Letteren en I&iwit BIOSCOOP. Radiomaziek der week HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent Ragout voor LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN. Nieuwe Uitgaven ZATERDAG 12 JANUARI 1935 HAARLEM'S DAGBLAD 8 LUXOR-THEATER. Om een menschenleven met Harry Baur en Inkyïnoff. In Haarl. Dagblad van Donderdagavond vinden de lezers een voorbespreking van Duvivier's film „Om een menschenleven". Van 't bijprogramma is „Van Wassen Beel den" en nog meer", waarin Harry Langdon dè man is, wel het aardigste. Harry Langdon, wiens beeltenis hier bij prijkt en die u wel bekend zal zijn, laat zich door een vrachtauto, waar mee wassen beelden vervoerd worden, naar het museum van een richard, meesleepen. Door een schok valt een van de beelden en juist op zijn bol, waardoor Harry be wusteloos valt in de auto. Juist is de auto ter bestemder plaatse aangekomen en de chauffeur Harry Langdon. zijn helper sjouwen het vrachtje naar bin nen. Harry wordt ook getransporteerd als wassen beeld en ergens in een hoek gede poneerd. Als hij uit zijn verdoovïng ont waakt weet hij niet, waar hij is. maar al die starre gezichten, die hem aanstaren, maken hem niet bepaald rustig. De doodschrik be vangt hem. als hij plots twee apachen in het oog krijgt, die dreigend een geweer op hem gericht houden. Hij rent weg en botst bijna tegen een agent op dien hij vertelt van die twee boeven. De agent blijft onbewogen en dat maakt hem zoo nijdig, dat hij hem een stomp geeft, met het verschrikkelijk ge volg, dat het hoofd van den politieman op den grond rolt. Tegelijk leest Harry op een bordje, dat degenen, die na het sluitingsuur van het museum er nog aangetroffen wor den. gearresteerd worden, en daar hoort hij al den waker aankomen! Er is maar één mo gelijkheid voor hem. hij moet poseeren als wassen beeld! Een benauwd uur tje breekt nu voor hem aan. telkens moet hi.i in de moeilijkste houdingen onbewegelijk blijven staan, hij moet zonder zich te ver roeren verdragen dat de waker zijn zwaren voet op zijn hand zet. hij mag ook niet schreeuwen als hij met een flinke lange Apeld geprikt wordt, hij ontkomt zelfs ter nauwernood aan den dood door den valbijl, maar tenslotte kan hij als held fungeeren. doordat hij een kostbare robijn voor den eigenaar van het museum redt. En zijn belooning?De dochter van den eigenaar. Het is een alleramusantste film, die vooral door Harry Langdon zoo succes vol is. REMBRANDT THEATER. een bevallige overbuur. En alles komt tenslotte kostelijk terecht. Behalve de aantrekkelijkheid van het ma gische experiment zal voor velen ook het op treden van Harry Piel in een nieuw genre aan deze vertooning bekoring verleenen. De stout moedige renner, springer en klimmer van vroe ger volstaat thans met de rustige rol van den zakelijken helper en, behoudens enkele kracht toeren als beoefenaar van het Japansche stelsel van zelfverdediging, geeft hij zich niet aan verbluffende lichaamsoefeningen over. Maar hij spreidt een leuken humor ten toon, welke goed aansluit bij de komische typeering van den wereldvreemden geleerde door Kurt Vesperman. Van de beide vrouwenrollen treft Olga Tschechowa door frischheïd en levendigheid. Annie Markart steekt als een vlak en vrij geesteloos dilettantje bij haar af. Polygoon geelt een kijkje op het proefrijden over den nieuwen spoorbrug over de IJsel en doet ons getuige zijn van een merkwaardigen wedstrijd in het pijprooken. Dan is er nog een door de Ufa geïmporteerde teekenfilm, waar op men zoowaar ook al het krijgshaftige be drijf, dat onze oosterburen tot ideaal hebben gesteld, op komische wijze belichaamd ziet. Als intermezzo tijdens de pauze ditmaal een virtuoos in het balanceeren. Dit merkwaardige heerschap neemt er geen genoegen mee. met ballen te jongleeren, maar, op zijn rug liggend, laat hij tafels en stoelen, ja ten slotte zelfs een tweepersoons ledikant op zijn teenen wentelen en ronddraaien, tot ontsteltenis van het slapend echtpaar, dat tegen wil en dank al die buitelingen mee moet verrichten. H. G. CANNEGIETER. Man of Aran. De zoo bizonder schoone documentaire film Man of Aran van Robert J. Flaherty, die in Venetië verleden jaar met een hooge onder scheiding bekroond is. zal Zondagmorgen nog maals in het Rembrandt Theater worden ver toond. De vertooning verleden week heeft een zoo groote belangstelling gehad, dat een her haling noodzakelijk bleek. OAGEIIJKSCH WEERBERICHT (Adv. Ingez. Med.) tusschen. Hier is madame Silvia op haar plaats, doch ze chargeert als ze bij den gezant op bezoek is. Willy Friisch als de vriend en vooral Heinz von Cleve als de secretaris ma ken van hun rollen wat er van te maken is. Brigitte Helm ver vult de rol van de nicht van den ge zant en doet dat met de waardige gratie, die deze rol eischt. De geheimzinnige vreemdeling, die de documenten wil ver koopen, speelt z'n rol voortreffelijk en brengt nog wait spanning. Het voorprogram ma biedt de gebrui kelijke journaals, waarvan Profilli een Brigitte Helm Haagsch jeugdorkest heeft opgenomen. Een alleraardigste teekenfilm van Leon Schlesin- ger: Buddy als deteotieve brengt griezelige rondgangen door een soort spookhuis, waarin een waanzinnige musicus als een tweede Svengali zijn medium de bekende praelude van Rachmaninoff laat spelen. Op het tooneel brengt een ongeloofelijk han- digen zakkenroller Sealtiel de toeschouwers in verbazing door eenige bezoekers op het too neel ongemerkt van sigarettendoosjes, sleu tels, touw enz. te ontlasten. Harry Piel. De wereld zonder masker. Deze film eindigt, waar men, afgaande op den verlokkenden titel, zou denken, dat ze begint. Een geleerde, dr. Tobias Bern, heeft de volmaakte toepas sing van de televisie uitgevonden en tracht met behulp van zijn vriend en contubernaal Harry Palmer, die de praktische levenswijs heid vertegenwoordigt, deze uitvinding te ex- ploiteeren. Nu kan het tweetal, gelijk in den sprookjes- tijd de met het Fortu- natus-hoedje gedekte, onzichtbare getuige worden van de hande lingen, welke deftige, achtenswaardige en betrouwbare personen in hun binnenkamer verrichten. Tot wat voor verrassingen zal deze vondst aanleiding geven En hoe zal zij bij het oplossen van verwikke lingen en het ontknoopen van drama's een middel worden, dat volmaakt nieuwe situaties en intrigues schept! Is het wonder, dat wij met spanning dit nieuw soort tragedie ver wachten, dat zooiets is als een spel met den blinde? Maar dit nieuwe dramatische procédé blijft tot onze teleurstelling vrijwel ongebruikt. Men houdt ons heel den avond bezig met de moei lijkheden. waarmee de uitvinding, de fabrica; en de exploitatie van het apparaat gepaard gaat. Het apparaat zelf wordt het centrum van den roman, die den strijd om de uitvin ding en haar verdediging tegen het op den arbeid en de kennis van anderen parasiterend geboefte weergeeft en die besluit met den triomf van het hardnekkig volhoudende vrien denpaar. Wel komt in dezen strijd het nieuwe middel al aanstonds te pas. Wanneer de zwaarste con current. de radio-koning Costa, den wakkeren Harry ongeloovig om het verhaal van de uit vinding heeft gehoond, straft deze den man, die bovendien Harry's liefje belaagt, met het onloochenbaar bewijs van zijn onzichtbare tegenwoordigheid. Helaas kan doctor Bern, doordat men zijn telefoon heeft afgesneden, den braven geldschieter niet te hulp snellen, wanneer deze door bandieten in zijn kantoor wordt overvallen. Machteloos moet de goede doctor het ijzig tafereel door zijn instrument aanschouwen, maar dit maakt hem tevens ge tuige van het kloeke optreden van Harry, die de belichaamde propaganda voor ju-jitsu is. Profijt- trekken de vrienden weder van hun uitvinding, wanneer deze hen in staat stelt, de auto te volgen, waarin Costa's ongure hand langer Harry's liefje ontvoert. Maar van de ontmaskerde wereld, waarbij de conventioneele hypokrisie in haar hemd komt te staan, be merken wij eigenlijk niets dan een enkel ta fereel: een belastingontduiker die zijn bank papier achter een schilderij in een kluis ver stopt. Harry Piel, die deze film heeft geregisseerd en er ook de hoofdrol van Harry Palmer in speelt, heeft zich geconcentreerd op de reeds door grooteren zoo dikwijls dankbaar gebruikte mystiek van den modernen toovenaar, die met kilowatts en volts even geheimzinnige effecten bereikt als de middeleeuwsche magiër met zijn hevels en flesschen. Doodende stralen schieten omhoog, ontploffingen knallen en de onder stroom staande apparaten vervullen de met damp en duister geladen atmosfeer met hun onheilspellend gegons. Natuurlijk ontbreekt in deze beklemmende sfeer het liefdesromannetje niet. Harry heeft zijn secretaresse en de doctor legt het aan met CINEMA PALACE In diplomateken Dienst, met Brigitte Helm en Willy Fritsch. In Cinema draait deze week de Ufa film In Diplomatieken Dienst, met Brigitte Helm, Willy Fritsch en Heinz von Cleve in de hoofd rollen, onder regie van Hans Steinhoff. Zooals de titel aangeeft speelt de geschie denis zich af in de wereld der diplomaten, in dit geval op een gezantschap. Het begin van de film wekt de verwachting, dat het een in ternationale kwestie zal worden een samen zwering, leidend tot groote conflicten. Een geheimzinnig persoon weet zich op een receptie in het gezantschapsgebouw in te drin gen en laat doorschemeren aan een secretaris, da, hij belangrijke documenten wil verkoopen, die als ze aan de openbaarheid worden prijs gegeven de tot standkoming van een handels verdrag van beteekenis zullen verhinderen. De documenten komen tenslotte gelukkig in de goede handen dank zij ijverige politioneele naspeuringen en daarmee is een internationaal conflict voorkomen. Hierbij teekent de secre taris een schuldbekentenis van 6000 dollar, die hij niet betalen kan en waarin de qui- tessence van de film ligt. Want hij schrijft een chèque uit op naam van een rijken vriend. De verwikkelingen die hieruit spruiten, bren gen den eerlijken vriend die ook aan het ge zantschap is verbonden tot ontslag en leiden tot den dood van den secretaris. De vriend, gerehabiliteerd, wil zijn ontslag echter niet intrekken en vertrekt naar zijn land in gezel schap van de nicht van den gezant, welke nicht zijn vrouw zal worden. Dit is de korte inhoud van de film, die be gint met een groote receptie. De secretaris vindt deze receptie „langweilig" vervelend, en dit woord is van toepassing op de heele film. Het is een aaneenschakeling van leege autoriteiten, wandelingen door het reusach tige gebouw, en gesprekken, met een op zich zelf geslaagde episode in een cabaret er EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONG Het abonnementsconcert van het Concert gebouw heeft Donderdag Artur Rubinstein als solist. Voor zoover ik weet is deze A. Rubin stein niet, of althans niet van nabij, verwant aan den vroegeren klavierheid Anton Rubin stein (1829—94), die destijds naast Liszt als de grootste klavierspeler gold. Tijdens het leven van deze grootmeesters bestond helaas de gramofoon nog niet en van hun phenome- naai spel is dus alleen de overlevering geble ven. Deze nu bericht, dat het spel van Anton Rubinstein zeer ongelijk was: hij had dagen, of momenten, van feillooze virtuoze beheer- sching en andere, waarop hij geweldig veel technische misgrepen beging. Dan sleepte zij'n temperament hem mee en juist dan was zijn vertolking het meest imponeerend. De jongere Rubinstein heeft met den ouden naamgenoot wel de geweldige techniek gemeen, maar ik heb niet hooren verluiden dat hij ooit door een overmaat van temperament meegesleurd is. Integendeel: men zou eerder geneigd zijn te zeggen, dat zijn spel eenigszins koel is. In het concert van Tchaikowsky verbaasde het door de kracht, de zekerheid en de snelheid waar mede de octavenreeksen er uit gehamerd wer den, in het tweede van Chopin door de gepo- lljstheid van het figuren- en passagewerk. Verder verwarmd heeft het me niet en het g. mineur-concert van Saint-Saëns, dat hij Donderdagavond zal spelen geeft niet veel aanleiding tot uitstraling van innerlijke warmte, maar wel voor brillant en geestig spel. vooral in het middenstuk, dat wel het meest waardevolle deel van het werk is. De taran- tella-achtige finale is vrij zwak van vinding. Er is op dat Donderdagavondconcert nog meer, dat de aandacht waard is. Van de Trois Nocturnes van Debussy worden gewoonlijk al leen de eerste twee, „Nuages" en „Fêtes", uit gevoerd; men zal nu de derde, „Sirènes", die de medewerking van een vrouwenkoor uit deferentie voor de leden van het Amsterdam sche Toonkunstkoor heet het in dit geval .dameskoor" vereischt. De beide fragmen ten uit „Roméo et Juliette" van Berlioz be- hooren tot een achtdeelige „dramatische sym fonie met koren, zangsoli en een proloog", die echter in haar geheel zelden of nooit uit gevoerd wordt. De 8 deelen heeten 1. Intro ductie; 2. Proloog; 3. Balscène; 4. Tuinscène; 5. La Fee Mab; 6. Begrafenis van Julie; 7. Grafscène; 8. Finale. De plaatsing van den proloog na de introductie lijkt vreemd, maar schijnt gedaan te zijn in navolging van Vene- tiaansche gebruiken uit de 17de eeuw, waarbij de gezongen proloog op een instrumentale in leiding volgde. In elk geval werd men twee maal ingeleid. Het door het Concertgebouw orkest te spelen fragment is dus het derde deel. Merkwaardig is daarin o.a. dat de bas- gangen, die de muzikale illustratie van het balfeest openen een sterke gelijkenis vertoonen met die welke in het Voorspel tot de derde acte van Wagner's Lohengrin" voorkomen. Maar dat was geen plagiaat van de zijde van Berlioz, want toen hij zijn „Romó et Juliette" schreef, in 1839 dus, bestond Wagner's „Lohen grin" nog niet en Berlioz heeft dan ook ge meend den Duitschen meester plagiaat te kun nen verwijten. We spraken hierboven over het tweede con cert van Saint-Saëns. Het is wel het meest ge speelde der vijf van dezen componist. Het eer ste en het derde hoort men zoo goed als nooit; het vierde vrij vaak; aan het vijfde wordt tegenwoordig ook af en toe de aandacht ge schonken. Dit op. 103 wordt Dinsdag door Straatsburg uitgezonden. Het merkwaardigste hoofddeel daarvan is het Andante, dat Ooster- sche klanken bevat: een gevolg van indruk ken, die de componist op zijn reizen in Afrika opgedaan heeft. Maar voor Dinsdag wordt ons ook door Hui zen een belangrijke uitzending aangekondigd. De beroemde Russische pianist Nicolai Orloff zal dan Tchaikowsky's eerste concert met het Utr. Sted. orkest spelen. Orloff wordt geacht in de eerste rijen der tegenwoordige pianisten generatie te staan: van zijn spel worden ob jectiviteit, klaarheid en bezonkenheid als ken merkend genoemd. Van de Saul-uitvoering te Leiden (Huizen, Donderdag) kan in 't bijzonder interesseeren, dat het begeleidende orkest de volledige door Handel gewenschte bezetting zal hebben. We hebben dus een andere dan de gebruikelijke klankverhouding tusschen blazers- en strij kersensemble te verwachten. De bewerkingen van Chrysander worden in vakkringen zeer verschillend gewaardeerd. Ontegenzeggelijk echter heeft Friedrich Chrysander (1826—1901) zich door zijn levenswerk, de 100 deelen om vattende uitgave van Handei's werken, bui tengewoon verdienstelijk gemaakt. Chrysan der, die in Bergedorf nabij Hamburg geboren was, studeerde aan de Universiteit te Rostock en promoveerde daar in 1852 tot Dr. Phil, op een dissertatie „Over het Oratorium". Zijn uitgave van Handel's werken begon hij in 1859 in 1894 was zij voltooid. Gedurende den eer sten tijd van zijn arbeid moest hij nagenoeg voor alles, zelfs de graveering en den druk zelf zorgen, hetgeen hij tot stand bracht in een kleine drukkerij, die in zijn woning geïn stalleerd was. In 1894 ondernam hij nog een voor de practische uitvoering bewerkte ver korte uitgave van de voornaamste oratoria, en het is wel deze, die van sommige zijden kritiek uitgelokt heeft. Robert Volkmann (1815—'83) wiens Trio op. 5 Dinsdag door Stuttgart uitgezonden wordt, was Sakser. evenals Rob. Schumann, met wien hij bevriend en artistiek verwant was. En. al was Volkmann nu geen muzikale persoonlij k- heid van den eersten rang, toch verdienen vele zijner composities niet de vergetelheid, waarin ze geraakt zijn. Zijn strijkkwartet op. 14 en zijn bovengenoemd trio worden nog wel ge- soeeld en zijn kostelijk frisch „Musikalisches Bilderbuch" op. 11 ziet men nog op menigen klavierlessenaar daar, waar vierhandig ge speeld wordt. Wie het niet kent, dien zal de kennismaking niet tegenvallen. HET TOONEEL. De Amsterdamsche Tooneelvereeniging. Gijsbreght van Aemstel. PIANORECITAL ARTHUR RUBINSTEIN. Het derde ledenconcert van de Mij. tot Be vordering der Toonkunst zal op Woensdag 16 Januari in den Stadsschouwburg worden, ge houden. De beroemde pianist Arthur Rubinstein zal dien avond werken voordragen van Bach, Chopin, Poulenc, Ravel, Albeniz en Strawinsky. Ook nlet-leden kunnen dit concert bij wonen. (Adv. Ingez. Me*.) Zoo vaak als ik den Gysbreght te Haarlem zag en dat was reeds, verscheidene malen was de schouwburg altijd vol. Het is wel een teeken van den benarden tijd. waarin wij leven, dat gisteren voor het eerst het aantal ledige stoelen dat der bezette ver overtrof. Dit was echter voor de leden van de Amster damsche Tooneelvereeniging geen reden om met minder toewijding en enthousiasme te spelen. En aan het slot, toen het publiek staande de spelers huldigde, vergat men even dat de zaal niet voller was. Het leek wel of de aanwezigen met hun geestdriftig applaus de teleurstelling der spelers over het slechte bezoek wilden vergoeden. Wij kenden van de vorige opvoering Defresne's opvattingen om trent de regie van Vonders treurspel. In het debat met de jeugd te Amsterdam heeft hij ze nog eens uitvoerig uiteengezet en verdedigd. Defresne heeft geheel gebroken met de sta tische vertooning van Willem Royaards en geeft een opvoering, waarin het dramatisch bewogene van het werk zoo veel mogelijk naar voren komt. Aanleiding tot nieuwe beschou wingen geeft deze tweede opvoering den cri ticus dan ook niet. Ook niet. omdat de hoofdrollen bijna allen door dezelfde spelers werden vervuld. Wïj ken den Gysbreght van Van Dalsum, ernstig en Godvruchtig in het begin, later, wanneer de gevaren hem in Amsterdam be dreigen, forsch en van mannelijke kracht. Charlotte Kohier gaf ook nu een fel-gemou- vementeerde Badeloch, sterk dramatisch voor al in het slottafereel, als zij zich meer vrouw dan moeder voelt. Ben Royaards was weer Arent de rol, die eens zijn vader speelde en hij deed dit met dezelfde jeugdige geestdrift als verleden jaar. En ook Stern- heim trof ons opnieuw door zijn prachtige dynamische voordracht van het verhaal van een Bode. Een veel grooter indruk, dan verleden jaar maakte thans op mij La Ciiapelle in de rol van Bisschop Gozewyn. Zijn spel in de rol van dezen geestelijke, die op den rand van den dood staat, was wel heel teer en etherisch. Ben Groenier gaf Vosmeer de Spie weer sterk rea listisch in spel en dictie. En Van Warmeloo was opnieuw een waardige Vader Wille- brord, van wien wij en ik zeg dit met na druk, omdat bij het jeugddebat hierover was geklaagd elk woord verstonden. Nieuw in deze bezetting was Tourniaire, die zijn rol van Diederik van Haarlem, welke hij vroeger reeds met eere bij Royaards vervuld had. opgenomen. Frits van Dijk was thans broer Peter en hij speelde hem met fijn be grip, waardig en nobel. Paul Stern was als Eg mond een minder overtuigend krijgsman dan Tourniaire. Carpentier Alting deed als Heer van Vooren zoowel in houding als spraak, sterk aan Verkade denken. Het tooneel tusschen Van Vooren en Van Aemstel was niet het beste deel van den avond. Hoe veel grooter was de indruk van dit tafreel vroeger in de opvoering van Royaards. Defresne deed ook nu weer de reijen in het donker zeggen. Wat men hiertegen ook moge aanvoeren, zeker is het dat de schoon heid der verzen er volkomen door tot haar recht komt, vooral, wanneer de reijen zoo rein en teer worden gezegd als gisteren door Willy Haak. Dat ook Rafaël in het donker spreekt, lijkt mij minder te verdedigen, maar ik erken, dat ik het probleem van de verschijning van den aartsengel nog door geen enkel regisseur op gelukkige wijze zag opgelost. Maar was het nu juist noodig, dat Rafaël zoo langzaam en in de preektoon sprak als Max Croiset dit gisteren deed? De decors waren dezelfde als verleden jaar. Met alle waardeering voor de meeste van deze decors kan ik mij altijd nog niet vereenigen met de wel zeer sobere en nuchter-kale kapel. Laat Vondel zelf den bode niet zeggen van het „antaer". dat het „vereert was met rycke gaven1'? Het is immers Kerstmis en deze versiering van het altaar heeft in dat spel wel degelijk beteekenis. De slechte opkomst van het publiek doet mij vreezen. dat wij in de eerstkomende jaren de Gysbreght niet meer in Haarlem te zien zullen krijgen, wat wel zeer jammer zou zijn. Want eens in het seizoen mogen wij toch zeker den koning onzer dichters in den schouwburg wel hooren. J. Slauerhoff. Het Leven op Aarde. Nijgh en Van Ditmar, R'dam. In onze misschien wat kinderlijke verbeel ding hebben wij ons steeds willen voorstellen, dat een artist zich bij zijn scheppingsarbeid zou gelukkig voelen, hetzij door den arbeid zelf, hetzij doordat deze hem bevrijdde van een idee. van een drang tot vormgeving, van een obsessie zelfs soms. Slauerhoff maakt ook in dit boek, dat al weer over het mysterieuse China handelt, ner gens den indruk dat het schrijven hem geluk kig maakt of bevrijd heeft. Bij alle overige litteraire verdiensten, die aan Slauerhoff's proza moeilijk te ontzeggen zijn, heeft die van het zelfbedwang zoodanige proporties aange nomen. dat de figuur van den schrijver voor ons iets krijgt van den fakir die onbewogen blijft bij de felste pijniging die hij voor zich zelf heeft uitgedacht. Dat van den weeromstuit ook zijn lezers on bewogen kunnen blijven bij zooveel onverstoor bare negatie van alles wat op ontroering lijkt, schijnt mij helaas waarschijnlijk. Ik mag niet beweren dat Slauerhoff's levenshouding een pose is, doch kan evenmin die soms ietwat sloome, soms ietwat hautaine houding bewon deren, waarin hij het leven rondom zich gade slaat. Dat werkt op den duur slaapverwekkend en dat. desondanks, zijn vorm. zijn taalverzor ging. zijn stijl tenslotte, ononderbroken op één hoogte blijft, werkt irriteerend. Men geniet van een boek als dit het meest, zoo men het stuks gewijs en niet achter elkaar uitleest. De quali- teiten van den schrijver lijken dan telkens nieuw omdat ze werkelijk ook bijzonder zijn doch ze varieeren weinig. De avonturen van den jongen Ier. Cameron, die met een convooi repatrieerende Chïnee- zen in het hemelsche rijk belandt en die. om het binnenland van China en de ziel van China te verkennen, van zijn schip deserteert, zijn anders interessant genoeg. En de figuren die hem in den loop van dit verhaal komen om ringen, zijn het niet minder. Er is veel Chinee- sche geheimzinnigheid in Cameron zelf, naast de niet onverwachte geheimzinnigheid waar mee ieder verhaal uit dit wonderlijke land doortrokken pleegt te zijn. Daardoor blijft het boek boeien, zonder te ontroeren. Wat vooral de jongere lezers in Slauerhoff's proza aan trekt is misschien juist de koele verstandelijk heid waarmee hij een psychische evolutie be nadert, doch die voor mijn gevoel slechts een schijn van moderne zakelijkheid oproept en mij voortdurend op een afstand van het kunst werk houdt. Het lijkt mij dan ook een onbe gonnen werk iets na te vertellen van wat er in „Het leven op aarde" al zoo gebeurt. Het is de sfeer die Slauerhoff schept, die van zijn werk het kenmerkendst is en het zal van 's lezers toegankelijkheid daarvoor afhangen of hij het boek als kunstwerk waardeert of niet. Het ge voel dat Slauerhoff met zijn werk iets bijzon ders presteert, verlaat ons niet. Evenmin ech ter het gevoel dat wij er buiten blijven staan en dat is een zóó persoonlijke sensatie, dat een oordeel, daarop gebaseerd, van nul en geener waarde zou zijn. „Het leven op aarde" is een boek dat ieder belangstellende in onze litteratuur in handen gehad moet hebben. Terwijl wij de zekerheid hebben dat het voor velen een object voor groote bewondering zal zijn, zullen anderen, evenals wij, het niet ver der dan tot een waardeering op een afstand brengen. Onverschillig laten zal Slauerhoff niemand. Siegfried van Praag. Julie de Lespinasse. Een groote minnares. Em. Querido, Amsterdam. De jonge vrouw die. in een eigenaardige pe riode der historie, als gelijke den omgang ge noot met de voortreffelijkste koppen van hun tijd. van eenigen de vertrouwelinge was en door anderen bemind werd, was wel de ge schikte figuur waaromheen de schrijver van een historischen roman zijn milieu kon opbou wen. Zoo wij Siegfried van Praag één verwijt zouden willen maken, zou het zijn dat hij ons van het milieu te weinig en van Julie mis schien wel wat te veel vertelt. Bij een eerste doorbladeren van zijn boek wordt onze ver wachting hoog gespannen: d'Alembert, Dide rot, Voltaire en nog meer namen van hen die tot den vriendenkring en den salon van Ma dame Du Deffand behoorden, vinden we tel kens genoemd, maar als we den roman daar na op ons gemak gaan lezen, blijkt dat die in teressante heeren weinig aan het woord komen en het inderdaad alleen om Julie te doen is. Wie graag over de liefde lezen wil, wordt hier royaal bediend. Hij zal den schrijver daarvoor eer dankbaar zijn dan hem bevitten omdat van de groote mannen die genoemd werden zelfs geen schaduwbeeldje getrokken werd. Want zelfs dat van d'Alembert lijkt wel heel vaa< zooals het zweeft rondom Julie; vaag, en voor een grooten geest haast wel ongeloovig onbe nullig. Het zij zoo. Het gaat om Julie de Les pinasse en haar wezen als groote minnares. Zoo zien wij haar dan ook in een zeer groot gedeelte van den roman, zoolang haar ver houding tot den Spaanschen edelman Mora aan de orde is. Een hooge, geestelijke liefde tusschen die beiden die verstoord wordt als tijdens Mora's afwezigheid een ander sinjeur, Guibert geheeten, diens plaats komt innemen. Dan slaat Julie aan het bazelen. Zooals te doen gebruikelijk is onder deze omstandigheden poogt ze met zichzelf in het reine te blijven door in Mora Guibert en in Guibert Mora lief te hebben, wat even onvermijdelijk ten gevolge heeft, dat ze beiden verliest. Maar eer we zoover zijn, hebben wij van deze even harts tochtelijke als over-intelleetueele vrouw zoo veel over haar liefde te hooren gekregen, dat wij langzamerhand aan haar gezondheid zijn gaan twijfelen en vergaten dat wij in de achttiende eeuw gevangen zaten, in den tijd van de schoone frase en het slechte gedrag. Van dien tijd nu geeft Siegfried van Praai een interessant beeld. Naast de hevigste keu- kenmeidenromantiek bloeit de geestige con versatie, naast de verhevenste frase groeit de schunnigste daad. Een tijd van decadentie die op zijn laatste beentjes loopt en op het punt staat in zijn tegengestelde over te slaan. Van dit alles geeft dit boek een proefje en de heer Van Praag vertelt smakelijk en au fait. Het begin is al prachtig met die figuur van Gas- pard die Julie's zwager en vader tegelijk is, en in zijn optreden een marqué als in mijn jeugd door Veltman op het tooneel gebracht werd. Gewoonweg griezelig! Het vergiffleschje is ook niet van de beddeplank. En de echtbreuk niet van de lucht. Maar dat alles houdt er den gang in en daarzonder zou het lijden en smachten van juffrouw De Lespinassse niet door te komen zijn. Terwijl wij ons nu met 's heeren Van Praag's boek een paar avonden op hoogst aangename wijze hebben bezig gehouden. J. H. DE BOIS. J. B. SCHUIL. CHRISTEN VROUWENBOND De tweede Winterlezingen uitgaande van de afd. Haarlem en Omstreken van den Ned. Christen-Vrouwenbond, zal gehouden worden op Donderdagavond 24 Januari in het „Blauwe Kruis". Spreker zal zijn Ds. A. K. Straatsma, te Den Haag, over het onderwerp: „Het leven in Rusland, volgens den modernen Russischen roman." „DE JONGE TEMPELIEREN" VERBODEN. Bij Ministrieele beschikking is het orgaan van de orde der Jonge Tempelieren „De Jonge Tempelier" verboden voor militairen. WEERMACHTAVOND VAN HET NATIONAAL JONGEREN VERBOND. De afdeeling Haarlem van het Nationaal Jongeren Verbond zal op 15 Januari een weer machtavond houden in de kleine Concertzaal. Als sprekers zullen optreden prof. dr. A. A. van Schelven, die de vraag zal behandelen: „Hoe worden wij een weerbaar volk?", en Lt.-Gen. H. A. Seyffardt. oud-chef van den generalen staf, die zal spreken over „De taak van de Nederlandsche weermacht". De avond zal opgeluisterd worden door muziek van de stafkapel der Haarlemsche burgerwacht olv. den heer H. J. Schulpzand. Moderne Dansen door den lieer en mevr. J. A. Bronmeijer. Uitgegeven is het J. A. B. boek van de Mo derne Ballroom Dansen voor den amateur door den heer en mevr J A. Bronmeijer, eenige member-„paar" in Nederland van de Imperial Society of Teachers of Dancing, zoo als het titelblad vermeldt. Men kan nu echter nog niet dansen leeren zonder hulp van een leeraar, doch het kan dienen als hulp, om thuis de geleerde passen grondig te repetee- ren. Zoowel voor heer als dame zijn de ver schillende passen beschreven. Behandeld wor den Quick step. Waltz, Slow Foxtrot, Tango, Blues en. Rumba.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 14