DE TWEELINGZUSTERS Francis Koene overleden Winter in Parijs, In lange rijen wachten de werkloozen De schi|der Bernard van BaeI< Apeldoorn krijgt een tunnel. Bij de spoorwegovergang aan den Arnhemscheweg te Apeldoorn Sneeuw in Londen. Een echt win- ie'deren dag gédurend^'de"wiiUerm^aiideiiplaats^heeft te Ko^tenhoef is 60 jaar ge- wordt een tunnel ten behoeve van het voetgangersverkeer gebouwd ter vervanging van de iersch tafreeltje in Hyde Park worden thans aldaar bestaande luchtbrug De Noorsche schilder Per Lund heeft een schilderij vervaardigd van Koning Gustaaf van Zweden bij het tennisspel De bekende violist Francis Koene is In den ouderdom van 35 jaar te Amsterdam overleden In het Stadspark te Groningen werd Dins dag de eerste natio nale hengstenkeuring van dit jaar gehouden, waarvoor in deskun dige kringen veel be langstelling bestond De Hoofdvaart in de Alblasserwaard bij Molenaarsgraaf was Dinsdag reeds geheel toegevroren, doch werd door schuitenvoer ders uit de omgeving opengebroken Garmisch-Partenkirchen in winterboeien FEUILLETON. Uit het Engelsch van PATRICIA WENTWORTH. Nadruk verboden 10) Na het diner kwam een kleine man met een baard en een glimmenden, kalen schedel op John af. „Mijn naam is Fossick-Yates", deelde hij mede, „Frederic Fossick-Yates. Zegt die naam u iets?" John gaf niet direct antwoord: hij moest tijd winnen. Ongetwijfeld had de naam een bekenden klank, maar al was zijn leven ermee gemoeid geweest, dan had hij op dit moment niet kunnen zeggen waar en in welk verband hij hem gehoord had. De kleine man hield het hoofd opzij en keek hem vol verwachting aan; zijn heldere eenigszins uitpuilende oogen deden denken aan "de oogen van een vogel, die een worm beloert. En vóór John's aarzeling pijnlijk werd maakte de heer Fossick-Yates er een einde aan. „Ik schreef Peterson herhaaldelijk. Ver scheidene brieven heb ik hem geschreven dat zal nu een jaar of drie geleden zijn". In John's-geest begon de heugenis te sche meren aan een zeer hardnekkig briefschrijver, die zijn weldoener en metgezel had bestookt met brief na brief, volgepropt met pietepeu terige bijzonderheden over variaties in de typen Europeesche slangen. „Ja zeker, ik herinner het mij", antwoordde de jongeman. „Aha! Mag ik dan misschien vragen of Peterson iets aan mijn opmerkingen heeft ge- ,had?."- „Van eenige heeft hij gebruik gemaakt in het zesde hoofdstuk, meen ik. En verderop nog in een noot". De heer Fossick-Yates straalde en glom van voldoening. Hij trok een van zijn man chetten te voorschijn en maakte er met zijn gouden potlood in kriebelschrift een snelle notitie op. „Aha! Het zesde hoofdstuk, zegt u? En een noot? Ik ben u buitengewoon dankbaar, Sir John. U herinnert u waarschijnlijk niet welke van mijn gegevens „Neen, niet allemaal. Maar ik weet toevallig nog wel wat Mr. Peterson in de bewuste noot vermeld heeft. Die handelt over de door u opgemerkte adder, die een bijna witte streep op den rug had inplaats van een zwarte". Mr. Fossick-Yates rukte zijn bril van zijn gezicht en begon in vervoering de glazen met zijn servet schoon te maken. „Schitterend!" riep hij uit. „Schitterend eenvoudiguitermate vleiendik heb er letterlijk geen woorden voor! Mijn adder in een noot geciteerd! Kunt u zich her inneren in welk hoofdstuk die noot voor komt?" „Hoofdstuk vijftien", verklaarde John prompt. De kleine man plantte zijn bril weer op den neus, liet nogmaals zijn manchet uit de linkermouw schieten en krabbelde opnieuw een paar woorden, Toen rukte hij zijn stoel wat dichterbij. „Sir John, ik heb dat zeldzame reptiel in levenden lijve bij mij thuis, geen twee mijl hier vandaan. Ik moet er op aandringen dat u het komt bezichtigener zijn ook andere interessante exemplaren in mijn col lectie. Natuurlijk blijft u dineeren. Mijn vrouw zal verrukt zijnZe zal het heerlijk vin den met u kennis te maken. Misschien hebt u haar wel hooren noemen,ze was indertijd een vooraanstaand strijdster voor het vrouwenkiesrecht en ze schrijft veel over sociale vraagstukken. Ze is de bekende me- yrqu-w gossick-yate»", - Toen John dien avond naar zijn hotel wan delde, vroeg hij zich af hoe hij het in vredes naam in zijn hoofd had gekregen zich te laten lijmen om gast te zijn in den huize Fossick- Yates. Hij zou vermoedelijk een hoogst mid delmatig diner krijgen, de heer des huizes zou hem vervelen met zijn slangen en diens ech-t- genoote met sociale gewlchtdoenerij. Hij kreunde bij het vooruitzicht en verwenschte zijn dwaasheid. Als Frederick Fossick-Yates ook maar een greintje minder oprecht en kinderlijk verheerlijkt was geweest met de vermelding van zijn hoofdstuk zes en de noot over zijn adder in hoofdstuk vijftien, zou hij John zich zonder eenigen twijfel verschanst hebben achter een oneindige reeks andere afspraken, maar de stralende oogen achter de groote brilleglazen hadden hem verteederd en verleid. Zijn gedachten lieten de kleine slangen bezweerder, zooals hij den goeden Fossick- Yates bij zich zelf gedoopt had, los en richtten zich weer op Anne Belinda. Geen seconde kwam het in hem op Mr. Curruther's advies te volgen en de zaak te laten rusten. Dat hij dien raad gekregen had, was op zichzelf al voldoende reden om in precies tegenoverge stelde richting te handelen Het was vele jaren geleden sinds iets anders dan lichamelijke pijn John Waveney uit den slaap had gehouden. Als regel viel hij, zoodra zijn hoofd het kussen aanraakte, in een die pen, drtjomloozen, rustigen slaap, waaruit hij pas den volgenden ochtend ontwaakte. Maar dien nacht lag hij uren wakker, zijn hersens pijnigend om de diverse vage inlich tingen, die hij had gekregen, methodisch te ordenen en te trachten een spoor erin te vinden, dat hem wellicht den weg naar Anne Belinda zou kunnen wijzen. Hij hield denk beeldige gesprekken met juffrouw Jones en den ouden heer Carruthers, kolossaal sluwe gesprekken, zooals hij zelf vond, waarin hij probeerde hem mededeelingen te ontlokken, die zij vastbesloten jyarea niet t?e doen! Uit een van deze gesprekken moest hij in een soort looden sluimering gegleden zijn, want plotseling hoorde hij juffrouw Jones niet alleen spreken, maar hij meende haar ook te zien. Maar het bleek juffrouw Jones heelemaal niet te zijnhet was de kleine mijnheer Fossick-Yates in vrouwenkleeren, met zijn bril scheef op den neys eji met een guirlande van sleutelbloemen om zijn glan- zenden schedel. In een zotten rondedans nam hij den krans van het hoofd, plukte dien uit elkaar en wierp de bloemen naar John. Zij veranderden in slangen zoodra ze op den grond terechtkwamen! In zijn fantastische droom begon John te rennen, te rennen met een snelheid, alsof de vleugels van den wind hem voortdroegen. Hij rende langs de oevers van de Amazone en het volgende oogenblik door de vallei van de Waveney, langs een smal, kristalhelder stroompje, dat zich in een wijden poel ver loor. Opeens blijft hij stilstaan, met een ruk, alsof toovermacht zijn vliegende voeten aan den bodem had vastgeklonken; aan den an deren kant van het water stond Anne Belinda en glimlachte tegen hem. Ze had haar oude bruine „overall" aan en het donkere haar viel in lange krullen om haar hoofd. Ze bleef hem glimlachend aankijken en een intens, vreug devol verwachten rees uit de diepten van zijn droom omhoog. Maar wat hij verwachtte wist hij nietHij ontwaakte en merkte, dat hij rechtop in bed zat. Hij ging weer liggen en peinsde over het vreemde visioen. Het was zonderling, heel zonderling. Maar van één ding was hij zich klaar bewust: dat hij nooit te voren zulk een vreugde door zijn heele wezen had voelen tintelen. vm. Den volgenden dag ging John Mrs. Courtney een bezoek brengen. Hij werd in den salon gelaten en wachtte daar terwijl het meisje Mevrouw ging roepen. de kamer leek in niets opwat hij te voren op dit gebied gezien. Muren, vloer en plafond, het houtwerk en de bekleeding der meubels, het was alles in dezelfde, bleuachtig-grijze tint gehouden en tegen deze neutrale achter grond contrasteerden de weinige versieringen van het vertrek op een wijze, die hun schoon-- heid en waarde heel wat. sprekender deed uit-; komen dan in een andere, minder sombere! omgeving het geval zou zijn geweest. Er wa-{ ren kussens in minstens zes verschillende; nuancen van purper en violet; op den schoor- steenmantel stond een groene klok, geflan-j keerd door groene kandelaars, aan den langstenj wand, waarvan het groote, grijze vlak verderj door niets onderbroken werd, hing een groote' ets van een hoogen, donkeren pijnboom, ge zweept door een feilen wind. De kamer be vatte geen kleine, simpele snuisterijen, ook- was zij geen familiegalerij met een heirleger van portretlijstjes, alleen op de piano stonden drie foto's en deze waren alle van dezelfde persoon. Het kostte John geen moeite Jenny Man* te herkennen Jenny in bruidsgewaad, Jenny- in hoftoilet met veeren en sleep en, de aar digste van de drie beeltenissen, Jenny in een eenvoudig maar gracieus huiskleed, gebogen over een slapende baby. De bezoeker vroeg zich af hoe de vrouw des huizes er wel zou uitzien en op hetzelfde oogenblik kwam zij binnen. Ze paste voor treffelijk in het interieur, want ook zij was heelemaal in het grijs hij zou later ver nemen, dat zij nooit een andere kleur droeg! Massa's wit haar torenden in sierlijke, inge wikkelde krullen om haar hoofcj z» had niet geofferd aan de korte-haarmode, in tegendeel, haar kapsel wekte herinneringen aan de achttiende eeuwMevrouw Court ney's gezicht was groot, vierkant. Haar trek-, ken waren niet vrij van hardheid en heersch-i zucht; haar donkere, energieke oogen werdeni overwelfd door wenkbrauwen, onvrouwelijk-1 borstelig haast. - g.01® EP»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 10