TTER1 m Kun: Muziekleven in Zwitserland Concert te Aerdenhout. FREULEKEN. Sproeten komen vroeg in Sprutol. Bij alle Drogisten. Radio-Programma DONDERDAG 7 MAART 1935 HAARLEM'S DAGBLAD (Van onzen eigen correspondent) Steeds weer opnieuw, tot in den laatsten tijd, heeft men Zwitserland tot de onmuzikale landen gerekend. En toch is juist hier sedert de Middeleeuwen de muziek steeds beoefend geworden, inzooverre men het begrip „mu ziek" ruim genoeg opvat. Niet over de muziek-beoefening in de kloos ters het door Iersche monniken gestichte klooster St. Gallen was tegen het einde del gde eeuw in Europa tot een op literair en mu zikaal gebied toonaangevende macht gewor den ook niet over de vele minnezangers of over den Geneefschen horlogemakerszoon Jean Jacques Rousseau, wiens zangspel „Der Dorfswahrsager" een geweldig succes was, zal ik hier spreken. Ik zal 't evenmin hebben over den opbloei van het volkslied, over de ijverige beoefening der kopermuziek in de dorpen met de echt-Zwitsersche combineering van het „Festspiel", noch over de „Collegia Musica", de muzikale kringen van geestdriftige muziek liefhebbers en evenmin over Zwitserland^ als gastvrij oord voor groote musici: Grétry, Liszt, Richard Wagner, Brahms. Bussoni, Mengelberg, Weingartner, Paderewski, Stra- winsky e. a. Wij willen ons hier uitsluitend be zighouden met den tegenwoordigen stand der muziek-beoefening in Zwitserland. Worden in de jaarlijksche feesten van de Zwitsersche Toonkunstenaars Vereeniging de werken van inheemsche musici onder de loupe genomen dit jaar op 6 en 7 April in Winter - thur de programma's der -muziekcentra vertoonen een ruimheid van opvatting, die lang niet overal in een dergelijke mate wordt aangetroffen. Geen richting, geen „school", geen strooming, en geen musicus, van welken tijd ook, waarvoor in Zwitserland niet door een uitvoering van het werk propaganda ge maakt werd. Een kort overzicht van hetgeen de belangrijkste muzieksteden in de komende weken bieden, moge de juistheid van deze be wering bewijzen. Onder leiding van den dirigent Dr. Volkmar Andreae treden in de abonnements-concerten in de „Tohalle" te Z r i c h einde Februari en begin Maart op de beroemde Duitsche pianist Wilhelm Backhaus en de temperamentvolle Weensche violiste Erika Morini, die reeds als tienjarig wonderkind groot opzien baarde. Op Goeden Vrijdag eeren Dr. Andreae en zijn ge mengd koor den 250sten geboortedag van -Joh. Seb. Bach door de heerlijke Mis in h-mol. Bovendien wordt in deze concertzaal een veel belovende voorjaarscyclus van vijf avonden georganiseerd, die door Molinari uit Rome, Ernest Ansermet uit Genève, Dr. Hermann Scherchen Bach's „Kunst der Fuge"! Andreae en Sturzenegger geleid worden. De herdenking zal eind Juni met een tiendaagsch Bach-feest besloten worden. Na het groote succes, dat het Zürcher Stadttheater onlangs behaalde met Mous- sorgsky's opera „Boris Godunow", brengt dit theater begin Maart de première van ,.Halka", de Poolsche nationale opera: vervolgens in nieuwe bewerking voor het eerst in Zurich de kostelijke operette „Der junge Herr René" van Leo Fall. Eind Maart de wereld-première der nieuwe Künneke-operette „Herz über Bord". In het bijzonder zijn nog te vermelden het optreden als gast van Sigrid Onégin in Verdi's „Aïda" en de weder-opvoeringen van „Parsifal", Wagner's opera, die meer dan 200 jaar geleden hier voor het eerst buiten Bay- reuth uitgevoerd werd. De concerten in Bazel staan onder de be proefde leiding van den grooten dirigent Dr. Felix Weingartner, die onlangs een eervol be roep uit Weenen ontving. Geldt zijn 9de sym- phonie-concert Fransche meesters, zijn 10de avond in midden-Maart belooft door sympho- nieën van Schubert en Brahms een groot mu zikaal genot. De Bazeler koordirigent Hans Münch leidt een Bach-Handel concert. Het Stadttheater Bazel brengt op 1 Maart Goethe's „Egmont" met de muziek van Beet hoven, die in alle tijden als de belangrijkste tooneelmuziek heeft gegolden. Niet minder kan men gespannen zijn op Mozart's komische opera „Die Gartnerin aus Liebe", waarvan Mozart zelf aan zijn Moeder schreef: „Mijn opera is gisteren in scène gebracht en zoo goed uitgevallen, dat ik u het lawaai onmo gelijk beschrijven kan". De leiding der concerten in Bern ligt in de goede handen van Dr. Fritz Brun. Zijn extra-concert van 19 Maart biedt in zooverre iets bijzonders, dat het programma uit drie viool-concerten: Bacli-Mozart-Beethoven be staat, die alle door een der eerste musici van heden, Adolf Busch, vertolkt worden. Brun heeft op zijn voorlaatste concert liederen van Othmar Schoeck, gezongen door den begaaf den bassist Hermann Schey uit Berlijn. Het Berner Stadttheater bereidt de opera „Judith" van Arthur Honegger voor, Honeg- ger, die met Schoeck tot Zwitserland's be kendste en sterkste componisten behoort. Ook (Bern brengt een opera van Mozart, n.l. „Die Zauberflöte". Voor Palmzondag staat „Parsifal" op het programma en als operettes komen aan de beurt de zoo rijk aan humor zijnde stukken van den onsterfelijken Weener Oscar Strauss „Zwei lachende Augen" en „Wiener Blut". Een belangrijk centrum van muziek-cultuur was van oudsher Winterthur. Deze stad van 60.000 inwoners dankt haar tegenwoordi- gen naam als een der meest vooruitstrevende muzieksteden aan Dr. Hermann Scherchen. Ploewel Scherchen's sterkte in de interpretee- ring van moderne werken ligt, krijgt hij op den laatsten avond van dit seizoen gelegen heid zijn veelzijdigheid te bewijzen door het ten gehoore brengen van symphonieën van Mozart, Haydn en Beethoven. Als gast- dirigent engageerde Winterthur den Breslauer „Generalmusikdirektor" en leider der Bay- reuther Festspiele 1934: Franz von Hoesslin. Zijn Brahms-Bruckner avond belooft onverge telijke indrukken. West-Zwitserland heeft in het rondtrekkend „Orchestre de la Suisse roman- de" (dezer dagen gedirigeerd door prof. dr. Mengelberg) een heerlijk bezit van Europee- schen roem, dank zij den door alle landen voor gast-concerten uitgenoodigden. begaaf den dirigent Ernest Ansermet. zijn beide laat ste concerten, midden en eind Maart, stellen Bach-Mozart en nieuwere Fransche meesters in het middelpunt der belangstelling. De uit voering der 3de symphonie van Roussel. in het bijzonder echter die van Debussy's „De zee" met zijn rijkdom van fijnste klankmengingen behoort tot het voortreffelijkste, dat Fransche cultuur de muziek schonk. Geldt na dl^ beknopte overzicht niet Goethe's oude woord uit den Faust-proloog: „Wer vieles brengt, wird manchem etwas bringen"? Zurich, 27 Febr. 1935 F. K. A. R. MUZIEK. Mej. Yvonne van Vloten en de heeren Boris Pelsky en A. J. Koster Hzn., concerteerden Woensdagavond in het gebouw van den Reli gieuzen kring te Aerdenhout. Het was niet voor de eerste maal: naar ons werd medege deeld, traden dezelfden daar twee jaar geleden Omet veel succes op. Dit in aanmerking ne mende had men nu een talrijker auditorium mogen verwachten dan opgekomen was. Het heeft me echter niet gespeten er ditmaal deel van te hebben kunnen uitmaken, want er is heel wat ten gehoore gebracht, dat de aan dacht ten volle waard was, vooral na de pauze. Het eerste deel van den avond bevredigde slechts matig. Het kwam me voor dat Pelsky niet goed bij stem was: zijn zang klonk ge sluierd, zijn intonaties waren niet alle zuiver. Zoo zong hij het slot van den in oude litur. ische manier geschreven Hymne van'Mali- piero merkbaar te laag. En het was alles nogal somber: de Italiaansche Volksliederen, de Hymne en Respighi's „Nevels", maar in deze laatste compositie trof toch de met eenvoudige diatonische opvolgingen bereikte expressiviteit Met Respighi's „Rondzang" kwam voor 't eerst wat opgewektheid in den trant van een Spaansch opgesierden Puccini. Maar bij „The Childrens Corner" daalde m'n stemmings thermometer weer. De vertolking van den heer Koster miste alle suggestieve kracht, was technisch niet onberispelijk en gaf te weinig kleurverscheidenheid. Daarna kwam mej. Van Vloten met de aria „Divinités dus Styx", die ze niet had moeten kiezen, want de stem stond niet en kon de hooge tonen, van g' af, slechts met moeite halen. In haar volgende nummers won haar voordracht gaandeweg en kregen we de overtuiging.dat een intelligente kunstena res voor ons stond. Verreweg het beste gaven alle drie mede werkenden na de pauze. De Heer Pelsky ver tolkte de Russische liederen zeer treffend, al klonk zijn stem nog steeds niet geheel vrij en de heer Kost-er speelde de pianopartijen met een virtuositeit en kleur, die verrassend wa- en, En vooral Rachmaninow geeft den pianist heel wat te doen! Daar bleef het niet bij: weer speelde hij Debussy, nu uit de Préludes. Images en Estampes en het was of een andere oianist aan den vleugel zat dan bij „The Childrens Corner". Althans ..Les Terrasses des audiences" en ..Poissons d' or" werden kleur rijk. technisch beheerscht en met de ver- eischte fantasie vertolkt. ..Jardinse sous la Pluie" ging wat minder goed. mar de bege leidingen bij de liederen van Caplet, Debussy en Fauré waren weer voortreffelijk en de voordracht van mej. Van Vloten was dat ook Zij zong alles uit het hoofd en noch haar ge heugen. noch haar uitbeeldend vermogen scho en een oogenblik te kort. Met groot genoegen heb ik het tweede deel van het concert gevolgd. K. DE JONG. HET TOONEEL. EEN INTERESSANT DEBAT VAN DE JEUGD MET DEN HEER DEFRESNE. Vioolieerlingen van J. C. Tuyn De heer Tuyn verheugt zich nog in een on verwoestbare werkkracht en het is pleizierig, te zien hoe zijn leerlingen daarvan zichtbaar den invloed ondergaan. Kleuters herinneren we ons van vorige uitvoeringen, die op dezen Woensdagavond voor den dag kwamen met een stokbeheersching van je welste, en een vin gertechniek, die alleen bij hard werken is verkregen. En zoo heel lang is ft ook nog niet geleden dat jongelui, die nu met een concert van Viotte of van A. Huber of Rieding op deze laatste leerlingenuitvoering zoo'n uitsteken den indruk maakten, den eersten stap deden op het glibberig pad der viooltechniek. Ook nu weer hebben we er onder de heel jonge leerlingen gezien, die den stok hantee- ren met vaste hand en 't was waarlijk een aardig „Intermezzo", een zoo jong meiske te zien spelen, dat later zich zal onderscheiden door voornamen toon, zooals die veel oudere leerlingen die zoo buitengewoon goed Han del's Sonate in D speelde. We zijn hier onge merkt aangeland bij de oudere leerlingen. Daarover valt, zooals vanzelf spreekt, meer te zeggen. Want wat we bij de beginners op merkten: vaste stokvoering en goede trefze kerheid, wordt bij de ouderen als vanzelf ver ondersteld. Maar hier komt ook het persoon lijk element een woord meespreken, en als zeer gelukkig voorbeeld van een zoo veelzijdige ontwikkeling denk ik vooral aan een Largo uit Handel's Sonate, dat men zich kwalijk mooier gespeeld kan denken. En „mooi ge speeld" veronderstelt niet alleen: muzikali teit, maar ook een degelijke technische be kwaamheid. Het Concertino van Huber noem de ik reeds, maar in dit verband mag ik het nog eens extra in herinnering brengen. De jongere leerlingen werden begeleid dooi den heer Henri Berghuis, die dit onvoorbereid deed. omdat hij zijn zoon, die ziek ligt, had te vervangen. De solistjes dachten hun accom- pagnateur af en toe eens „een hak te zetten", maar ouderen laten zich zoo gemakkelijk niet „nemen". Gaf een te vroege inzet geen kans, dan maar eens een te late geprobeerd. Maar nu: gekheid ter zijde en den handigen bege leider een pluim gegeven voor zijn attent-zijn. Heel aan 't slot ten leste nog César Franck's heerlijke sonate. De pianist Fred Luyken deed haar aan den vleugel opbloeien in een klan- kenweelde, die geen wensch onbevredigd liet. En hij mocht zich vrijelijk uitzingen, omdat de toon der violiste (mevrouw Schuithuis Oosterveld) een zoo rijke klankontwikkeling heel goed verdraagt. Inzonderheid op de G- snaar was de violiste bijzonder gelukkig, ook wat de applicatuurwisseling aangaat, die voor 't overige nog herziening behoeft, om de fra seering zoo ongerept mogelijk te riten. Voor lichting door Franck's grooten leerling Vin cent d' Indy zij 'hierbij aan alle uitvoerenden dezer sonate warm aanbevolen (deel II van Cours de composition musicale). In de pauze kwam een lief jong meisje na mens de leerlingen den leermeester een bloem stuk in pot aanbieden. Langer nog zal bij hem de herinnering aan dezen mooi-geslaagden voordrachtavond levendig blijven door het schilderstuk van den bekenden Haarlem- schen kunstschilder Gerbrands, dat hij even eens ontvangst mocht nemen. Er volgde nu nog een uitvoering van een Haydn-symphonie (in Es), door de orkest klasse. Dit was nu eens een dilettanten-uit voering, waar de tweede violen in klank en accuratesse niets onderdeden voor de eerste, zoodat Haydn's rijke polyfonie bijzonder tot haar recht kon komen. G. J. KALT. Toen het gordijn na de schoolvoorstelling van Freuleken gisteren weer op ging, zat de heer A. Defresne achter een tafeltje met groen kleed op het tooneel. De zaal, vol met jeugd, bood een ongewoon vroolijk aspect en vol spanning zat ik, als bezadigd oudere in mijn loge te wachten op de dingen, die komen zou den. Een debat tusschen den leider van de Amsterdamsche Tooneelvereeniging en ae Haarlemsche jeugd over de opvoering van Freuleken, dat beloofde interessant te zullen worden. De heer Defresne tikte met een hamer op de 'tafel, en vroeg: „Wie van jullie wenscht het woord?" „Ik, mijnheer de voorzitter!" hoorde ik een hooge meisjesstem in de stalles roepen. Een algemeen gelach weerklonk van alle rangen. „Ik heet Defresne", merkte de man op het tooneel glimlachend op. Het meisje in de stalles, dat in tusschen was opgestaan, liet zich niet uit het veld slaan. „O, dat wist ik wel, maar in onze debating club zeggen wij ook altijd: mijnheer de voor zitter!" „Zooals U wilt!" antwoordde Defresne glim lachend. „En wat wilde u mij vragen?" „Waarom U eigenlijk dit oude-pruiken-stuk op een schoolvoorstelling hebt gegeven?" vroeg het meisje, en er klonk duidelijk verontwaar diging in haar stem. Ik boog mij wat voorover om het meisje beter te kunnen zien. Duidelijk herkende ik in haar het lieftallige wezentje, dat tijdens de pauze in den rookfoyer binnen 5 minuten 3 sigaretten had gerookt. Het debat begon mij al meer en meer belang in te boezemen. De heer Defresne, blijkbaar op die vraag niet bedacht, kuchte eens even. Toen ant woordde hij: „Meneer Roelvink is anders in 't geheel geen ouwe pruik. Hij ziet er nog heel jong uit met zijn blonde haren!" „Dat kan wel wezen", riposteerde het meisje, maar de menschen in zijn stuk zijn toch ouwe pruiken. Dacht u, dat 'n meisje van onzen tijd zoo'n spektakel zou maken over die geschiedenis van Iman met Miebetje. Als mijn oudere broer zoo wijsneuzig met mij sprak als die Job met Florrie, zou ik hem zeggen: „och. jongen, wat zanik je! Wij, meisjes, weten even goed, wat er in de wereld te koop is als jullie!" Als dit een Kamerverslag was, zou ik ach ter deze woorden moeten schrijven: „hilari teit", maar ik geef nu maar dadelijk het ant woord van Defresne. ..Hm ja. dat vermoed ik ook wel. maar u moet Florrie zien in haar tijd. In de 18de eeuw waren de meisjes nog niet zoo „bij" als tegenwoordig". „Juist daarom hadden wij liever meisjes gezien van onzen tijd. zooals in Eindexamen of in Phaea! Waarom krijgen wij nooit zulke moderne stukken op de schoolvoorstellin gen?" Defresne kuchte weer eens. Het was dui delijk, dat hij er wat mee inzat. „Ja, ziet u", antwoordde hij eindelijk, „daar zijn bezwaren tegen. Die stukken zijn niet zoo geschikt voor de jeugd!" Van alle rangen kwamen op eens tegelijk interrupties. Ik hoorde uitroepen als: „Eindexamen hebben we al lang op de film gezien!" „Als je dat niet eens mag zien!" „Wat is daar nou tegen?" „Ik mag alles zien voor m'n ouders!" Dat laatste had Defresne blijkbaar ook ge hoord, want hij ging er dadelijk op in met de opmerking: „Ja, maar alle ouders zijn niet gelijk!" „Dan moeten de ouden maar wat verande- „Dan moeten de ouders maar wat verande Het was het meisje uit de stalles, dat dit riep. Een hoeratje, blijkbaar als instemming bedoeld, volgde op deze woorden. De heer Defresne gaf een flinken mep met zijn hamer op de tafel. Het werd onmiddellijk stil en toen sprak de heer Defresne ernstig: „Jongelui, wij dwalen af. Ik stel voor om van dit punt af te stappen, omdat dit niets met de opvoering van Freuleken te maken heeft". ..Dat ben ik niet geheel met U eens", zei het meisje uit de stalles, maar zij ging toch zitten, haalde een poederdoosje uit haar taschje en begon was rouge op haar wangen te leggen. „Wie volgt!" riep de heer Defresne, alsof hij voor de klas stond, wat al weer hilariteit in de wat rumoerig geworden zaal verwekte. Een jongmensch met een uilenbril stond op en stak zijn vinger in de hoogte. „Ik vraag het woord, meneer]" De heer Defresne knikte en het jongemensch stak van wal. „Ik heb met belangstelling de voorstelling- gevolgd en kan mij wel met het spel vereeni gen", sprak hij niet zonder plechtigheid. „Min der echter met den stijl van de aankleeding!" Hij zweeg en de heer Defresne vroeg: „Hoe bedoelt U". „Ja, ziet u, wij maken op school wel eens diorama's en letten dan speciaal op den stijl. Ik meen nu opgemerkt te hebben, dat de kamer van baron Averlingh wel 18de eeuwsch was. maar de meubels niet. Die waren gedeel telijk uit de negentiende eeuw. En ik betwij fel ook, of Job in 1785 in een wagentje met gummi banden zou hebben gereden!" „Ja, jongmensch', uit dit „jongmensch' sprak duidelijk de gepikeerdheid van Defres ne, „wij moeten in Haarlem roeien met de rie men, die wij hebben!" „En rijen met de wagentjes, die je hebt' riep een jongen van het balcon, die blijkbaar een grappenmaker was. „Hadt U nog iets?" vroeg Defresne, die vermoed ik het debat een andere richtin; wou uitsturen. „Nee, dank U. Ik b^n voldaan!" antwoord de het jongmensch en hij begon de glazen van zijn bril af te vegen. „lis er nog iemand, die het woord verlangt? vroeg Defresne. „Ja, ik, meneer!" Het was een jongen in het parterre, die sprak. „Ga uw gang!" antwoordde de heer Defres ne en hij veegde zich met een zakdoek het voorhoofd af. Ik kreeg den indruk, alsof hij het 'n beetje benauwd had. „Ik wilde wat vragen over Miebetje. Ik vond ze erg leuk en ik heb mij slap om haar ge lachen, maar ik kan niet zeggen, dat ik ze mooi vond!" „Zeg maar gerust leelijk met die wipneus en dat peenhaar!" riep de grappenmaker van het balcon. De zaal daverde van den lach. De heer De fresne roffelde met zijn hamer op de tafel. Toen het eindelijk weer stil was, probeerde Defresne Miebet-je te verdedigen: „Je moet denken, het is 'n dochter van 'n ketellapper en daarom heeft zij zich zoo op gemaakt!" zei hij. Nou, maar dan had die Iman toch ook niet veel smaak," hernam de jongen in het par terre. „Zegt u nu zelf, z-oudt u met zoo'n meisje met peenhaar en 'n wipneus gaan flirten?' Weer algemeen gejoel. Ook Defresne had blijkbaar schik in het geval; hij antwoordde tenminste lachend: „Die vraag beantwoord, ik niet, als zijnde te persoonlijk". „Ziet u wel, u zegt niet „ja!" riep de jonge debater triomfantelijk. „Hier van onze school zou geen één jongen Rrrrrrrrtging mijn wekker. Jammer, jammer, dat ik op dat oogenblik gewekt moest worden. Het werd juist zoo In teressant. Mijn droom was uit, maar ik had er toch iets an geleerd en wel, dat een debat van de jeugd met een regisseur na een schoolvoorstelling toch ook zijn bezwaren meebrengt. Voorloo- pig lijkt het mij dan ook maar beter om het zonder debat te doen. Misschien is het voor een deel ook egoïsme, dat ik zoo schrijf. Want waar zouden wij. cri tici, blijven, als de jeugd ons al het gras voor de voeten ging wegmaaien? Laat ik tenslotte mogen opmerken, dat de werkelijkheid anders was dan mijn droom en het jonge jubliek zichtbaar genoten heeft van de opvoering van Freuleken. Er is hartelijk gelachen, vooral om Miebetje, en heit spel in het bijzonder van Carpentier Alting als Job en Willy Haak ais Florrie sloeg in deze zaal vol jeugd geweldig in. Er is na elk bedrijf zeer warm geapplaudisseerd en aan het slot had den de spelers een ovatie van de zeer voll en enthousiaste zaal in ontvangst te nemen. Ik zou dus willen raden op schoolvoor stellingen het voorloopig maar te laten bij stukken als Freuleken en het advies van het wijsneusje uit de stalles van mijn droom niet te volgen. J. B. SCHUIL. La Nuée des Témoins. EEN LEEKENSPEL. Gistermiddag hadden in de bovenzaal van het Restaurant Brinkmann op de Groote Markt, dames zich verdienstelijk gemaakt op de bazar ten bate van de Waalsche kerk te Haarlem, des avonds was het de jeugd zooals Ds. Krafft in zijn openingswoord zeide die haar deel gaf voor de goede zaak door de opvoering van La Nuée des Témoins, évo- catïon en un acte van Charles Bost. predi kant. te Le Havre. Een leekenspel, zouden wij dit stukje van sterk godsdienstige strekking waarin de zware offers welke de Hugenoten voor hun Geloof hebben gebracht, ten voor beeld worden gesteld aan het tegenwoordige geslacht. De schrijver leidt ons binnen in het. kleine gezin van een Protestantsch geestelijke Vivarais, waar des avonds na,) zware dagtaak de predikant zijn vrouw en kinderen vertelt van den moeilijken geestelijken arbeid, dien hij ten behoeve van zijn parochianen heeft verricht. De tegenslag is dikwijls groot en de toewijding van zijn volgelingen slechts ge ring, maar hij vindt steun bij zijn vrouw en zijn kinderen en vooral in zijn onwankelbaar Geloof. En dan is er de omgeving, het oude heuvelland van Vivarais, waarin alles hem herinnert aan den strijd en het lij'den van de oude Hugenoten, dat hem sterkt en kracht geeft tot nieuwe daden. Alleen gebleven met zijn vrouw, vertelt hij haar, hoe de geesten van het verleden dik wijls om hem zijn. Soms zegt hij is hij een visionniair, een ziener, dan valt het te genwoordige voor hem weg, leeft hij zoowel in het verleden als in de toekomst, dan wordt ae werkelijkheid voor hem enkel een symbool. Tot deze extatische geestvervoering weet hij ook zijn vrouw te brengen en beiden wachten zij in het duister op de stemmen uit het ver leden, die tot hen zullen spreken, wanneer enkel nog maar de zielen waken, En dan verschijnen voor hen de helden en heldinnen, die voor het Geloof gestreden en geleden hebben, de soldaat, die in bruut ge weld zijn zaak verdedigde, de verbannene, die haar land moest verlaten om in den vreemde rond te dwalen, de gevangene, die in een ker ker moest zuchten, omdat zij haar Geloof niet wilde afzweren, de martelaar, die de gruwelijk ste pijnen heeft verduurd met den naam van Christus op zijn lippen, maar ook de afvallige, die zijn Geloof heeft verraden ter wille van enkele zilverlingen. Het is de martelaar vooral, wiens voorbeeld de anderen gesterkt heeft, als het lijden ondragelijk dreigde te worden, maar als zij allen, soldaat, gevangene en verbanne ne. hem hulde willen brengen, en de soldaat voor hem neerknielt om zijn kleed te kussen, wijst hij dit af, omdat ook hij enkel een werk tuig in God's hand is geweest en aan God al leen de roem en de eer toekomt. In extase zien de predikant en zijn vrouw bij wie zich ook de dochter heeft gevoegd, naar deze helden van het Geloof en brengen hun dank voor het voorbeeld, dat dezen met hun lijden hen hebben gegeven, dezen met hun lijden hun hebben gegeven, hun zegen, opdat zij in de toekomst zal zijn zooals deze voorvaderen zijn geweest. „Strijd den goeden Strijd!" zegt de soldaat. „Bezit uw ziel in lijdzaamheid!" fluistert de gevangene, „Ons vaderland is in de Hemelen" spreekt de verbannene; „Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest!" zegt de martelaar. En wanneer de getuigen uit het verleden allen uit den stralenbundel zijn verdwenen doet de predikant zijn dochter opstaan en teruggekeerd tot de werkelijkheid, wendt hij zich tot de zaal en stelt hij haar de helden- die geleden en gestreden hebben voor hun Geloof, tot voorbeeld. Een zuiver leekenspel dus. dat enkel de bedoeling heeft te getuigen. Dramatische eischen stolt men aan zoo'n stukje niet; het krijgt zijn waarde door de overtuiging, den dieperen zin en vooral door het woord. Een der vele eischen, welke de protestanten aan hun geestelijke voorgangers stellen, is vol- aens den predikant in dit stukje welspre kendheid. Welsprekend is Charles Bost, de schrijver van La Nuée des Témoins ongetwij feld. Vooral in de getuigenissen van de ge loofshelden, waarin hij stijgt tot de extase, is zijn taal meesleepend en vol gloed. Hier hooren wij den Franschman in zijn orato risch talent en wordt hij dichter, De jonge menschen. die dit spel ten too- neele brachten, gaven zich met toewijding aan hun taak. Het was vooral de predikant, die zijn tekst met begrip zeide en ook in zijn actie een natuurlijk accent wist te brengen. Van ongeoefende jonge leeken was moeilijk te verwachten dat in hun voordracht de extase zou vibreeren, welke bezieling gaf aan het woord van deze geloofshelden, maar de bedoeling van den schrijver kwam toch vol doende tot zijn recht en deze van diep Geloof getuigende évocation heeft ongetwijfeld in druk gemaakt op de aanwezigen. Van de „ge tuigen" was de verbannene de figuur, die wel het best geslaagd kan worden genoemd. In dat gezichtje was werkelijk lang gedragen leed gegroefd en zij bracht ook het meest de sfeer vair het „Jenseits" met zich mede op het kleine tooneel. De heer W. H. Biele, organist van de Waal sche kerk. verzorgde op een orgel het muzi kale gedeelte, dat de stemming van dit ge wijde spel moest verhoogen. Aan het slot van den avond sprak Ds. Krafft zijn dank uit voor het werk, dat de jonge leden van zijn gemeente met de op voering van La Nuée des Témoins hadden gepresteerd en het publiek souligncerde dit met een hartelijk applaus. J. B. SCHUIL. Vnjz.-Dem. Jongeren Organisatie. Lezing van den heer J. Lempersz. Voor de afd. Haarlem van de Vrijz. Dem. Jongeren Organisatie hield Woensdagavond de heer J. Lempersz een lezing over: „Wat gebeurt er in Abessiniè?" De heer Lempersz begon met een beschrijving van het land Abessinië. (waarover een beperkte hoeveel heid literatuur bestaat) in zijn ligging tus schen Erithrea, Egypte. Britsch gebied en Italiaansch Somaliland. Het land is dertig maal zoo groot als Nederland en telt desniet tegenstaande elf a twaalf millioen inwoners. Spr. schetste de geologische gesteldheid van het land. dat practisch het eenige onafhan kelijke in Afrika is. De gebergten zijn bijna even hoog als de Alpen, grootendeels uit basalt opgebouwd en zoo rotsachtig, dat tot eenlgen tijd geieden het land vrijwel ongenaakbaar was. Door de terrassenbouw treden verschil lende klimaten op en daardoor wisselen ook de flora en fauna sterk af. Door diverse ongun stige omstandigheden zijn de inboorlingen van tijd tot tijd gedwongen te emigreeren naar betere terreinen. Deze nu zijn juist aan de Italiaansche grens gelegen. Hier ontstonden onlangs twisten, die tenslotte tot ernstiger incidenten hebben geleid. Tijdens de regeering van een vorige keizerin, Judith, is de katoenbouw opgekomen. Verder worden er de gewone tropische en subtropische gewassen verbouwd. Vooral de koffie, waarvan Abessinië het moederland is. wordt aange plant en groeit ook in het wild. Het is den vreemden mogendheden echter voornamelijk te doen om de delfstoffen. Spr. behandelde vervolgens het klimaat, dat in sommige deelen van het jaar moordend kan zijn, en de geschiedenis van het- land en de bevolking. Lang voor Christus heer$chten in Abessinië al vorsten en vorstinnen. Ih de eerste eeuwen na Christus werd in het land de Chris telijke godsdienst gebracht, namelijk de Kop- tische. Een derde der bevolking is echter slechts koptisch, het overige deel is Mohamme- daansch of Heidensch. De bevolking staat op een laag ontwikkelingspeil. Onderwijs is er practisch niet. De koning is oppermachtig. De toestanden in het land zijn nog zeer primi tief, er heerscht een soort feudaal stelsel. Het kerkelijk, burgerlijk en strafrecht is vastgelegd in een boek uit omstreeks 400 en onbekend aan de inboorlingen. De officieele munt is de Maria Theresia-thaler, in het dagelijksch leven gebruikt men zoutstaven. In de negentiende eeuw vochten de Abes- siniërs reeds tegen de Engelschen, die bij Mahdahla werden verslagen. Na 1880 drong Italië in het land binnen. Na vele strubbelin gen werden de Italianen in Maart 1896 bij Adoea totaal verslagen. Waarschijnlijk, zeide spr., zijn de tegenwoordige militaire maat regelen voor een deel gericht op revanche en expansie, vermengd met machtsvertoon tegenover zekere Europeesche mogendheden. De Engelsche politiek is echter zoo eindig de de heer Lempersz tegen de Italiaansche gericht .daar Engeland bij de bevloeiingswer ken in het Noord-Westen belang heeft. En deze beide tendenzen zullen elkaar voorloopig wel in evenwicht houden het voorjaar, koop tijdig ©GH pot (Adv. Ingez. Med.) VRIJDAG 8 MAART. HILVERSUM, 1875 M. VARA 12.— AVRO 4.— VARA 8.— VPRO. 11.— VARA. 3.Orgelspel J. Jong. 8 30 Gram.pl. 10. Morgenwijding VPRO. 10.15 Declamatie J. Le- maire. 10.30 Gram.pl. 11.Vervolg declama tie. 11.15 Zang Jo Hekkert-van Eysden (so praan). 11.45 Gram.pl. 12.— Rembrandt-Thea- terorkest olv. D. Hartogs en Almelo's Dubbel- mannenkwartet olv. E. P. Sommer. 1.45 Ver volg Almelo's Dubbelmannenkwartet. 2.Leo Riemens: Enrico Caruso (met gr. pi.) 2.40 Gram.pl. 3.— Vioolrecital J. v. d. Woucie, A. d. vleugel E. Veen. 4.— Zenderwisseli>ng. 4.05 Kniples. 5.Kinderuurtje. 5.30 De Noten krakers olv. D. Wins. 6.J. Huy (saxofoon) en R. Schoute (piano) 6.10 E-. Walis en zijn orkest. 6.40 Reportage van de Zesdaagsche te Antwerpen (gr.pl.) 7.Zang Albert de Boov. 7,30 C. v. d. Lende: Wetten van deze tijd. 7.50 Gram.pl. 7.57 Herhaling SOS-berichten. 8. Ds. J. W. v. Nieuwenhuyzen: Godsdienstige vormen en gebruiken in het huisgezin. 8.30 Concert L. Bogtman (bariton) en J. Hijman (piano). 9.Dr. J. C. A. Fetter: Vader- en moederreligie. 9.30 Vervolg concert. 10.Vrijz. Godsd. Persbureau. Vaz Dias. 10.15 O v. Tus senbroek: Moderne woninginrichting. 11. Jazzmuziek (gr.pl.) 11.3012.00 Gramofoon- muziek. HUIZEN, 301 M. Algemeen progr. verzorgd door den KRO. 8.009.15 en 10.— Gram.pl. 11.30—12.00 Voor zieken en ouden-van-dagen. 12.15 Gram.pl. 1.Orkestconcert en gram pl. 3.45 Pauze. 4. Zang en voordracht. 5.Causerie. 5.30 Schla- germuziek en gTam.pl. 7.15 Causerie 7.35 Gram.pl. 8.Vaz Dias. 8.05 Orkestconcert mmv. vioolsolist. 9.Voordracht. 9.15 Ver volg concert. 10,— Gram.pl. 10.15 Populair concert. 10,30 Vaz Dias, Gram.pl. 10,45 Populair concert. 11.1512.00 Gramofoonmuzlek. DROITWICH, 1500 M. 10.3510.50 Morgenwijding. 11.20 Orgelspel R. New 11.50 Voor de scholen. 12.16 Trocadero- Cir.ema-orkest. olv. A. v. Dam. 12 50 BBC-dans orkest o.l. v. H. Hall. 1.35 Concert olv. Joh. Hoek. 2 20 Voor de scholen. 3.35 Schotsche Studio-orkest. 4.35 E. Colombo en zijn orkest 5.35 B. Wilson's orkest. 6.20 Berichten. 6 50 en 7.10 Lezing. 7.30 Handelconcert. 7.50 Ope raconcert mmv. solisten, koor en orkest olv. S. Robinson. 8.50 „The Ocean", symphonie van Rubinstein olv. Sir Granville Bantock 9.50 Berichten. 10.20 Lezing. 10.40 Solisten concert. 11.3512.20 Roy Fox en zijn Band. RADIO PARIS, 1648 UI. 7.20 en 8 20 Gram.pl. 12 35 Orkestconcert olv. Gaillard. 8.20 ..Durand, bijoutier spel van Mai'chand. 10.50 Dansmuziek. KALIJNDBORG. 1261 M. 11.201.20 Concert olv. H. Andersen. 2 Zang en piano. 2.204.20 Concert uit rest. „Wivex". 7.30 Orgelconcert O. Ringberg. 7.."0 Radiotooneel. 9.50 BBC-dansorkest olv. H. Hall 10.20—11.50 Dansmuziek.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 11