DE TWEELINGZUSTERS
Doe het met electriciteit. - Electrische kinderfornuisjes worden Genï"*/Utrecht^a'^Maïndage den De Hervormde Kerk te Leerbroek, op een na de oudste kerk in ons land, die gebouwd
beproefd op de voorjaarsmesse 1935 te Leipzig Haag in het huwelijk met jonkvrouwe J. A. werd in het jaar 1040, is door brand totaal verwoest
H. Valckenier von Geusau
In Neerlands twaalfde provin
cie. Wieringerwerf, het derde
dorp in de Wieringermeer, in
wording. De fundamenten
voor de eerste honderd wo
ningen worden gelegd
De vertegenwoordiger van H. M de Ko
ningin, de heer R A baron van Harden-
broek van Hardenbroek, arriveert aan hel
iterfhuis van wijlen oud-mtnister Idenburg,
wiens begrafenis Maandag plaats had
De „K. XVIII" Weer terug in het moeder
land neemt deel aan den Maastricht-
schen Carnavals-optocht
De bekende molen .de Pape-
gaey" aan de Buitenwatersloot
te Delft wordt binnenkort voor
afbraak te koop aangeboden.
De molen dateert uit 1690
Op de algemeene begraaf
plaats te den Haag had Maan*
dag de begrafenis plaats van
wijlen oud-minister A. W F,
Idenburg, - Vele autoritellen,
onder wie vertegenwoordiger»
van H. M. de Koningin en H. K. H.
Prinses Juliana en de leden der
regeering woonden de plech
tigheid bij
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
PATRICIA WENTWORTH.
Nadruk verboden
39)
„Hoe zijn ze er in vredesnaam mee wegge
komen?"
„Vraagt u dat wel! Maar als het u inte
resseert, wil ik het u met genoegen vertellen.
Ik was zelf in den winkel, net zooals nu. Ik
hielp een heer en een dame, pas verloofde
jongelui, leken ze me. Ze zochten een ring uit;
eerst wilde de dame een robijn, toen een
saffier, tenslotte 'n diamant, dus ik stalde 'n
heele collectie voor ze uit. En terwijl ik weer
met een nieuwe bezending ringen kom aan
dragen, neem ik tegenlijk een pakje mee, dat
ik zoo juist ontvangen heb vijf strengen
parels, pracht-exemplaren. Ik denk, dat is
wel wat voor een meisje dat gaat trou
wen. Niets is zoo geëigend voor een huwe
lijkscadeau als een snoer parels. Dus ik leg
ze op de toonbank neer. En onderwijl zie ik
dat er een dame met mijn bediende staat te
praten. Later vertelde hij me dat ze den prijs
vroeg van iets uit de étalage. Ze was jong en
chic, heel chic in een grijs mantelpak en een
coquet zwart hoedje. Opeens hoorde ik haar
zeggen: „Wat een schitterende parels! Mag
ik ze eens even zien?" Mijn bediende komt
bij me en ik geef hem het pakje met de parel
snoeren. Ik kijk langs de toonbank en zie dat
het jonge meisje haar handschoenen uittrekt.
Ik denk bij mezelf: Zij houdt van parels en
heeft er verstand van; ze wil ze met de bloote
hand betasten. Daar kunt u inkomen, niet
waar? Je betast iets wat je mooi vindt niet
met handschoenen aan. Ik zie dat ze een kost
baren ring aanhad en dat brengt me op het
idee dat ze de parels niet alleen bekijken en
betasten wil, maar ook koopen. Maar ik keek
niet langer want ik moest mijn aandacht bij
de klanten bepalen die ik zelf stond te helpen
bij dat verloofde paar. Ze kochten mijn
mooisten diamanten ring, een prachtsteen
niet den grootsten, begrijpt u, maar den
mooisten. Ik vond het prettig ik vind het
altijd prettig als koopers goeden smaak too-
nen dat doet je als vakman goed, dat be
wijst dat de menschen apprecieeren waar je
zelf in opgaat. Enfin, het tweetal neemt me
verder heelemaal in beslag, doordat er nog
een inscriptie in den ring moest. En toen ik
klaar was, was de jongedame in het grijze
mantelpak verdwenen".
Pollard zweeg een oogenblik.
„Nu komt het. Ik ga de parels terughalen en
zeg tegen mijn bediende: Dus ze heeft er
geen gekocht?" en hij schudt van neen. „Zou
ze terugkomen?" vraag ik. Hij antwoordt: „Ik
weet het niet". Daarop neem ik de strengen
die in watten lagen op en zie dat één streng
iets langer is dan de anderen. Hij steekt uit
het scheelt maar twee parels, maar zooiets
ontgaat mij niet. Ik zeg: „Wat beteekent dat
kerel, wat beteekent dat?" En mijn be
diende wordt zoo wit als een doek. Wat was
het geval? Er waren vier snoeren échte parels
en een streng nagemaakte; een goedkoope
imitatie zooals je ze voor dertien shilling over
al kunt krijgen! Ik roep m'n bediende toe:
„Welken kant is ze uit gegaan?" en ren met
een Bond Street in. Maar of ik links of rechts
kijk: nergens een grijs mantelpak te zien
geen spoor van een chique winkeldievegge.
Ik terug en de politie getelefoneerd en daar
na geef ik mijn bediende er van langs en niet
zoo'n klein beetje ook want die parels moe
ten voor zijn neus verwisseld zijn! Ik was
helsch, dat. begrijpt u, en hij huilde letterlijk.
En de politie kon me niet veel meer vertellen
dan ik al wist. namelijk, dat er weinig hoop
was. Er waren de laatste twee, drie maanden
zoo dikwijls parels verdwenen de *en
stonden er vol van en niemand van de
benadeelden had er ook maar een stuk van
teruggezien".
„Maar u hebt ze toch teruggekregeh, niet
waar?" vroeg John, in gedachten langs den
voet van een der candelabres strijkend.
„Ja; het is in één woord ongelooflijk wat
ik voor geluk gehad heb. Den volgenden dag
sta ik buiten om even iets in de étalage te
zien. Er schiet een taxi langs en wie kijkt uit
het raampje? Niemand anders als die jonge
dame van gisteren met haar grijs mantelcos-
tuum en haar zwart hoedje. Ik holde zooals
ik nog nooit in mijn leven gehold heb ik
zie het nog voor me. Ik spring in een taxi die
juist stilstaat voor een kantwinkel om een
dame te laten uitstappen. „Houd dien wagen
voor je in de gaten!" schreeuwde ik tegen den
chauffeur ik ben Pollard ik ben bestolen!
Je krijgt vijf pond. als je die taxi inhaalt
de dievegge zit erin!" Wij volgen. Ik zie de
andere auto een honderd vijftig meter
verder in een verkeersopstopping. Ik eruit en
weer hollen. Plotseling zie ik het grijze man
telpak ze was ook als de wind eruit ge
gaan en rende voort. Ik schreeuwde. Zij de hoek
om ik den hoek om: „Houd de dief!"
roep ik en een agent pakt haar bij den arm.
Wij gaan naar het politiebureau. Mijn parels
zitten in haar tasch. Ze zegt niets geen
woord ze huilt niet eens. Ze vertelt dat
haar naam Annie Jones is; ze bekent direct
voor den rechter en krijgt een jaar gevange
nisstraf, als afschrikkend voorbeeld, omdat^er
zooveel dergelijke diefstallen hebben plaats
gehad.
„Nu", meende John, „u was wel gelukkig. Ze
moet een deksels koelbloedige jongedame zijn.
Wat voor type was het eigenlijk zoo op
het oog?"
„Heel elegant, wat je noemt chic, dat had
ik al dadelijk in den winkel opgemerkt".
„Op de films", hernam John. „hebben dames
die parels stelen, altijd donker haar en schit
terende oogen. Was het van dat slag?"
Pollard glimlachte 'n tikje sarcastisoh.
,Haar haar was donker, dat heb ik in het
politiebureau en later in de rechtzaal gezien,
maar als iemand in de beklaagdenbank staat
of door een inspecteur verhoord wordt, schit
terende oogen in den regel niet
„Neen, dat zou ik ook niet denken. Maar
in den winkel, toen u haar voor het éérst
zag zijn haar haren en oogen u toen niet
opgevallen?"
„De juwelier haalde de schouders op.
„Och, in den winkel zag ik alleen een
knappe, goed-gekleede jongedame. Van haar
haar en oogen heb ik geen notitie genomen.
Ik zag het elegante costuum en haar ring
met een steen, dien ik best had willen koo
pen".
„Een smaragd, een zeldzaam-mooi exem
plaar, zooals ze niet veel voorkomen. Later
vroeg ik me af van wien ze dien ring wel ge
stolen zou hebben en waar ze hem verborgen
had want toen ze den volgenden dag ge
pakt werd, droeg ze hem niet meer. De parels
waren in haar tasch, maar de ring met den
smaragd was nergens".
„Dus in den winkel zag u niet of ze donker
was?"
Met zijn intelligente oogen keek Pollard
John plotseling onderzoekend aan.
„Interesseert u zich dan voor die jonge
dame,, mijnheer?" vroeg hij.
,De geschiedenis interesseert me —ja".
„En het haar van de jongedame dat in
teresseert u ook?"
„Dus het komt hierop neer", klonk John's
wedervraag de laatste vraag van den juwe
lier negeerde hij „dat u er in den winkel
geen acht op geslagen hebt, nietwaar?"
Mr. Pollard knikte.
„Juist; zoo is het".
Even bleef het stil; toen zei John:
„Ik geloof dat ik die candelabres maar
neem. Hoe zwaar zijn ze ook weer?"
XXIX.
Anne haalde den anderen dag de mooiste
japon te voorschijn.
Ze voelde een haast onbedwingbare lust om
het grijze mantelpak te verbranden, maar een
binnenmeisje zonder een cent op zak moet nu
eenmaal aan dergelijke gevoelens weerstand
bieden.
Het was een dag van zachten wind en hel
deren, verkwikkenden zonneschijn. Ze deed
de dunne crêpe japon aan, met het blauwe
fond dat zoo voortreffelijk met het blauw van
haar oogen harmonieerde en het patroon van
groen en een lichtere tint blauw, waarvan ze
altijd zooveel gehouden had, omdat het haar
deed denken aan blauwe grgsklokjes in een
groen voorjaarsbosch. Het was nog al een
dunne japon en ze trok een blauwe mantel er
over aan. Ze wilde eigenlijk dat ze 'n nieuwen
hoed had; juffrouw Jones had een klein vilt-
hoedje meegestuurd dat opgerold in den kof
fer kon. Het groen en blauw, er van was een
tikje verschoten. Maar ten slotte stond he*
toch wat aardig.
„Wel kind, wat zie jij er piekfijn uit!*»
prees juffrouw Brownling. z
„Je gaat zeker met hem uit. Nou, tot van-:
avond en veel plezier, hoor!"
Anne wandelde Ossington Road af en haar
hart was vervuld van goede voornemens. Na
vandaag zou ze niet meer met John af
spreken hij mocht niet meer komen. Dit
besluit stelde haar geweten zoo zeer tevreden,
dat ze bereid was van het gevaarlijk-toegeef
lijke „nog-een-keertje", met volle teugen te
genieten.
John was zichtbaar verheugd toen hif
haar zag.
„We gaan naar Wisley", kondigde hij aan,
„Zeg wat 'n schat van een jurk heb je aan.
Zat die in den koffer?"
Anne knikte.
„Waar is Wisley?"
(Wordt vervolg^