Albert van Dalsum: arrivé en toch nog zoeker.
VERTRAAGDE FILMS
DINSDAG 26 FEBRUARI 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
TO
Letteren en Kunst.
Een zilveren jubileum en steeds weer verjonging.
Van Dalsum vertelt vol eerbied van Royaards,
waar hij zijn eerste practische leerschool had.
Royaards wist de menschen uit te diepen uit
de tooneelfiguren. „Bij Royaards heb ik de
eerbied voor het vak van tooneelspelen ge
leerd, heb ik geleerd dat het detail van even
veel beteekenis is als de groote dingen, dat
een klein bijrolletje met evenveel zorg behan
deld moet worden als een hoofdrol".
In Royaards ziet Van Dalsum nog altijd,
met Verkade, den grooten baanbreker van een
nieuwe periode van het tooneel in Nederland.
In dien tijd speelde Royaards bijna uitslui
tend klassiek of romantisch werk en na eeni-
gen tijd begon Van Dalsum er naar te ver
langen hot tooneel ook van een anderen kant
te leeren kennen. Toen Herman Roelvink bij
de Koninklijke Vereeniging „Het Neder-
landsch Tooneel" kwam, kreeg hij daar een
kans. o.a. in Shaw's „Mensch en Opper-
mensch", terwijl hij zijn eesrte groote kans
kreeg in de „Gijsbreght".
In het begin van den oorlog combineerden
eenige tooneelspelers zich voor het geven van
eenige opvoeringen van een zomerspel in het
openluchttheater te Bergen (N.H.) Men speel
de o.a. Vondel's „Joseph in Dothan". Men
werkte dien zomer zeer prettig samen, zoo
prettig dat men besloot de samenwerking een
permanent karakter te geven en aldus werd het
Groot Tooneel opgericht, onder leiding van
Van Dalsum. Ch. Gilhuys, Coen Hissink, Ger
Arbous en Jacq. Sluyters. Een zoo veelhoofdig
bewind leidde op den duur tot het uiteengaan
van het Groot Tooneel en Van Dalsum kwam
terug bij de Koninklijke Vereeniging, waar
inmiddels Eduard Verkade de leiding had ge
kregen. Ook over Verkade spreekt Van Dalsum
met groote eerbied: „Verkade bracht vooral
de psychologie der figuren zeer scherp naar
voren en opende voor mij een nieuw terrein
voor mijn ambitie." Met nadruk verklaart
Van Dalsum hoe prettig zijn samenwerkin:
geweest met Verkade, en wat het verschil was
in de opvatting van Shakespeare tusschen
Verkadeen Royaards, Bij hem speelt Van Dal
sum o.a. den Koning in „Hamlet" en Arend in
de „Gijsbreght".
Na 1920 komt de tooneelstaking en vertrekt
Verkade en Royaerds. Bij hem speelt Van Dal-
het Rotterdamsch Hofstad Tooneel, waar hij
onder leiding van Van der Lugt o.a. Brutus in
„Julius Caesar" speelt.
Het was in 1922 dat Van Dalsum het Mas
kerspel van Yeats regisseerde, met de prach
tige maskers van Hildo Krop. Hij beschouw
de dit voornamelijk als een experiment, in een
behoefte om zich eens los te maken van de
realiteit van het gewone tooneel.
Toen Verkade in 1922 terug kwam, kwam
Van Dalsum bij hem bij „De Haghespelers"
Wij zullen niet al zijn rollen bij dit gezelschap
opnoemen, doch herinneren slechts aan zijn
eerste groote regie succes, toen Verkade hem
in 1923 Ibsen's „Bouwmeester Solness", waarin
hij zelf den titelrol speelde, liet regisseeren.
Hij vertelt hiervan: „Juist in dien tijd werd
„Bouwmeester Solness" in Amsterdam ge
speeld door Bassermann en zijn vrouw. Ik
ging er naar kijken en was het gloeiend on
eens ermee en dacht bij mijzelf: „Ik doe het
heelemaal anders". Tegenover het naturalis
me van Bassermann streefde Van Dalsum naar
een gertyleerdheicl van décors en opvoering.
In 1924 werden „De Haghespelers" samen
gevoegd met „Comoedia" tot hot „Vereenigd
Tooneel" en Van Dalsum ging met Verkade
mee naar Amsterdam.
Op 16 Maart a.s. zal Albert van Dalsum in
den Amsterdamschen Stadsschouwburg met
een door hem geregisseerde voorstelling van
Shakespeare's „Othello" zijn zilveren'jubileum
als tooneelspeler herdenken.
Wij vinden hem voor het afgesproken on
derhoud in zijn werkkamer in den Stads
schouwburg, aan zijn lessenaar, tegenover die
van zijn mede-directeur Defresne. Even nog
denkt hij ons te ontsnappen door ons een
tijdschrift in de hand te duwen en te zeggen:
„Hier vindt U alles in".
Wij werpen een blik op den inhoud van wat
Van Dalsum ons geeft:
„Albert van Dalsum werd den 5en Januari
1889 te Amsterdam geboren. Hij doorliep de
H.B.S. 3 j. c.. samen met o.m. Cor Ruys en
Adolf Bouwmeester. Vervolgens trad hij in
dienst bij de Nederlandsche Spoorwegen". En
hierop volgt een droge opsomming van de ge
zelschappen, waaraan Van Dalsum gedurende
de afgeloopen 25 jaar verbonden was en de
rollen, waarin hij heeft gespeeld.
Natuurlijk zijn wij hiermee niet tevreden
en kunnen wij deze bijzonderheden slechts
beschouwen als het geraamte van een werke
lijke levensbeschrijving van een strijdend en
zoekend kunstenaar als Van Dalsum, niet
alleen tooneelspeler, maar ook regisseur, too-
neelleider, decorontwerper, experimentator,
voor wie elk van deze droog opgesomde wij
zigingen in zijn uiterlijke omstandigheden een
schrede op den weg van zijn ontwikkeling als
kunstenaar beteekent.
En het is volstrekt geen gebrek aan welwil
lendheid. doch eerder bescheidenheid, dat Van
Dalsum aanvankelijk probeert door ons met
een dorre biografie af te schepen, aan een
gesprek te ontkomen. Maar als we eenmaal
op dreef zijn vlot het zeer wel en de persoon
lijke herinneringen en opvattingen van den
acteur brengen de opsomming van tooneelge-
zelschappen en rollen tot leven.
Het begin eischt natuurlijk een verklaring.
Hoe kwam Van Dalsum bij de H.IJ.S.M.? Het
is natuurlijk het oude liedje, van de familie
die niet wil dat de zoon naar het tooneel gaat,
omdat er zoo weinig vooruitzicht in zit. „In
een bepaald opzicht is dat ook wel juist", zegt
Van Dalsum glimlachend, doch zelfs toen al
stond het voor hem vast. dat zijn roeping toch
het tooneel zou zijn. Zijn opvatting van het
tooneel was een verhevene: vooral de poëzie
trok hem aan en hij legde zich dan ook voor
namelijk toe op het zeggen van verzen. Nog
bij de spoorwegen ging hij les nemen bij Jan
C. de Vos. die hem tot de realiteit terug
bracht. „Leg die verzenboekies eens uit je
hand", begon de oude Jan C. hem te zeggen,
„en leer eens een claus van een dialoog tus
schen twee menschen". Jan C. de Vos bracht
Van Dalsem het begrip bij. dat voor het.too
neel de lyrische uiting alleen niet genoeg was.
en dat men op de planken in de eerste plaats
bij het spelen van een rol moest trachten een
ander mensch voor te stellen."
Niettemin moet De Vos Sr. aan Van Dal-
sum's oorspronkelijke ambitie gedacht hebben,
toen hij hem een introductie gaf voor
Royaards. die in dien tijd, in 1909, bezig was
met zijn groote Vondel-ensceneeringen. En
zoo debuteerde Albert van Dalsum als de
Aartsengel Rafaël in „Adam in Ballingschap".
Een van de dingen, die Van Dalsum zich van
dit debuut herinnert, is dat hij zijn gezicht
had moeten wit schminken, doch zijn handen
vergeten had. zoodat deze donker afstaken
tegen zijn costuum van Aartsengel en i
Royaards hem op het allerlaatste oogenblik
op dit verzuim moest wijzen.
Evenals alle kunstenaars zacht ook Van
Dalsum in deze periode bewust naar een nieu
we richting, naar nieuwe vormen. Vooral in
het buitenland vierde het expressionisme
hoogtij, en onder invloed hiervan regisseer
de Van Dalsum o.a. Molnar's ,Liliom" en
Mohr's „Improvisaties in Juni". Met uiterst
eenvoudige middelen trachtte hij de werke
lijkheid te suggereeren. Het expressionisme
heeft naar de meening van Van Dalsum en
ook volgens Defresne die" zich van tijd tot-
tijd in het gesprek mengt, op het tooneel nooit
een zoo overwegenden invloed gehad als op
andere kunsten, en is trouwens in het alge
meen in Nederland nooit zoo krachtig tot
uiting gekomen als in het buitenland, vooral
bijvoorbeeld in Duitschland. De beweging liep
dood op het gevoel voor nuchterheid en rea
liteit van het Nederlandsche volk, zooals al
len in het buitenland, die er op den duur niet
van terugkwamen doodliepen, zooals bijvoor
beeld in Duitschland Piscator dood is geloopen
en in Rusland Meyerhold pas kort geleden
ervan terug moest komen.
Maar zoowel Van Dalsum als Defresne zijn
het erover eens. dat het expressionisme een
zeer belangrijke taak heeft verricht en den
weg heeft vrijgemaakt voor het moderne too
neel, door zijn verheviging van den inhoud,
het op de. spits drijven van den vorm. waar
door het 't oude stemmingsbeeld verving door
een essence van den vorm die de stemming
moest suggereeren.
De tegenstelling tusschen dit tooneel en
dat van Royaards is evident. Royaards was in
wezen een man van '80, van het „Tart pour
l'art", die in de allereerste plaats naar schoon
heid zocht, waarmee het expressionisme in het
geheel geen rekening hield.
In 1929 begon Van Dalsum met Dr. Wynand
Frans het Oost-Nederlandsch Tooneel. Uit
deze periode dateert ook zijn samenwerking
met Defresne die van zoo groote beteekenis
voor het tooneel in Nederland is geweest en
nog steeds is. Van het overdreven expres
sionisme kwam men terug, doch men bleef de
noodzaak zien van een grooter evenwicht tus
schen vorm en inhoud. In dezen geest regis
seerde Van Dalsum o a. „De Comedie van het
Geluk", Volpone in de bewerking van Stephan
Zweig en regisseerde Defresne O'Neill's „Lief
de onder de Olmen", waarin Van Dalsum den
ouden boer, en Kurt Weill's „Drie Stuivers
Opera", waarin hij de rol van Tiger Brown
speelde.
De stichting van het Oost-Nederlandsch
Tooneel voelt Van Dalsum als het begin van
een nieuwe periode. Voor de eerste maal ver
zamelde hij een troep van medewerkers om
zich heen, die zich niet in de verhouding van
geëngageerden voelden doch werkten in den
geest van samenwerking op voet van gelijk
heid. Alle krachten bij het Oost Nederlandsch
Toone-e: waren bereid offers te brengen,
geheel belangeloos het ideaal van de tooneel-
speelkunst te dienen.
In 1930 vormde Van Dalsunm met Verkade
de artistieke leiding van het Amsterdamsch
Tooneel, in 1931 volgde de samenvoeging met
de Koninklijke Vereeniging en toen deze in
1932 ineenstortte, kwam onder leiding van
Van Dalsum en Defresne de Amsterdamsche
Tooneelvereeniging tot stand, welker artis
tieke successen van zoo recenten datum zijn,
dat een ieder zich die nog kan herinneren,
o.a. Obey's „De Reis van Noach over de wa
teren". „Eindexamen" van Max Dreyer,
„Fhaea" van Fritz von Unruh, Zuckmayer's
„Circus Knie", Dostojewski's „Schuld
Boete" en van den allerlaatsten tijd „Gele
Koorts" van Sydney Howard en Paul de
Kruif. „De Roman van John Loving", van
O'Neill.
In het gesprek kwam ook nog de „tooneel-
crisis" even naar voren, die naar de meenin^
van Van Dalsum ex crisis van de tooneel-
sciirijfkunst is, en zoo vertellen Van Dalsum
en Defresne van hun werk en hun strijd en
vooral van hun zoeken, waardoor een man als
Van Dalsum ondanks een zilveren jubileum
nog. steeds een der jongeren is, die in de ver
jonging der tooneelkunst in Nederland het
grootste aandeel heeft Door alles heen blijft
hij zoeken naar de bevrijding der theater
kunst van alle stroomingen, naar het
zuivere en menschelijk bewogen tooneel van
dezen tijd.
(200 beelden per sec.) onthullen de geheimen
van de klavier-techniek der allergrootste
pianisten: Backhaus, Casadesus, Cortot,
Horowitz, Rubinstein enz. HEDENAVOND
20 UUR, JEUGDHUIS BLOEMENDAAL, Don
kere laan 6 (Bus C.).
Eenige voordracht
LOUTA NOUNEBERG
over haar pianomethode, die op de analyse
dezer films steunt. Projectie der films.
Demonstratie der voor ieder gemiddelde
leerling met deze methode in in jaar bereik
bare resultaten (o.a. Etudes van Chopin, door
10-jarige ODETTE LEFèVRE, Parijs). LOUTA
NOUNEBERG speelt 12 Etudes van Chopin.
Kaarten a 1.ALPHENAAR, Kruisweg 49,
(Telef. 11532) en aan de zaal (Telef. 22790L
(Adv. Ingez. Med.)
BALLET TRUDI SCHOOP.
RONDEDANS 1935.
MANNEN IN HET ZWART.
FRIDOLIN.
Men heeft in verband met de kunst van
Trudi Schoop den naam van Charley Chaplin
genoemd en waai-lijk, er is in den door het
leven dwalenden, argeloozen Fridolin veel, dat
aan den genialen film-komiek doet denken.
Evenals bij Chaplin verstilt ook bij Trudi
Schoop soms plotseling onze lach, omdat wij
op eens aan den rand van het tragische staan.
Dan is het. of wij de eenzaamheid om dit
menschenkind voelen, of door het argelooze en
kinderlijk-naieve van Fridolin de banale bur
gerlijkheid van de wereld om hem heen nog
potsierlijker wordt. Door deze groteske dans-
comedie, waarin wij alles in een bollen spie
gel zien, gaat Fridolin als een onbedorven
mensch.
Wanneer een tweede opvoering mij nog
meer vreugde schenkt dan de eerste, dan is
dat voor mij altijd een criterium voor de
waardebepaling van het gebodene. Zoo was
het ook hier bij de herhaling van Fridolin,
die mijn bewondering voor de fantasie en
groote danskunst van Trudi Schoop nog heeft
doen toenemen. Hoe ontroerend van gebaar
en mimiek was ook nu weer Fridolin's afscheid
van zijn moeder; een kind, dat plotseling in
de wijde wereld alleen stond en ons de leegte
om hem deed gevoelen. En om nog eens
terug te keeren tot Charley Chaplin hoe na
verwant toonde zich Trudi Schoop aan dezen
kunstenaar, toen zij vol goede, vrome bedoe
lingen in de onderwereld afdaalde, om er zelf
daarna aangeraakt te worden door de zinne
lijkheid van deze voor haar nieuwe wereld.
En van welk een superieure danskunst
zaven ook nu weer de leden van dit ballet
blijk, hoe sterk gedisciplineerd is dit dansen,
welk een eenheid is er steeds in de groepen
en hoe zeldzaam expressief, is het, vooral
zijn komische uitingen. Men
weer getroffen door de totale
deze dansers, de verzorging van elk detail, het
volkomen ingeleefd zijn van allen in de door
hen gedanste figuren. Tmdi Schoop weet het
groteske op te voeren tot het volmaakte,
zooals ook Jushny dit in zijn beste nummers
zooals in zijn parodie op het dufobei-man-
nenkwartet en de opera vermocht te doen.
De dansen, die Fridolin gisteren voorafgin
gen, waren voor Haarlem nieuw „Impressies"
noemde Trudi Schoop ze, waardoor zij zelf
reeds aangaf, dat deze dansen minder afge
rond waren dan Fridolin. Dat deze „Komi-
kerinnen" ook in het tragische heel veel weten
te bereiken, zagen wij in de eerste twee dee-
len van „Rondedans 1935', Prachtig van
plastiek en beweging waren Ellen Liy, Trude
Waldow an Gita Wallerstein in de „Klacht
van eenzame Vrouwen" en groot was het ef
fect van „Menschen zonder werk", waarin het
doellooze, ongeordende van deze door elkaar
dwalende figuren zoo scherp de bedoeling
van de ontwerpster weergaf. En ontroering
ging door de zaal, toen plots die groep te leven
aanving en zij in extase het nieuwe geluid
hoorde dat voor haar „werk" beteekende.
Welk een bezieling lag er op eens over al die
gezichten, met welk een drift grepen zij het
werk aan.
Dat was wel het hoogtepunt van deze Ron
dedans 1935, waarvan de symboliek ons allen
greep. En dan weer het terugvallen in die staat
van apathisch niets doen, de wanhoop, die
weer over allen schijnt te komen.
Maar Trudi Schoop zou Trudi Schoop niet
zijn, wanneer zij ook het komische van dezen
tijd niet zag en dit kwam op groteske wijze
tot uiting in „Sport moet er zijn" en „Zaken
zijn zaken". Verrukkelijk geestig waren de
sport-manipulaties, vooral de rennende wiel
rijders, die een kostelijke parodie op een jacht
in een „zesdaagsche" te zien gaven. En hoe
clownesk waren de verkoopers en de kooper,
waarin het fijne figuurtje van Trudi Schoop
zelf den toon aangaf. In een rondedans zien
wij ten slotte allen door een dwarrelen, gaan
de tragischen en komischen hand aan hand,
zooals ook in het gewone leven.
In „Mannen in 't Zwart" gaf Trudi Schoop
twee komische „sketches" van een man, die
zich aankleedt en een redenaar, beiden pan
tomimisch sterk expressief. En „de gast is
ons heilig" was een meer uitgewerkte schets
van de kellner-scène in de bruiloft van Frido
lin, een grappig intermezzo, dat echter
evenals de eerste twee impressies wat te
v.eel op zich zelf stond om., meer dan een
slechts vluchtigen indruk te maken.
Het bezoek was dit maal niet groot, wat
waarschijnlijk zijn oorzaak had in het gala
concert van de Haarlemsche Motet- en Madri
gaal Vereeniging. Voor de pauze was het pu
bliek nog wat gereserveerd in zijn applaus,'
maar na Fridolin kwamen de Haarlemmers
los en riepen zij Trudi Schoop en haar mede
werkers herhaalde malen terug.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
Haarlemsche
Motet- en Madrigaalvereeniglng.
Na vijftien concerten in andere plaatsen
leidde de voor dezen winter ontworpen con
cert-tournee der Haarl. Motet- en Madri-
gaalvereeniging naar haar geboorteplaats.
We behoeven in haar bakermat haar doop
ceel niet te lichten: men kent hier haar stre
ven en haar beteekenis. men kent haar leid
sters en haren leider. En dat men haar werk
waardeert bewees de talrijke opkomst bij
haar concert van Maandagavond in onze
gemeentelijke concertzaal.
Overeenkomstig de universaliteit van haar
streven, die 'n gelijke belangstelling voor ker
kelijke en voor wereldlijke kunst van de meest
verschillende tijdperken waarborgt, bevatte
het programma religieuze en profane wer
ken uit de 16e eeuw en uit onzen tijd en
daar tusschen in bewerkingen van volks
liederen. De oudste Nederlandsche school
was ditmaal niet vertegenwoordigd
De in het programma afgedrukte „inlei
ding" stelde de gelijksoortige werken van
ouden en nieuwen tijd tegenover elkaar. Zoo
werd de hoorder er onwillekeurig toe geleid
de Mis-fragmenten van Hendrik Andriessen
te vergelijken met de kerkelijke zangen van
Ingegneri en Ph. de Monte. de wereldlijke
van Debussy. Ravel en Diepenbrock met die
van Vecchi. Gastoldi. Lassus en Sweelinck.
En. zoo deze wereldlijke als een renaissance
der Renaissance kunnen beschouwd worden,
die althans geen achteruitgang beteekent, de
Mis van Andriessen doet denken aan een
poging om de kerkelijke kunst terug te lei
den naar een bedding, die ten tijde der oude
Nederlandsche school, dus lang vóór de Re
naissance reeds lang verzand en onbruik
baar geworden was. Ik heb eenigen tijd ge
leden bij de uitvoering der Messe a trois voix
van Caplet. den indruk gekregen, dat van
pogingen om de oudste en meest primitieve
vormen der meerstemmigheid weer in zwan?
te brengen weinig algemeen of duurzaam suc
ces te wachten was. Reeds ten tijde der oude
Nederlanders moet men deze schier einde-
looze parallelopvolgingen als zin- en uitdruk
kingsloos gevoeld hebben: voor velen onzer
ti.jdgenooten klinken ze als een afstootend
barbarisme. Wij zijn er nog ver van verwij
derd de kunst van een Palestrina volkomen
en algemeen te verstaan: deze was de uiting
van een genieale begaafdheid en vormde een
hoogtepunt in de ontwikkeling der muziek-
maar is het nu dienstig om ï-udimentaire of
embryonale stadia op een voetstuk te gaan
etaleeren? Dat dit ook op ander kunstgebied
plaats heeft, daarvan kunnen sommige
hoofdstedelijke plantsoenen getuigen, maar
het is de vraag of iemand behalve de makers
en hun kring er plezier of profijt van be
leeft.
Oneindig veel hooger staat de kunst van
Ingegneri en De Monte: veelstemmig, wel
luidend. bewogen. Van dit genre hadden we
gaarne meer gehoord: edoch de daarop vol
gende Madrigalen stelden voor het gemis
van meerdere kerkelijke kunst ruimschoots
schadeloos.
De vroolijke geest vermaakte: de rijke fi
guraties wekten bewondering, ook voor de
vaardigheid der uitvoerenden, al kon die het
bij Sweelinck's „Jan, Jan" niet tot volko
men zuivere interpretatie sturen. En prach
tig zong het koor de volksliederen: het Rus
sische ..Koladny" met zijn merkwaardige re
freinveranderingen. het door Sem Dresden
zeer eenvoudig getoonzette „Kerstliedt" en
de voortreffelijke bewerkingen van Gevaert.
waarvan vooral „Le sommeil de l'Enfant
Jésus" door het mooi gezongen pianissimo
bekoorde.
Harmonisch zeer individueel en daarbij
stemmingsvol bleek „Abend" van Zoltan
Koda-ly; in het eveneens indrukwekkende
„Wanderers Nachtlied" van Dieoenbrock kon
men den fluweelen klank der mannenstem
men, bewonderen. Of het madrigaal van De
bussy vóór- dan wel-achteruitgang betee-
Na lezing van een vorig artikeltje zal een
lezer misschien hebben gevraagd of dan iedere
moeder op elk moment, bij elke gelegenheid,
inconsequent mag zijn zooals Ligthart's moe
der in het beschreven geval, 't Zij verre van
mij, dat te willen beweren. Want niet allen
zijn als die eene. Het is m.i. met velen aldus:
„Duizenden vrouwen, ja millioenen hebben
dezelfde levenstaak en daarin dezelfde macht,
maar niet allen kwijten zich evengoed van die
taak. Er zijn er, die liever een mooi boek lezen
dan een kinderhart, liever concerten aanhoo-
ren dan het gebabbel harer kinderen. Er zijn
er, die luisteren naar de verhalen van vrien
dinnen. maar moe worden als haar kind veel
te vertellen heeft. Men behoeft niet te ver
wachten dat in zulke gevallen moeder's por
tret nog een menschenleeftijd na haar dood
aan de volwassen kinderen tot steun en tot
opwekking kan wezen."
Wie, die de zoogenaamde kleengedichtjes
van Guido Gezelle heeft gelezen, denkt in dit
verband niet aan dat simpele, maar gevoelige:
MOEDER.
't En is van U
hiernederwaard
geschilderd of geschreven
mij, moederken,
geen beelt-enis
geen beeld van u gebleven.
Geen teekening,
geen lichtdrukmaal
geen beitelwerk van steene,
't enzij dat beeld
in mij, dat gij
gelaten hebt alleene.
O, moge ik, u
onweerdig, nooit
die beeltenis bederven,
maar eerzaam laat
ze leven in
mij, eerzaam in mij sterven.
De moeder, opvoedster bij uitnemendheid,
opvoedster die paedagogiek geeft, kan geven,
zonder ooit een letter uit een paedagogisch
boek of tijdschrift te hebben gelezen.
En wij, vaders dan?
Het verhaal van den koning, die zijn zoon
knap wilde hebben, is een typeerend verhaal.
Die vorst had duizenden voorgangers, heeft
millioenen volgelingen. Had dan niet die ko
ning, hebben dan niet al die vaders gelijk,
dat ze hun zoons knap willen hebben? Natuur
lijk. Maar bij het kiezen van de maatregelen,
om dat doel te bereiken, gaan ze al te dik-
.wijls ondoelmatig te werk. Ze zien het doel,
wordt steeds scherp omlijnd, en evenzoo den weg, den
overgave van rechten weg, die er lieen leidt. En ze herin-
Vaders en moeders
als paedagogen.
neren zich de moeilijkheden, die ze op hun
eigen weg vroeger zijn tegengekomen en ze
willen voor hun kinderen den weg effenen.
Alles goed. Maarze vergeten daarbij vaak
iets anders, hetwelk ook zij in hun jeugd
noodig hadden. Zij zien niet, dat er aan
weerskanten van dien weg, dichtbij en veraf,
bloemen groeien, die onweerstaanbaar uit-
noodigen tot plukken, dat er slooten zijn
waar je heerlijk over heen kunt springen, dat
er boomen zijn, die uitnoodigen tot klimmen,
heuvels en dalen met holen en struikgewas
waarin het roovertje spelen een genot is, dat
nog jaren later de wangen van zoonlief bij de
herinnering rood doet kleuren. En ze ver
geten ook wel dat hun kinderen niet alle
de zevenmijlslaarzen hebben ontvangen, niet
alle zoo vlug den weg kunnen afleggen als zij
het graag zouden zien.
Natuurlijk is het goed, orde en regel te
brengen in het leven der kinderen, dat is nood
zakelijk zelfs, dat is plicht. Maar men doe dat
niet dan hoogst noodzakelijk door dwang, niet
door het moeten dat geen gulle lach, laat
staan een glimlach toelaat. Indien er dwang
noodig is en die gevallen zijn er uiteraard
dat men ze dan ook consequent gebruike.
Maar zoo eenigszins mogelijk zij van meet af
de opvoeding er op gericht, dat uw dwang
meer uitgaat van uw blik, den klank uwer
stem, dan van een vloed van woorden of van
de kilheid van een straf gebod, uw dwang zij
meer gelijk aan een mogen. Een knaap, die de
paden van een tuin moet harken, is boos en
komt in verzet: wie het mag doen, vindt het
een heerlijk werkje.
Maar ik wil, dat mijn kind tucht en gehoor
zaamheid zal kennen. Zoo uit zich menige va
der. En hij heeft al weer gelijk. Maar het
hangt voor het grootste deel van hemzelf af
(in de meest gewone gevallen) van de wijze
waarop hij van de eerste levensjaren van zijn
spruit af de lessen van gehoorzaamheid heeft
trachten in te prenten, hoe het kind op zijn
tuchtmaatregelen zal reageeren. Heeft het
kind niet anders kunnen concludeeren uit
woord en daad van den vader dan dat ge
hoorzaamheid synoniem is met een ondrage
lijke vrijheidsbeperking, dan aanvaarde de
vader ook de consequenties van wat hij deed
en sprak, hij oogste de vruchten van wat hij
zaaide en zij althans niet verwonderd, ergere
zich niet over zijn kind maar veeleer over zich
zelf, indien alles zoo anders uitvalt dan hij
gewild heeft. Zijn tuchtmaatregelen zijn ver
anderd in, vervangen door strafmaatregelen,
die hij nog steeds aanziet als middelen om
de tucht te bevorderen.
Maar tucht is zoo geheel anders dan straf.
Daarover een volgenden keer.
J. BASTIAANS.
kent. werd me vooralsnog niet duidelijk; Ra
vel's ..Nicolette" is in elk geval een geestige
bijdrage, evenals Diepenbrock's „Den Uil",
dat men van meer dan één Kooruitvoering
kent.
Men zal bemerken dat ik de wijze van uit
voering slechts even aangeroerd heb. Inder
daad, wat nut zou het hebben, op een en
kelen minder gelukkigen inzet, een enkelen
minder geslaagden samenklank den nadruk
te gaan leggen, waar er zooveel schoons en
geslaagds tegenover stond? De Haarlemsche
M. en M.-vereeniging beschikt over zulk
prachtig stemmenmateriaal. haar leider Sem
Dresden is zóó bij uitstek deskundig en haar
bestuur is zóó geweldig actief, dat dit koor
een-sieraad voor ons land is en zijn uitvoe
ringen telkens weer een bijzonder genot ver
schaffen. Het moge zóó blijven tot in lengte
van dagen!
K. DE JONT».
HOLLAND—AMERIKALIJN
Burgerdijk, Rotterdam n. New Orleans p,
24 Lizard.
Lochgoil, Vancouver, n. Rotterdam 24 v.m.
te Londen.
Statendam 24 v.m. v. Cannes te Malta.
Bilderdïjk New Orleans n. Rotterdam via
Londen p. 24 (n.m.) Lizard.
Lochmonar Rotterdam n. Vancouver 24
(n.m.) te Londen.
Binnendijk Rotterdam n. New Orleans 22
n.m. van Tampco.
Volendam 23 (n.m. van New York naar
West-Indië.
HALCYONLIJN.
Maasburg, Rotterdam n. Pto. Ferrajo 23
11.48 v.m. 70 mijl Z. v. Land's End.
Stad Haarlem Rotterdam n. Savona p. 24
Dungeness.
Stad Amsterdam Vlaardingen n. Bag-noli p.
13 Gibraltar.
Stad Vlaardingen 23 van Kizkeness.
Stad Arnhem 24 van Melilla te Vlaardingen
HOLLAND—AUSTRALIë LIJN.
Almkerk- uitreis 23 van Kurrachee.
HOLLANDAFRIK AL IJN
Nijkerk thuisreis 24 van Zanzibar.
Boschfontein 24 van Hamburg te Amster.
dam.
Springfontein uittreis 24 van Durban.
Aludra uitreis p. 24 Dover.
HOLLANDBRITSCH-INDÏë LIJN.
Streefkerk 24 van Hamburg te Bremen,
JAVA—NEW YORK LIJN.
Djambi New York n. Java p. 24 1 n.m. K,
Bon.
Palembang, Batavia n. New York 23 van
Belawan.
Tanimbar Batavia n. Now York 24 vaïï
Port Sudan.
Tabinta 22 van New York te Batavia.
KON. NED. STOOMBOOT MIJ.
Alkmaar 25 5 v.m. van Rotterdam te Ham
burg.
Amazone 24 5 v.m. van Hamburg naar
Amsterdam.
Baarn Chili n. Amsterdam via Liverpool
22 12 midd. 1500 mijl v. Liverpool.
Ceres 24 van Tanger n. Gibraltar.
Colombia Amsterdam n. Barbados 23 (3
n.m.) van Dover.
Fauna 24 van -Aarhuus te Amsterdam.
Ganymedes 24 v. Cavalla te Izmir.
Hercules 25 7 v.m. van Amsterdam té
Hamburg.
Mars 24 van Barcelona te Tarragona.
Merope, Stettin n. Amsterdam p. 24 9 n.m,
Brunsbuttel.
Nereus Amsterdam n. Gdynia p. 24 Hol-
tenau.
Orion Valencia n. Rotterdam p. 24 3 n.m.
Ouessant.
P Pluto 23 van Uddevalla n. Amsterdam
Perseus Rotterdam n. Pasajes p. 24 Beachy
Head.
Saturnus 24 van Alexandrië n. Jaffa.
Stuyvesant Amsterdam n. Suriname p,
23 Dungeness.
Venezuela 24 6 n.m. van Amsterdam té
Hamburg.
Vulcanus Rotterdam n. Vigo p. 24 Dun
geness.
Crijnssen 22 van Barbados n. Port Limon
Baarn Chili n. Amsterdam via Liver
pool 23 7.58 n.m. 1100 mijl Z.W. van Va-
lentia.
Boskoop Amsterdam n. Chili 23 5.3 n.m.
50 mijl Z. van Land's End.
Telamon Rotterdam n. Alexandrië p. 23
Gibraltar.
Orestes 25 v. Izmir te Stamboul.
Calypso 25 v. Algiers te Valencia.
Odysseus 24 v. Amst. te Kopenhagen.
Rhea 25 v. Amst. te Kopenhagen.
Hermes, Bourgas n. Antw. p. 25 (12 midd.)
Niton.
Triton 25 Februari van Napels te Burriana.
Achilles 25 Februari van Catania te Venetië.
Irene 25 Februari van Oporto te Amsterdam.
KON. HOLLANDSCHE LLOYD.
Zaanland 25 v. Hamburg te Amsterdam.
ROTTERDAMSCHE LLOYD.
Sibajak (thuisreis) p. 24 (5 n.m.) Kaap del
Armi.
Blitar (uitreis) p. 23 (10 n.m.) Perim.
Kota Gede (uitreis) 25 (7 v.m.) te Belawan.
Kota Tjandi 24 (2 n.m.) v. Rott. te Hamburg
Kota Nopan 23 v. Batavia n. Rott.
ROTTERDAM—ZUID AMERIKA LIJN.
Alwaki 25 van Rotterdam naar Hamburg.
Alphacca (thuisreis) 23 v. Santos.
Alpherat (uitreis) p. 24 Dungeness.
SILVER—JAVA—PACIFIC LIJN.
Kota Inten 23 v. Calcutta n. Vancouver.
Silverash Vane. n. Calcutta 23 te Belawan.
Bengalen Calcutta n. Vancouver 21 te Ma
nilla.
STOOMVAART MIJ. NEDERLAND.
Tajandoen (uitreis) p. 24 Dungeness.
Poelau Bras (uitreis) 24 v. Livorno.
Chr. Huygens (uitreis) 24 Febr. te Sabang.
Poelau Laut 24 van Amsterdam te Batavia.
Salawati (thuisreis) 24 Febr. van Belawan.
Johan van Oldenbai'nevelt (thuisreis) 24
Februari van Sabang.
STOOMVAART-MIJ. OCEAAN.
Clytoneus 23 v. Liverpool n, Batavia.
Melampus Batavia n. Amst. p. 24 Gibraltar,
Bencleuch Kohsichang n. Rott. 22 v. Pt,
Sudan.
Menestheus Japan n. Rott. 24 v. Shanghai.
City of Adelaide Rott. n. Japan 23 te
Shanghai.
Eurybates Pt. Said n. Java p. 23 Perim.
City of Newcastle Dairen n. Rott. 22 v.
Manilla.
Myrmedon 22 v. Batavia n. Amst,