Letteren en I&iwit
BIOSCOOP.
Radiomaziek der week
HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent
Ragout
voor
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN.
Nieuwe Uitgaven
ZATERDAG 12 JANUARI 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
8
LUXOR-THEATER.
Om een menschenleven met
Harry Baur en Inkyïnoff.
In Haarl. Dagblad van Donderdagavond
vinden de lezers een voorbespreking van
Duvivier's film „Om een menschenleven".
Van 't bijprogramma is „Van Wassen Beel
den" en nog meer", waarin Harry Langdon
dè man is, wel het aardigste. Harry Langdon,
wiens beeltenis hier
bij prijkt en die u
wel bekend zal zijn,
laat zich door een
vrachtauto, waar
mee wassen beelden
vervoerd worden,
naar het museum
van een richard,
meesleepen. Door
een schok valt een
van de beelden en
juist op zijn bol,
waardoor Harry be
wusteloos valt in de
auto. Juist is de
auto ter bestemder
plaatse aangekomen
en de chauffeur
Harry Langdon.
zijn helper sjouwen het vrachtje naar bin
nen. Harry wordt ook getransporteerd als
wassen beeld en ergens in een hoek gede
poneerd. Als hij uit zijn verdoovïng ont
waakt weet hij niet, waar hij is. maar al die
starre gezichten, die hem aanstaren, maken
hem niet bepaald rustig. De doodschrik be
vangt hem. als hij plots twee apachen in
het oog krijgt, die dreigend een geweer op
hem gericht houden. Hij rent weg en botst
bijna tegen een agent op dien hij vertelt van
die twee boeven. De agent blijft onbewogen
en dat maakt hem zoo nijdig, dat hij hem
een stomp geeft, met het verschrikkelijk ge
volg, dat het hoofd van den politieman op
den grond rolt. Tegelijk leest Harry op een
bordje, dat degenen, die na het sluitingsuur
van het museum er nog aangetroffen wor
den. gearresteerd worden, en daar hoort hij
al den waker aankomen! Er is maar één mo
gelijkheid voor hem. hij moet poseeren
als wassen beeld! Een benauwd uur
tje breekt nu voor hem aan. telkens moet
hi.i in de moeilijkste houdingen onbewegelijk
blijven staan, hij moet zonder zich te ver
roeren verdragen dat de waker zijn zwaren
voet op zijn hand zet. hij mag ook niet
schreeuwen als hij met een flinke lange
Apeld geprikt wordt, hij ontkomt zelfs ter
nauwernood aan den dood door den valbijl,
maar tenslotte kan hij als held fungeeren.
doordat hij een kostbare robijn voor den
eigenaar van het museum redt.
En zijn belooning?De dochter van den
eigenaar. Het is een alleramusantste film,
die vooral door Harry Langdon zoo succes
vol is.
REMBRANDT THEATER.
een bevallige overbuur. En alles komt tenslotte
kostelijk terecht.
Behalve de aantrekkelijkheid van het ma
gische experiment zal voor velen ook het op
treden van Harry Piel in een nieuw genre aan
deze vertooning bekoring verleenen. De stout
moedige renner, springer en klimmer van vroe
ger volstaat thans met de rustige rol van den
zakelijken helper en, behoudens enkele kracht
toeren als beoefenaar van het Japansche
stelsel van zelfverdediging, geeft hij zich niet
aan verbluffende lichaamsoefeningen over.
Maar hij spreidt een leuken humor ten toon,
welke goed aansluit bij de komische typeering
van den wereldvreemden geleerde door Kurt
Vesperman.
Van de beide vrouwenrollen treft Olga
Tschechowa door frischheïd en levendigheid.
Annie Markart steekt als een vlak en vrij
geesteloos dilettantje bij haar af.
Polygoon geelt een kijkje op het proefrijden
over den nieuwen spoorbrug over de IJsel en
doet ons getuige zijn van een merkwaardigen
wedstrijd in het pijprooken. Dan is er nog een
door de Ufa geïmporteerde teekenfilm, waar
op men zoowaar ook al het krijgshaftige be
drijf, dat onze oosterburen tot ideaal hebben
gesteld, op komische wijze belichaamd ziet.
Als intermezzo tijdens de pauze ditmaal een
virtuoos in het balanceeren. Dit merkwaardige
heerschap neemt er geen genoegen mee. met
ballen te jongleeren, maar, op zijn rug liggend,
laat hij tafels en stoelen, ja ten slotte zelfs
een tweepersoons ledikant op zijn teenen
wentelen en ronddraaien, tot ontsteltenis van
het slapend echtpaar, dat tegen wil en dank
al die buitelingen mee moet verrichten.
H. G. CANNEGIETER.
Man of Aran.
De zoo bizonder schoone documentaire film
Man of Aran van Robert J. Flaherty, die in
Venetië verleden jaar met een hooge onder
scheiding bekroond is. zal Zondagmorgen nog
maals in het Rembrandt Theater worden ver
toond. De vertooning verleden week heeft een
zoo groote belangstelling gehad, dat een her
haling noodzakelijk bleek.
OAGEIIJKSCH WEERBERICHT
(Adv. Ingez. Med.)
tusschen. Hier is madame Silvia op haar
plaats, doch ze chargeert als ze bij den gezant
op bezoek is. Willy Friisch als de vriend en
vooral Heinz von Cleve als de secretaris ma
ken van hun rollen wat er van te maken is.
Brigitte Helm ver
vult de rol van de
nicht van den ge
zant en doet dat met
de waardige gratie,
die deze rol eischt.
De geheimzinnige
vreemdeling, die de
documenten wil ver
koopen, speelt z'n
rol voortreffelijk en
brengt nog wait
spanning.
Het voorprogram
ma biedt de gebrui
kelijke journaals,
waarvan Profilli een
Brigitte Helm
Haagsch jeugdorkest heeft opgenomen. Een
alleraardigste teekenfilm van Leon Schlesin-
ger: Buddy als deteotieve brengt griezelige
rondgangen door een soort spookhuis, waarin
een waanzinnige musicus als een tweede
Svengali zijn medium de bekende praelude van
Rachmaninoff laat spelen.
Op het tooneel brengt een ongeloofelijk han-
digen zakkenroller Sealtiel de toeschouwers
in verbazing door eenige bezoekers op het too
neel ongemerkt van sigarettendoosjes, sleu
tels, touw enz. te ontlasten.
Harry Piel.
De wereld zonder masker.
Deze film eindigt,
waar men, afgaande
op den verlokkenden
titel, zou denken, dat
ze begint. Een geleerde,
dr. Tobias Bern, heeft
de volmaakte toepas
sing van de televisie
uitgevonden en tracht
met behulp van zijn
vriend en contubernaal
Harry Palmer, die de
praktische levenswijs
heid vertegenwoordigt,
deze uitvinding te ex-
ploiteeren.
Nu kan het tweetal,
gelijk in den sprookjes-
tijd de met het Fortu-
natus-hoedje gedekte,
onzichtbare getuige
worden van de hande
lingen, welke deftige,
achtenswaardige en betrouwbare personen in
hun binnenkamer verrichten. Tot wat voor
verrassingen zal deze vondst aanleiding geven
En hoe zal zij bij het oplossen van verwikke
lingen en het ontknoopen van drama's een
middel worden, dat volmaakt nieuwe situaties
en intrigues schept! Is het wonder, dat wij
met spanning dit nieuw soort tragedie ver
wachten, dat zooiets is als een spel met den
blinde?
Maar dit nieuwe dramatische procédé blijft
tot onze teleurstelling vrijwel ongebruikt. Men
houdt ons heel den avond bezig met de moei
lijkheden. waarmee de uitvinding, de fabrica;
en de exploitatie van het apparaat gepaard
gaat. Het apparaat zelf wordt het centrum
van den roman, die den strijd om de uitvin
ding en haar verdediging tegen het op den
arbeid en de kennis van anderen parasiterend
geboefte weergeeft en die besluit met den
triomf van het hardnekkig volhoudende vrien
denpaar.
Wel komt in dezen strijd het nieuwe middel
al aanstonds te pas. Wanneer de zwaarste con
current. de radio-koning Costa, den wakkeren
Harry ongeloovig om het verhaal van de uit
vinding heeft gehoond, straft deze den man,
die bovendien Harry's liefje belaagt, met het
onloochenbaar bewijs van zijn onzichtbare
tegenwoordigheid. Helaas kan doctor Bern,
doordat men zijn telefoon heeft afgesneden,
den braven geldschieter niet te hulp snellen,
wanneer deze door bandieten in zijn kantoor
wordt overvallen. Machteloos moet de goede
doctor het ijzig tafereel door zijn instrument
aanschouwen, maar dit maakt hem tevens ge
tuige van het kloeke optreden van Harry, die
de belichaamde propaganda voor ju-jitsu is.
Profijt- trekken de vrienden weder van hun
uitvinding, wanneer deze hen in staat stelt,
de auto te volgen, waarin Costa's ongure hand
langer Harry's liefje ontvoert. Maar van de
ontmaskerde wereld, waarbij de conventioneele
hypokrisie in haar hemd komt te staan, be
merken wij eigenlijk niets dan een enkel ta
fereel: een belastingontduiker die zijn bank
papier achter een schilderij in een kluis ver
stopt.
Harry Piel, die deze film heeft geregisseerd
en er ook de hoofdrol van Harry Palmer in
speelt, heeft zich geconcentreerd op de reeds
door grooteren zoo dikwijls dankbaar gebruikte
mystiek van den modernen toovenaar, die met
kilowatts en volts even geheimzinnige effecten
bereikt als de middeleeuwsche magiër met zijn
hevels en flesschen. Doodende stralen schieten
omhoog, ontploffingen knallen en de onder
stroom staande apparaten vervullen de met
damp en duister geladen atmosfeer met hun
onheilspellend gegons.
Natuurlijk ontbreekt in deze beklemmende
sfeer het liefdesromannetje niet. Harry heeft
zijn secretaresse en de doctor legt het aan met
CINEMA PALACE
In diplomateken Dienst, met
Brigitte Helm en Willy Fritsch.
In Cinema draait deze week de Ufa film In
Diplomatieken Dienst, met Brigitte Helm,
Willy Fritsch en Heinz von Cleve in de hoofd
rollen, onder regie van Hans Steinhoff.
Zooals de titel aangeeft speelt de geschie
denis zich af in de wereld der diplomaten, in
dit geval op een gezantschap. Het begin van
de film wekt de verwachting, dat het een in
ternationale kwestie zal worden een samen
zwering, leidend tot groote conflicten.
Een geheimzinnig persoon weet zich op een
receptie in het gezantschapsgebouw in te drin
gen en laat doorschemeren aan een secretaris,
da, hij belangrijke documenten wil verkoopen,
die als ze aan de openbaarheid worden prijs
gegeven de tot standkoming van een handels
verdrag van beteekenis zullen verhinderen. De
documenten komen tenslotte gelukkig in de
goede handen dank zij ijverige politioneele
naspeuringen en daarmee is een internationaal
conflict voorkomen. Hierbij teekent de secre
taris een schuldbekentenis van 6000 dollar,
die hij niet betalen kan en waarin de qui-
tessence van de film ligt. Want hij schrijft een
chèque uit op naam van een rijken vriend.
De verwikkelingen die hieruit spruiten, bren
gen den eerlijken vriend die ook aan het ge
zantschap is verbonden tot ontslag en leiden
tot den dood van den secretaris. De vriend,
gerehabiliteerd, wil zijn ontslag echter niet
intrekken en vertrekt naar zijn land in gezel
schap van de nicht van den gezant, welke
nicht zijn vrouw zal worden.
Dit is de korte inhoud van de film, die be
gint met een groote receptie. De secretaris
vindt deze receptie „langweilig" vervelend,
en dit woord is van toepassing op de heele
film. Het is een aaneenschakeling van leege
autoriteiten, wandelingen door het reusach
tige gebouw, en gesprekken, met een op zich
zelf geslaagde episode in een cabaret er
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONG
Het abonnementsconcert van het Concert
gebouw heeft Donderdag Artur Rubinstein als
solist. Voor zoover ik weet is deze A. Rubin
stein niet, of althans niet van nabij, verwant
aan den vroegeren klavierheid Anton Rubin
stein (1829—94), die destijds naast Liszt als
de grootste klavierspeler gold. Tijdens het
leven van deze grootmeesters bestond helaas
de gramofoon nog niet en van hun phenome-
naai spel is dus alleen de overlevering geble
ven. Deze nu bericht, dat het spel van Anton
Rubinstein zeer ongelijk was: hij had dagen,
of momenten, van feillooze virtuoze beheer-
sching en andere, waarop hij geweldig veel
technische misgrepen beging. Dan sleepte zij'n
temperament hem mee en juist dan was zijn
vertolking het meest imponeerend. De jongere
Rubinstein heeft met den ouden naamgenoot
wel de geweldige techniek gemeen, maar ik
heb niet hooren verluiden dat hij ooit door een
overmaat van temperament meegesleurd is.
Integendeel: men zou eerder geneigd zijn te
zeggen, dat zijn spel eenigszins koel is. In het
concert van Tchaikowsky verbaasde het door
de kracht, de zekerheid en de snelheid waar
mede de octavenreeksen er uit gehamerd wer
den, in het tweede van Chopin door de gepo-
lljstheid van het figuren- en passagewerk.
Verder verwarmd heeft het me niet en het
g. mineur-concert van Saint-Saëns, dat hij
Donderdagavond zal spelen geeft niet veel
aanleiding tot uitstraling van innerlijke
warmte, maar wel voor brillant en geestig spel.
vooral in het middenstuk, dat wel het meest
waardevolle deel van het werk is. De taran-
tella-achtige finale is vrij zwak van vinding.
Er is op dat Donderdagavondconcert nog
meer, dat de aandacht waard is. Van de Trois
Nocturnes van Debussy worden gewoonlijk al
leen de eerste twee, „Nuages" en „Fêtes", uit
gevoerd; men zal nu de derde, „Sirènes", die
de medewerking van een vrouwenkoor uit
deferentie voor de leden van het Amsterdam
sche Toonkunstkoor heet het in dit geval
.dameskoor" vereischt. De beide fragmen
ten uit „Roméo et Juliette" van Berlioz be-
hooren tot een achtdeelige „dramatische sym
fonie met koren, zangsoli en een proloog",
die echter in haar geheel zelden of nooit uit
gevoerd wordt. De 8 deelen heeten 1. Intro
ductie; 2. Proloog; 3. Balscène; 4. Tuinscène;
5. La Fee Mab; 6. Begrafenis van Julie; 7.
Grafscène; 8. Finale. De plaatsing van den
proloog na de introductie lijkt vreemd, maar
schijnt gedaan te zijn in navolging van Vene-
tiaansche gebruiken uit de 17de eeuw, waarbij
de gezongen proloog op een instrumentale in
leiding volgde. In elk geval werd men twee
maal ingeleid. Het door het Concertgebouw
orkest te spelen fragment is dus het derde
deel. Merkwaardig is daarin o.a. dat de bas-
gangen, die de muzikale illustratie van het
balfeest openen een sterke gelijkenis vertoonen
met die welke in het Voorspel tot de derde
acte van Wagner's Lohengrin" voorkomen.
Maar dat was geen plagiaat van de zijde van
Berlioz, want toen hij zijn „Romó et Juliette"
schreef, in 1839 dus, bestond Wagner's „Lohen
grin" nog niet en Berlioz heeft dan ook ge
meend den Duitschen meester plagiaat te kun
nen verwijten.
We spraken hierboven over het tweede con
cert van Saint-Saëns. Het is wel het meest ge
speelde der vijf van dezen componist. Het eer
ste en het derde hoort men zoo goed als nooit;
het vierde vrij vaak; aan het vijfde wordt
tegenwoordig ook af en toe de aandacht ge
schonken. Dit op. 103 wordt Dinsdag door
Straatsburg uitgezonden. Het merkwaardigste
hoofddeel daarvan is het Andante, dat Ooster-
sche klanken bevat: een gevolg van indruk
ken, die de componist op zijn reizen in Afrika
opgedaan heeft.
Maar voor Dinsdag wordt ons ook door Hui
zen een belangrijke uitzending aangekondigd.
De beroemde Russische pianist Nicolai Orloff
zal dan Tchaikowsky's eerste concert met het
Utr. Sted. orkest spelen. Orloff wordt geacht
in de eerste rijen der tegenwoordige pianisten
generatie te staan: van zijn spel worden ob
jectiviteit, klaarheid en bezonkenheid als ken
merkend genoemd.
Van de Saul-uitvoering te Leiden (Huizen,
Donderdag) kan in 't bijzonder interesseeren,
dat het begeleidende orkest de volledige door
Handel gewenschte bezetting zal hebben. We
hebben dus een andere dan de gebruikelijke
klankverhouding tusschen blazers- en strij
kersensemble te verwachten. De bewerkingen
van Chrysander worden in vakkringen zeer
verschillend gewaardeerd. Ontegenzeggelijk
echter heeft Friedrich Chrysander (1826—1901)
zich door zijn levenswerk, de 100 deelen om
vattende uitgave van Handei's werken, bui
tengewoon verdienstelijk gemaakt. Chrysan
der, die in Bergedorf nabij Hamburg geboren
was, studeerde aan de Universiteit te Rostock
en promoveerde daar in 1852 tot Dr. Phil, op
een dissertatie „Over het Oratorium". Zijn
uitgave van Handel's werken begon hij in 1859
in 1894 was zij voltooid. Gedurende den eer
sten tijd van zijn arbeid moest hij nagenoeg
voor alles, zelfs de graveering en den druk
zelf zorgen, hetgeen hij tot stand bracht in
een kleine drukkerij, die in zijn woning geïn
stalleerd was. In 1894 ondernam hij nog een
voor de practische uitvoering bewerkte ver
korte uitgave van de voornaamste oratoria, en
het is wel deze, die van sommige zijden kritiek
uitgelokt heeft.
Robert Volkmann (1815—'83) wiens Trio op.
5 Dinsdag door Stuttgart uitgezonden wordt,
was Sakser. evenals Rob. Schumann, met wien
hij bevriend en artistiek verwant was. En. al
was Volkmann nu geen muzikale persoonlij k-
heid van den eersten rang, toch verdienen vele
zijner composities niet de vergetelheid, waarin
ze geraakt zijn. Zijn strijkkwartet op. 14 en
zijn bovengenoemd trio worden nog wel ge-
soeeld en zijn kostelijk frisch „Musikalisches
Bilderbuch" op. 11 ziet men nog op menigen
klavierlessenaar daar, waar vierhandig ge
speeld wordt. Wie het niet kent, dien zal de
kennismaking niet tegenvallen.
HET TOONEEL.
De Amsterdamsche Tooneelvereeniging.
Gijsbreght van Aemstel.
PIANORECITAL ARTHUR RUBINSTEIN.
Het derde ledenconcert van de Mij. tot Be
vordering der Toonkunst zal op Woensdag 16
Januari in den Stadsschouwburg worden, ge
houden.
De beroemde pianist Arthur Rubinstein zal
dien avond werken voordragen van Bach,
Chopin, Poulenc, Ravel, Albeniz en Strawinsky.
Ook nlet-leden kunnen dit concert bij
wonen.
(Adv. Ingez. Me*.)
Zoo vaak als ik den Gysbreght te Haarlem
zag en dat was reeds, verscheidene malen
was de schouwburg altijd vol. Het is wel
een teeken van den benarden tijd. waarin wij
leven, dat gisteren voor het eerst het aantal
ledige stoelen dat der bezette ver overtrof.
Dit was echter voor de leden van de Amster
damsche Tooneelvereeniging geen reden om
met minder toewijding en enthousiasme te
spelen. En aan het slot, toen het publiek
staande de spelers huldigde, vergat men even
dat de zaal niet voller was. Het leek wel of de
aanwezigen met hun geestdriftig applaus de
teleurstelling der spelers over het slechte
bezoek wilden vergoeden. Wij kenden van de
vorige opvoering Defresne's opvattingen om
trent de regie van Vonders treurspel. In het
debat met de jeugd te Amsterdam heeft hij ze
nog eens uitvoerig uiteengezet en verdedigd.
Defresne heeft geheel gebroken met de sta
tische vertooning van Willem Royaards en
geeft een opvoering, waarin het dramatisch
bewogene van het werk zoo veel mogelijk naar
voren komt. Aanleiding tot nieuwe beschou
wingen geeft deze tweede opvoering den cri
ticus dan ook niet.
Ook niet. omdat de hoofdrollen bijna allen
door dezelfde spelers werden vervuld. Wïj
ken den Gysbreght van Van Dalsum,
ernstig en Godvruchtig in het begin, later,
wanneer de gevaren hem in Amsterdam be
dreigen, forsch en van mannelijke kracht.
Charlotte Kohier gaf ook nu een fel-gemou-
vementeerde Badeloch, sterk dramatisch voor
al in het slottafereel, als zij zich meer vrouw
dan moeder voelt. Ben Royaards was weer
Arent de rol, die eens zijn vader speelde
en hij deed dit met dezelfde jeugdige
geestdrift als verleden jaar. En ook Stern-
heim trof ons opnieuw door zijn prachtige
dynamische voordracht van het verhaal van
een Bode.
Een veel grooter indruk, dan verleden jaar
maakte thans op mij La Ciiapelle in de rol
van Bisschop Gozewyn. Zijn spel in de rol van
dezen geestelijke, die op den rand van den
dood staat, was wel heel teer en etherisch. Ben
Groenier gaf Vosmeer de Spie weer sterk rea
listisch in spel en dictie. En Van Warmeloo
was opnieuw een waardige Vader Wille-
brord, van wien wij en ik zeg dit met na
druk, omdat bij het jeugddebat hierover was
geklaagd elk woord verstonden.
Nieuw in deze bezetting was Tourniaire, die
zijn rol van Diederik van Haarlem, welke hij
vroeger reeds met eere bij Royaards vervuld
had. opgenomen. Frits van Dijk was thans
broer Peter en hij speelde hem met fijn be
grip, waardig en nobel. Paul Stern was als
Eg mond een minder overtuigend krijgsman
dan Tourniaire. Carpentier Alting deed als
Heer van Vooren zoowel in houding als
spraak, sterk aan Verkade denken. Het
tooneel tusschen Van Vooren en Van Aemstel
was niet het beste deel van den avond. Hoe
veel grooter was de indruk van dit tafreel
vroeger in de opvoering van Royaards.
Defresne deed ook nu weer de reijen
in het donker zeggen. Wat men hiertegen ook
moge aanvoeren, zeker is het dat de schoon
heid der verzen er volkomen door tot haar
recht komt, vooral, wanneer de reijen zoo
rein en teer worden gezegd als gisteren door
Willy Haak.
Dat ook Rafaël in het donker spreekt, lijkt
mij minder te verdedigen, maar ik erken, dat
ik het probleem van de verschijning van den
aartsengel nog door geen enkel regisseur op
gelukkige wijze zag opgelost. Maar was het
nu juist noodig, dat Rafaël zoo langzaam en
in de preektoon sprak als Max Croiset dit
gisteren deed?
De decors waren dezelfde als verleden jaar.
Met alle waardeering voor de meeste van deze
decors kan ik mij altijd nog niet vereenigen
met de wel zeer sobere en nuchter-kale kapel.
Laat Vondel zelf den bode niet zeggen van
het „antaer". dat het „vereert was met rycke
gaven1'? Het is immers Kerstmis en deze
versiering van het altaar heeft in dat spel
wel degelijk beteekenis.
De slechte opkomst van het publiek doet
mij vreezen. dat wij in de eerstkomende
jaren de Gysbreght niet meer in Haarlem te
zien zullen krijgen, wat wel zeer jammer zou
zijn. Want eens in het seizoen mogen wij
toch zeker den koning onzer dichters in den
schouwburg wel hooren.
J. Slauerhoff. Het Leven op
Aarde. Nijgh en Van Ditmar,
R'dam.
In onze misschien wat kinderlijke verbeel
ding hebben wij ons steeds willen voorstellen,
dat een artist zich bij zijn scheppingsarbeid
zou gelukkig voelen, hetzij door den arbeid
zelf, hetzij doordat deze hem bevrijdde van
een idee. van een drang tot vormgeving, van
een obsessie zelfs soms.
Slauerhoff maakt ook in dit boek, dat al
weer over het mysterieuse China handelt, ner
gens den indruk dat het schrijven hem geluk
kig maakt of bevrijd heeft. Bij alle overige
litteraire verdiensten, die aan Slauerhoff's
proza moeilijk te ontzeggen zijn, heeft die van
het zelfbedwang zoodanige proporties aange
nomen. dat de figuur van den schrijver voor
ons iets krijgt van den fakir die onbewogen
blijft bij de felste pijniging die hij voor zich
zelf heeft uitgedacht.
Dat van den weeromstuit ook zijn lezers on
bewogen kunnen blijven bij zooveel onverstoor
bare negatie van alles wat op ontroering lijkt,
schijnt mij helaas waarschijnlijk. Ik mag niet
beweren dat Slauerhoff's levenshouding een
pose is, doch kan evenmin die soms ietwat
sloome, soms ietwat hautaine houding bewon
deren, waarin hij het leven rondom zich gade
slaat. Dat werkt op den duur slaapverwekkend
en dat. desondanks, zijn vorm. zijn taalverzor
ging. zijn stijl tenslotte, ononderbroken op één
hoogte blijft, werkt irriteerend. Men geniet van
een boek als dit het meest, zoo men het stuks
gewijs en niet achter elkaar uitleest. De quali-
teiten van den schrijver lijken dan telkens
nieuw omdat ze werkelijk ook bijzonder
zijn doch ze varieeren weinig.
De avonturen van den jongen Ier. Cameron,
die met een convooi repatrieerende Chïnee-
zen in het hemelsche rijk belandt en die. om
het binnenland van China en de ziel van China
te verkennen, van zijn schip deserteert, zijn
anders interessant genoeg. En de figuren die
hem in den loop van dit verhaal komen om
ringen, zijn het niet minder. Er is veel Chinee-
sche geheimzinnigheid in Cameron zelf, naast
de niet onverwachte geheimzinnigheid waar
mee ieder verhaal uit dit wonderlijke land
doortrokken pleegt te zijn. Daardoor blijft het
boek boeien, zonder te ontroeren. Wat vooral
de jongere lezers in Slauerhoff's proza aan
trekt is misschien juist de koele verstandelijk
heid waarmee hij een psychische evolutie be
nadert, doch die voor mijn gevoel slechts een
schijn van moderne zakelijkheid oproept en
mij voortdurend op een afstand van het kunst
werk houdt. Het lijkt mij dan ook een onbe
gonnen werk iets na te vertellen van wat er in
„Het leven op aarde" al zoo gebeurt. Het is de
sfeer die Slauerhoff schept, die van zijn werk
het kenmerkendst is en het zal van 's lezers
toegankelijkheid daarvoor afhangen of hij het
boek als kunstwerk waardeert of niet. Het ge
voel dat Slauerhoff met zijn werk iets bijzon
ders presteert, verlaat ons niet. Evenmin ech
ter het gevoel dat wij er buiten blijven staan
en dat is een zóó persoonlijke sensatie, dat
een oordeel, daarop gebaseerd, van nul en
geener waarde zou zijn. „Het leven op aarde"
is een boek dat ieder belangstellende in onze
litteratuur in handen gehad moet hebben.
Terwijl wij de zekerheid hebben dat het voor
velen een object voor groote bewondering zal
zijn, zullen anderen, evenals wij, het niet ver
der dan tot een waardeering op een afstand
brengen. Onverschillig laten zal Slauerhoff
niemand.
Siegfried van Praag. Julie de
Lespinasse. Een groote minnares.
Em. Querido, Amsterdam.
De jonge vrouw die. in een eigenaardige pe
riode der historie, als gelijke den omgang ge
noot met de voortreffelijkste koppen van hun
tijd. van eenigen de vertrouwelinge was en
door anderen bemind werd, was wel de ge
schikte figuur waaromheen de schrijver van
een historischen roman zijn milieu kon opbou
wen. Zoo wij Siegfried van Praag één verwijt
zouden willen maken, zou het zijn dat hij ons
van het milieu te weinig en van Julie mis
schien wel wat te veel vertelt. Bij een eerste
doorbladeren van zijn boek wordt onze ver
wachting hoog gespannen: d'Alembert, Dide
rot, Voltaire en nog meer namen van hen die
tot den vriendenkring en den salon van Ma
dame Du Deffand behoorden, vinden we tel
kens genoemd, maar als we den roman daar
na op ons gemak gaan lezen, blijkt dat die in
teressante heeren weinig aan het woord komen
en het inderdaad alleen om Julie te doen is.
Wie graag over de liefde lezen wil, wordt hier
royaal bediend. Hij zal den schrijver daarvoor
eer dankbaar zijn dan hem bevitten omdat van
de groote mannen die genoemd werden zelfs
geen schaduwbeeldje getrokken werd. Want
zelfs dat van d'Alembert lijkt wel heel vaa<
zooals het zweeft rondom Julie; vaag, en voor
een grooten geest haast wel ongeloovig onbe
nullig. Het zij zoo. Het gaat om Julie de Les
pinasse en haar wezen als groote minnares.
Zoo zien wij haar dan ook in een zeer groot
gedeelte van den roman, zoolang haar ver
houding tot den Spaanschen edelman Mora
aan de orde is. Een hooge, geestelijke liefde
tusschen die beiden die verstoord wordt als
tijdens Mora's afwezigheid een ander sinjeur,
Guibert geheeten, diens plaats komt innemen.
Dan slaat Julie aan het bazelen. Zooals te doen
gebruikelijk is onder deze omstandigheden
poogt ze met zichzelf in het reine te blijven
door in Mora Guibert en in Guibert Mora lief
te hebben, wat even onvermijdelijk ten gevolge
heeft, dat ze beiden verliest. Maar eer we
zoover zijn, hebben wij van deze even harts
tochtelijke als over-intelleetueele vrouw zoo
veel over haar liefde te hooren gekregen, dat
wij langzamerhand aan haar gezondheid zijn
gaan twijfelen en vergaten dat wij in de
achttiende eeuw gevangen zaten, in den tijd
van de schoone frase en het slechte gedrag.
Van dien tijd nu geeft Siegfried van Praai
een interessant beeld. Naast de hevigste keu-
kenmeidenromantiek bloeit de geestige con
versatie, naast de verhevenste frase groeit de
schunnigste daad. Een tijd van decadentie die
op zijn laatste beentjes loopt en op het punt
staat in zijn tegengestelde over te slaan. Van
dit alles geeft dit boek een proefje en de heer
Van Praag vertelt smakelijk en au fait. Het
begin is al prachtig met die figuur van Gas-
pard die Julie's zwager en vader tegelijk is, en
in zijn optreden een marqué als in mijn jeugd
door Veltman op het tooneel gebracht werd.
Gewoonweg griezelig! Het vergiffleschje is ook
niet van de beddeplank. En de echtbreuk niet
van de lucht. Maar dat alles houdt er den gang
in en daarzonder zou het lijden en smachten
van juffrouw De Lespinassse niet door te
komen zijn. Terwijl wij ons nu met 's heeren
Van Praag's boek een paar avonden op hoogst
aangename wijze hebben bezig gehouden.
J. H. DE BOIS.
J. B. SCHUIL.
CHRISTEN VROUWENBOND
De tweede Winterlezingen uitgaande van
de afd. Haarlem en Omstreken van den Ned.
Christen-Vrouwenbond, zal gehouden worden
op Donderdagavond 24 Januari in het „Blauwe
Kruis". Spreker zal zijn Ds. A. K. Straatsma,
te Den Haag, over het onderwerp: „Het leven
in Rusland, volgens den modernen Russischen
roman."
„DE JONGE TEMPELIEREN" VERBODEN.
Bij Ministrieele beschikking is het orgaan
van de orde der Jonge Tempelieren „De Jonge
Tempelier" verboden voor militairen.
WEERMACHTAVOND VAN HET NATIONAAL
JONGEREN VERBOND.
De afdeeling Haarlem van het Nationaal
Jongeren Verbond zal op 15 Januari een weer
machtavond houden in de kleine Concertzaal.
Als sprekers zullen optreden prof. dr. A. A.
van Schelven, die de vraag zal behandelen:
„Hoe worden wij een weerbaar volk?", en
Lt.-Gen. H. A. Seyffardt. oud-chef van den
generalen staf, die zal spreken over „De taak
van de Nederlandsche weermacht".
De avond zal opgeluisterd worden door
muziek van de stafkapel der Haarlemsche
burgerwacht olv. den heer H. J. Schulpzand.
Moderne Dansen door den
lieer en mevr. J. A. Bronmeijer.
Uitgegeven is het J. A. B. boek van de Mo
derne Ballroom Dansen voor den amateur
door den heer en mevr J A. Bronmeijer,
eenige member-„paar" in Nederland van de
Imperial Society of Teachers of Dancing, zoo
als het titelblad vermeldt. Men kan nu echter
nog niet dansen leeren zonder hulp van een
leeraar, doch het kan dienen als hulp, om
thuis de geleerde passen grondig te repetee-
ren. Zoowel voor heer als dame zijn de ver
schillende passen beschreven. Behandeld wor
den Quick step. Waltz, Slow Foxtrot, Tango,
Blues en. Rumba.