Minister Kalff herdacht.
Haarlem's Kunstschatten.
WOENSDAG 6 FEBRUARI 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
3
EEN PAAR INDRUKKEN
VAN PARIJS.
Als rechtgeaard Hollander komt ge toch al
tijd weer op een avond bij de revue terecht.
Thuis spreekt ge uw afgrijzen over deze aan
eenschakeling van somptueuze tafereelen uit.
Ge heet het een banaliteit om naar die bijna
vervelende voorstellingen te gaan kijken en
méér dan dat: het is provinciaalsch om zich te
gaan vergapen aan wat in het vaderland niet
mag: érger: het getuigt van slechten smaak,
gemis aan zelftucht, gebrek aan ethische en
aesthetische maatstaven. „Neef Pieter, ben je
nu tóch weer naar de Folies Bergère geweest?
Neef Pieter, denk je nu heusch, dat dat Parijs
is? Guitry speelt in het Théatre Edouard VII,
Elvire Popesco in de Variétés, Henriette
Duflos in de Michodière en zelfs bruine Baker,
die in de Marigny een oud operettetje van Of
fenbach speelt, is Parijscher in haar bruinheid,
dan deze Femmes en Folie in haar matte rose
en lichtgele tinten. Neef Pieter, je hebt niet
het recht over Parijsche cultuur te spreken
als je zóó klein-burgerlijk bent...."
Maar neef Pieter zat achter een kopje thee
ergens in een Hollandsch huis. Hij kon mij
niet zien. En dus zat ik in de Folies Bergère.
Dus heb ik weer véél te veel voor mijn biljet
betaald, dus heb ik weer ruzie gehad met een
schreeuwerige vestiaire-juffrouw, omdat ik
haar een te kleine fooi gegeven heb, dus heb
ik mij weer afgevraagd, hoe het mogelijk is,
dat zulk een afschuwelijk aangekleede couloir
toch zooveel typische stemming in mij kan
wekken.
Ik weet» het en ik zag het: de revue heeft
haar tijd overleefd. Nu was de zaal maar voor
drie kwart bezet, zelfs na de pauze, wanneer
de rijke, lang en la'at etende Amerikanen
moeten komen, die nu in Sint Moritz zijn of
in New-York. En het is ook altijd hetzelfde.
Veel trappen met op een af gaande girls en
boys, haremscènes, flauwe sketches, tapdances,
Oostersche tafereelen en Koning Pausole, die
zijn velen vrouwen zoo weinig kleedgeld gaf.
„De" groote scène, die ons épateeren moet, het
slotstuk van dit van-ouds-bekende vuurwerk
van regie-vondsten en tooneel-technische
mogelijke onmogelijkheden, die is zelfs oud:
een heele bruiloftstoet marcheert de trappen
van het stadhuis af en verdwijnt onder water.
En stijgt weer uit het water op. Ge ziet de
golfjes, het druipende water, ge hoort het
klotsenHoe het kan weet ik niet. En
tóch, is het aardig. En tóch is zoo'n revue ge
zellig. Werkelijk: iedere vorm van geest ont
breekt er aan; heusch wat bij óns bar-onnet
is, is in Parijs bijna vervelend en tóch is het
een beetje Parijs, een beetje charmant en dol-
plezierig. Om zoo maar héél lui en héél dóm
in een fauteuil te zitten kijken en luisteren
en u te verwonderen, hoe het toch komt, dat
in die Parijsche revues de meisjes zoo mooi
zijn, zoo elegant, zulke liooge beenen en zulk
een obsedeerend rhythme en bij onsnu
jaMaar wij hebben Buziau en daar lachen
ze nóg om Bach en Dranem.
En ge vraagt nu: „is het duur in Parijs?" Het
ïs duur in Parijs. „Is het goedkoop in Parijs?"
Het is goedkoop in Parijs. Ik heb slecht ge
geten in een groot hotel voor 35 francs, waar
Royal, Excelsior, Dicker en Thijs en Carlton
zich de oogen voor uit het hoofd zouden scha
men. Ik heb in een restaurantje aan de
Boul' Mich' voor vijf en zeventig cent een soep,
een visch, een stukje vleesch, een roquefort
en een karaf je rooden landwijn gehad. Niet
geweldig, maar zeker niet slecht. Zondag
dronk ik een whisky in een vervelende dan
cing, en ik betaalde daarvoor f 2,50 en Zater
dagavond had ik de beste plaats in een bios
coop voor veertig cent. Het is in Parijs zooals
het er altijd geweest is. Waar veel vreemdelin
gen komen is het duur, waar de Parijzenaar
komt is het goedkoop. Maar het Café de la
Paix, dat altijd duur geweest is, heeft een
buffet ingericht, waar ge „sur le pouce" uit
het vuistje, de gezelligste en smakelijkste klei
ne dingetjes kunt krijgen voor enkele dubbel
tjes en bij Prunier kost een goede Homard a
rAméricaine nog vijftig francs. En in de win
kels is 't net als bij ons. De rommel is er goed
koop, de mooie dingen zijn prijzig. Maar er is
véél meer rommel gekomen. Zooals overal in
de wereld. De verarming is er aan te toetsen.
Een hapje voor een dubbeltje maar wat
voor een hapje! Een jurkje voor 'n tientje
maar laat het maar eens uit de étalage nemen
en bekijk het van nabij. De Avenue de
1' Opéra, de Rue de la Paix zijn óók verarmd.
De groote juweliers verkoopen gekweekte pa
rels en veel oude zaken staan dood en leeg
achter hun kostbare gevels met oude en kost
bare namen. Parijs is schrikbarend verarmd.
Ge ziet dit zelfs, wanneer ge u, voor uw va-
cantie immers, eenige weelde veroorlooft en
niet eens de oneindige, doodsche woonwijken
van arbeiders en kleine burgers doorkruist. In
de halls van Commodore, Prince de Galles,
Scribe, is het stil. En wanneer de stilte al eens
verbroken wordt, is het met Duitsche zin
sneden
Montmartre blijft altijd de wonderlijke,
rommilge kermis die het altijd geweest is.
Montmartre is onsterfelijk. Hoe dikwijls is
zijn dood al voorspeld? Toen het vermaak en
het vreemdelingenbezoek teekenen vertoon
den van den linker-Seine-oever af te dalen
en zich eerst in het Quartier Latin en latei-
in Montparnasse zouden gaan concenfcree-
ren zeide men dat het nu met Montmartre
gedaan was; dat het alleen nog maar eenige
aantrekkingskracht had voor onwetende
vreemdelingen, die zich goedaardig en glim
lachend lieten villen in de kwalijke lokalen,
die nog op hun ouden roem en naam teer
den: Chat Noir. Néant, Enfer en Ciel. Doch
Montmartre is gezonder dan ooit. De kwa
lijke lokalen bestaan nog en zijn even plat.
vervelend en would-be, maar er zijn nieuwe
bijgekomen, die groot succes hebben Op de
Place Pigalle is het Cabóret La Noce geko
men waar tout' Paris zich amuseert om de
zéér ondeugende en zeer geestige conféren
ces. Véél ouds is verdwenen. Vooral veel wat
duur en quasi-luxueus was. Véél ouds heeft
- ook braaf stand gehouden. De kleine thea
tertjes des Deux Anes en de Dix Heures,
waar men als buitenlander nauwelijks iets
begri,ipt van de geestigheden, door glimla
chende heeren in proza en manke poëzie ge
debiteerd zijn avond aan avond gevuld met
een écht-Parijsch publiek, dat er maar niet
genoeg van kan krijgen om over mopjes en
woordspelingen op Blum. Herriot, Mistin-
guette en andere bekende persoonlijkheden
te schaterlachen. En het bal van de Moulin
Rouge met de french cancan bestaat nog al
is het theater zelf al sinds geruimen tijd een
vervelende bioscoop geworden. En het Bal
Tabarin bestaat nog. En alle gezellige eet
huisjes met hun rood en wit geblokte gor
dijntjes.
Dan die prachtige landelijke straatjes
hóóg op de Outte. waar het u te moede is of
ge "in een heel klein en knus provincie
stadje loopt, zóó rustig loopt die dikke juf
frouw op haar blauwe pantoffels van den
slager naar den bakker; zoo gezellig zit de
poes te knipoogen in het bleeke winterzon
netje; zoo teeder steekt een mager appel
boompje zijn langvingerige takken over het
scheef gezakte muurtje. Nee, Montmartre is
niet dood. De Place Blanche is luid en kleu
rig als voorheen, de Place du Tertre stil en
dorpsch als altijd en bovenal alles uit, boven
héél Parijs staat blank en wonderlijk de
Sacré Coeur. aan welks voeten ik altijd
eenige stille, serene minuten over het avond
lijk Parijs ga schouwen: een geweldige duis
tere massa met duizenden trillende lichtjes,
een wonder van leven en bekoorlijkheid, van
verdriet en rijkdom, vreugde en armoede,
vergaarbak van menschelijke existenties,
obsedeerend raadsel van steeds weer over
weldigende bekoring.
Mr. E. ELIAS.
ZES MAANDEN WEGENS ROEKELOOS
RIJDEN.
De Utrechtsche rechtbank heeft een 23-
jarigen chauffeur uit Zandvoort, die op 9
September j.l. op den Soesterbergschen straat
weg, bij het sanatorium Zonnegloren, op zoo
roekelooze wijze had gereden, dat hij in bot
sing was gekomen met een boom, tengevolge
waarvan de naast hem zittende persoon werd
gedood, veroordeeld tot 6 maanden gevange
nisstraf.
Het ontslag van M. Beversluis
bij de V. A. R. A.
Zaak voor den kantonrechter.
Voor den kantonrechter te Hilversum is
Dinsdagmiddag behandeld het geding tus-
schen de V.A.R.A. en Martien Beversluis.
De V.A.R.A., van meening zijnde, dat de
heer Beversluis in zijn functie van literair -
medewerker aanleiding had gegeven tot on
middellijk ontslag en verbreking van het ar
beidscontract. verzocht den kantonrechter
haar van dit contract te ontslaan.
Als pleiter voor de V.A.R.A. trad op mr,
M. v. d. Goes van Naters te Heerlen; voor
den heer Beversluis mr. S. de Jong te Am
sterdam.
Mr. v. d. Goes van Naters begon zijn uit
eenzetting met de mededeeling. dat hij de
brochure van den heer Beversluis, .Kaarten
op Tafel", mede in het geding zou brengen.
De V.A.R.A. heeft ontbinding van het con
tract wegens gewichtige redenen verzocht.
Een niet kunnen opschieten in den werk
kring acht spr. reeds voldoende, om tot be
ëindiging van het contract te besluiten. De
brochure en uitingen en gedragingen van
den heer Beversluis dringen echter in veel
sterkere mate tot opzegging. De V.A.R.A.
heeft deze zaak voor den kantonrechter ge
bracht. omdat men bij het geval-Zwertbroek
de vereeniging van „op-straat-gooien" be
schuldigde. Thans geeft men er de voorkeur
aam de beslissing aan den kantonrechter te
laten.
Mr. S. de Jong betoogde, dat ontbinding van
een arbeidscontract uitsluitend tot stand
kan komen, indien zich wijzigingen in de
persoonlijke omstandigheden bij een van de
partijen voordoen. Reeds geruimen tijd wist
men bij de VA..R.A.. dat de heer Beversluis
meer links georiënteerd was. dan sommige
andere medewerkers en bestuurders. Men
had hem in Juni 1934 per 1 September daar
aanvolgend kunnen ontslaan, doch men ver
zuimde het jaarcontract te beëindigen. De
eenige reden, welke de V.A.R.A. heeft, om
den kantonrechter ontbinding van het con
tract te verzoeken, is dat men af wil komen
van de verplichting verder loon te betalen.
In de geheele beschuldiging van de V.A.R.A.
komt geen enkele aanval voor op het werk
van gedaagde, zooals hij dat in dienst van
den omroep deed. De veranderingen moeten
overigens niet bij den geschorsten employé
worden gezocht, doch bij de omroepvereeni-
ging zelf.
De kantonrechter zal Dinsdag 5 Maart uit
spraak doen.
STA TEN-GENERAAL
Eerste Kamer
Contingenteering van veekoeken.
's-Gravenhage, 5 Febr.
Het weerzien na het Kerstreces was droef.
Het Kabinet telde een lid minder sinds Mi
nister Kalff aan Regeering en land ontviel.
In waardige woorden hebben de voorzitter
der Eerste Kamer en de Minister-President,
die vanavond evenals alle overige Ministers
behalve de in het buitenland vertoevende
Minister van Sociale Zaken, achter de groene
tafel gezeten waren den helaas te vroeg heen
geganen leider van het Departement van
Waterstaat herdacht. I
Daarna hield de Kamer zich nog eenigen
tiid met een tweetal agendapunten bezig.
Mr. Knottenbelt (lib.) en de heer Otten
<v.d.) opperden bezwaren tegen de regeling
i.z. contingenteering van veekoeken, in ver
band met de daaraan vastzittende heffing
ten bate van het Landbouwcrisisfonds. Bei
de sprekers trokken in twijfel of deze rege
ling niet te schadelijk zou zijn voor de im
porteurs en te voordeelig voor genoemd
fonds.
Aanvankelijk ging met deze contingentee
ring, die haar hoofddoel steun aan de olie-
Industrie bereikt heeft, gepaard, dat de im
porteurs te groote winsten in de zakken zou
den krijgen. Volgens Minister Steenberghe,
die den bezwaarden sprekers alleen kon be-
lovn den gang van zaken in het oog te zul
len houden, moest nu juist de heffing, welke
de importeurs voorloopig nog wel uit de
groote winsten kunnen betalen, als te-
gengewicht dienst doen, zonder hoof
delijke stemming ging dit wetsontwerp er
door evenals het voorstel betreffende het
dwangaccoord, waaraan Mr. Sasse v. IJsselt
speciale aandacht besteedde in een betoog,
dat nog eens duidelijk liet merken, hoe deze
jurist, schoon oud van dagen, frisch en jong
van geest blijft. Hij had wel eenige redactio-
neele en technische bedenkingen, maar deze
weerhielden hem toch niet in het algemeen
zijn instemming met de nieuwe regeling
kenbaar te maken.
Om 10 uur ongeveer konden de heeren se
natoren ter ruste gaan ten einde frissche
krachten te vergaren voor het Woensdag
aanvangende algemeen begrootingsdebat.
E. v. R.
Nog steeds de uitwijzings
kwestie.
Ingenieur beleedigde Laren's burgemeester.
Voor het Amsterdamsche Hof diende Dins
dag de strafzaak tegen den Amsterdamschen
ingenieur J. H. B. die door den politierechter
op 28 Mei j.l. was veroordeeld wegens belee-
diging tot f 100 boete subs. 10 dagen hechtenis.
Naar aanleiding van de uitzetting van vier
Duitschers over de Duitsche grens, bevolen
door den burgemeester van Laren, was Ir. B.
zoo verontwaardigd geweest, dat hij den bur
gemeester schreef: „Kaïn wat hebt ge met Uw
medemenschen gedaan? Ga naar het graf van
Vader Willem en spuw erop;dat past U verra
der van 'slands eer!"
De Officier van Justitie had een gevangenis
straf van vijf dagen gerequireerd.
De proc. generaal requireerde bevestiging
van het vonnis.
Vader doodde zijn kinderen.
Vijftien jaar geëischt.
De rechtbank te Utrecht heeft de zaak be
handeld tegen een 30-jarigen chauffeur uit
Zeist die op 20 Augustus van het vorige jaar
zijn beide jonge kinderen heeft vermoord en
daarna poging deed tot zelfmoord.
De Officier van Justitie requireerde een ge
vangenisstraf van vijftien jaar.
EEN VLIEGVELD BIJ LEEUWARDEN
Voorstel door Provinciale Staten
aangenomen.
In de vergadering van de Provinciale Sta
ten van Friesland is met op 4 na algemeene
stemmen aangenomen het voorstel om mede
werking te verleenen om te komen tot aan
leg van een vliegveld in de onmiddellijke na
bijheid van de stad Leeuwarden.
De provincie zou voor 30 procent deelne
men in de koopsom van het terrein. De rest
zal door de stad Leeuwarden en de Kamer
van Koophandel voor Friesland gedragen
moeten worden. Een der voorwaarden welke
den exploiteurs der N.V. zal worden gesteld,
is dat des Zondags geen kermis of andere ver
makelijkheden op dit terrein zullen mogen
worden gehouden en dat het terrein op die
dagen uitsluitend voor verkeersvliegtuigen en
die vliegtuigen die daarmee op een lijn ge
steld kunnen worden, geopend zal zijn.
Eiken winter leed hij aan
Winterhanden en Wintervoeten.
„Door mijn beroep moest ik den geheelen
dag op straat loopen en daardoor gingen de
plekken altijd open en begonnen te zweren.
Van alles probeerde ik. maar baat vond ik
niet, totdat ik met Kloosterbalsem begon.
Eiken ochtend en avond deed ik die op de
plekken. Ze genazen binnen een week prachtig
en voor goed. Nu smeer ik als 't koud wordt
van te voren mijn handen en voeten eiken
ochtend met Kloosterbalsem in en heb sedert
dien geen last meer van winterhanden en
-voeten gehad." Zoo schrijft ons de heer
W S. te 's-Gr„ wiens origineele brief voor
ieder ter inzage ligt. Akker's Kloosterbalsem
kost per schroefdoos 35 ct en per pot 62N et.
en 1.04 en is overal verkrijgbaar. Onover
troffen bij brand- en snijwonden. Ook
ongeëvenaard als wrijfmiddel bij rheumatiek,
spit en spierpijn.
Gebruikt Akker's Kloosterbalsem.
(Adv. Ingez. Med.)
HERDENKING VAN DEN HEER G. BOTJE.
In den Dinsdagmiddag gehouden zitting van
den Raad voor de Scheepvaart heeft de voor
zitter Prof. Mr. B. M. Taverne, het overleden
lid G. Botje herdacht. Spr. zeide;
Wederom heeft de Raad het verlies van een
zijner leden te betreuren. Na een kortston
dige ongesteldheid is ons plv. gewoon lid. de
oud-gezagvoerder van de. Stoomvaart Mij.
..Nederland' Gerhard Botje op 62-jarigen
leef tiid overleden. Tot mijn groot leedwezen
was ik gisteren door dringende ambtsbezig
heden verhinderd aanwezig te zijn in Heem.
stede om hem de laatste eer te bewijzen. Het
lid van den Raad. de heer Lap. heeft daar de
gevoelens van den Raad vertolkt. Ik gevoel
echter, zei spr. behoefte hier in deze zitting
zaal, waar hij zoo menigmaal zijn stem heeft
doen hooren, eerbiedige hulde te brengen aan
zijn nagedachtenis.
De Inspecteur-generaal voor de Scheepvaart
de heer C. Fock heeft zich bij deze woorden
aangesloten
Een halve eeuw geleden.
Uit Haarlem's Dagblad van 1885.
6 Februari:
Uit de Raadsvergadering
Omtrent de heffing van het bruggeld
ontwikkelde zich een lange discussie.
De heer Dyserinck betoogt hoezeer de
lasten, die op de scheepvaart drukken,
deze ten zeerste bemoeilijken, en niet
het minst door de vele bruggelden en
andere onkosten, die door de schippers
moeten worden voldaan. Er is op het
oogenblik een zeer lijdende onder
neming tusschen hier en Utrecht. Hoe
veel bruggeld moeten de schippers tus
schen deze plaatsen wel niet betalen,
waardoor zij een slechte rekening
maken
De stad heeft in haar eigen belang
groote kosten gemaakt aan bruggen
enz. Moeten nu de arme schippers be
talen? Waarom het bruggeld noodeloos
te vermeerderen? Het ware beter het te
houden zooals het thans is.
Voorzitter meent dat het niet meer
dan billijk is. dat de schipper iets bij
drage.
De heer Huët betoogt dat het water,
bij den grooten overvloed van rivieren,
kanalen enz. ten allen tijde hier te lande
de aangewezen weg is geweest voor het
vervoer. En nu worden hierop allerlei
lasten gelegd. Het zal toch steeds in 't
belang van ieder zijn deze zoo veel
mogelijk te verminderen.
De heer Heshuijzen wenscht de brug
gelden geheel af te schaffen.
De heer Dyserinck dient een amen
dement in om 6 cents bruggeld voor
ieder schip te heffen. Indien de tweede
klep geopend moet worden, wenscht
spreker ook daarvoor 6 cent te heffen.
De heer Krelage wenscht 15 cent voor
de Lange Brug te heffen.
Wanneer gij uw waren aan den
man (of aan de vrouw) wilt
brengen, en dat is toch'uw stre
ven, dan moet gij dien man (of
die vrouw) van U laten hooren.
De eenvoudigste, meest effec
tieve en goedkoopste weg naar
dit doel is:
ADVERTEERT
IN HAARLEM'S DAGBLAD
Mr. Th. Maassen.
Mr. Th. Maassen werd 14 September 1886 in
Friesland geboren.
Hij studeerde te Groningen en te Leiden,
waar hij in 1908 promoveerde
Zijn eerste functie bij de rechterlijke macht
was die van subst. griffier bij het Kantonge
recht te Rotterdam <1 Januari 19111. In 1913
werd hij subst. griffier bij de Arr. Rechtbank
te Alkmaar en in 1919 kreeg hij zitting als
rechter in dezelfde Rechtbank.
In December 1925 volgde de benoeming van
Mr. Maassen tot rechter te Haarlem en in
November 1930 zag hij zich benoemd tot rice-
president der Arr. Rechtbank alhier.
Mr. Maassen is voorzitter van het Scheids
gerecht voor gemeente-ambtenaren te Haar
lem en is ook lid geweest van den thans op
geheven Raad van Beroep voor de directe be
lastingen.
JAN MUSCH LEERT STUDENTEN
SPREKEN.
De heer Jan Musch is benoemd tot buiten
gewoon assistent aan het Physiologiseh Labo
ratorium der Universiteit van Amsterdam, om
een reeks lessen in het voordragen te geven
voor studenten der Universiteit van Amster
dam. Deze lessen vormen een vervolg op een
reeds bestaanden cursus, waarin de studenten
geoefend worden in een juist gebruik der
stem- en spraakorganen.
Pieter Saenredam,
De nieuwe of Sint Annakerk
te Haarlem
De leden van de vereeniging Haerlem wer
den zooals men in ons blad heeft kunnen
lezen dezer dagen door een voordracht van
den heer Swillens uit Utrecht in de gelegen
heid gesteld, met het leven en het werk van
dezen schilder vertrouwd te raken Wij grij
pen de gelegenheid aan om deze week een
zijner mooiste werken, uit het Frans Hals
museum. met onze lezers te bespreken.
Het is het interieur der Nieuwe kerk, zooals
velen dat onmiddellijk herkennen zullen. Im
mers. een typisch vierkant als de plattegrond
van deze kerk vertoont, is betrekkelijk zeld
zaam en ook daarzonder zou men de eigen
aardige houten, gebogen zoldering van thans
nog, gemakkelijk herkennen. Dat op ons
plaatje de kerk zelve zooveel ruimer lijkt dan
ze zich thans aan ons voordoet, komt doordat
bij Saenredam alle stoelen en banken ontbra
ken en in stede daarvan een zestien tal per
sonen slechts als stoffage dienen die door
hun wel overwogen plaatsing in de schilderij
de ruimte-idee nog verhoogen. Deze soort
stoffage onzer Hollandsche kerkinterieurs is
de meest gebruikelijke, ook Saenredam heeft,
zooals de heer Swillens opmerkte, slechts een
enkele maal een kerk geschilderd, waarin een
dienst aan den gang was, gemeenlijk ziet men
er de burgers en burgeressen aan den wan
del of in gesprek na gracieuse begroeting. Dat
kan ons even vreemd lijken, evenals het feit
dat men voortdurend in de zeventiende-eeuw-
sche kerkinterieurs honden tegenkomt, doch
onze voorouders schenen daar minder bezwa
ren tegen te hebben. Ik ken zelfs een kerk
interieur van Emanuel de Witte, waarop wel
een dienst aan den gang is en een hond heel
aandachig naar den predikant zit te kijken
Wat aan een schilderij als deze Saenredam
het eerst opvalt is de prachtig-nuchtere
klaarheid van het licht en de sobere zakelijk
heid van zijn manier van teekenen. Het is
het wonderlijke aan dezen schilder dat er,
ondanks het afwezig zijn van alle romantiek
en mysterie, van zijn werk zulk een groote
charme uitgaat. Een schilderij als dit heeft
de strengheid eener architectonische teeke-
lcening die met kleur is ingevuld, doch die tee
kening is zóó feilloos en elegant, die kleur
zóó zuiver eh direct, dat zelfs de moderne im
pressionist, aan hartstochtelijker toets ge
wend, aan de bekoring ervan niet kan ont
komen.
De familie Saenredam. de naam duidt hef
reeds aan, was afkomstig uit de Zaanstreek
(Saenredam: Zaandam) en onze Pieter werd
in Assendelft geboren, in 1597, doch bracht
het grootste deel van zijn leven in Haarlem
door. Waarom hij. kunsthistorisch dan. tot ae
Utrechtsche School gerekend werd, is niet erg
duidelijk, daar zijn werk coloristisch veel
dichter bij de Haarlemsche kunst van zijn
tijd staat. In het boek dat Swillens binnen
kort over Saenredam zal publieeeren, wordt
hij dan ook door den schrijver naar den Haar-
lemschen kring teruggebracht. Saenredam's
vriendschap met den grooten bouwmeester
Jacob van Campen is waarschijnlijk niet zon
der invloed op zijn stijl van schilderen ge
weest. ze bezorgde hem ook allerlei relaties
in de wereld der machthebbers en misschien
danken wij er ook dat juweel van schilder
kunst aan, de schilderij die het oude Amster
damsche stadhuis vóór den brand voorstelt,
en nog altijd in de burgemeesterskamer der
hoofdstad hangt. Doch ook in ons Haarlemsch
museum kan men een fraai werk bewonderen
waarop het Haarlemsche stadhuis is afgebeeld
met een opmerkelijke menschenmenigte, die
zich voor het gebouw verzameld heeft. Het
Haarlemsch Gemeente-Archief is bovendien
bijzonder rijk aan teekeningen van onzen
meester.
Op den grootsten onzer moderne kerkschil-
ders, op Johannes Bosboom, heeft de kunst
van Saenredam niet nagelaten indruk te ma
ken. Ook bij dezen zien wij bij het ouder wor
den, zijn werk in sobere klaarheid toenemen
en niet onaardig is de door den heer Swillens
ontdekte falsificatie van iemand die een vijf
tig jaar geleden op een fragment van een
teekening van Saenredam, de signatuur van
Bosboom had aangebracht. Niet onaardig,
omdat die falsificatie waardeloos zou worden
toen de mode weer omsloeg en een teekening
van Saenredam thans weer meer geldswaar
de vertegenwoordigt dan een van Bosboom
wat vijftig jaar geleden precies andersom
was. Wat nog eens bewijst dat het werk van
beide meesters op gelijk artistiek niveau
staat: dat een geldswaarde alleen door bij
komstigheden bepaald wordt en dat een sig
natuur alleen, niets zegt.
Het is een aantrekkelijke bezigheid van den
Kunsthistoricus, het leven en werken van een
artist uit vroeger tijden te reconstrueeren uit
allerlei gegevens die overgebleven of nog te
achterhalen zijn. Daarvoor is veel geduld,
veel speurzin en vooral veel geluk van noode.
Van het één komt men gewoonlijk op 'net an
der en zoo ontstaat dan langzamerhand een
levensbeeld waarbij men als het ware, van
dag tot dag den man aan het werk ziet. hem
op zijn uitstapjes naar buiten volgt, zijn
vriendschappen en relaties ontdekt, zijn suc-
cesjes en zijn pech registreert. Is de artist
een figuur van beteekenis geweest dan wordt
zulk een reconstructie bijna een roman gelijk,
of liever ze gaat voor een roman het mate
riaal leveren. Men denke aan Rembrandt. Dan
hebt ge weer kans dat de romancier met de
reconstructie-gegevens op een manier om
springt. die later weer crïtiek op de histori
sche juistheid van zijn verhaal noodig maakt
en zoo gaan we maar door en blijft het werk
aan den winkel. Voor een Vie romancée geloof
ik niet dat Saenredam's leven direct de stof
zal offreeren en Swillens' boek dat wij met
belangstelling tegemoet zien zal vermoede
lijk een onopgesmukt en interessante recon
structie bevatten van wat er over onzen groo
ten stadgenoot aan den dag gekomen is. Eén
gevaar heeft de kunsthistorische reconstruc
tie met de vie romancée van een kunstenaar
gemeen: ze leidt af van de hoofdzaak, die is:
het werk zelf en de bereikte schoonheid i n
dat werk. Daarna komt pas de speculatieve
wetenschap en het gefantaseer. Derhalve
en daarmee zij dit wekelijksch praatje beslo
ten kunst leeren kennen is: goede kunst
gaan k ij k e n. Saenredam leeren kennen is
hem in ons museum gaan zien. En daar
na wordt al het andere nog veel amusanter.
J. H. DE BOIS