen en stak haar hand uit naar de waterlelies. „Lieve tijd, wat zijn die dingen lang!" riep ze uit. „Het lijkt, of zij hun wortels wel heel tot in Australië hebben zitten!" „U kan ze niet lostrekken; snijd u ze liever af," zei Smith. Hij haalde een zeemans zak mes uit zijn riem te voorschijn en begon de gele en witte bloemen af te snijden. Daarop droogde hij ze wat af met een schoonen zak doek en legde ze op haar schoot. Zij beefde bij de aanraking van zijn handen; ze was heelemaal overstuur, zooals sommige vrouwen dat zijn, als er onweer in aantocht is. Ze wist niets anders dan ae onnoozelste dingen te zeggen; zooals; „Vergeten jullie nooit, om een mes bij je te steken?" „Vergeten de dames ooit, om een poeder kwastje mee te nemen?" vroeg Smith. „Dat is heel wat anders". Onwillekeurig stak zij haar handen onder de bos waterlelies, die op haar schoot lag en voelde naar haar licht grijze taschje met het spiegeltje. Daarop haal de ze er een donzen kwastje uit, dat zoo heer lijk rook naar Rachelrose. Terwijl zij het spiegeltje in haar eene hand hield, ging ze met het kwastje over haar ge zicht. Smith zorgde, dat hij haar kant niet uitkeek; want de meisjesziel in hem snakte, om het zelfde te kunnen doen. Hij wist, dat zijn neus glom. Hij voelde het. „Tegenwoordig houden de mannen er ook poederkwasten op na," begon Tut. „En noemen die zich mannen?" vroeg Smith a la Reggie. „Zeker. Wat een aardige mannen zijn er bij. Alleen maar bij het dansen gebruiken zij ze," vervolgde Tut, en stak haar hand weer in haar grijze taschje. "Ir bestaan speciale poe derkwasten voor heeren in platte leeren étui's. Het zijn heusch geen verwijfde mannen, die ze gebruiken, officieren zelfs. Ik Zij bevochtigde haar lippen. Wat afschuwe lijk, om zoo gejaagd en verlegen te zijn over niets! Toch moest ze even wachten, om weer op adem te komen, voor ze kon uitbrengen: „Ik ik heb er een laten komen. Het fou- draal is van donkergroen leer, het kleurt pre cies bij je jas. Ik dacht, dat je er misschien wel een zou willen hebben. Zou je hem niet van mij willen aannemen?" Ze voelde inwendig boos op zichzelf om de groote onhandigheid, waarmee ze het eerste geschenk aanbood, dat ze ooit aan iemand behalve aan haar man gegeven had. Tot nog toe was het altijd aan haar geweest, om geschenken te ontvangen. In haar omgang met haar bewonderaars had zij altijd gezorgd, dat zij zichzelf tot niets verbond; zoodat zelfs zij, die zich over haar beklaagd en gezegd hadden; ..Ze heeft met me gespeeld, ze heeft me aangemoedigd, ze heeft me laten denken, dat ze om mij gaf, ze heeft me voor den gek gehouden zelfs zij niet met zekerheid kon den zeggen, wat ze gedaan of gezegd, of hoe ze gekeken had. Nu had haar echter de liefde te pakken, zoo als die de mannen overvallen was, waarmee ze vroeger zoo gecoquetteerd had. Ze was zich zelf niet meer meester. Zij hield hem het kleine groen lederen étui voor, dat zooveel geschikter voor Smith was, dan zij wel dacht. ..O. dank u zeer." zei deze. „Wat is dat vrien delijk van u, Lady Day." Hij was er heelemaal niet mee in zijn schik, dat zag Laetitia duidelijk genoeg. Hij keek ternauwernood naar zijn cadeau en wou het in zijn broekzak steken. „Wil je hem niet even gebruiken?" vroeg Laetitia. zoo links als het maar kon. „Ik heb er expres wat ongeparfumeerde poeder opge daan, en ik wou zoo graag, dat je mijn ca deautje in gebruik nam, want je neus glimt heusch een beetje." De Guelda in Smith kwam nu geheel boven. Onwillekeurig haalde zij de pouffe weer uit haar zak. Verder ging zij echter niet. Zij had zich bedacht, dat je aan sommige dingen positief de vrouw herkent. Ten eerste de manier, waarop ze zich bukt, om een kind van den grond te rapen. Ten tweede de wijze, waarop ze het hoofd achterover gooit, onder een liefkozing. Ten derde haar bewegingen bij het gebruik van het een of ander toiletartikel, bijvoor beeld haar poederkwast. - fWordt vervolgd.) In de Apollo-hal te Amsterdam zijn op Tweeden Kerstdag de jaarlijksche steen- turnwedstrijden gehouden. Overzicht tijdens het werken aan de toestellen AAfcCENOiV-e* TE O-VTVASÜfc* TE WbOR.DE I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9