HIJ OF ZIJ? De spoorwegverbinding Scbagen-Ewijcksluis is met ingang van 1 Januari opgeheven. - Een kijkje tijdens het Jo Buziau, Siem Nieuwenhuizen en Willy Walden in de nieuwe Bouwmeester-revue .Met vlag en wimpel", waarvan vertrek van den laatsten trein uit Schagen, hetgeen met eenig ceremonieel gepaard ging de premiere op 1 Januari te Rotterdam werd gegeven, en waarbij Buziau tevens zijn 40-jarig tooneeljubileum viert FEUILLETON door BERTA RUCK. 40) Herewards moeder had aan niets of niemand meer gedacht na het ontvangen van het tele gram. De afspraak met Smith was haar geheel i door het hoofd gegaan. Ze had het bestaan van I den knappen chauffeur totaal vergeten. „Kom, maar ik wacht niet langer," zei Guelda eindelijk. „Dat kan ze toch ook zeker niet van mij verwachten. Ik denk, dat ze nog oververmoeid was en ingedommeld is, voor ze het wist. Als ik niet oppas, val ik nog in slaap, terwijl ik hier sta. Nu, ik heb in ieder geval mijn belofte gehouden. Het ellendige is, dat ik haar nu morgen die heele explicatie zal moeten geven. Dat is echter eenmaal niet anders. Ziezoo, ik ga." Ze wendde zich om en liep naar het meer terug. Op dat oogenbilk ging de telefoon in Wella- lone's studeerkamer. Haastig pakte hij den hoorn op. Hij hoorde een stem zeggen: „Ja, u is aan gesloten met Wellalone. Daarop hoorde hij de stem van Tut. „Ralph! Zeg Ralph! Is het niet een zegen? Ja, alles is in orde. Hereward maakt het goed. Ja, alle twee zijn zij zoo goed, als het maar zijn kan!" Zij lachte zenuwachtig, alle angst was uit haar stem verdwenen. „Ja, ik ben nog op de school. Ze waren meer dan verbaasd, dat ik daar opeens tegen den nacht kwam aanzetten Wat? O, het was alles een vergissing ge •jveest. Ja, Herewardts amandelen waren weg ^genomen dien middag, en hij had tegen Hal gezegd: „Hè, ik wou dat moeder maar hier was! Niet Hereward, maar Hal had het tele gram verzonden. Ja, HalJa, het was een vergissing van mevrouw HerriottO, .een mevrouw Herriott, die ook een paar jongens daar op school had en Hal mee op thee had genomen. Zij had gezegd, dat hij het telegram mocht sturen." (Blijkbaar had Laetitïa's jongste zoon zijn zaak wel weten te bepleiten. Daar scheen een advocaat in te schuilen.) „Ja. ze heeft ons maar mooi dien schrik op het lijf gejaagd," riep Tut nu. „Waarom bemoeien de menschen zich toch met de kin deren van een ander? Die kleine Hal leek heelemaal van streek er door. Arm, klein ke^, reltje! Ze hadden mij geen van beiden ver wacht. geloof ik. Ja, ik zag hen in hun bedjes liggen." Er viel Ralph Wellalone een pak van het hart. De kleine jongen maakte het dus goed, en zijn moeder had alle bezorgdheid ter zijde gezet en was weer de oude vroolijke Tut. Zij vertelde hem. dat zij den nacht daar zou blij ven en dan van Zaterdag tot Maandag naar Londen dacht te gaan. Zij moest daar een paar kennissen opzoeken en 's middags naar een „show" toe. „Wat ik zeggen wil, Tut," zei hij, bel jij me even op in mijn club tegen lunchtijd, dan kun nen we samen hier of daar gaan eten." Waarom zei hij dat? Omdat alle bekoring, die zij indertijd voor hem gehad had, verdwenen was. Nooit had hij zich zoo weinig tot haar aangetrokken gevoeld. De betoovering, die zij over hem gehad had, was geheel verbroken: zijn verlangen om haar te ontmoeten, zijn zenuwachtige verlegenheid, zoodra zij zich in zijn nabijheid bevond, alles was weg. Aan den anderen kant had hij zich nooit zoo vriendschappelijk gestemd gevoeld tegenover haar. De werkelijke Tut was de vrouw, die hij enkele uren te voren in de auto had zien zitten, met bleek, angstig gelaat, om- lat zij dacht, dat haar kind in gevaar was. \rme vrouw! Wat een ellende had zij in ge jachte doorgemaakt op weg naar de school! Hij dacht geen oogenblik meer aan haar eigenaardigheden, haar flirten en evenmin aan haar gedrag van den vorigen nacht. „Zeg. Ralph," antwoordde ze, „bekommer je nu maar niet om mij. Ik weet, dat je altijd zoo'n massa te bezorgen hebt, als je in de stad bent," en haar stem klonk niet, alsof ze er naar snakte, om met hem of met wien ook uit te gaan. „O, dezen keer moet ik alleen maar even mijn uitgever spreken en bij Roland Ward aan- loopen, om naar de slangenvellen te vragen, die hij voor mij onder handen heeft. Je belt me dus op? In ordeJe gaat zeker nu maar gauw naar bedJe zult wel moe zijn, denk ik. Als je niet zoo in zorg gezeten had, zou je bepaald van dien rit in den maneschijn ge noten hebben; want het is een prachtige avond. Ik denk nog even uit te gaan „Uit? Maar, Ralph! Op dezen tijd van den avond? Wel, het is nacht." „O, ik wou alleen maar een eindje omloopen naar het meer en terug. Misschien kan ik zoo'n uil te pakken krijgen, dien ik Hereward beloofd heb. Nu, tot Zaterdag dus. Wel te rusten." Een paar minuten later stapte Ralph Wella lone naar buiten, met een geweer onder zijn arm, zijn pet diep in de oogen getrokken en een donkere jas aan. Hij haalde eens flink adem. Hoewel hij een geweer bij zich had, had hij toch geen plan om te schieten. Hij dacht alleen maar wat rond te kijken in het tooverachtige maanlicht, en van de nachtelijke stilte te genieten. De uilen lieten opnieuw hun klagend geluid hooren. Een er van vloog vlak over zijn hoofd, terwijl hij de plaats bij de garage overstak. Daarop sloeg hij het pad in, dat naar het meer voerde. Hij genoot bepaald, terwijl hij rondkeek en luisterde naar al de verschillende nachtelijke geluiden. Op eens zag hij iets, dat hij op dat uur daar stellig niet verwacht hac. Hij zag een vrouwelijke gedaante aankomen op het pad. dat van het meer naar zijn huis voerde. Er scheen dus nog iemand geweest te zijn, die, door den prachtlgen maneschijn aan getrokken, zich naar buiten had begeven. De gedaante was in het wit gekleed en kwam met haastigen tred aangeloopen. Wie zou het kunnen wezen op dezen tijd van den nacht? Zou het een van de dienstmeisjes zijn? Wellalone trok zich nog wat meer terug tus- schen de heesters en wachtte af, totdat de ge daante bij hem zou zijn. Neen, het was geen dienstmeisje van hem. De kleeding was ook niet die van een dienst meisje. Ze leek wel gekleed voor een buiten partij. Wat eigenaardig! Ze had een hoed met breeden rand op. met een sluier er om heen en schoenen met gespen aan. En dat op zijn terrein op dit late uur! Wat kon het te beteekenen hebben! Wellalone wachtte. Zoodra zij dichterbij was, zou hij haar aanroepen en vragen: „Is u ver dwaald?" Het was een bijzonder bekoorlijke gedaante, zooals zij daar in het maanlicht naderbij kwam. Op eens bedacht Wellalone, wie het zijn kon. Natuurlijk! Het was een van die koristen! Het was „Maudie" of een van haar vriendin nen, die door zijn park heen naar den hoofd weg toe wilde gaan. Wellalone had nu geen lust meer om de ge daante aan te houden. Hij zou afwachten, om te zien, of hij goed geraden had en haar dan rustig voorbij laten gaan. Geheel onbewust er van, dat nog iemand anders behalve de maan haar gadesloeg, ver volgde Guelda Rhos haar weg. Haar gedach ten waren geheel vervuld van den man, die haar zag, maar niet herkende. „Hij zal het nooit weten, dat hij niet half zooveel verlangt naar zijn regenboog, als lk verlang naar de maan!" Zfj floot heel zachtjes een bekend liedje. Zij kwam steeds nader. Ze was nu zoo dicht bij, dat de man, die daar in het kreupelhout ver borgen was, haar met zijn hand had kunnen aanraken. Hij bewoog zich echter niet. Wel hield hij zijn oogen. strak op haar ge- laat gevestigd! - Nu was ze zoo dichtbij, dat hij haar trekken kon onderscheiden. Opeens echter schreeuwde een uil zoo hard, j dat het meisje het hoofd omwendde en naar boven keek. De schaduw van haar hoed viel op haar ge- laat, en Wellalone kon dus onmogelijk haar trekken herkennen. Zij was voorbij. Wellalone hoorde nog haar voetstappen, hoorde haar zachtjes fluiten. Geruischloos keerde hij zich om, om te zien, welke richting de indringster zou nemen. Daar zag hij het. Met moeite weerhield hij een kreet van ver bazing. Zij had het pad ingeslagen, waar langs hij zeif zoo even ook was gekomen; het pad dat onder den eik doorliep; het pad naar de gara ge. Naar de garage! Ja, werkelijk! Er was geen twijfel mogelijk. De schaduw van een tak tee- kende zich voor een oogenblik af tegen haar witte japon, terwijl zij onder den eik doorging. Daarop zag hij haar de plaats bij de garage oversteken en die binnengaan. Een oogenblik later zag hij een lichtende streep tusschen de overgordijnen van de kamer boven de garage. Toen draaide Ralph Wellalone zich om, en zoo vlug zijn lange beenen hem droegen, begaf hij zich in tegenovergestelde richting. Zoodra zij veilig in haar eigen kamer was, slaakte Guelda Rhos een zucht van verlichting. Daarop vouwde zij met groote zorg haar meis- jeskleeren op en sloot ze voorzichtig weer weg. „Dat heb ik nu'ailes voor niets gedaan." zei ze bij zichzelf. Hoe kon zij droomen, dat Wellalone haar van het kreupelhout uit had gadegeslagen, en wat de gevolgen zouden zijn. Zij glimlachte, toen zij er aan dacht, hoe coinpromitteerend het voor Smith geweest zou zijn, als iemand hem in zijn chauffeurs uni form bezig had gezien, met steentjes te gooien tegen de ramen van Lady Day en dat nog wel om elf uur 's avonds. J v .(Wordt vervolgd.), Jules Verstraete en mevr. de Sablairolles als Thomasvaae •n Pieternel, spraken den gebruikelijken Nieuwjaart- wensch uit bij de traditioneels opvoering van d» bruiloft van .Kloris en Roosje" in den Amsterdam- •chen Stadsschouwburg Traditiegetrouw ging op Nieuwjaarsdag in den Stadsschouwburg te Amsterdam de opvoering ven Vondel's .Gysbrecht van Aemstel", waarbij de rollen van Gysbrechl en Badeloch werden vervuld door Albert van Dalsum en Charlotte Kohier De voorbereidende werkzaamheden voor den bouw van de nieuwe beurs aan den Coolsingel te Rotterdam Het elftal der oud-internationals, dat op Nieuw jaarsdag den traditioneelen wedstrijd tegen H.F.C. te Haarlem speelde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 9