DE TWEELINGZUSTERS Nederland op de schaats. De Weensche ingenieur dr. Karabacek, wlen het geluld zou zijn, langs weten- sehappelijken weg diamanten te ver vaardigen Nederland op de schaats. De M E.T.S.- banen te Scheveningen werden Maandag geopend. Tot de eersten, die een baantje maakten, behoorde de Nederlandsche tenniskampioen Timmer Een warm kleed. Met het oog op de komende wedstrijden is Maandag het Olympisch stadion te Amsterdam met stroo afgedekt. Het stroo wordt over het veld uitgespreid Zwitserland? Neen, het is Londen, dat eveneens het sneeuwkleed aantrok tot vermaak van jong en oud, die Yan wintersport houdt Een weg van houten blokjes in de tentoonstel linghallen aan den Kaiserdamm te Berlijn. Het pla veisel wordt gelegd Het bezoek van dr. W. de Vlugt, burgemeester vaR Amsterdam, aan Rusland. De burgemeester tijdens een conferentie op het bureau van de .Woks", de vereeniging voor cultureele verbinding met het buitenland, te Moskou Enthousiasme bij den voor de Engelsche voetbalwereld belangrijken wedstrijd TottenhamNew Castle, welke door duizenden werd bijgewoond De kunstijsbaan op het sportpark te Bussum werd Maandag geopend en vele enthousiaste be oefenaars der schaatssport kwamen de ijzers onderbinden De „Paul Kruger I", die nabij Elburg strandde en zonk is Maandag door v. d. Graaf Koelman's Bergingsbedrijf uit Rotterdam geborgen. Een foto tijdens het bergingswerk FEUILLETON. Uit het Engelsch van PATRICIA WENTWORTH. Nadruk verboden VI. John keerde van Waveney terug met het adres van juffrouw Jones in zijn zak. Hij was het nog niet met zichzelf eens, wat hij met betrekking tot deze oude getrouwe zou doen. Het was zonneklaar, dat zij iets wist, zeer waarschijnlijk zou zij hem zelfs alles kunnen vertellen wat hij wilde weten. Maar hoe meer hij over de zaak nadacht, hoe onwaarschijn lijker het hem toescheen, dat ze tegenover hem wildvreemde ook maar één woord zou loslaten. Hij moest het voor en tegen rijpelijk overwegen en hij besloot er eerst maar eens 'n nachtje over te slapen. Toen hij in zijn hotel kwam, hoorde hij van den portier, dat er tweemaal voor hem ge telefoneerd was. De tweede keer had de aan vrager een boodschap achtergelaten: of hij, zoodra hij thuiskwam, Horsham 91 wilde op bellen? Hij stapte direct de telefooncel binnen en vroeg het opgegeven nummer. Terwijl hij op de aansluiting wachtte, verdiepte hij zich in de vraag, wie de geheimzinnige persoon kon zijn, die hem verlangde te spreken. Hij was nooit van zijn leven in Horsham geweest en kon niemand in dit oord verzinnen, met wien ;hij ook maar oppervlakkig bekend was. Toen de telefoonbel rinkelde, nam hij den hoorn op en hoorde een mannenstem „Hallo" roe pen. ,Er was mij verzocht dit nummer op te bel len' zei John. „Mijn aaam is Waveney", De stem, die van de andere zijde ant woordde, klonk hem opeens bekende in de ooren. „Hallo, John, je spreekt met Lulu Smith. Ik ben hier bij mijn oom en die wil graag even met je praten. Wacht je een minuut?" John hield den hoorn aan het oor en het duurde niet lang of een andere stem zei: ,Bent u daar'Sir John? U spreekt met Mi'. Carruthers. Neemt u met niet kwalijk dat ik u lastig val, maar ik ben buitengewoon ver langend een kort onderhoud met u te hebben". „Er is geen sprake van lastig vallen. Ik ben geheel tot uw dienst, mijnheer Carruthers". „Dank u. De zaak isP maakte den zin niet af en begon opnieuw „Mijn neef Lewis heeft me verteld, dat u vanmorgen een ge sprek met hem had. Tusschen haakjes, het doet me veel genoegen te hooren, dat u oude vrienden bent". „Ja, ik was erg blij hem weer te zien". Een voorgevoel zei John, dat het gesprek waarop de oude advocaat zinspeelde, het on derhoud over Anne Beilina was. „Wel, Sir John", ging Mr. Carruthers voort, „het verslag, dat Lewis mij van dat gesprek gegeven heeft, vei-vult mij met bezorgdheid. Ik heb begrepen, dat u zeer verlangend bent iets naders te vernemen omtrent de levens omstandigheden en de de verblijfplaats van een bepaalde persoonenenik zou u willen verzoeken, die zaak te laten rusten". John gaf niet direct antwoord. Een sterke •impuls dreef hem tot spreken, maar dat wilde hij niet, vóór hij den ander wat verder uit zijn tent had gelokt. „Kunt u mij ook zeggen waarom?" „Niet in bijzonderheden. Ik kan u alleen ver zekeren, dat uw nasporingen onnoodig zijn'. „Als u zegt onnoodig, mijneer Carruthers, wat bedoelt u daar dan precies mee, als ik vragen mag? Ik stel een onderzoek in, omdat ik mij niet gerust voel. De persoon in kwestie is, voorzoover ik weet, geheel onverzorgd ach tergebleven. Wanneer u het woord „onnoodig" gebruikt, wilt u daarmee dan zeggen, dat èr een regeling is getroffen, waarvan ik niet op de hoogte ben£" T „Neen, dat niet bepaald". „Wit u mij dan uitleggen wat u bedoelt?" Hij deed zijn best om alle scherpte uit zijn stem te bannen, maar slaagde daarin niet heelemaal. En hij meende in den toon, waarop de rechtgeleerde antwoordde, dan ook iets van verwijt te bespeuren. „Het is eenigszins moeilijk om een delicate aangelegenheid als deze door de telefoon te behandelen. Maar mag ik u er misschien aan herinneren, dat de bedoelde dame nadere bloedverwanten heeft dan u?" „Zeker. De vraag is alleen maar of zij wat voor haar doen. Geven zij haar bijvoorbeeld een toelage? Kunt u mij uit eigen weten schap de verzekering geven, dat zij een toe lage van hen ontvangt?" „Dat is heel lastig, Sir John". John begreep, dat hij van taktiek moest veranderen; hij was knapjes op weg den ouden heer tegen zich, in het harnas te jagen en dat was wel Jiet laatste, wat hij begeerde. Toen hij weer sprak, was het dan ook op heel anderen toon. „Het is volstrekt mijn bedoeling niet om mij op te dringen, of onbescheiden te zijn, mijnheer Carruthers. Maar ik had gedacht, dat, als er geen maatregelen waren getroffen, deze misschien uit de oude familiebezitting zouden.kunnen bestreden worden". „Dat is heel edelmoedig van u, Sir John en ik weet zoo direct niet wat ik daarop zeggen moet. Ik zou namens u het aanbod kunnen doen, maar het lijkt mij niet waarschijnlijk, dat het zou worden geaccepteerd. Misschien wilt u zoo goed zijn mij op kantoor te komen opzoeken als ik terug ben". John klemde zijn kaken op elkaar. Een maand uitstel!" „Waarom kan ik mijn nichtje niet te spreken krijgen?" protesteerde hij. Waar is zij?" Hij hoorde, dat Mr. Carruthers kuchte. „Ik ben bang weer een kucht „ik ben bang. dat het onmogelijk is. Maar ik hoor van mijn neef, dat er een andere dame is, die erg graag kennis met u wil maken mevrouw Courtney. Ze heeft een flat in Queen's Gate het nummer weet ik niet uit mijn hoofd. Lewis heeft haar vanmiddag gesproken en ze zei buitengewoon verlangend te zijn om u te ontmoeten. Ze heeft hem zelfs gezegd u te vragen haar een bezoek te komen brengen. Ze is nogal heerschzuchtig, maar overigens een bzonder charmante vrouw en een relatie van de familie". „Goed, ik zal haar opzoeken. Neen juffrouw, breekt u het gesprek niet af. Bent u daar nog, mijnheer Carrythers? Ja? Kunt u mij mis schien zeggen of mijn nichtje ziek is?" „Niet dat ik weet". „Is zij buitenlands?' „Ik kan het u werkelijk niet zeggen". „Weet u waar ze is?" Een lange pauze. Toen zei Mr. Carruthers langzaam: „Ja, ik weet het". „U wéét het „Ja". En opeens was de verbinding verbroken. John bleef een oogenblik verbijsterd met den hoorn aan het oor staan. Maar weldra kwam hij tot het besef van de werkelijkheid terug, hing den hoorn op en verliet de cel. In zijn zitkamer te Horsham draaide Mr. Carruthers zich in zijn gemakkelijker, stoel om en wendde zich met een lichtelijk ver stoord gezicht tot zijn neef. „Een tamelijk lastig jongmensch, die Sir John Waveney", merkte hij op. Lewis keek op van zijn courant. „In welk opzicht was hij lastig?" „Hij wil het adres van Anne Waveney heb ben". „Ja, dat heb ik u gezegd. Is er een onover komelijk bezwaar om het hem te geven?" „Ja, Lewis". Lewis Smith tuitte de lippen en liet een langgerekt gefluit hooren. „Hij is zoo vasthoudend als een terrier, m'n vriend John! Als hij zijn zinnen op iets heeft gezet, is hij, met ai zijn beminnelijke wel- levend,beid, de koppjpte j£er?l, diffi ontmoet heb. Zoo ver ik hem ken, zal, als hij dat adres pre sé wil gewaar worden, niet rusten, voor hij het weet". Mr. Carruthers kucht ontstemd. „Ik heb er met de meeste klem op aange drongen, dat hij de heele zaak zou laten rus ten. Dat heb je gehoord. Hij schijnt met een of ander idee rond te loopen om haar een toelage uit de middelen van het landgoed toe te kennen en er zal voor mij niets anders op zitten dan dat aanbod over te brengen. Dat is alles goed en wel, maar wat persoonlijke toenadering betreft, heb ik de sterkst mo gelijke redenen om hem van plannen in die richting af te brengen. En ik reken erop,, Lewis, dat jij hetzelfde zult doen". „Kunt u mij niet vertellen waarom?" „Tot mijn spijt niet. Je zult genoegen moe-; ten nemen met mijn uitdrukkelijke verkla-',- ring, dat die jongeman verstandig doet, de' gedachte om zijn nichtje te. spreken te laten varen" „Als hij die gedachte heeft en alles wijst erop, dat dit het geval is zullen we niet I veel succes bij hem hebben met ons advies!" „Maar hij zal toch wel een duidelijke wenk: verstaan", meende de oude heer geprikkeld, j „Dat zullen we dienen ai te wachten", ver- klaarde Lewis Smith op een toon van berus ting, „maar voorloopig geeft ik nog geen stuiver voor die kans. Ik heb u gezegd hoe hij is". VIL John had een invitatie, voor een diner dien avond. Zijn gastheer was de uitgever, die de publicatie bezorgd had van het boek van Pe terson, wiens tochtgenoot en trouwe hulp de jonge Waveny was geweest. Hei gezelschap bestond uitsluitend uit heeren e: John had geen van hen ooit te voren ontmoc riet tafel gesprek liep over Peterson, over wetenschap pelijke onderwerpen en over verre, wilde streken, waar zelden een ontdekkingsreiziger den voet had neergezet. - Wordj, yervolg4k

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 9