HET VOSSEHOL.
VRIJDAG 25 JANUARI 1935 HAARLEM'S DAGBLAD
AAN ALLEN!
De vorige week hadden we het er over, of
er al of niet ijs zou komen. En 't is wel heel
eigenaardig, dat 't wel schijnt, of er in de vo
gelenwereld ook zwaar over geboomd wordt.
De kieviten trekken soms naar het Zuid-Wes
ten maar er is toch in hun trek een weifelen
de houding. Zoo iets als: waarvoor zou je weg
gaan, als je het hier goed hebt? Ja, de meeu
wen brengen de mensehen zelfs op een dwaal
spoor. Soms zie je ze in grooten getale op
onze singels en grachten en weervoorspellers
zeggen dan: ruw weer op komst, waarschijn
lijk sneeuw. Maar vogelkenners vertellen, dat
het rustige neerstrijken der meeuwen geen
kou doet verwachten. Ze komen in dezen tijd
stadwaarts, omdat daar altijd meer te halen;
is dan buiten. De Amsterdammers (bij wie
meer sneeuw gevallen is dan bij ons) hebben
kunnen waarnemen, dat de meeuwen heel ge
noeglijk in de sneeuw zaten, alsof ze zeggen
wilden: die sneeuw heeft toch niets te betee-
kenen.
Na een paar dagen was de witte wereld
weer in een groene wereld omgetooverd, en
de grond was even drassig als te voren. Toch
is 't eventjes een goede les voor de vogels ge
weest. Ze hebben ervaren, dat 't toch heusch
nog geen lente is. In ieder geval nog geen
broedtijd. In de krant stond, dat in' Zeeland
al een nest met spreeuwen-.eieren is gevon
den. Dat is veel te vroeg. Die jonge diertjes
sterven, zoodra de winterkou inzet.
Er is een voor jaarsstemming in de lucht.
Kijk maar naar de mugjes, die bij 't minste
zonnestraaltje gaan dansen van plezier.
De roeken hebben 't nu zoo druk, alsof de
lente voor de deur staat. Ze knappen de oude
nesten op en houden voortdurend met elkaar
vroolijke gesprekken. Wat glanzen hun veeren
al mooi. Kijk vooral eens naar ze. Je kunt ze
vinden in de iepen, die in zoo'n grooten ge
tale juist in ons Haarlem voorkomen.
Boven de weilanden kun je nu ook de
leeuwerikken zingend zien opstijgen. Maar
dan moet je wel een stil, rustig plekje opzoe
ken. Want ook in hun gebaren is iets van
twijfel te bespeuren. Zingen ze soms te vroeg?
In de populieren kun je de eksters waarne
men. Men beweert, dat er in dezen tijd zin
gende eksters zijn gehoord Van louter
vreugd over den lente-achtigen winter is hun
geschetter in melodieus zingen overgeslagen.
Vlaamsche gaaien zingen ook 't mooist in het
vroege voorjaar
Om en bij het Naardermeer zitten al heel
wat blauwe reigers te broeden. In de omgeving-
hoort men 's nachts hun heesche kreten Het
lijkt wel of hun aantal dit jaar veel grooter is
dan 't vorige jaar.
De beste weervoorspellers in de vogelenwe
reld zijn toch altijd weer de kieviten. Als op
een vorstigen dag de kieviten niet in grooten
getale wegvliegen, dan zal de vorst heusch niet
lang aanhouden. Op 6 December heeft nien
een grooten trek boven Amsterdam waargeno
men. Toen waren ze werkelijk even misleid.
Misschien bleef echter een nog grooter aan
tal hier in Nederland. In ieder geval kun je ze
dagelijks waarnemen.
't Is wel voorgekomen, dat in Februari of
Maart plotseling de vorst vrij hevig inviel.
Dan zag je ze hals over kop weggaan in wilde
vaart met lijsters en spreeuwen. Misschien zie
je straks iets dergelijks gebeuren.
De spreeuwen schijnen dezen winter ook
hier te zijn gebleven. Ik zag er al in bruilofts
kleed. In 't polderland kun je ze bij honderd
tallen zien zwieren. In de verte lijkt het net
een lange kronkelende slang. Zoo'n slang kan
wel 3 kilometer lengte hebben. Men heeft zoo'n
vogelenslang zelfs wel eens aangezien voor een
cycloon.
De watervogels boffen altijd bij een zachten
whiter. Ze kunnen immers rustig blijven,
waar ze zijn. In den vijver van onzen herte
kamp kun je nu de dartele sprongetjes van de
eenden bespieden. Wat kirren ze er jolig bij.
Ook daar hangt iets van blijdschap in de lucht.
De heele natuur is in afwachting van wat er
komen zal aan winterweer, aan ijs en sneeuw.
Als je de bloeiende sneeuwklokjes ziet en de
vroolijke kieviten, dan zeg je: wel neen, me
neer de winter is dit jaar al zoo tam als wat.
Maar je kunt niet weten? Zijn rijk duurt nog
een paar maanden. En in een paar maanden
kunnen we nog heel veel ijs en sneeuw krijgen.
W. B.—Z.
WAT JE MISSCHIEN NOG NIET WEET IS
dat er door de verschillende landen meer
dan 105.000 series postzegels zijn uitgegeven;
dat een poes, die per trein 180 K.M. van
haar woonplaats Perth (Australië) was ver
voerd, negen dagen later weer terugkeerde bij
de vrouw;
dat in Amerika op elke 800 inwoners een
'dokter voorkomt, in Oostenrijk op elke 900
en m Engeland op elke 1000.
dat op de werf der Nederl. Scheepsbouw-
Maatschappij alle namen vermeld staan van
de schepen, die sinds 1895 zijn afgeleverd;
dat m Asperen (Z.-H.) altijd op de jaarlijk-
sche paardenmarkt koek geslagen wordt;
dat kaffervrouwen haar haardos insmeren
met schapenvet om het kroezen en krullen
tegen te gaan;
dat het in Rusland verboden is zijn vrouw
op straat of in de tram een zoen te geven;
dat men in Palestina in een grot 4 mensche-
lijke geraamten gevonden heeft, die volgens
de geleerden minstens 100.000 jaar oud zijn:
dat volgens sommige wetenschappelijke
menschen wel degelijk de manestralen invloed
uitoefenen op menschen en dieren.
dat in 1934 in Amerika 2.280.000 kinderen
geen onderwijs ontvangen hebben omdat de
gemeenten te arm waren om onderwijzers te
betalen;
dat de draad, die de zijderups spint om zijn
cocon te vormen, 3 kilometer lang is en i
dat de zijdewormen in holle wandelstokken
uit China naar Europa zijn gesmokkeld.
De kruisspin. In sommige streken van
Europa o.a. in Tirol beschouwt men de kruis
spin als een heilig dier, dat niemand daar
dooden zal. Het brengt volgens het volksge
loof aldaar geluk aan, en beschermt tegen on-
Sveer.
BIJVOEGSEL
Bange uren voor Jaap en Hein.
Sinds hun prilste jeugd waren Jaap de
Jongh en Hein van Klaaver dikke vrienden
geweest. Alles deden ze samen: ze zaten in
dezelfde klas, maakten samen hun huiswerk,
ghigen altijd met elkaar naar school en naar
huis, enz. Ook katte kwaad haalden ze samen
uit. Dat kattekwaad bestond gelukkig niet uit
leelijke geniepige streken; maar ze kregen er
toch vaali straf voor. Maar alle berispingen en
straffen hielpen niet, om hen voor goed te
genezen.
Toen ze ongeveer een jaar of tien oud wa
ren, kwamen ze op de gedachte een eigen hut
te bouwen, waarin ze ook op regendagen on
gestoord konden spelen. Ze zochten eï§ zoch
ten en vonden tenslotte een vossehol, dat hun
wel geschikt leek. Dagenlang groeven en
wroetten ze, om het hol zoo groot en ruim mo
gelijk te krijgen. Boven het hol breidde een
hooge, oude eik zijn wortels uit; er omheen
was hoog kreupelhout. Niemand, die er niets
van afwist, kon hier een hol vermoeden.
In het vossehol zelf, was het altijd warm en
droog; daar waaide ook geen koude wind. daar
lekte ook geen regen door het leemgewelf, dat
wel tot manshoogte kwam.
Op een dag sneden de jongens bij kaarslicht
kleine pijpen; ze wilden hun vaders nadoen
en rooken leeren. Jaap had stilletjes van zijn
vaker een hand goede tabak meegenomen, of
schoon hij wist, dat dat heel leelijk was. Ze
wilden juist hun pijpen aansteken, toen er
iets ergs gebeurde: de kaarsen doofden na
melijk plotseling en groote stukken leem vie
len uit de zoldering; de- wanden begonnen te
bevende opening naar het hol was hee-
lemaal ingestort.
Doodelijk verschrikt bleven de jongens roer
loos zitten; Hein was de eerste, die zijn te
genwoordigheid van geest terug kreeg en hij
stak de kaars weer aan; maar meteen verloor
hij den moed weer, want hij zag, dat de schop
niet in het hol was en toen herinnerde hij zich
onder dat de gans kan staan, of wieltjes
waarop hij rijden kan, en een nieuw stuk voor
de speelgoedkast is klaar!
OOM KEES.
Wist je dat? Op het West-Indische eiland
Trinidad is een asphaltmeer.
omtrek afzoeken naar de vermiste kinderen.
Ook de houtvester was aan het zoeken ge
gaan, begeleid door zijn beide honden. Jaap
was zijn petekind.
Ofschoon hij in het bosch iederen boom en
iedere struik kende, was hij eerst na twee uur
zoeken op het rechte pad. De honden hadden
het spoor gevonden en stonden nu, luid kef
fend en blaffend voor het vossehol.
Toen de houtvester bovendien in het kreu
pelhout de kleine schop zag liggen, wist hij
genoeg. Hij zou ditmaal twee vossen vangen
het was vast en zeker geen toeval, dat de jon
gens hem nu precies in handen moesten val
len. De houtvester had wel eens meer kwajon
gensstreken van hen ontdekt; maar dat 'had
hij nooit kunnen bewijzen.
De honden keften en blaften. De houtvester
flootdaar kwamen al eenige mannen met
spaden en schoppen gewapend, die ook op
zoek geweest waren. Ze begonnen meteen te
scheppen en eindelijk, na ongeveer een half
uur- was de ingang weer vrij. Toe riep de hout
vester:
Jaap, Hem, zijn jullie daar?
Ja, Oom, riepen de jongens als uit een
mond.
Wat hebben jullie daar uitgevoerd, riep
de houtvester weer.
We hebben, we wildenrooken, werd er
zachtjes geantwoord.
De houtvester was in ee nbooze bui; hij had
de heele nacht niet geslapen; Jaap's moeder,
zijn zuster, was huilend bij hem gekomen en
had gevraagd, of hij had willen helpen zoe
ken. In zijn hand had hij al een dun, buigzaam
takje, toen riep hij naar binnen; en kom
er nu maar eens uit!
De eerste, was Jaap, die op zijn buik naar
buiten kroop. De houtveste pakte hem met
een beet en gaf hem een flink pak op zijn
broek; daarna was Hein aan de beurt.
Maar de tranen, die de jongens huilden,
waren niet zoozeer van pijn, dan wel van
blijdschap, dat ze boven zich de blauwe he
mel zagen en weer naar huis konden gaan.
wordt genoteerd. Winnaar is diegeen. die in
een bepaald aantal beurten het hoogste aan
tal behaald heeft.
Waar je wel op moet letten is, dat de spe
lers eerlijk achter een getrokken streep blij
ven; want hoe dichter je bij gaat staan, hoe
minder kunst er na turn'lijk aan is.
En nu, veel plezier jongelui en niet kib
belen!
Een 75-jarige. Dat is de slaapwagen die
voor het eerst in 1859 in gebruik werd geno
men. Het was een meubelmaker, George M.
Pullman, die na een reis van Buffalo naar
Chicago waarin het hem onmogelijk was, rus
tig te slapen, het plan ontwierp een wagen te
bouwen waarin men rustig kon slapen. De
treinen met slaapwagen heeten nog altijd
Pullman-wagens.
Wat we in een telefoonboek kunnen lezen.
In Parijs komen 5 x zooveel menschen voor
die luisteren naar den naam van Levie dan
naar die van Dubois.
Zoo langzamerhand, door de verschillende
dirken die we gemaakt hebben, zullen jullie
wel erg handig geworden zijn. Want je weet,
hoe meer je oefent, hoe beter het gaat!
Ditmaal is het de gans, die we van dun tri
plex of stevig carton na zullen maken. De gans
bestaat uit 5 deelen.
No. 1 is de romp..
No. 2 zijn de vleugels, die dus tweemaal uitge
zaagd moeten worden.
No.. 3 de pooten, worden.ook'twee maal uit
gezaagd.
Het spreekt vanzelf, dat je eerst de vormen
op het triplex teekent. Ik hoorde laatst een
jongen zeggen, dat het zoo moeilijk was de
juiste verhouding te vinden, als je het dier
grooter wilde maken, dan de afbeelding in'
de krant. Daar is een gemakkelijk middel
voor: je meet de maten van deze gans, en
vermenigvuldig alles dan met een zeker ge
tal. Als de gans nu bijvoorbeeld past in een
rechthoek van ongeveer 5 1/2 bij 6 centimeter,
dan vermenigvuldig je alles met 2 en maakt
een rechthoek, waar hij in past, van 11 bij 12
centimeter. Hetzelfde geldt voor de vleugels
en de pooten. De maten daarvan moet je dan
natuurlijk met hetzelfde bedrag vermenigvul
digen, als van de romp.
Als je alles netjes uitgezaagd hebt, boor je
de gaatjes, voor het in elkaar zetten, er in. De
plaatsen kun je zien op de teekening.
Voor je echter alles in elkaar gaat zetten
verf je de verschillende deelen eerst. Daarvoor
gebruik je de volgende kleuren:
De gans krijgt op den kop een witte vlek;
de vleugels worden diep grijs met rossige
streepjes; boven op wordt het lichaam zwart,
naar grijs uitloopend en de staart heeft witte
veeren.
De snavel kun je zoowel geel als rood ma
ken; de pooten hebben dezelfde kleur van de
snavel. Het oog wordt zwart gemaakt met een
wit lichtje er in.
Is de verf droog, dan zet je de gans met
kleine spijkertjes in elkaar. Een plankje er
SCHAATSENRIJDEN.
Het is eigenlijk wel vreemd: als het vriest
dat het een aard heeft, kun je heerlijk zwem
men in een overdekt zwembad en wanneer
het nog niet eens vriest, kun je in Amster
dam op de kunstijsbaan schaatsenrijden. Je
kunt daaruit wel opmaken hoe in trek de
beide sporten zijn, maar dat hoef ik jullie na
tuurlijk niet te vertellen: jullie weet uit on
dervinding wel, hoe prettig deze takken van
sport zijn. Ik voor mij vind het fijnst dat je
van zwemmen en schaatsen genieten kunt.
zonder dat er nu altijd een wedstrijd bij te pas
moet komen. Door het wedstrijdgedoe gaat er
vaak al te veel van de mooie sport verloren,
maar dat zal ik jullie wel eens een ander keer
uitvoerig vertellen. Nu zullen we het over
schaatsenrijden hebben, want al liggen de
sloten en plassen niet dicht, het is toch win
ter en we verlangen dus ook weer naar sneeuw
en ijs. We, dat wil zeggen: niet de arme men
schen die in den winter nóg meer te lijden
hebben dan anders.
De Noren. Zweden en wij staan bekend als
fanatieke schaatsenrijders en als degenen, die
eeuwen en eeuwen deze sport beoefenden,
toen de andere Europeesche volkeren nog nooit
een schaats gezien hadden. Hoe lang het ge
leden is dat voor het eerst schaatsengereden
werd, is niet uit te maken, evenmin, als dat
met zwemmen het geval is. Je kunt wel be
grijpen dat voor de menschen die in zeer koude
streken woonden, 's winters het schaatsen
rijden van evenveel belang was als het ge
wone loopen. Later toen men andere midde
len van vervoer in den winter had: slee ge
trokken door honden, rendieren of paarden en
toen men 's winters niet meer gedwongen was
groote afstanden af te leggen, doordat de
In hun gedachten verscheen het ouderlijk
huis; wat zouden ze er niet voor geven om nu
in moeders armen te vluchten en van vader
een vriendelijk woord te krijgen. Ja zelfs, als
ze van vader 'n flink pak slaag zouden krijgen
voor het verboden rooken, zouden ze dat ver
kiezen boven dezen toestand. Want ze bleven
gevangen in 't vossehol en wisten niet, of het
buiten nacht of dag was. Tevergeefs ook zoch
ten ze naar een middel om er uit te komen. Ze
haalden zich alle jongensver halen weer voor
den geest, die ze gelezen hadden, of in een van
hen niet een soortgelijke toestand voorkwam
als waarin zij nu verkeerden;; maar noch Jaap
noch Hein konden zich zooiets herinneren.
Hoe heel anders hadden ze zich het verblijf
in hun hol voorgesteld en hoe bitter speet het
hun thans dit plan uitgevoerd te hebben. Hun
angst werd ieder uur grooter, al konden ze de
uren niet eens vaststellen.
In hun dorpje heerschte ondertusschen
groote opwinding over het uitblijven der beide
vriendjes. En toen ze 's nachts nog niet terug
gekomen waren, gingen vele dorpsgenooten de
GEZELSCHAPSSPELEN.
Wie mikt er raak?
CACTEEcN.
Tegenwoordig komt haast in elke woning
een cactus of een vetplantje voor, ja soms
zijn er heele kweekerijen in broeikastje of
raamkozijn. Denk nu maar niet, dat dit een
liefhebberij van de laatste jaren is, al 5060
jaar terug waren deze plantjes in den han
del en werden gekocht ook. Eigenlijk waren
het meer de vetplanten, want een cactus en
een vetplant is heusch niet hetzelfde. Een
cactus heeft meer eigenaardige vormen en is
soms behaard of met stekels bedekt, terwijl
de vetplanten zachter en vleeziger bladen en
stengels hebben. Met vet hebben ze weinig te
maken, men kan eigenlijk beter spreken over
sapsparende planten. Deze komen ook in an
dere plantenfamilies voor, waar het nood
zakelijk is. dat ze soms langen tijd zonder
vochttoevoer moeten leven, b.v. in warme stre
ken als Amerika en Mexico. Vroeger brachten
de planten die in hun vaderland soms reus
achtige afmetingen aannemen, uitkomst aan
menschen en dieren, want bij die planten was
dan lafenis te vinden. Men hakte gaten in de
planten en ving het vocht op. Ook de vruch
ten worden gegeten en op de markt gebracht,
b.v. van de Indische vijgencactu*
Er zijn planten die een hoogte van 3 M.
kunnen bereiken, de Cereus Giganteus en de
grijsaard Cepholocerus senilis wordt wel 3 1/2
M. Gelukkig gaat het hier in ons klimaat bij
de meeste cactus soorten niet zoo snel en
kunnen er op een betrekkelijk kleine plaats
een heel stel kleine potjes staan. Ze eischen
heel weinig. Er zijn zelfs soorten die ook
koude, enkele wel een lichte vorst kunnen ver
dragen. De grond waarin ze staan moet on
geveer voor drievierde ouden boschgrond en
verder klei met wat grof zand bevatten met
wat fijngemaakte baksteen, waardoor het
overtollige water kan wegloopen.
Er zijn soms prachtexemplaren bij. Een van
de meest gemakkelijke soorten is de Phyllo-
cactus met vleezige platte stengeldeelen, die
langs een raamwerk van dunne latjes geleid
moeten worden en in het voorjaar prachtige
keikvormige bloemen geven in een eigenaar
dige roode kleur met paarsen gloed en een
massa lange geelwitte meeldraden. Door zaad
zijn er ook nog heel veel andere kiemen ont
staan, rood. roze, geel en- wit.
Een Epyphillum of lidcactus is ook een
dankbare plant. Zelf heb ik een paar oude
planten, die elk jaar vol zitten met hun eigen
aardige bloemen net uitgezakte dubbele kelk
jes. Staan de planten eenmaal op hun plaats,
dan is het het beste ze steeds zoo te laten
staan of weer met dezelfde zijde naar het licht
te zetten. Bij het draaien der planten zouden
de bloemknoppen weer naar het licht trekken
en dan vallen ze vast en zeker af. Door stekken
zijn deze planten gemakkelijk te deelen.
Neem na de bloei enkele leden af en laat ze
een dagje droog liggen of bestrijk de breuk
met houtskool, om het stekje daarna ir de
aarde te zetten en die stevig aan te drukken.
Laat men de planten in den zomer luchtig en
niet te veel in 'de zon staan en zet m-.o ze
in het najaar op een zonnig plekje vo<?r het
raam, dan komen er vast en zeker bloemen
aan. Ook in den tuin op een beschaduwd plek
je kunnen ze den zomer doorbrengen, doch
ze mogen niet te nat staan, dus bij langdu
rige regen moeten ze beschut worden, om te
voorkomen dat de bladen leelijk worden en
afvallen. Ook door enten wordt de groei van
planten voortgezet, dan wordt nl. een stek b.v.
bol- of lidcactus op een.rechtgroeiende cactus
geplaatst, zoodat deze op den duur tot één
groeien. Zoo vindt men b.v. een kroontje van
een lidcactus op een heestersoort Prisculla.
Dit gaat heel goed, probeer het maar eens.
EEN GANS.
menschen dichter bij elkaar woonden, ging
de noodzakelijkheid verloren en werd het een
aangename ontspanning. Thans kan men nog
zien waar het schaatsenrijden in eere is. De
landen, waar men 't liefst hard rijdt en ste
dentochten houdt, zijn gebieden waar men ge
noodzaakt was, en waar men later veel gele
genheid had voor ontspanning, van de schaats
gebruik te maken. De landen die echter niet
zooveel ijs hebben en die pas van anderen het
ijsvermaak leerden, interesseeren zich vooral
voor kunstrijden. Dat wil niet zeggen, dat de
anderen dat ook niet kunnen. De wereldkam
pioene kunstrijden, Son ja Henie, komt juist
uit Noorwegen. Oostenrijk levert een groot
aantal bekende kunstrijdsters en -rijders. Een
sport die vooral tot bloei is gekomen door de
kunstijsbanen is ijshockey. Wanneer je daar
aan wilt meedoen moet je niet alleen hard
kunnen rijden, maar ook geweldig handig zijn.
Tegenwoordig zijn er tientallen modellen
schaatsen; voor hard- en kunstrijden zijn er
andere modellen. In den ouden tijd kende men
slechts een model: een rib van een of ander,
groot dier.
SCH.
ook, dat hij die in het kreupelhout buiten had
laten liggen. Voor het eerst van hun leven
voelden de jongens, dat ze nu werkelijk in ge
vaar waren en ze begonnen allebei te huilen.
De kaars was al gauw uitgebrand en bevend
hielden de jongens elkaar vast. Wat gaf het nu
al, of Jaap een mooi nieuw horloge in zijn zak
had. In de duisternis kon hij toch niet zien,
hoe laat het was. Een paar maal probeerden
ze met hun handen de aarde weg te graven,
maar dat gaf niets; want telkens kwamen er
nieuwe massa's naar beneden.
De zijkanten sluiten we met carton en de
voorkant wordt ook afgesloten met carton.
Er zijn op deze manier aan den voorkant 3
vakjes ontstaan. C toont den onderkant van
het geheel.
Ieder vakje krijgt een nummer.
Het spel bestaat nu daaruit, dat je van een
bepaalden afstand de ballend oor de gaten pro
beert te gooien.
Je hebt drie of vier ballen; het aantal spe
lers is onbeperkt. Je mag net zooveel maal
gooien, als er ballen zijn. Iedere gooi geldt,
zelfs al wordt het „huis" hee'.emaal niet ge
raakt. Het aantal punten dat je gehaald hebt,
UIT DE NATUUR.
Gi/tétbó er
Op de lange winteravonden, als het huis
werk gedaan is en er rest nog een uurtje tijd
voor het naar bed gaan, is het maar wat leuk,
als je met zijn allen nog een spelletje kunt
doen. De meeste spellen, die in huis zijn, heb
ben jullie natuurlijk al zoo vaak gespeeld, dat
ze op den duur een beetje gaan vervelen.
Het is daarom een prettige afwisseling eens
een nieuw spel te hebben; een spel, dat han
digheid vraagt en dat niet te lawaaierig is,
zoodat vader zijn krant kan lezen en dat ook
geen gevaar oplevert voor de spiegels, beelden,
enz. in de kamer. Want de ballen waarmee
het gespeeld wordt, zijn van stof en kunnen
dus geen kwaad aanrichten.
Van dun triplex zagen we de voorgevel A,
zooals die op de eerste afbeelding staat. We
vergeten niet de drie openingen te maken,
waar de ballen doorgegooid moeten worden.
De ballen moeten er ruim door kunnen vallen.
Ook de rechthoek onderaan wordt er uitge
zaagd.
Deze voorgevel rust op twee steunen B. die
niet aan de zijkanten, maar in het midden
komen,
Van carton maken we eenzelfden worm, als
de voorgevel, maar zonder gaten. Een 12 cen
timeter breede reep carton plakken we tus-
schen de voor- en achtergevel, op de manier,
dat er een soort huisje ontstaat.