TTER1
m Kun:
Muziekleven in Zwitserland
Concert te Aerdenhout.
FREULEKEN.
Sproeten komen vroeg in
Sprutol. Bij alle Drogisten.
Radio-Programma
DONDERDAG 7 MAART 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
(Van onzen eigen correspondent)
Steeds weer opnieuw, tot in den laatsten tijd,
heeft men Zwitserland tot de onmuzikale
landen gerekend. En toch is juist hier sedert
de Middeleeuwen de muziek steeds beoefend
geworden, inzooverre men het begrip „mu
ziek" ruim genoeg opvat.
Niet over de muziek-beoefening in de kloos
ters het door Iersche monniken gestichte
klooster St. Gallen was tegen het einde del
gde eeuw in Europa tot een op literair en mu
zikaal gebied toonaangevende macht gewor
den ook niet over de vele minnezangers
of over den Geneefschen horlogemakerszoon
Jean Jacques Rousseau, wiens zangspel „Der
Dorfswahrsager" een geweldig succes was, zal
ik hier spreken. Ik zal 't evenmin hebben over
den opbloei van het volkslied, over de ijverige
beoefening der kopermuziek in de dorpen met
de echt-Zwitsersche combineering van het
„Festspiel", noch over de „Collegia Musica",
de muzikale kringen van geestdriftige muziek
liefhebbers en evenmin over Zwitserland^ als
gastvrij oord voor groote musici: Grétry,
Liszt, Richard Wagner, Brahms. Bussoni,
Mengelberg, Weingartner, Paderewski, Stra-
winsky e. a. Wij willen ons hier uitsluitend be
zighouden met den tegenwoordigen stand der
muziek-beoefening in Zwitserland.
Worden in de jaarlijksche feesten van de
Zwitsersche Toonkunstenaars Vereeniging de
werken van inheemsche musici onder de loupe
genomen dit jaar op 6 en 7 April in Winter -
thur de programma's der -muziekcentra
vertoonen een ruimheid van opvatting, die
lang niet overal in een dergelijke mate wordt
aangetroffen. Geen richting, geen „school",
geen strooming, en geen musicus, van welken
tijd ook, waarvoor in Zwitserland niet door
een uitvoering van het werk propaganda ge
maakt werd. Een kort overzicht van hetgeen
de belangrijkste muzieksteden in de komende
weken bieden, moge de juistheid van deze be
wering bewijzen.
Onder leiding van den dirigent Dr. Volkmar
Andreae treden in de abonnements-concerten
in de „Tohalle" te Z r i c h einde Februari en
begin Maart op de beroemde Duitsche pianist
Wilhelm Backhaus en de temperamentvolle
Weensche violiste Erika Morini, die reeds als
tienjarig wonderkind groot opzien baarde. Op
Goeden Vrijdag eeren Dr. Andreae en zijn ge
mengd koor den 250sten geboortedag van
-Joh. Seb. Bach door de heerlijke Mis in h-mol.
Bovendien wordt in deze concertzaal een veel
belovende voorjaarscyclus van vijf avonden
georganiseerd, die door Molinari uit Rome,
Ernest Ansermet uit Genève, Dr. Hermann
Scherchen Bach's „Kunst der Fuge"!
Andreae en Sturzenegger geleid worden. De
herdenking zal eind Juni met een tiendaagsch
Bach-feest besloten worden.
Na het groote succes, dat het Zürcher
Stadttheater onlangs behaalde met Mous-
sorgsky's opera „Boris Godunow", brengt dit
theater begin Maart de première van ,.Halka",
de Poolsche nationale opera: vervolgens in
nieuwe bewerking voor het eerst in Zurich
de kostelijke operette „Der junge Herr René"
van Leo Fall. Eind Maart de wereld-première
der nieuwe Künneke-operette „Herz über
Bord". In het bijzonder zijn nog te vermelden
het optreden als gast van Sigrid Onégin in
Verdi's „Aïda" en de weder-opvoeringen van
„Parsifal", Wagner's opera, die meer dan 200
jaar geleden hier voor het eerst buiten Bay-
reuth uitgevoerd werd.
De concerten in Bazel staan onder de be
proefde leiding van den grooten dirigent Dr.
Felix Weingartner, die onlangs een eervol be
roep uit Weenen ontving. Geldt zijn 9de sym-
phonie-concert Fransche meesters, zijn 10de
avond in midden-Maart belooft door sympho-
nieën van Schubert en Brahms een groot mu
zikaal genot. De Bazeler koordirigent Hans
Münch leidt een Bach-Handel concert.
Het Stadttheater Bazel brengt op 1 Maart
Goethe's „Egmont" met de muziek van Beet
hoven, die in alle tijden als de belangrijkste
tooneelmuziek heeft gegolden. Niet minder
kan men gespannen zijn op Mozart's komische
opera „Die Gartnerin aus Liebe", waarvan
Mozart zelf aan zijn Moeder schreef: „Mijn
opera is gisteren in scène gebracht en zoo
goed uitgevallen, dat ik u het lawaai onmo
gelijk beschrijven kan".
De leiding der concerten in Bern ligt in
de goede handen van Dr. Fritz Brun. Zijn
extra-concert van 19 Maart biedt in zooverre
iets bijzonders, dat het programma uit drie
viool-concerten: Bacli-Mozart-Beethoven be
staat, die alle door een der eerste musici van
heden, Adolf Busch, vertolkt worden. Brun
heeft op zijn voorlaatste concert liederen van
Othmar Schoeck, gezongen door den begaaf
den bassist Hermann Schey uit Berlijn.
Het Berner Stadttheater bereidt de opera
„Judith" van Arthur Honegger voor, Honeg-
ger, die met Schoeck tot Zwitserland's be
kendste en sterkste componisten behoort. Ook
(Bern brengt een opera van Mozart, n.l.
„Die Zauberflöte". Voor Palmzondag staat
„Parsifal" op het programma en als operettes
komen aan de beurt de zoo rijk aan humor
zijnde stukken van den onsterfelijken Weener
Oscar Strauss „Zwei lachende Augen" en
„Wiener Blut".
Een belangrijk centrum van muziek-cultuur
was van oudsher Winterthur. Deze stad
van 60.000 inwoners dankt haar tegenwoordi-
gen naam als een der meest vooruitstrevende
muzieksteden aan Dr. Hermann Scherchen.
Ploewel Scherchen's sterkte in de interpretee-
ring van moderne werken ligt, krijgt hij op
den laatsten avond van dit seizoen gelegen
heid zijn veelzijdigheid te bewijzen door het
ten gehoore brengen van symphonieën van
Mozart, Haydn en Beethoven. Als gast-
dirigent engageerde Winterthur den Breslauer
„Generalmusikdirektor" en leider der Bay-
reuther Festspiele 1934: Franz von Hoesslin.
Zijn Brahms-Bruckner avond belooft onverge
telijke indrukken.
West-Zwitserland heeft in het
rondtrekkend „Orchestre de la Suisse roman-
de" (dezer dagen gedirigeerd door prof. dr.
Mengelberg) een heerlijk bezit van Europee-
schen roem, dank zij den door alle landen
voor gast-concerten uitgenoodigden. begaaf
den dirigent Ernest Ansermet. zijn beide laat
ste concerten, midden en eind Maart, stellen
Bach-Mozart en nieuwere Fransche meesters
in het middelpunt der belangstelling. De uit
voering der 3de symphonie van Roussel. in het
bijzonder echter die van Debussy's „De zee"
met zijn rijkdom van fijnste klankmengingen
behoort tot het voortreffelijkste, dat Fransche
cultuur de muziek schonk.
Geldt na dl^ beknopte overzicht niet Goethe's
oude woord uit den Faust-proloog: „Wer vieles
brengt, wird manchem etwas bringen"?
Zurich, 27 Febr. 1935
F. K. A. R.
MUZIEK.
Mej. Yvonne van Vloten en de heeren Boris
Pelsky en A. J. Koster Hzn., concerteerden
Woensdagavond in het gebouw van den Reli
gieuzen kring te Aerdenhout. Het was niet
voor de eerste maal: naar ons werd medege
deeld, traden dezelfden daar twee jaar geleden
Omet veel succes op. Dit in aanmerking ne
mende had men nu een talrijker auditorium
mogen verwachten dan opgekomen was. Het
heeft me echter niet gespeten er ditmaal deel
van te hebben kunnen uitmaken, want er is
heel wat ten gehoore gebracht, dat de aan
dacht ten volle waard was, vooral na de pauze.
Het eerste deel van den avond bevredigde
slechts matig. Het kwam me voor dat Pelsky
niet goed bij stem was: zijn zang klonk ge
sluierd, zijn intonaties waren niet alle zuiver.
Zoo zong hij het slot van den in oude litur.
ische manier geschreven Hymne van'Mali-
piero merkbaar te laag. En het was alles nogal
somber: de Italiaansche Volksliederen, de
Hymne en Respighi's „Nevels", maar in deze
laatste compositie trof toch de met eenvoudige
diatonische opvolgingen bereikte expressiviteit
Met Respighi's „Rondzang" kwam voor 't eerst
wat opgewektheid in den trant van een
Spaansch opgesierden Puccini. Maar bij „The
Childrens Corner" daalde m'n stemmings
thermometer weer. De vertolking van den heer
Koster miste alle suggestieve kracht, was
technisch niet onberispelijk en gaf te weinig
kleurverscheidenheid. Daarna kwam mej. Van
Vloten met de aria „Divinités dus Styx", die ze
niet had moeten kiezen, want de stem stond
niet en kon de hooge tonen, van g' af, slechts
met moeite halen. In haar volgende nummers
won haar voordracht gaandeweg en kregen we
de overtuiging.dat een intelligente kunstena
res voor ons stond.
Verreweg het beste gaven alle drie mede
werkenden na de pauze. De Heer Pelsky ver
tolkte de Russische liederen zeer treffend, al
klonk zijn stem nog steeds niet geheel vrij en
de heer Kost-er speelde de pianopartijen met
een virtuositeit en kleur, die verrassend wa-
en, En vooral Rachmaninow geeft den pianist
heel wat te doen! Daar bleef het niet bij:
weer speelde hij Debussy, nu uit de Préludes.
Images en Estampes en het was of een andere
oianist aan den vleugel zat dan bij „The
Childrens Corner". Althans ..Les Terrasses des
audiences" en ..Poissons d' or" werden kleur
rijk. technisch beheerscht en met de ver-
eischte fantasie vertolkt. ..Jardinse sous la
Pluie" ging wat minder goed. mar de bege
leidingen bij de liederen van Caplet, Debussy
en Fauré waren weer voortreffelijk en de
voordracht van mej. Van Vloten was dat ook
Zij zong alles uit het hoofd en noch haar ge
heugen. noch haar uitbeeldend vermogen scho
en een oogenblik te kort.
Met groot genoegen heb ik het tweede deel
van het concert gevolgd.
K. DE JONG.
HET TOONEEL.
EEN INTERESSANT DEBAT VAN DE
JEUGD MET DEN HEER DEFRESNE.
Vioolieerlingen van J. C. Tuyn
De heer Tuyn verheugt zich nog in een on
verwoestbare werkkracht en het is pleizierig,
te zien hoe zijn leerlingen daarvan zichtbaar
den invloed ondergaan. Kleuters herinneren
we ons van vorige uitvoeringen, die op dezen
Woensdagavond voor den dag kwamen met een
stokbeheersching van je welste, en een vin
gertechniek, die alleen bij hard werken is
verkregen. En zoo heel lang is ft ook nog niet
geleden dat jongelui, die nu met een concert
van Viotte of van A. Huber of Rieding op deze
laatste leerlingenuitvoering zoo'n uitsteken
den indruk maakten, den eersten stap deden
op het glibberig pad der viooltechniek.
Ook nu weer hebben we er onder de heel
jonge leerlingen gezien, die den stok hantee-
ren met vaste hand en 't was waarlijk een
aardig „Intermezzo", een zoo jong meiske te
zien spelen, dat later zich zal onderscheiden
door voornamen toon, zooals die veel oudere
leerlingen die zoo buitengewoon goed Han
del's Sonate in D speelde. We zijn hier onge
merkt aangeland bij de oudere leerlingen.
Daarover valt, zooals vanzelf spreekt, meer te
zeggen. Want wat we bij de beginners op
merkten: vaste stokvoering en goede trefze
kerheid, wordt bij de ouderen als vanzelf ver
ondersteld. Maar hier komt ook het persoon
lijk element een woord meespreken, en als
zeer gelukkig voorbeeld van een zoo veelzijdige
ontwikkeling denk ik vooral aan een Largo
uit Handel's Sonate, dat men zich kwalijk
mooier gespeeld kan denken. En „mooi ge
speeld" veronderstelt niet alleen: muzikali
teit, maar ook een degelijke technische be
kwaamheid. Het Concertino van Huber noem
de ik reeds, maar in dit verband mag ik het
nog eens extra in herinnering brengen.
De jongere leerlingen werden begeleid dooi
den heer Henri Berghuis, die dit onvoorbereid
deed. omdat hij zijn zoon, die ziek ligt, had te
vervangen. De solistjes dachten hun accom-
pagnateur af en toe eens „een hak te zetten",
maar ouderen laten zich zoo gemakkelijk niet
„nemen". Gaf een te vroege inzet geen kans,
dan maar eens een te late geprobeerd. Maar
nu: gekheid ter zijde en den handigen bege
leider een pluim gegeven voor zijn attent-zijn.
Heel aan 't slot ten leste nog César Franck's
heerlijke sonate. De pianist Fred Luyken deed
haar aan den vleugel opbloeien in een klan-
kenweelde, die geen wensch onbevredigd liet.
En hij mocht zich vrijelijk uitzingen, omdat
de toon der violiste (mevrouw Schuithuis
Oosterveld) een zoo rijke klankontwikkeling
heel goed verdraagt. Inzonderheid op de G-
snaar was de violiste bijzonder gelukkig, ook
wat de applicatuurwisseling aangaat, die voor
't overige nog herziening behoeft, om de fra
seering zoo ongerept mogelijk te riten. Voor
lichting door Franck's grooten leerling Vin
cent d' Indy zij 'hierbij aan alle uitvoerenden
dezer sonate warm aanbevolen (deel II van
Cours de composition musicale).
In de pauze kwam een lief jong meisje na
mens de leerlingen den leermeester een bloem
stuk in pot aanbieden. Langer nog zal bij hem
de herinnering aan dezen mooi-geslaagden
voordrachtavond levendig blijven door het
schilderstuk van den bekenden Haarlem-
schen kunstschilder Gerbrands, dat hij even
eens ontvangst mocht nemen.
Er volgde nu nog een uitvoering van een
Haydn-symphonie (in Es), door de orkest
klasse. Dit was nu eens een dilettanten-uit
voering, waar de tweede violen in klank en
accuratesse niets onderdeden voor de eerste,
zoodat Haydn's rijke polyfonie bijzonder tot
haar recht kon komen.
G. J. KALT.
Toen het gordijn na de schoolvoorstelling
van Freuleken gisteren weer op ging, zat de
heer A. Defresne achter een tafeltje met groen
kleed op het tooneel. De zaal, vol met jeugd,
bood een ongewoon vroolijk aspect en vol
spanning zat ik, als bezadigd oudere in mijn
loge te wachten op de dingen, die komen zou
den. Een debat tusschen den leider van de
Amsterdamsche Tooneelvereeniging en ae
Haarlemsche jeugd over de opvoering van
Freuleken, dat beloofde interessant te zullen
worden.
De heer Defresne tikte met een hamer op
de 'tafel, en vroeg: „Wie van jullie wenscht
het woord?"
„Ik, mijnheer de voorzitter!" hoorde ik een
hooge meisjesstem in de stalles roepen. Een
algemeen gelach weerklonk van alle rangen.
„Ik heet Defresne", merkte de man op het
tooneel glimlachend op.
Het meisje in de stalles, dat in tusschen was
opgestaan, liet zich niet uit het veld slaan.
„O, dat wist ik wel, maar in onze debating
club zeggen wij ook altijd: mijnheer de voor
zitter!"
„Zooals U wilt!" antwoordde Defresne glim
lachend. „En wat wilde u mij vragen?"
„Waarom U eigenlijk dit oude-pruiken-stuk
op een schoolvoorstelling hebt gegeven?" vroeg
het meisje, en er klonk duidelijk verontwaar
diging in haar stem.
Ik boog mij wat voorover om het meisje
beter te kunnen zien. Duidelijk herkende ik
in haar het lieftallige wezentje, dat tijdens
de pauze in den rookfoyer binnen 5 minuten
3 sigaretten had gerookt. Het debat begon
mij al meer en meer belang in te boezemen.
De heer Defresne, blijkbaar op die vraag
niet bedacht, kuchte eens even. Toen ant
woordde hij:
„Meneer Roelvink is anders in 't geheel
geen ouwe pruik. Hij ziet er nog heel jong
uit met zijn blonde haren!"
„Dat kan wel wezen", riposteerde het
meisje, maar de menschen in zijn stuk zijn
toch ouwe pruiken. Dacht u, dat 'n meisje
van onzen tijd zoo'n spektakel zou maken
over die geschiedenis van Iman met Miebetje.
Als mijn oudere broer zoo wijsneuzig met
mij sprak als die Job met Florrie, zou ik
hem zeggen: „och. jongen, wat zanik je! Wij,
meisjes, weten even goed, wat er in de wereld
te koop is als jullie!"
Als dit een Kamerverslag was, zou ik ach
ter deze woorden moeten schrijven: „hilari
teit", maar ik geef nu maar dadelijk het ant
woord van Defresne.
..Hm ja. dat vermoed ik ook wel. maar u
moet Florrie zien in haar tijd. In de 18de
eeuw waren de meisjes nog niet zoo „bij" als
tegenwoordig".
„Juist daarom hadden wij liever meisjes
gezien van onzen tijd. zooals in Eindexamen
of in Phaea! Waarom krijgen wij nooit zulke
moderne stukken op de schoolvoorstellin
gen?"
Defresne kuchte weer eens. Het was dui
delijk, dat hij er wat mee inzat.
„Ja, ziet u", antwoordde hij eindelijk, „daar
zijn bezwaren tegen. Die stukken zijn niet
zoo geschikt voor de jeugd!"
Van alle rangen kwamen op eens tegelijk
interrupties. Ik hoorde uitroepen als:
„Eindexamen hebben we al lang op de film
gezien!" „Als je dat niet eens mag zien!"
„Wat is daar nou tegen?" „Ik mag alles zien
voor m'n ouders!"
Dat laatste had Defresne blijkbaar ook ge
hoord, want hij ging er dadelijk op in met de
opmerking:
„Ja, maar alle ouders zijn niet gelijk!"
„Dan moeten de ouden maar wat verande-
„Dan moeten de ouders maar wat verande
Het was het meisje uit de stalles, dat dit
riep. Een hoeratje, blijkbaar als instemming
bedoeld, volgde op deze woorden.
De heer Defresne gaf een flinken mep met
zijn hamer op de tafel. Het werd onmiddellijk
stil en toen sprak de heer Defresne ernstig:
„Jongelui, wij dwalen af. Ik stel voor om
van dit punt af te stappen, omdat dit niets met
de opvoering van Freuleken te maken heeft".
..Dat ben ik niet geheel met U eens", zei het
meisje uit de stalles, maar zij ging toch zitten,
haalde een poederdoosje uit haar taschje en
begon was rouge op haar wangen te leggen.
„Wie volgt!" riep de heer Defresne, alsof hij
voor de klas stond, wat al weer hilariteit in
de wat rumoerig geworden zaal verwekte. Een
jongmensch met een uilenbril stond op en
stak zijn vinger in de hoogte. „Ik vraag het
woord, meneer]"
De heer Defresne knikte en het jongemensch
stak van wal.
„Ik heb met belangstelling de voorstelling-
gevolgd en kan mij wel met het spel vereeni
gen", sprak hij niet zonder plechtigheid. „Min
der echter met den stijl van de aankleeding!"
Hij zweeg en de heer Defresne vroeg: „Hoe
bedoelt U".
„Ja, ziet u, wij maken op school wel eens
diorama's en letten dan speciaal op den stijl.
Ik meen nu opgemerkt te hebben, dat de
kamer van baron Averlingh wel 18de eeuwsch
was. maar de meubels niet. Die waren gedeel
telijk uit de negentiende eeuw. En ik betwij
fel ook, of Job in 1785 in een wagentje met
gummi banden zou hebben gereden!"
„Ja, jongmensch', uit dit „jongmensch'
sprak duidelijk de gepikeerdheid van Defres
ne, „wij moeten in Haarlem roeien met de rie
men, die wij hebben!"
„En rijen met de wagentjes, die je hebt'
riep een jongen van het balcon, die blijkbaar
een grappenmaker was.
„Hadt U nog iets?" vroeg Defresne, die
vermoed ik het debat een andere richtin;
wou uitsturen.
„Nee, dank U. Ik b^n voldaan!" antwoord
de het jongmensch en hij begon de glazen
van zijn bril af te vegen.
„lis er nog iemand, die het woord verlangt?
vroeg Defresne.
„Ja, ik, meneer!" Het was een jongen in het
parterre, die sprak.
„Ga uw gang!" antwoordde de heer Defres
ne en hij veegde zich met een zakdoek het
voorhoofd af. Ik kreeg den indruk, alsof hij
het 'n beetje benauwd had.
„Ik wilde wat vragen over Miebetje. Ik vond
ze erg leuk en ik heb mij slap om haar ge
lachen, maar ik kan niet zeggen, dat ik ze
mooi vond!"
„Zeg maar gerust leelijk met die wipneus
en dat peenhaar!" riep de grappenmaker van
het balcon.
De zaal daverde van den lach. De heer De
fresne roffelde met zijn hamer op de tafel.
Toen het eindelijk weer stil was, probeerde
Defresne Miebet-je te verdedigen:
„Je moet denken, het is 'n dochter van 'n
ketellapper en daarom heeft zij zich zoo op
gemaakt!" zei hij.
Nou, maar dan had die Iman toch ook niet
veel smaak," hernam de jongen in het par
terre. „Zegt u nu zelf, z-oudt u met zoo'n meisje
met peenhaar en 'n wipneus gaan flirten?'
Weer algemeen gejoel. Ook Defresne had
blijkbaar schik in het geval; hij antwoordde
tenminste lachend:
„Die vraag beantwoord, ik niet, als zijnde te
persoonlijk".
„Ziet u wel, u zegt niet „ja!" riep de jonge
debater triomfantelijk. „Hier van onze school
zou geen één jongen
Rrrrrrrrtging mijn wekker.
Jammer, jammer, dat ik op dat oogenblik
gewekt moest worden. Het werd juist zoo In
teressant.
Mijn droom was uit, maar ik had er toch iets
an geleerd en wel, dat een debat van de jeugd
met een regisseur na een schoolvoorstelling
toch ook zijn bezwaren meebrengt. Voorloo-
pig lijkt het mij dan ook maar beter om het
zonder debat te doen.
Misschien is het voor een deel ook egoïsme,
dat ik zoo schrijf. Want waar zouden wij. cri
tici, blijven, als de jeugd ons al het gras voor
de voeten ging wegmaaien?
Laat ik tenslotte mogen opmerken, dat de
werkelijkheid anders was dan mijn droom en
het jonge jubliek zichtbaar genoten heeft van
de opvoering van Freuleken. Er is hartelijk
gelachen, vooral om Miebetje, en heit spel
in het bijzonder van Carpentier Alting als Job
en Willy Haak ais Florrie sloeg in deze zaal
vol jeugd geweldig in. Er is na elk bedrijf zeer
warm geapplaudisseerd en aan het slot had
den de spelers een ovatie van de zeer voll
en enthousiaste zaal in ontvangst te nemen.
Ik zou dus willen raden op schoolvoor
stellingen het voorloopig maar te laten bij
stukken als Freuleken en het advies van het
wijsneusje uit de stalles van mijn droom niet
te volgen.
J. B. SCHUIL.
La Nuée des Témoins.
EEN LEEKENSPEL.
Gistermiddag hadden in de bovenzaal van
het Restaurant Brinkmann op de Groote
Markt, dames zich verdienstelijk gemaakt
op de bazar ten bate van de Waalsche kerk
te Haarlem, des avonds was het de jeugd
zooals Ds. Krafft in zijn openingswoord zeide
die haar deel gaf voor de goede zaak door
de opvoering van La Nuée des Témoins, évo-
catïon en un acte van Charles Bost. predi
kant. te Le Havre. Een leekenspel, zouden wij
dit stukje van sterk godsdienstige strekking
waarin de zware offers welke de Hugenoten
voor hun Geloof hebben gebracht, ten voor
beeld worden gesteld aan het tegenwoordige
geslacht.
De schrijver leidt ons binnen in het. kleine
gezin van een Protestantsch geestelijke
Vivarais, waar des avonds na,) zware dagtaak
de predikant zijn vrouw en kinderen vertelt
van den moeilijken geestelijken arbeid, dien
hij ten behoeve van zijn parochianen heeft
verricht. De tegenslag is dikwijls groot en de
toewijding van zijn volgelingen slechts ge
ring, maar hij vindt steun bij zijn vrouw en
zijn kinderen en vooral in zijn onwankelbaar
Geloof. En dan is er de omgeving, het oude
heuvelland van Vivarais, waarin alles hem
herinnert aan den strijd en het lij'den van de
oude Hugenoten, dat hem sterkt en kracht
geeft tot nieuwe daden.
Alleen gebleven met zijn vrouw, vertelt hij
haar, hoe de geesten van het verleden dik
wijls om hem zijn. Soms zegt hij is hij
een visionniair, een ziener, dan valt het te
genwoordige voor hem weg, leeft hij zoowel
in het verleden als in de toekomst, dan wordt
ae werkelijkheid voor hem enkel een symbool.
Tot deze extatische geestvervoering weet hij
ook zijn vrouw te brengen en beiden wachten
zij in het duister op de stemmen uit het ver
leden, die tot hen zullen spreken, wanneer
enkel nog maar de zielen waken,
En dan verschijnen voor hen de helden en
heldinnen, die voor het Geloof gestreden en
geleden hebben, de soldaat, die in bruut ge
weld zijn zaak verdedigde, de verbannene, die
haar land moest verlaten om in den vreemde
rond te dwalen, de gevangene, die in een ker
ker moest zuchten, omdat zij haar Geloof niet
wilde afzweren, de martelaar, die de gruwelijk
ste pijnen heeft verduurd met den naam van
Christus op zijn lippen, maar ook de afvallige,
die zijn Geloof heeft verraden ter wille van
enkele zilverlingen. Het is de martelaar vooral,
wiens voorbeeld de anderen gesterkt heeft, als
het lijden ondragelijk dreigde te worden, maar
als zij allen, soldaat, gevangene en verbanne
ne. hem hulde willen brengen, en de soldaat
voor hem neerknielt om zijn kleed te kussen,
wijst hij dit af, omdat ook hij enkel een werk
tuig in God's hand is geweest en aan God al
leen de roem en de eer toekomt.
In extase zien de predikant en zijn vrouw
bij wie zich ook de dochter heeft gevoegd,
naar deze helden van het Geloof en brengen
hun dank voor het voorbeeld, dat
dezen met hun lijden hen hebben gegeven,
dezen met hun lijden hun hebben gegeven,
hun zegen, opdat zij in de toekomst zal zijn
zooals deze voorvaderen zijn geweest.
„Strijd den goeden Strijd!" zegt de soldaat.
„Bezit uw ziel in lijdzaamheid!" fluistert de
gevangene, „Ons vaderland is in de Hemelen"
spreekt de verbannene; „Vader, in Uw handen
beveel ik mijn geest!" zegt de martelaar.
En wanneer de getuigen uit het verleden
allen uit den stralenbundel zijn verdwenen
doet de predikant zijn dochter opstaan en
teruggekeerd tot de werkelijkheid, wendt hij
zich tot de zaal en stelt hij haar de helden-
die geleden en gestreden hebben voor hun
Geloof, tot voorbeeld.
Een zuiver leekenspel dus. dat enkel de
bedoeling heeft te getuigen. Dramatische
eischen stolt men aan zoo'n stukje niet; het
krijgt zijn waarde door de overtuiging, den
dieperen zin en vooral door het woord. Een
der vele eischen, welke de protestanten aan
hun geestelijke voorgangers stellen, is vol-
aens den predikant in dit stukje welspre
kendheid. Welsprekend is Charles Bost, de
schrijver van La Nuée des Témoins ongetwij
feld. Vooral in de getuigenissen van de ge
loofshelden, waarin hij stijgt tot de extase,
is zijn taal meesleepend en vol gloed. Hier
hooren wij den Franschman in zijn orato
risch talent en wordt hij dichter,
De jonge menschen. die dit spel ten too-
neele brachten, gaven zich met toewijding
aan hun taak. Het was vooral de predikant,
die zijn tekst met begrip zeide en ook in zijn
actie een natuurlijk accent wist te brengen.
Van ongeoefende jonge leeken was moeilijk
te verwachten dat in hun voordracht de
extase zou vibreeren, welke bezieling gaf aan
het woord van deze geloofshelden, maar de
bedoeling van den schrijver kwam toch vol
doende tot zijn recht en deze van diep Geloof
getuigende évocation heeft ongetwijfeld in
druk gemaakt op de aanwezigen. Van de „ge
tuigen" was de verbannene de figuur, die wel
het best geslaagd kan worden genoemd. In
dat gezichtje was werkelijk lang gedragen
leed gegroefd en zij bracht ook het meest de
sfeer vair het „Jenseits" met zich mede op
het kleine tooneel.
De heer W. H. Biele, organist van de Waal
sche kerk. verzorgde op een orgel het muzi
kale gedeelte, dat de stemming van dit ge
wijde spel moest verhoogen.
Aan het slot van den avond sprak Ds.
Krafft zijn dank uit voor het werk, dat de
jonge leden van zijn gemeente met de op
voering van La Nuée des Témoins hadden
gepresteerd en het publiek souligncerde dit
met een hartelijk applaus.
J. B. SCHUIL.
Vnjz.-Dem. Jongeren
Organisatie.
Lezing van den heer J. Lempersz.
Voor de afd. Haarlem van de Vrijz. Dem.
Jongeren Organisatie hield Woensdagavond
de heer J. Lempersz een lezing over: „Wat
gebeurt er in Abessiniè?" De heer Lempersz
begon met een beschrijving van het land
Abessinië. (waarover een beperkte hoeveel
heid literatuur bestaat) in zijn ligging tus
schen Erithrea, Egypte. Britsch gebied en
Italiaansch Somaliland. Het land is dertig
maal zoo groot als Nederland en telt desniet
tegenstaande elf a twaalf millioen inwoners.
Spr. schetste de geologische gesteldheid van
het land. dat practisch het eenige onafhan
kelijke in Afrika is. De gebergten zijn bijna
even hoog als de Alpen, grootendeels uit basalt
opgebouwd en zoo rotsachtig, dat tot eenlgen
tijd geieden het land vrijwel ongenaakbaar
was. Door de terrassenbouw treden verschil
lende klimaten op en daardoor wisselen ook de
flora en fauna sterk af. Door diverse ongun
stige omstandigheden zijn de inboorlingen
van tijd tot tijd gedwongen te emigreeren naar
betere terreinen. Deze nu zijn juist aan de
Italiaansche grens gelegen. Hier ontstonden
onlangs twisten, die tenslotte tot ernstiger
incidenten hebben geleid.
Tijdens de regeering van een vorige keizerin,
Judith, is de katoenbouw opgekomen. Verder
worden er de gewone tropische en subtropische
gewassen verbouwd. Vooral de koffie, waarvan
Abessinië het moederland is. wordt aange
plant en groeit ook in het wild. Het is den
vreemden mogendheden echter voornamelijk
te doen om de delfstoffen.
Spr. behandelde vervolgens het klimaat, dat
in sommige deelen van het jaar moordend kan
zijn, en de geschiedenis van het- land en de
bevolking. Lang voor Christus heer$chten in
Abessinië al vorsten en vorstinnen. Ih de eerste
eeuwen na Christus werd in het land de Chris
telijke godsdienst gebracht, namelijk de Kop-
tische. Een derde der bevolking is echter
slechts koptisch, het overige deel is Mohamme-
daansch of Heidensch. De bevolking staat op
een laag ontwikkelingspeil. Onderwijs is er
practisch niet. De koning is oppermachtig. De
toestanden in het land zijn nog zeer primi
tief, er heerscht een soort feudaal stelsel. Het
kerkelijk, burgerlijk en strafrecht is vastgelegd
in een boek uit omstreeks 400 en onbekend aan
de inboorlingen. De officieele munt is de
Maria Theresia-thaler, in het dagelijksch
leven gebruikt men zoutstaven.
In de negentiende eeuw vochten de Abes-
siniërs reeds tegen de Engelschen, die bij
Mahdahla werden verslagen. Na 1880 drong
Italië in het land binnen. Na vele strubbelin
gen werden de Italianen in Maart 1896 bij
Adoea totaal verslagen. Waarschijnlijk, zeide
spr., zijn de tegenwoordige militaire maat
regelen voor een deel gericht op revanche en
expansie, vermengd met machtsvertoon
tegenover zekere Europeesche mogendheden.
De Engelsche politiek is echter zoo eindig
de de heer Lempersz tegen de Italiaansche
gericht .daar Engeland bij de bevloeiingswer
ken in het Noord-Westen belang heeft. En
deze beide tendenzen zullen elkaar voorloopig
wel in evenwicht houden
het voorjaar, koop tijdig ©GH pot
(Adv. Ingez. Med.)
VRIJDAG 8 MAART.
HILVERSUM, 1875 M.
VARA 12.— AVRO 4.— VARA 8.—
VPRO. 11.— VARA.
3.Orgelspel J. Jong. 8 30 Gram.pl. 10.
Morgenwijding VPRO. 10.15 Declamatie J. Le-
maire. 10.30 Gram.pl. 11.Vervolg declama
tie. 11.15 Zang Jo Hekkert-van Eysden (so
praan). 11.45 Gram.pl. 12.— Rembrandt-Thea-
terorkest olv. D. Hartogs en Almelo's Dubbel-
mannenkwartet olv. E. P. Sommer. 1.45 Ver
volg Almelo's Dubbelmannenkwartet. 2.Leo
Riemens: Enrico Caruso (met gr. pi.) 2.40
Gram.pl. 3.— Vioolrecital J. v. d. Woucie,
A. d. vleugel E. Veen. 4.— Zenderwisseli>ng. 4.05
Kniples. 5.Kinderuurtje. 5.30 De Noten
krakers olv. D. Wins. 6.J. Huy (saxofoon)
en R. Schoute (piano) 6.10 E-. Walis en zijn
orkest. 6.40 Reportage van de Zesdaagsche te
Antwerpen (gr.pl.) 7.Zang Albert de Boov.
7,30 C. v. d. Lende: Wetten van deze tijd. 7.50
Gram.pl. 7.57 Herhaling SOS-berichten. 8.
Ds. J. W. v. Nieuwenhuyzen: Godsdienstige
vormen en gebruiken in het huisgezin. 8.30
Concert L. Bogtman (bariton) en J. Hijman
(piano). 9.Dr. J. C. A. Fetter: Vader- en
moederreligie. 9.30 Vervolg concert. 10.Vrijz.
Godsd. Persbureau. Vaz Dias. 10.15 O v. Tus
senbroek: Moderne woninginrichting. 11.
Jazzmuziek (gr.pl.) 11.3012.00 Gramofoon-
muziek.
HUIZEN, 301 M.
Algemeen progr. verzorgd door den KRO.
8.009.15 en 10.— Gram.pl. 11.30—12.00 Voor
zieken en ouden-van-dagen. 12.15 Gram.pl.
1.Orkestconcert en gram pl. 3.45 Pauze. 4.
Zang en voordracht. 5.Causerie. 5.30 Schla-
germuziek en gTam.pl. 7.15 Causerie 7.35
Gram.pl. 8.Vaz Dias. 8.05 Orkestconcert
mmv. vioolsolist. 9.Voordracht. 9.15 Ver
volg concert. 10,— Gram.pl. 10.15 Populair
concert. 10,30 Vaz Dias, Gram.pl. 10,45 Populair
concert. 11.1512.00 Gramofoonmuzlek.
DROITWICH, 1500 M.
10.3510.50 Morgenwijding. 11.20 Orgelspel
R. New 11.50 Voor de scholen. 12.16 Trocadero-
Cir.ema-orkest. olv. A. v. Dam. 12 50 BBC-dans
orkest o.l. v. H. Hall. 1.35 Concert olv. Joh.
Hoek. 2 20 Voor de scholen. 3.35 Schotsche
Studio-orkest. 4.35 E. Colombo en zijn orkest
5.35 B. Wilson's orkest. 6.20 Berichten. 6 50
en 7.10 Lezing. 7.30 Handelconcert. 7.50 Ope
raconcert mmv. solisten, koor en orkest olv.
S. Robinson. 8.50 „The Ocean", symphonie
van Rubinstein olv. Sir Granville Bantock
9.50 Berichten. 10.20 Lezing. 10.40 Solisten
concert. 11.3512.20 Roy Fox en zijn Band.
RADIO PARIS, 1648 UI.
7.20 en 8 20 Gram.pl. 12 35 Orkestconcert
olv. Gaillard. 8.20 ..Durand, bijoutier spel
van Mai'chand. 10.50 Dansmuziek.
KALIJNDBORG. 1261 M.
11.201.20 Concert olv. H. Andersen. 2
Zang en piano. 2.204.20 Concert uit rest.
„Wivex". 7.30 Orgelconcert O. Ringberg. 7.."0
Radiotooneel. 9.50 BBC-dansorkest olv. H. Hall
10.20—11.50 Dansmuziek.