Albert van Dalsum: arrivé en toch nog zoeker. VERTRAAGDE FILMS DINSDAG 26 FEBRUARI 1935 HAARLEM'S DAGBLAD TO Letteren en Kunst. Een zilveren jubileum en steeds weer verjonging. Van Dalsum vertelt vol eerbied van Royaards, waar hij zijn eerste practische leerschool had. Royaards wist de menschen uit te diepen uit de tooneelfiguren. „Bij Royaards heb ik de eerbied voor het vak van tooneelspelen ge leerd, heb ik geleerd dat het detail van even veel beteekenis is als de groote dingen, dat een klein bijrolletje met evenveel zorg behan deld moet worden als een hoofdrol". In Royaards ziet Van Dalsum nog altijd, met Verkade, den grooten baanbreker van een nieuwe periode van het tooneel in Nederland. In dien tijd speelde Royaards bijna uitslui tend klassiek of romantisch werk en na eeni- gen tijd begon Van Dalsum er naar te ver langen hot tooneel ook van een anderen kant te leeren kennen. Toen Herman Roelvink bij de Koninklijke Vereeniging „Het Neder- landsch Tooneel" kwam, kreeg hij daar een kans. o.a. in Shaw's „Mensch en Opper- mensch", terwijl hij zijn eesrte groote kans kreeg in de „Gijsbreght". In het begin van den oorlog combineerden eenige tooneelspelers zich voor het geven van eenige opvoeringen van een zomerspel in het openluchttheater te Bergen (N.H.) Men speel de o.a. Vondel's „Joseph in Dothan". Men werkte dien zomer zeer prettig samen, zoo prettig dat men besloot de samenwerking een permanent karakter te geven en aldus werd het Groot Tooneel opgericht, onder leiding van Van Dalsum. Ch. Gilhuys, Coen Hissink, Ger Arbous en Jacq. Sluyters. Een zoo veelhoofdig bewind leidde op den duur tot het uiteengaan van het Groot Tooneel en Van Dalsum kwam terug bij de Koninklijke Vereeniging, waar inmiddels Eduard Verkade de leiding had ge kregen. Ook over Verkade spreekt Van Dalsum met groote eerbied: „Verkade bracht vooral de psychologie der figuren zeer scherp naar voren en opende voor mij een nieuw terrein voor mijn ambitie." Met nadruk verklaart Van Dalsum hoe prettig zijn samenwerkin: geweest met Verkade, en wat het verschil was in de opvatting van Shakespeare tusschen Verkadeen Royaards, Bij hem speelt Van Dal sum o.a. den Koning in „Hamlet" en Arend in de „Gijsbreght". Na 1920 komt de tooneelstaking en vertrekt Verkade en Royaerds. Bij hem speelt Van Dal- het Rotterdamsch Hofstad Tooneel, waar hij onder leiding van Van der Lugt o.a. Brutus in „Julius Caesar" speelt. Het was in 1922 dat Van Dalsum het Mas kerspel van Yeats regisseerde, met de prach tige maskers van Hildo Krop. Hij beschouw de dit voornamelijk als een experiment, in een behoefte om zich eens los te maken van de realiteit van het gewone tooneel. Toen Verkade in 1922 terug kwam, kwam Van Dalsum bij hem bij „De Haghespelers" Wij zullen niet al zijn rollen bij dit gezelschap opnoemen, doch herinneren slechts aan zijn eerste groote regie succes, toen Verkade hem in 1923 Ibsen's „Bouwmeester Solness", waarin hij zelf den titelrol speelde, liet regisseeren. Hij vertelt hiervan: „Juist in dien tijd werd „Bouwmeester Solness" in Amsterdam ge speeld door Bassermann en zijn vrouw. Ik ging er naar kijken en was het gloeiend on eens ermee en dacht bij mijzelf: „Ik doe het heelemaal anders". Tegenover het naturalis me van Bassermann streefde Van Dalsum naar een gertyleerdheicl van décors en opvoering. In 1924 werden „De Haghespelers" samen gevoegd met „Comoedia" tot hot „Vereenigd Tooneel" en Van Dalsum ging met Verkade mee naar Amsterdam. Op 16 Maart a.s. zal Albert van Dalsum in den Amsterdamschen Stadsschouwburg met een door hem geregisseerde voorstelling van Shakespeare's „Othello" zijn zilveren'jubileum als tooneelspeler herdenken. Wij vinden hem voor het afgesproken on derhoud in zijn werkkamer in den Stads schouwburg, aan zijn lessenaar, tegenover die van zijn mede-directeur Defresne. Even nog denkt hij ons te ontsnappen door ons een tijdschrift in de hand te duwen en te zeggen: „Hier vindt U alles in". Wij werpen een blik op den inhoud van wat Van Dalsum ons geeft: „Albert van Dalsum werd den 5en Januari 1889 te Amsterdam geboren. Hij doorliep de H.B.S. 3 j. c.. samen met o.m. Cor Ruys en Adolf Bouwmeester. Vervolgens trad hij in dienst bij de Nederlandsche Spoorwegen". En hierop volgt een droge opsomming van de ge zelschappen, waaraan Van Dalsum gedurende de afgeloopen 25 jaar verbonden was en de rollen, waarin hij heeft gespeeld. Natuurlijk zijn wij hiermee niet tevreden en kunnen wij deze bijzonderheden slechts beschouwen als het geraamte van een werke lijke levensbeschrijving van een strijdend en zoekend kunstenaar als Van Dalsum, niet alleen tooneelspeler, maar ook regisseur, too- neelleider, decorontwerper, experimentator, voor wie elk van deze droog opgesomde wij zigingen in zijn uiterlijke omstandigheden een schrede op den weg van zijn ontwikkeling als kunstenaar beteekent. En het is volstrekt geen gebrek aan welwil lendheid. doch eerder bescheidenheid, dat Van Dalsum aanvankelijk probeert door ons met een dorre biografie af te schepen, aan een gesprek te ontkomen. Maar als we eenmaal op dreef zijn vlot het zeer wel en de persoon lijke herinneringen en opvattingen van den acteur brengen de opsomming van tooneelge- zelschappen en rollen tot leven. Het begin eischt natuurlijk een verklaring. Hoe kwam Van Dalsum bij de H.IJ.S.M.? Het is natuurlijk het oude liedje, van de familie die niet wil dat de zoon naar het tooneel gaat, omdat er zoo weinig vooruitzicht in zit. „In een bepaald opzicht is dat ook wel juist", zegt Van Dalsum glimlachend, doch zelfs toen al stond het voor hem vast. dat zijn roeping toch het tooneel zou zijn. Zijn opvatting van het tooneel was een verhevene: vooral de poëzie trok hem aan en hij legde zich dan ook voor namelijk toe op het zeggen van verzen. Nog bij de spoorwegen ging hij les nemen bij Jan C. de Vos. die hem tot de realiteit terug bracht. „Leg die verzenboekies eens uit je hand", begon de oude Jan C. hem te zeggen, „en leer eens een claus van een dialoog tus schen twee menschen". Jan C. de Vos bracht Van Dalsem het begrip bij. dat voor het.too neel de lyrische uiting alleen niet genoeg was. en dat men op de planken in de eerste plaats bij het spelen van een rol moest trachten een ander mensch voor te stellen." Niettemin moet De Vos Sr. aan Van Dal- sum's oorspronkelijke ambitie gedacht hebben, toen hij hem een introductie gaf voor Royaards. die in dien tijd, in 1909, bezig was met zijn groote Vondel-ensceneeringen. En zoo debuteerde Albert van Dalsum als de Aartsengel Rafaël in „Adam in Ballingschap". Een van de dingen, die Van Dalsum zich van dit debuut herinnert, is dat hij zijn gezicht had moeten wit schminken, doch zijn handen vergeten had. zoodat deze donker afstaken tegen zijn costuum van Aartsengel en i Royaards hem op het allerlaatste oogenblik op dit verzuim moest wijzen. Evenals alle kunstenaars zacht ook Van Dalsum in deze periode bewust naar een nieu we richting, naar nieuwe vormen. Vooral in het buitenland vierde het expressionisme hoogtij, en onder invloed hiervan regisseer de Van Dalsum o.a. Molnar's ,Liliom" en Mohr's „Improvisaties in Juni". Met uiterst eenvoudige middelen trachtte hij de werke lijkheid te suggereeren. Het expressionisme heeft naar de meening van Van Dalsum en ook volgens Defresne die" zich van tijd tot- tijd in het gesprek mengt, op het tooneel nooit een zoo overwegenden invloed gehad als op andere kunsten, en is trouwens in het alge meen in Nederland nooit zoo krachtig tot uiting gekomen als in het buitenland, vooral bijvoorbeeld in Duitschland. De beweging liep dood op het gevoel voor nuchterheid en rea liteit van het Nederlandsche volk, zooals al len in het buitenland, die er op den duur niet van terugkwamen doodliepen, zooals bijvoor beeld in Duitschland Piscator dood is geloopen en in Rusland Meyerhold pas kort geleden ervan terug moest komen. Maar zoowel Van Dalsum als Defresne zijn het erover eens. dat het expressionisme een zeer belangrijke taak heeft verricht en den weg heeft vrijgemaakt voor het moderne too neel, door zijn verheviging van den inhoud, het op de. spits drijven van den vorm. waar door het 't oude stemmingsbeeld verving door een essence van den vorm die de stemming moest suggereeren. De tegenstelling tusschen dit tooneel en dat van Royaards is evident. Royaards was in wezen een man van '80, van het „Tart pour l'art", die in de allereerste plaats naar schoon heid zocht, waarmee het expressionisme in het geheel geen rekening hield. In 1929 begon Van Dalsum met Dr. Wynand Frans het Oost-Nederlandsch Tooneel. Uit deze periode dateert ook zijn samenwerking met Defresne die van zoo groote beteekenis voor het tooneel in Nederland is geweest en nog steeds is. Van het overdreven expres sionisme kwam men terug, doch men bleef de noodzaak zien van een grooter evenwicht tus schen vorm en inhoud. In dezen geest regis seerde Van Dalsum o a. „De Comedie van het Geluk", Volpone in de bewerking van Stephan Zweig en regisseerde Defresne O'Neill's „Lief de onder de Olmen", waarin Van Dalsum den ouden boer, en Kurt Weill's „Drie Stuivers Opera", waarin hij de rol van Tiger Brown speelde. De stichting van het Oost-Nederlandsch Tooneel voelt Van Dalsum als het begin van een nieuwe periode. Voor de eerste maal ver zamelde hij een troep van medewerkers om zich heen, die zich niet in de verhouding van geëngageerden voelden doch werkten in den geest van samenwerking op voet van gelijk heid. Alle krachten bij het Oost Nederlandsch Toone-e: waren bereid offers te brengen, geheel belangeloos het ideaal van de tooneel- speelkunst te dienen. In 1930 vormde Van Dalsunm met Verkade de artistieke leiding van het Amsterdamsch Tooneel, in 1931 volgde de samenvoeging met de Koninklijke Vereeniging en toen deze in 1932 ineenstortte, kwam onder leiding van Van Dalsum en Defresne de Amsterdamsche Tooneelvereeniging tot stand, welker artis tieke successen van zoo recenten datum zijn, dat een ieder zich die nog kan herinneren, o.a. Obey's „De Reis van Noach over de wa teren". „Eindexamen" van Max Dreyer, „Fhaea" van Fritz von Unruh, Zuckmayer's „Circus Knie", Dostojewski's „Schuld Boete" en van den allerlaatsten tijd „Gele Koorts" van Sydney Howard en Paul de Kruif. „De Roman van John Loving", van O'Neill. In het gesprek kwam ook nog de „tooneel- crisis" even naar voren, die naar de meenin^ van Van Dalsum ex crisis van de tooneel- sciirijfkunst is, en zoo vertellen Van Dalsum en Defresne van hun werk en hun strijd en vooral van hun zoeken, waardoor een man als Van Dalsum ondanks een zilveren jubileum nog. steeds een der jongeren is, die in de ver jonging der tooneelkunst in Nederland het grootste aandeel heeft Door alles heen blijft hij zoeken naar de bevrijding der theater kunst van alle stroomingen, naar het zuivere en menschelijk bewogen tooneel van dezen tijd. (200 beelden per sec.) onthullen de geheimen van de klavier-techniek der allergrootste pianisten: Backhaus, Casadesus, Cortot, Horowitz, Rubinstein enz. HEDENAVOND 20 UUR, JEUGDHUIS BLOEMENDAAL, Don kere laan 6 (Bus C.). Eenige voordracht LOUTA NOUNEBERG over haar pianomethode, die op de analyse dezer films steunt. Projectie der films. Demonstratie der voor ieder gemiddelde leerling met deze methode in in jaar bereik bare resultaten (o.a. Etudes van Chopin, door 10-jarige ODETTE LEFèVRE, Parijs). LOUTA NOUNEBERG speelt 12 Etudes van Chopin. Kaarten a 1.ALPHENAAR, Kruisweg 49, (Telef. 11532) en aan de zaal (Telef. 22790L (Adv. Ingez. Med.) BALLET TRUDI SCHOOP. RONDEDANS 1935. MANNEN IN HET ZWART. FRIDOLIN. Men heeft in verband met de kunst van Trudi Schoop den naam van Charley Chaplin genoemd en waai-lijk, er is in den door het leven dwalenden, argeloozen Fridolin veel, dat aan den genialen film-komiek doet denken. Evenals bij Chaplin verstilt ook bij Trudi Schoop soms plotseling onze lach, omdat wij op eens aan den rand van het tragische staan. Dan is het. of wij de eenzaamheid om dit menschenkind voelen, of door het argelooze en kinderlijk-naieve van Fridolin de banale bur gerlijkheid van de wereld om hem heen nog potsierlijker wordt. Door deze groteske dans- comedie, waarin wij alles in een bollen spie gel zien, gaat Fridolin als een onbedorven mensch. Wanneer een tweede opvoering mij nog meer vreugde schenkt dan de eerste, dan is dat voor mij altijd een criterium voor de waardebepaling van het gebodene. Zoo was het ook hier bij de herhaling van Fridolin, die mijn bewondering voor de fantasie en groote danskunst van Trudi Schoop nog heeft doen toenemen. Hoe ontroerend van gebaar en mimiek was ook nu weer Fridolin's afscheid van zijn moeder; een kind, dat plotseling in de wijde wereld alleen stond en ons de leegte om hem deed gevoelen. En om nog eens terug te keeren tot Charley Chaplin hoe na verwant toonde zich Trudi Schoop aan dezen kunstenaar, toen zij vol goede, vrome bedoe lingen in de onderwereld afdaalde, om er zelf daarna aangeraakt te worden door de zinne lijkheid van deze voor haar nieuwe wereld. En van welk een superieure danskunst zaven ook nu weer de leden van dit ballet blijk, hoe sterk gedisciplineerd is dit dansen, welk een eenheid is er steeds in de groepen en hoe zeldzaam expressief, is het, vooral zijn komische uitingen. Men weer getroffen door de totale deze dansers, de verzorging van elk detail, het volkomen ingeleefd zijn van allen in de door hen gedanste figuren. Tmdi Schoop weet het groteske op te voeren tot het volmaakte, zooals ook Jushny dit in zijn beste nummers zooals in zijn parodie op het dufobei-man- nenkwartet en de opera vermocht te doen. De dansen, die Fridolin gisteren voorafgin gen, waren voor Haarlem nieuw „Impressies" noemde Trudi Schoop ze, waardoor zij zelf reeds aangaf, dat deze dansen minder afge rond waren dan Fridolin. Dat deze „Komi- kerinnen" ook in het tragische heel veel weten te bereiken, zagen wij in de eerste twee dee- len van „Rondedans 1935', Prachtig van plastiek en beweging waren Ellen Liy, Trude Waldow an Gita Wallerstein in de „Klacht van eenzame Vrouwen" en groot was het ef fect van „Menschen zonder werk", waarin het doellooze, ongeordende van deze door elkaar dwalende figuren zoo scherp de bedoeling van de ontwerpster weergaf. En ontroering ging door de zaal, toen plots die groep te leven aanving en zij in extase het nieuwe geluid hoorde dat voor haar „werk" beteekende. Welk een bezieling lag er op eens over al die gezichten, met welk een drift grepen zij het werk aan. Dat was wel het hoogtepunt van deze Ron dedans 1935, waarvan de symboliek ons allen greep. En dan weer het terugvallen in die staat van apathisch niets doen, de wanhoop, die weer over allen schijnt te komen. Maar Trudi Schoop zou Trudi Schoop niet zijn, wanneer zij ook het komische van dezen tijd niet zag en dit kwam op groteske wijze tot uiting in „Sport moet er zijn" en „Zaken zijn zaken". Verrukkelijk geestig waren de sport-manipulaties, vooral de rennende wiel rijders, die een kostelijke parodie op een jacht in een „zesdaagsche" te zien gaven. En hoe clownesk waren de verkoopers en de kooper, waarin het fijne figuurtje van Trudi Schoop zelf den toon aangaf. In een rondedans zien wij ten slotte allen door een dwarrelen, gaan de tragischen en komischen hand aan hand, zooals ook in het gewone leven. In „Mannen in 't Zwart" gaf Trudi Schoop twee komische „sketches" van een man, die zich aankleedt en een redenaar, beiden pan tomimisch sterk expressief. En „de gast is ons heilig" was een meer uitgewerkte schets van de kellner-scène in de bruiloft van Frido lin, een grappig intermezzo, dat echter evenals de eerste twee impressies wat te v.eel op zich zelf stond om., meer dan een slechts vluchtigen indruk te maken. Het bezoek was dit maal niet groot, wat waarschijnlijk zijn oorzaak had in het gala concert van de Haarlemsche Motet- en Madri gaal Vereeniging. Voor de pauze was het pu bliek nog wat gereserveerd in zijn applaus,' maar na Fridolin kwamen de Haarlemmers los en riepen zij Trudi Schoop en haar mede werkers herhaalde malen terug. J. B. SCHUIL. MUZIEK. Haarlemsche Motet- en Madrigaalvereeniglng. Na vijftien concerten in andere plaatsen leidde de voor dezen winter ontworpen con cert-tournee der Haarl. Motet- en Madri- gaalvereeniging naar haar geboorteplaats. We behoeven in haar bakermat haar doop ceel niet te lichten: men kent hier haar stre ven en haar beteekenis. men kent haar leid sters en haren leider. En dat men haar werk waardeert bewees de talrijke opkomst bij haar concert van Maandagavond in onze gemeentelijke concertzaal. Overeenkomstig de universaliteit van haar streven, die 'n gelijke belangstelling voor ker kelijke en voor wereldlijke kunst van de meest verschillende tijdperken waarborgt, bevatte het programma religieuze en profane wer ken uit de 16e eeuw en uit onzen tijd en daar tusschen in bewerkingen van volks liederen. De oudste Nederlandsche school was ditmaal niet vertegenwoordigd De in het programma afgedrukte „inlei ding" stelde de gelijksoortige werken van ouden en nieuwen tijd tegenover elkaar. Zoo werd de hoorder er onwillekeurig toe geleid de Mis-fragmenten van Hendrik Andriessen te vergelijken met de kerkelijke zangen van Ingegneri en Ph. de Monte. de wereldlijke van Debussy. Ravel en Diepenbrock met die van Vecchi. Gastoldi. Lassus en Sweelinck. En. zoo deze wereldlijke als een renaissance der Renaissance kunnen beschouwd worden, die althans geen achteruitgang beteekent, de Mis van Andriessen doet denken aan een poging om de kerkelijke kunst terug te lei den naar een bedding, die ten tijde der oude Nederlandsche school, dus lang vóór de Re naissance reeds lang verzand en onbruik baar geworden was. Ik heb eenigen tijd ge leden bij de uitvoering der Messe a trois voix van Caplet. den indruk gekregen, dat van pogingen om de oudste en meest primitieve vormen der meerstemmigheid weer in zwan? te brengen weinig algemeen of duurzaam suc ces te wachten was. Reeds ten tijde der oude Nederlanders moet men deze schier einde- looze parallelopvolgingen als zin- en uitdruk kingsloos gevoeld hebben: voor velen onzer ti.jdgenooten klinken ze als een afstootend barbarisme. Wij zijn er nog ver van verwij derd de kunst van een Palestrina volkomen en algemeen te verstaan: deze was de uiting van een genieale begaafdheid en vormde een hoogtepunt in de ontwikkeling der muziek- maar is het nu dienstig om ï-udimentaire of embryonale stadia op een voetstuk te gaan etaleeren? Dat dit ook op ander kunstgebied plaats heeft, daarvan kunnen sommige hoofdstedelijke plantsoenen getuigen, maar het is de vraag of iemand behalve de makers en hun kring er plezier of profijt van be leeft. Oneindig veel hooger staat de kunst van Ingegneri en De Monte: veelstemmig, wel luidend. bewogen. Van dit genre hadden we gaarne meer gehoord: edoch de daarop vol gende Madrigalen stelden voor het gemis van meerdere kerkelijke kunst ruimschoots schadeloos. De vroolijke geest vermaakte: de rijke fi guraties wekten bewondering, ook voor de vaardigheid der uitvoerenden, al kon die het bij Sweelinck's „Jan, Jan" niet tot volko men zuivere interpretatie sturen. En prach tig zong het koor de volksliederen: het Rus sische ..Koladny" met zijn merkwaardige re freinveranderingen. het door Sem Dresden zeer eenvoudig getoonzette „Kerstliedt" en de voortreffelijke bewerkingen van Gevaert. waarvan vooral „Le sommeil de l'Enfant Jésus" door het mooi gezongen pianissimo bekoorde. Harmonisch zeer individueel en daarbij stemmingsvol bleek „Abend" van Zoltan Koda-ly; in het eveneens indrukwekkende „Wanderers Nachtlied" van Dieoenbrock kon men den fluweelen klank der mannenstem men, bewonderen. Of het madrigaal van De bussy vóór- dan wel-achteruitgang betee- Na lezing van een vorig artikeltje zal een lezer misschien hebben gevraagd of dan iedere moeder op elk moment, bij elke gelegenheid, inconsequent mag zijn zooals Ligthart's moe der in het beschreven geval, 't Zij verre van mij, dat te willen beweren. Want niet allen zijn als die eene. Het is m.i. met velen aldus: „Duizenden vrouwen, ja millioenen hebben dezelfde levenstaak en daarin dezelfde macht, maar niet allen kwijten zich evengoed van die taak. Er zijn er, die liever een mooi boek lezen dan een kinderhart, liever concerten aanhoo- ren dan het gebabbel harer kinderen. Er zijn er, die luisteren naar de verhalen van vrien dinnen. maar moe worden als haar kind veel te vertellen heeft. Men behoeft niet te ver wachten dat in zulke gevallen moeder's por tret nog een menschenleeftijd na haar dood aan de volwassen kinderen tot steun en tot opwekking kan wezen." Wie, die de zoogenaamde kleengedichtjes van Guido Gezelle heeft gelezen, denkt in dit verband niet aan dat simpele, maar gevoelige: MOEDER. 't En is van U hiernederwaard geschilderd of geschreven mij, moederken, geen beelt-enis geen beeld van u gebleven. Geen teekening, geen lichtdrukmaal geen beitelwerk van steene, 't enzij dat beeld in mij, dat gij gelaten hebt alleene. O, moge ik, u onweerdig, nooit die beeltenis bederven, maar eerzaam laat ze leven in mij, eerzaam in mij sterven. De moeder, opvoedster bij uitnemendheid, opvoedster die paedagogiek geeft, kan geven, zonder ooit een letter uit een paedagogisch boek of tijdschrift te hebben gelezen. En wij, vaders dan? Het verhaal van den koning, die zijn zoon knap wilde hebben, is een typeerend verhaal. Die vorst had duizenden voorgangers, heeft millioenen volgelingen. Had dan niet die ko ning, hebben dan niet al die vaders gelijk, dat ze hun zoons knap willen hebben? Natuur lijk. Maar bij het kiezen van de maatregelen, om dat doel te bereiken, gaan ze al te dik- .wijls ondoelmatig te werk. Ze zien het doel, wordt steeds scherp omlijnd, en evenzoo den weg, den overgave van rechten weg, die er lieen leidt. En ze herin- Vaders en moeders als paedagogen. neren zich de moeilijkheden, die ze op hun eigen weg vroeger zijn tegengekomen en ze willen voor hun kinderen den weg effenen. Alles goed. Maarze vergeten daarbij vaak iets anders, hetwelk ook zij in hun jeugd noodig hadden. Zij zien niet, dat er aan weerskanten van dien weg, dichtbij en veraf, bloemen groeien, die onweerstaanbaar uit- noodigen tot plukken, dat er slooten zijn waar je heerlijk over heen kunt springen, dat er boomen zijn, die uitnoodigen tot klimmen, heuvels en dalen met holen en struikgewas waarin het roovertje spelen een genot is, dat nog jaren later de wangen van zoonlief bij de herinnering rood doet kleuren. En ze ver geten ook wel dat hun kinderen niet alle de zevenmijlslaarzen hebben ontvangen, niet alle zoo vlug den weg kunnen afleggen als zij het graag zouden zien. Natuurlijk is het goed, orde en regel te brengen in het leven der kinderen, dat is nood zakelijk zelfs, dat is plicht. Maar men doe dat niet dan hoogst noodzakelijk door dwang, niet door het moeten dat geen gulle lach, laat staan een glimlach toelaat. Indien er dwang noodig is en die gevallen zijn er uiteraard dat men ze dan ook consequent gebruike. Maar zoo eenigszins mogelijk zij van meet af de opvoeding er op gericht, dat uw dwang meer uitgaat van uw blik, den klank uwer stem, dan van een vloed van woorden of van de kilheid van een straf gebod, uw dwang zij meer gelijk aan een mogen. Een knaap, die de paden van een tuin moet harken, is boos en komt in verzet: wie het mag doen, vindt het een heerlijk werkje. Maar ik wil, dat mijn kind tucht en gehoor zaamheid zal kennen. Zoo uit zich menige va der. En hij heeft al weer gelijk. Maar het hangt voor het grootste deel van hemzelf af (in de meest gewone gevallen) van de wijze waarop hij van de eerste levensjaren van zijn spruit af de lessen van gehoorzaamheid heeft trachten in te prenten, hoe het kind op zijn tuchtmaatregelen zal reageeren. Heeft het kind niet anders kunnen concludeeren uit woord en daad van den vader dan dat ge hoorzaamheid synoniem is met een ondrage lijke vrijheidsbeperking, dan aanvaarde de vader ook de consequenties van wat hij deed en sprak, hij oogste de vruchten van wat hij zaaide en zij althans niet verwonderd, ergere zich niet over zijn kind maar veeleer over zich zelf, indien alles zoo anders uitvalt dan hij gewild heeft. Zijn tuchtmaatregelen zijn ver anderd in, vervangen door strafmaatregelen, die hij nog steeds aanziet als middelen om de tucht te bevorderen. Maar tucht is zoo geheel anders dan straf. Daarover een volgenden keer. J. BASTIAANS. kent. werd me vooralsnog niet duidelijk; Ra vel's ..Nicolette" is in elk geval een geestige bijdrage, evenals Diepenbrock's „Den Uil", dat men van meer dan één Kooruitvoering kent. Men zal bemerken dat ik de wijze van uit voering slechts even aangeroerd heb. Inder daad, wat nut zou het hebben, op een en kelen minder gelukkigen inzet, een enkelen minder geslaagden samenklank den nadruk te gaan leggen, waar er zooveel schoons en geslaagds tegenover stond? De Haarlemsche M. en M.-vereeniging beschikt over zulk prachtig stemmenmateriaal. haar leider Sem Dresden is zóó bij uitstek deskundig en haar bestuur is zóó geweldig actief, dat dit koor een-sieraad voor ons land is en zijn uitvoe ringen telkens weer een bijzonder genot ver schaffen. Het moge zóó blijven tot in lengte van dagen! K. DE JONT». HOLLAND—AMERIKALIJN Burgerdijk, Rotterdam n. New Orleans p, 24 Lizard. Lochgoil, Vancouver, n. Rotterdam 24 v.m. te Londen. Statendam 24 v.m. v. Cannes te Malta. Bilderdïjk New Orleans n. Rotterdam via Londen p. 24 (n.m.) Lizard. Lochmonar Rotterdam n. Vancouver 24 (n.m.) te Londen. Binnendijk Rotterdam n. New Orleans 22 n.m. van Tampco. Volendam 23 (n.m. van New York naar West-Indië. HALCYONLIJN. Maasburg, Rotterdam n. Pto. Ferrajo 23 11.48 v.m. 70 mijl Z. v. Land's End. Stad Haarlem Rotterdam n. Savona p. 24 Dungeness. Stad Amsterdam Vlaardingen n. Bag-noli p. 13 Gibraltar. Stad Vlaardingen 23 van Kizkeness. Stad Arnhem 24 van Melilla te Vlaardingen HOLLAND—AUSTRALIë LIJN. Almkerk- uitreis 23 van Kurrachee. HOLLANDAFRIK AL IJN Nijkerk thuisreis 24 van Zanzibar. Boschfontein 24 van Hamburg te Amster. dam. Springfontein uittreis 24 van Durban. Aludra uitreis p. 24 Dover. HOLLANDBRITSCH-INDÏë LIJN. Streefkerk 24 van Hamburg te Bremen, JAVA—NEW YORK LIJN. Djambi New York n. Java p. 24 1 n.m. K, Bon. Palembang, Batavia n. New York 23 van Belawan. Tanimbar Batavia n. Now York 24 vaïï Port Sudan. Tabinta 22 van New York te Batavia. KON. NED. STOOMBOOT MIJ. Alkmaar 25 5 v.m. van Rotterdam te Ham burg. Amazone 24 5 v.m. van Hamburg naar Amsterdam. Baarn Chili n. Amsterdam via Liverpool 22 12 midd. 1500 mijl v. Liverpool. Ceres 24 van Tanger n. Gibraltar. Colombia Amsterdam n. Barbados 23 (3 n.m.) van Dover. Fauna 24 van -Aarhuus te Amsterdam. Ganymedes 24 v. Cavalla te Izmir. Hercules 25 7 v.m. van Amsterdam té Hamburg. Mars 24 van Barcelona te Tarragona. Merope, Stettin n. Amsterdam p. 24 9 n.m, Brunsbuttel. Nereus Amsterdam n. Gdynia p. 24 Hol- tenau. Orion Valencia n. Rotterdam p. 24 3 n.m. Ouessant. P Pluto 23 van Uddevalla n. Amsterdam Perseus Rotterdam n. Pasajes p. 24 Beachy Head. Saturnus 24 van Alexandrië n. Jaffa. Stuyvesant Amsterdam n. Suriname p, 23 Dungeness. Venezuela 24 6 n.m. van Amsterdam té Hamburg. Vulcanus Rotterdam n. Vigo p. 24 Dun geness. Crijnssen 22 van Barbados n. Port Limon Baarn Chili n. Amsterdam via Liver pool 23 7.58 n.m. 1100 mijl Z.W. van Va- lentia. Boskoop Amsterdam n. Chili 23 5.3 n.m. 50 mijl Z. van Land's End. Telamon Rotterdam n. Alexandrië p. 23 Gibraltar. Orestes 25 v. Izmir te Stamboul. Calypso 25 v. Algiers te Valencia. Odysseus 24 v. Amst. te Kopenhagen. Rhea 25 v. Amst. te Kopenhagen. Hermes, Bourgas n. Antw. p. 25 (12 midd.) Niton. Triton 25 Februari van Napels te Burriana. Achilles 25 Februari van Catania te Venetië. Irene 25 Februari van Oporto te Amsterdam. KON. HOLLANDSCHE LLOYD. Zaanland 25 v. Hamburg te Amsterdam. ROTTERDAMSCHE LLOYD. Sibajak (thuisreis) p. 24 (5 n.m.) Kaap del Armi. Blitar (uitreis) p. 23 (10 n.m.) Perim. Kota Gede (uitreis) 25 (7 v.m.) te Belawan. Kota Tjandi 24 (2 n.m.) v. Rott. te Hamburg Kota Nopan 23 v. Batavia n. Rott. ROTTERDAM—ZUID AMERIKA LIJN. Alwaki 25 van Rotterdam naar Hamburg. Alphacca (thuisreis) 23 v. Santos. Alpherat (uitreis) p. 24 Dungeness. SILVER—JAVA—PACIFIC LIJN. Kota Inten 23 v. Calcutta n. Vancouver. Silverash Vane. n. Calcutta 23 te Belawan. Bengalen Calcutta n. Vancouver 21 te Ma nilla. STOOMVAART MIJ. NEDERLAND. Tajandoen (uitreis) p. 24 Dungeness. Poelau Bras (uitreis) 24 v. Livorno. Chr. Huygens (uitreis) 24 Febr. te Sabang. Poelau Laut 24 van Amsterdam te Batavia. Salawati (thuisreis) 24 Febr. van Belawan. Johan van Oldenbai'nevelt (thuisreis) 24 Februari van Sabang. STOOMVAART-MIJ. OCEAAN. Clytoneus 23 v. Liverpool n, Batavia. Melampus Batavia n. Amst. p. 24 Gibraltar, Bencleuch Kohsichang n. Rott. 22 v. Pt, Sudan. Menestheus Japan n. Rott. 24 v. Shanghai. City of Adelaide Rott. n. Japan 23 te Shanghai. Eurybates Pt. Said n. Java p. 23 Perim. City of Newcastle Dairen n. Rott. 22 v. Manilla. Myrmedon 22 v. Batavia n. Amst,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 8