1
WEEKABONNEMENTEN
REGENJASSEN
VOORJAARSJASSEN
GR.HOUTSTR.hoek gr markthaarlen
HANDELSBLAD
TREFFERS'
De bloem van den dag.
Nieuwe Uitgaven.
VRIJDAG 22 MAART 1935
HSÏKLEM'S DAGBLAD
6
LETTEREN EN KUNST
FILMKUNST.
DE ESKIMO-FILM VAN
W. S. VAN DUKE.
W. S. VAN DUKE, regisseur van
„Eskimo".
Het Luxor-Theater zal deze week de Eskimo-
film vertoonen, waarmee de regisseur W. S.
van Dijke opnieuw naam heeft gemaakt. Dit
werk valt zoozeer buiten 't gewone kader, dat
men het moeilijk met iets anders kan verge
lijken. Misschien zou men het nog het beste
kunnen classificeer en onder de rubriek na
tuurfilms, een genre, dat dezelfde Van Dijke
met Trader Horn en dr. Arnold Fanck met zijn
Alpenfilms heeft geïntroduceerd. Maar Eskimo
onderscheidt zich op gunstige wijze van der
gelijke proeven, doordat hier niet de vroe
ger zoo storende disharmonie tusschen de do
cumentaire bestanddeelen en het „verhaal
tje" zich opdringt. Bij deze nieuwe film is de
harmonie, welke een kunstwerk allereerst
noodig heeft, volkomen bereikt. De film is
documentair* van zeldzame beteekenis en ro
mantisch vol bekoring en spanning. En deze
romantiek is niet ingelascht. maakt althans
nergens den indruk, een invoegsel te zijn,
maar spruit als een natuurlijk voortbrengsel
uit de zakelijke gegevens voort.
Deze Eskimo-wereld kan, ongeforceerd, zich
zelf blijven en toch als tragische factor werk
zaam zijn. De tragiek wordt hier teweegge
bracht door de tegenstelling met een nieu
wen factor, ook louter als documentair ge
geven aanschouwelijk gemaakt. Dat is de
Europeesche, of in dit geval dan de Arne-
rikaansche beschaving, welke zich met dit
oervolk bemoeien gaat.
Een tweede oorzaak van de harmonie, welke
dit werk kenmerkt, is de omstandigheid, dat
er geen onderscheid is tusschen beroeps-ac
teurs en uit de bevolking gerecruteerde fi
guranten. Deze Eskimo's gaan hun gewonen
gang en leven het dagelijksche leven, .waaraan
voor hen niets opmerkelijks is. Het eenige is,
dat ze' dit thans ten overstaan van den film
operateur hebben gedaan.
Het wonder is hierbij echter dit: dat ze zich
van de camera niets hebben aangetrokken.
Geen oogenblik"hindert de aanblik van men-
schen of situaties, die klaarblijkelijk „gekiekt"
zijn. Nergens stoort eenige gêne of eenige
verontrusting, Hetis., of de befaamde „on
zichtbare man" zich 'hier met een onzichtbaar
filmtoestel tusschen dit volkje genesteld
heeft en aldaar onbemerkt zijn opnamen beeft
kunnen maken. De volkomen argeloosheid is
het, welke deze scènes haar bijzondere beko
ring verleent.
Bij eenig nadenken begrijpt men, dat dit
alles slechts schijn is. De Eskimo's hebben
natuurlijk met de onophoudelijke aanwezig
heid van de film-operateurs rekening gehou
den. En bovendien hebben deze den roman
ineengezet, welke de Eskimo's ten hunnen
behoeve hebben moeten spelen. Maar is dit
het geval, dan zijn deze eenvoudige inboor
lingen acteurs van belang, want wat zij ver
toonen is zoo zuiver gevoeld en zoo prachtig
doorleefd, dat een beroepsspeler het hun niet
kan verbeteren. Inzonderheid de mannelijke
hoofdpersoon, een zeldzaam mooi mensch,
zoowel van uiterlijk als van inborst, behoort
men onder de prominenten te rangschikken.
Beteekenis geeft aan deze film. dat ze niet
slechts een ethnologisch document is, maar
■daarbij een sociale strekking heeft. En deze
fligt er. ondanks of misschien juist door de
natuurlijke en argelooze inkleeding, zoo dik
op, dat de schaamte, een „beschaafde"' te
zijn bij den toeschouwer de bewondering voor
de schitterende foto's en de spanning om de
boeiende jacht- en vischvangsttafereelen gaat
overheerschen
Wat een ellendelingen zijn wij. parasieten
op de machteloosheid der primitieve volken,
toch eigenlijk! Die Eskimo's leven daar in
een uithoek der aarde hun sober leven en de
„witte man" komt, en rooft hun voor een
buks met patronen een kapitaal aan met ont
bering en inspanning verworven vellen en
pelzen af. Hij voert de beminde vrouw van
den Eskimo dronken, verkracht haar, ver
breekt beloften en lacht den eenvoudige uit,
die daarop blijkt te hebben vertrouwd. En als
de Eskimo dan, verbitterd over een dergelijke
vergelding van zijn zoo gul aangeboden vriend
schap, den blanken kapitein van het roof
schip met zijn harpoen doodt, sturen de
„witte mannen" een politie-expeditie uit om
den moordenaar op te hangen.
Daarvan begrijpt Mala, de hoofdpersoon
van dit drama, niets en. het is hem ook niet
bij te brengen. Tragi-komisch werkt de ont
moeting tusschen den arrestant en den in
specteur van politie, die hem moet vonnis
sen. Het eenige wat Mala begrijpt is, hetgeen
hij aldus als advies aan zijn stamgenooter.
formuleert: „Laat je liever doodhongeren dan
hulp te zoeken bij de witte mannen
Men. zou deze film een tegenhanger kun
nen noemen van Massacre, waarin de uitmoor
ding van de Indianen door de blanken is
weergegeven. Maar Eskimo staat zoowel wat
de artistieke als de sociale overtuigingskracht
betreft, op een hooger peil. Wat men hier te
zien krijgt op het gebied van de jacht op wal-
vïsschen, rendieren en walrussen, is een ver
bluffend staal van artistieke en documen
taire foto-reportage. En hoe innig van sfeer
zijn de huiselijke tafereeltjes met hun zonder
linge aspecten en vreemde verhoudingen. Welk
een ontroering gaat er uit van deze onver
staanbare taal met haar weemoedig-zachte
klanken en kinderlijke woordverbindingen.Maar
boven alles: welk een nobelheid straalt er uit
van deze eenvoudige heldenlevens. Men zou
kunnen, zeggen, wat Homerus voor de
primitieve Trojanen heeft gedaan, is Van
Dijke gelukt ten opzichte van dit primitieve
'Poolvolk: hij heeft het epos van de Eskimo's
in dichterlijke filmtaal geschreven.
Het bijprogram in Luxor zal deze week we
gens de lengte van de hoofdfilm slechts uit
een reisfilm en de weekjoumaals bestaan.
H. G. CANNEGIETER.
Harry Baur in Moscousche
Nachten.
De liefhebbers van filmkunst kunnen de
komende week van een tweetal eersterangs
werken genieten. In het Luxor Theater Eski
mo, het meesterwerk van Van Dyke, in het
Rembrandt Theater de grootsche schepping
van Harry Baur in Granowski's Les Nuits
Moscovites.
Hoewel Baur ook weer in dit werk als een
buitengewone acteur de aandacht op zich con
centreert, zou men den regisseur en de overige
spelers te kort doen, zoo men de vertooning
louter om deze „ster" ging bijwonen. Want
afgezien van het indrukwekkend optreden
van den Franschen filmspeler blijft het werk
als zoodanig een eerbiedwaardig stuk kunst,
en komt ook aan het fijngeschakeerde spel
van Annabella en vooral aan den forschen en
nobelen stijl van Pierre Richard Willm. dien
wij in Le grand jeu reeds als een jeun premier
van goed gehalte hebben leeren kennen, de
verdienste toe, dat zij door hun medewerking
een artistieke daad van beteekenis hebben
tot stand gebracht.
Granowski, die van zijn Russische oriëntatie
profijt heeft kunnen trekken, doordat de door
hem naar een scenario van Pierre Benoit be
werkte geschiedenis in zijn vaderland speelt,
heeft dit oorlogs- en spionnage-verhaal, waar
van een liefdesdrama de kern vormt, zoo rus
tig en evenwichtig gecomponeerd, dat de
spanning, de ontroering en de opwinding door
den vlotten en bevalligen gang van het werk
tot een aangename emotie worden. Het sen-
sationeele is hier geen hoofdzaak, maar neemt,
evenals de contarstwerking, ontstaande uit de
onmiddellijke overgangen tusschen de oor
logsverschrikkingen en de mondaine festijnen-
slechts de bescheiden en ondergeschikte plaats
in van een uitdrukkingsmiddel, noodig om het
effect van het eigenlijke gegeven te ver
sterken.
Dit eigenlijke gegeven is de liefde van twee
wel. zeer verschillende mannen voor een. en
dezelfclg. vrouw. Natasclia.dochter van een
verarmd edelman, is door dezen uitgehuwe
lijkt aan den' graanhandelaar Brioukow, een
voor zijn middelbaren leeftijd hij blijkt 47
te zijn er bijna aftands uitziend man, die
echter in de hartstocht en de gaafheid van
zijn liefde voor geen jeugdigen minnaar on
derdoet.
Men kan het Natascha vergeven, dat ze van
dezen onsmakelij ken drinkebroer, die ook in
zijn zaken geenszins een fijnen geest open
baart, ondanks haar eerlijke pogingen, niet
leert houden, en dat ze onmiddellijk „weg" is,
wanneer zij, ze fungeert tijdens den oorlog
als verpleegstér, in het hospitaal den char-
manten Kapitein Ignatof tot patient krijgt.
Ignatof is van zijn kant ook terstond tot in
het diepst van zijn wezen door Natascha's ver
schijning getroffen, en hij rilt van afschuw,
als hij haar verloofde ontmoet. Toevallig ge
wordt hem de taak. Brioukow te betrappen
op fraude met een meelleverantie, hetgeen de
situatie tusschen de beide mannnen ver
scherpt. Brioukow, wiens haat jegens den
jongeren medeminnaar tot krankzinnigheid
aangroeit, weet Ignatof in zijn macht te krij
gen door hem een fabelachtig hoog bedrag bij
de speeltafel af te winnen. De spionne Sabline
maakt van Ignatof's ongelegenheid mis
bruik, maar juist in het oogenblik, waarop zij
aan haar vorstelijk geschenk de voor een of
ficier onteerende voorwaarde om zijn vader
land te verraden verbindt en hij naar de tele
foon grijpt om haar te laten arresteeren, ver
schijnt het peloton, dat haar gevangen moet
nemen en dat nu ook den kapitein, met het
geld vóór zich, in deze compromitteerende om
standigheden aantreft.
De schijn is tegen Ignatof, en. hoe harts
tochtelijk hij in de bewogen terechtzitting zijn
onschuld bepleit, het vonnis zal ongetwijfeld
ten zijnen laste uitvallen. Tenzij een nieuw
opgeroepen getuige
Deze getuige a décharge is Brioukow. Maar
Brioukow zal een getuige a charge zijn. Reeds
"bij voorbaat verheugt hij er zich op, door een
valsche verklaring den man, die hem zijn
liefde en daarmede den zin van zijn leven
ontnomen heeft, te kunnen dooden. In een
dronkemansvizioen ziet hij Ignatof al tegen
den muur staan en tegenover de wanhopig om
medelijden smeekende Natascha speelt hij
reeds een lugubere komedie, waarbij hij het
vuurpeloton voorstelt en Ignatof's levenskaars
uitblaast.
Maar Brioukow is als een echte Rus een ge-
loovig, zoo niet bijgeloovig man, en als hij bij
de rechtzitting den eed op., het h-
Mala bedreigt den politie
agent in de film „Eskimo",
die deze week in het Luxor
Theater zal draaien.
hebben een individueel karakter
(Adv. Ingez. Med.)
moet afleggen en de pope hem op de gevolgen
voor de eeuwigheid wijst, voelt hij, hoe met
dien eed hem de prooi wordt ontnomen. In
deze scène, waarin de vertwijfelde oude man
langen tijd aarzelt, of hij het instinct van den
haat of de plicht van het geloof zal volgen,
culmineert het spel van Baur. Hier is het, dat
hij tot een Shakespeariaansche figuur boven
zijn omgeving oprijst en dat zijn creatie de
macht krijgt van Bouwmeester's Shylock.
Maar hoe schitterend is ook het slot: terwijl
het jonge paar alle gevaar en beproeving ver
geet in den bruidsnacht, zit de oude man, suf
van drank en dans, tusschen zijn onontbeer
lijke Zigeuners, die met hun opwindende mu
ziek zijn smart trachten te verdooven. „Na
tascha!" „Natascha!" fluistert het uit dit
wezenloos voor zich uitturend gelaat, waarop
zich de onpeilbare ellende van een verloren
ziel afspiegelt. Wat Harry Baur hier bereikt
heeft, overtreft al hetgeen hem tot nog toe
zijn roem heeft bezorgd.
In het bijprogramma van Rembrandt zal
men de eerste proeve van een reeks Neder-
landsche cabaretfilms en het spel van de
Terrek-Kozakken kunnen genieten.
H. G. CANNEGIETER.
MUZIEK.
CHRISTELIJKE ORATORIUM
VEREENICINC.
Mafthaus-Passion.
De jaarlijks terugkeerende groote gebeur
tenis in het muziekleven, de uitvoering der
Matthaus-Passion kreeg in dit Bach-her-
denkingsjaar nog bijzondere beteekenis. Het
was misschien met het oog daarop, dat dit
maal het aantal coupures minimaal was,
zoodat we een bijna integrale uitvoering van
het gigantische werk te hooren kregen. En
zoo klonken de laatste tonen van het monu
mentale slotkoor pas kort voor half twaalf.
Het gevorderde uur noodzaakt mij dus, kort
heid te betrachten.
In bijzonderheden' behoeven we de Passie
vertolking der C.O.V. niet meer na te gaan.
We zijn met de opvatting" van George Robert
vertrouwd geraakt maar het is toch verheu
gend te kunnen waarhemën. clat de vertol
king elk jaar winst aan gaafheid en uitdruk
kingskracht heeft te boeken. En zoo nu in
het eerste deel de pracht en soepelheid van
den koorklank vooral de aandacht trok, in
het tweede deel was het vooral de drama
tische expressie, die hier tot een heftigheid
en een felheid van tegenstellingen leidde, als
we ons van vroegere uitvoeringen niet kun
nen 'herinneren, en die ons de tragiek van
het gebeuren ten volle deed gevoelen en
mede beleven.
De inschakeling van de altaria. met koor
„Sehet, Jesus hat die Hand" mag toegejuicht
worden, temeer, daar de altpartij door
Theodora Versteegh zeer mooi gezongen werd
en de zachte, schuchtere interjecties van
het koor aan dit. fragment een bijzondere
levendigheid gaven.
Als hoogtepunten van sublieme schoonheid
lieb ik aangeteekend het spannende in een
heerlijk pianissimo gezongen slot van no. 24,
de uiterst expressieve zang van Louis van
Tulder in het volgende nummer, de tenor-
aria met koor (no. 26). het duet van sopraan
en alt (no. 33) en ;het daarbij aansluitende
koor, de altaria no. 36 met haar innige en
hartstochtelijke klachten en de altaria „Er-
barme dich", de sopraanaria no. 58. waarin
ook fb.iten en hobo's goed concerteerden,
maar waarvan het tempo mij wat langzaam
voorkwam, de koren .Xaszt ihm kreuzigen",
het koor „Sein Blut". Het Zijn enkele gre
pen. Dat de koralen, de groote koraalfanta
sieën en het slotkoor prachtig vertolkt wer
den en dat het jongenskoor paraat was zij
daarnevens vermeld.
Niet steeds gelukkig waren de oboi. die in
de nos. 18 en 19 zeer onzuiver speelden en
ook in no. 70 niet op dreef bleken. De con
certmeester van het U.S.O. Jan Oellers speel
de de groote vioolsolo in de aria no. 47 uit
stekend. George van Renesse behandelde het
clavecin zóó bescheiden en smaakvol, dat de
klank er van niet hinderlijk was en Piet
Halsema bereikte op het orgel grandioze
werkingen.
Wat de vocale solisten aangaat: To van
der Sluys en Theodora Versteegh voldeden in
alle hun toevertrouwde soli: hun duet is al
gememoreerd. Louis van Tulder was een
voortreffelijk Evangelist. Max Kloos' zang
leek mij in den aanvang niet zoo hoog en
waardig als we ons van vroeger herinner
den, maar het kwam mij voor alsof hij hoe
zijn kleine ADVERTENTIES
a II.in het
Bijkantoor Haarlem en Omstreken
TEMPELIERSSTRAAT 32
HET WOORD ZEGT HET REEDS
99
zijn altijd r&ak.
langer hoe beter werd, zoo dat we in het ver
der verloop van den avond weer den onover
troffen vertolker der Christuspartij in hem
moesten erkennen. Bogtman zong wel goed
maar ik meen hem toch wel eens mooier ge
hoord te hebben, dan Donderdagavond het
geval was.
Aan George Robert een eeresaluut! Hoe de
koren slaagden heb ik al vermld; hij hield
bovendien ondanks den langen duur tot het
laatst toe de spanning er onverzwakt in.
Zoo was deze jaarlij ksche uitvoering wer
kelijk weer een gebeurtenis.
K. DE JONG.
HET TOONEEL.
Door Inspanning Uitspanning
HET SCHOONE AVONTUUR.
Het zal wel op voorstel van mevrouw Opdam,
die tot voor kort regisseuse van Door Inspan
ning Uitspanning was, zijn geweest, dat deze
dilettanten-tooneelvereeniging Het Schoone
Avontuur ter opvoering' heeft uitgekozen. Want
mevrouw Opdam herinnerde zich dit blijspel
van Caillavet, de Fiers, en Rey natuurlijk van
de opvoeringen van Royaards in den tijd, toen
zij zelf nog' bij dat gezelschap verbonden was.
Toch leek het mij een waagstuk toe om juist
dit stuk uit te kiezen. Dilettanten voelen zich
nooit zoo op hun gemak, wannéér zij zich in
Fransche kasteelen, omringd door de aristocra
tie van Parijs,, moeten bewegen en wij hadden
dan ook wel wat 'goeden wil noodig om ons
gisterenavond in dat milieu te verplaatsen.
Ook bleek Eén Schoon Avontuur wel wat ver
ouderd te zijn. Sommi'gen zullen zich deze
comedie, waarin Helene de Frévillac vlak voor
haar huwelijk met den man, dien zij lief heeft,
er tusschen uit trekt om naar een allerliefste
verstandige grootmoeder te vluchten en daar
het geluk te vinden, dat zij van den voor haar
bestemden echtgenoot niet verwacht, nog wel
herinneren. Het vertoont alle eigenschappen,
die Caillevet en de Fiers bezaten, en heeft
indertijd in ons land vooral succes gehad dooi
de rol van de grootmoeder, dié indertijd door
mevrouw Sablairolles met zooveel geest en
charme werd gespeeld.
Het was te verwachten, dat de werkende le
den van D. I. U. deze comedie in den Holland
sehen toonaard zouden transponeeren.
Vooral in I was dit zeer merkbaar en het
deed natuurlijk Cailluvet en de Fiers wel
schade. Maar in het tweede bedrijf, in de
rustige atmosfeer van de oude, lieve me
vrouw de Frévillac, hinderde dit minder en
omdat deze comedie geheel om dit bedrijf ge
schreven is. vond de opvoering daar dan ook
het succes, dat zij verdiende.
Dat succes was voornamelijk te danken aan
mevrouw J. de MonLug tig, die in de oude
mevrouw de Frévillac wel een bijzonder dank
bare rol had getroffen en deze lieve, verstan
dige, grijze dame dan ook alleraardigst speel
de. Alle jonge menschen zullen zich in péni-
bele omstandigheden zulk een tactvolle groot
moeder mogen wenschen. Mevrouw de Mon
wist aan mevrouw de Frévillac al het relief
te geven, dat zij behoefde. Zij speelde gees
tig zonder nadrukkelijkheid, beschaafd en
met charme, zoodat voor-haar het succes van
den avond was.
Mevrouw HoebenBaas was Helene, de rol,
die eens door mevrouw Royaards werd ge1
speeld. Mevrouw Hoeben is een kracht, waar
op. D. I.' altijd'weer kaïi rekerien. Zij had
als Hëiéne zeer góede oogen-blikken, zooals
in het tooneel, toen haar jonge vriendin be
zwoer alleen maar te trouwen met een man,
dien zij lief had en in het scènetje met haar
grootmoeder 'in III al bleef zij dan ook
voortdurend in het Hollandsch. milieu. Dit
was nog meer het geval met den heer Mourik,
die André tot leven had te brengen. Het em
plooi van jeune premier biedt altijd moeilijk
heden althans op het tooneel en daarbij
kwam nog, dat deze André wel in zeer moei
lijke omstandigheden door den schrijver ge
plaatst wordt. Wanneer wij met deze factoren
rekening houden, kunnen wij zeggen, dat de
heer Mourik het er nog zeer bevredigend
heeft afgebracht.
De heer Schoon was als Valentin le Bar-
royer gisteren de beste onder de heeren. Hij wist
van dezen drogen vrijer, die zich op de reken
kamer meer op zijn gemak voelt dan bij zijn
meisje, een heel aardig type te maken. Dat
was lang niet slecht, vooral omdat hij aldoor
ook in de meest gekke situaties een
mensch bleef. In het bijzonderin het derde
bedrijf was hij goed op dreef. En hoe gemak
kelijk zou men deze rol hebben kunnen be
derven en zou Valentin een kluchtspelfiguur
zijn geworden. De heer Schoon heeft hem
hiervoor gevrijwaard en speelde dezen houten
vrijer toch met komisch accent.
De heer Wouda had 't gisteren niet moeilijk
als graaf d'Eguson. Hij zou misschien nog
meer uit de rol Ivbben kunnen halen, wan
neer hij den „geleerde" sterker had getypeerd,
maar hij bleef althans loffelijk binnen de
perken van de comedie en zag er dank zij
den kapper André Steenman ook goed uit.
Mej. A. Koning speelde gravin d'Eguson leven
dig en wist van allen het meest de Fransche
sfeer te benaderen.
Over het algemeen wonnen de dames het
in de salons van graaf d'Eguson van de hee
ren. Zij zagen er allerbekoorlijkst uit
vooral mej. B. de Mon als Jeanne de Tercil
en hadden loffelijk veel werk van hun
toiletten gemaakt. En een bijzonder compli
ment verdient D.I.U. ook voor de verzorging-
der decors, waarbij men weer alle medewer
king' had verkregen van den tooneelmeester
van den schouwburg aan den Jansweg. Laat
ik ook niet mej. C. Smit vergeten te noemen,
die als Jeantine. de oude gedienstige van
mevrouw de Frévillac, een der best geslaagde
figuren was.
Al ontbrak er dus wel iets aan deze voor
stelling, zoo heeft D.I.U, toch naar haar beste
krachten deze comedie van Caillavet en de
Fiers gespeeld, en zij heeft althans eens een
stuk geïntroduceerd, dat wij tot nu toe nog
niet van dilettanten hadden gezien. De
schouwburg was als steeds bij D.I.U.
flink bezet en het publiek heeft zich uitste
kend met dat Schoone Avontuur vermaakt,
zoodat de voorstelling voor deze oudste
Haarlemsche dilettanten-tooneelvereeniging
en vooral voor mevrouw de Mon-Lugtig een
succes werd.
J. B. SCHUIL.
(Adv. Ingez, Med.),
BIJNA 64 JAAR IN BETREKKING
Aan den heer G. D. P. Hos, matrijzenmaker
bij de firma Joh. Enschedé en Zonen, is met
ingang van April door genoemde firma eervol
ontslag verleend; hij is tevens in het genot
van pensioen gesteld.
Als eengroote bijzonderheid kan nog ver
meld worden dat de heet Hos 1 Mei 1871 in
dienst is getreden,, dus op een maand na 64
jaar in betrekking is geweest en bijna zonder
verzuim.
De tulp.
Het geslacht Tulipa bevat een groot aantal
soorten, die meestal in het wild groeien in de
steppen en rotsachtige vlakten van Voor- en
Midden-Azië. In Kennemerland, o.a. in de
omgeving van Bloemendaal, staan op sommi
ge buitenplaatsen honderden exemplaren
van de verwilderde, gele boschtulp (Tulipa
syvestris), die i'n het wild groeit in Z.-Europa.
De tulp is een mooi voorbeeld van een plant
der Liliaceae of Lelie achtigen, bolgewassen
met zes meeldraden en een bovenstandig
vruchtbeginsel. Door de kweekers wordt on
derscheid gemaakt tusschen de gewone tul
pen en „botanische" tulpen. Met deze laatste
bedoelen ze de tulpensoorten, die nog sedert
kort uit de natuur zijn gehaalr en nog niet
of maar zeer weinig den invloed der verede
ling hebben ondergaan. Zulke soorten vindt
men in mooie exemplaren op de tentoonstel
ling, b.v. Tulipa Forsteriana' T. Kaufman-
niana, T. clusiana, e.a.
Maar verreweg het meerendeel van al de
honderden tulpensoorten luistert naar den
naam van Tulipa Gesneriana, zoo genoemd
naar Conrad Gesner, die in 1559 de plant voor
het eerst zag in een tuin te Augsburg,
Wellicht was Tulipa Gesneriana al een
mengsel van bastaarden uit de Turksche tui
nen. Enkele jaren later groeiden de tulpen
reeds veel in de tuinen der Fuggers, de geid-
aristocraten dier dagen. Nu is de verschei
denheid 'bij de tulp zoo groot, dat we al
leen maar enkele groepen zullen noemen. Zeer
vroeg bloeit b.v. de lage roode en -witte Due
van Tholl, die veel wordt gebruikt voor het
vervroegen in potten en die men met Sinter
klaas al kan koopen. Cottage tulpen zijn af
komstig van in Engeland op de buitengoede
ren verwilderde oudere rassen, die later weer
in de mode kwamen. Bekend zijn de lang-
stelige;, hooge Darwin-tulpen, die tot ver in
deiï voorzomer bloeien. Hiervan---zijn de
Rembrandt-tulpen afkomstig', die meer bonte
kleuren hebben met gestreepte en geveerde
bloemen. Bij de firma Krelage zijn de Mendel-
-tulpen gekweekt, bastaarden „tusschen de lage
Due van Tholl en de hooge Darwins. Na
proefnemingen van pl.-m. zes jaar zijn zoo
doende de onderling weer sterk variëerende
Mendeltulpen ontstaan, lang van steel en
met een bloeitijd, die de lacune tusschen
vroege en late soorten gelukkig aanvult. Op
de tentoonstelling is het ook de moeite waard
om eens te letten op de monstruose of parkiet
tulpen met hun grillig- gekleurde bladeren en
buigzame bloemstelen.
A. MELLINK.
dienen uiterlijk Dinsdagsavonds betaald te
zijn daar de bezorgers op Woensdag af
rekenen.
DE ADMINISTRATIE.
LEDEN COMMISSIE VAN ADVIES BEDRIJFS-
RADENWET.
De miniser van Sociale Zaken heeft be
noemd tot leden van de Commissie van Ad
vies, bedoeld in art. 8 der Bedrijfsradenwet
i kerncommissie industriede heem W. Ch.
Daalen en mr. dr. J. J. M. Noback, beiden te
Haarlem.
Alphonse Daudet: „Lettres de
mon moulin".
In de reeks „Les meilleurs Auteurs Francais"
(Uitgave J. H. Meulenhoff, Amsterdam) is de
derde druk verschenen van „Lettres de mon
moulin", een keuze door P. van Duinen uit de
beroemde, gelijknamige serie vertellingen van
Alphonse Daudet. Het boekje werd herzien
door mej. W. G. Kernkamp.
Waldcmar Bonsels: „Die
Biene Maja.".
Bij J. M, Meulenhoff te Amsterdam ver
scheen voorts de vijfde druk van Waldemar
Bonsels' „Die Biene Maja und ihre Abenteuer",
voor het schoolgebruik bewerkt door dr.
G. Ras. Dit fijnzinnige verhaal werd met
„zwartjes" van Jan Wiegman opgeluisterd.
Dezelfde kunstenaar leverde voor het omslag
een 'fleurige teekening.
..Wilhelm Hauff: Das Wii'tshaus
im Spessart.
Eveneens in vijfden druk verscheen bij J. M.
Meulenhoff te Amsterdam „Das Wirtshaus im
Spessart" van Wilhelm Hauff. J. J. H. Lam-
bermon verzorgde deze uitgave en voorzag
haar van aanteekeningen. Jen Wiegman tee-
kende een aardige voorstelling op den omslag
en illustreerde het boekske.
Trois chefs d' Oeuvre.
Drie meesterwerken van drie groote Fran
sche schrijvers bevat dit onder dezen titel ver
schenen boekje, n.l. vertellingen van Victor
Hugo, Honoré de Balzac en Guscave Flaubert.
Aan elk der verhalen gaat een biografie en een
portret van den auteur vooraf.
Ten behoeve der scholen voorzag dr. G. G.
Ellerbroek deze ui'gave van een uitgebreide
vocabulaire. Ook dit werkje verscheen in de
bekende serie van J. M. Meulenhoff „Les meil
leurs Auteurs Francais".