1 WEEKABONNEMENTEN REGENJASSEN VOORJAARSJASSEN GR.HOUTSTR.hoek gr markthaarlen HANDELSBLAD TREFFERS' De bloem van den dag. Nieuwe Uitgaven. VRIJDAG 22 MAART 1935 HSÏKLEM'S DAGBLAD 6 LETTEREN EN KUNST FILMKUNST. DE ESKIMO-FILM VAN W. S. VAN DUKE. W. S. VAN DUKE, regisseur van „Eskimo". Het Luxor-Theater zal deze week de Eskimo- film vertoonen, waarmee de regisseur W. S. van Dijke opnieuw naam heeft gemaakt. Dit werk valt zoozeer buiten 't gewone kader, dat men het moeilijk met iets anders kan verge lijken. Misschien zou men het nog het beste kunnen classificeer en onder de rubriek na tuurfilms, een genre, dat dezelfde Van Dijke met Trader Horn en dr. Arnold Fanck met zijn Alpenfilms heeft geïntroduceerd. Maar Eskimo onderscheidt zich op gunstige wijze van der gelijke proeven, doordat hier niet de vroe ger zoo storende disharmonie tusschen de do cumentaire bestanddeelen en het „verhaal tje" zich opdringt. Bij deze nieuwe film is de harmonie, welke een kunstwerk allereerst noodig heeft, volkomen bereikt. De film is documentair* van zeldzame beteekenis en ro mantisch vol bekoring en spanning. En deze romantiek is niet ingelascht. maakt althans nergens den indruk, een invoegsel te zijn, maar spruit als een natuurlijk voortbrengsel uit de zakelijke gegevens voort. Deze Eskimo-wereld kan, ongeforceerd, zich zelf blijven en toch als tragische factor werk zaam zijn. De tragiek wordt hier teweegge bracht door de tegenstelling met een nieu wen factor, ook louter als documentair ge geven aanschouwelijk gemaakt. Dat is de Europeesche, of in dit geval dan de Arne- rikaansche beschaving, welke zich met dit oervolk bemoeien gaat. Een tweede oorzaak van de harmonie, welke dit werk kenmerkt, is de omstandigheid, dat er geen onderscheid is tusschen beroeps-ac teurs en uit de bevolking gerecruteerde fi guranten. Deze Eskimo's gaan hun gewonen gang en leven het dagelijksche leven, .waaraan voor hen niets opmerkelijks is. Het eenige is, dat ze' dit thans ten overstaan van den film operateur hebben gedaan. Het wonder is hierbij echter dit: dat ze zich van de camera niets hebben aangetrokken. Geen oogenblik"hindert de aanblik van men- schen of situaties, die klaarblijkelijk „gekiekt" zijn. Nergens stoort eenige gêne of eenige verontrusting, Hetis., of de befaamde „on zichtbare man" zich 'hier met een onzichtbaar filmtoestel tusschen dit volkje genesteld heeft en aldaar onbemerkt zijn opnamen beeft kunnen maken. De volkomen argeloosheid is het, welke deze scènes haar bijzondere beko ring verleent. Bij eenig nadenken begrijpt men, dat dit alles slechts schijn is. De Eskimo's hebben natuurlijk met de onophoudelijke aanwezig heid van de film-operateurs rekening gehou den. En bovendien hebben deze den roman ineengezet, welke de Eskimo's ten hunnen behoeve hebben moeten spelen. Maar is dit het geval, dan zijn deze eenvoudige inboor lingen acteurs van belang, want wat zij ver toonen is zoo zuiver gevoeld en zoo prachtig doorleefd, dat een beroepsspeler het hun niet kan verbeteren. Inzonderheid de mannelijke hoofdpersoon, een zeldzaam mooi mensch, zoowel van uiterlijk als van inborst, behoort men onder de prominenten te rangschikken. Beteekenis geeft aan deze film. dat ze niet slechts een ethnologisch document is, maar ■daarbij een sociale strekking heeft. En deze fligt er. ondanks of misschien juist door de natuurlijke en argelooze inkleeding, zoo dik op, dat de schaamte, een „beschaafde"' te zijn bij den toeschouwer de bewondering voor de schitterende foto's en de spanning om de boeiende jacht- en vischvangsttafereelen gaat overheerschen Wat een ellendelingen zijn wij. parasieten op de machteloosheid der primitieve volken, toch eigenlijk! Die Eskimo's leven daar in een uithoek der aarde hun sober leven en de „witte man" komt, en rooft hun voor een buks met patronen een kapitaal aan met ont bering en inspanning verworven vellen en pelzen af. Hij voert de beminde vrouw van den Eskimo dronken, verkracht haar, ver breekt beloften en lacht den eenvoudige uit, die daarop blijkt te hebben vertrouwd. En als de Eskimo dan, verbitterd over een dergelijke vergelding van zijn zoo gul aangeboden vriend schap, den blanken kapitein van het roof schip met zijn harpoen doodt, sturen de „witte mannen" een politie-expeditie uit om den moordenaar op te hangen. Daarvan begrijpt Mala, de hoofdpersoon van dit drama, niets en. het is hem ook niet bij te brengen. Tragi-komisch werkt de ont moeting tusschen den arrestant en den in specteur van politie, die hem moet vonnis sen. Het eenige wat Mala begrijpt is, hetgeen hij aldus als advies aan zijn stamgenooter. formuleert: „Laat je liever doodhongeren dan hulp te zoeken bij de witte mannen Men. zou deze film een tegenhanger kun nen noemen van Massacre, waarin de uitmoor ding van de Indianen door de blanken is weergegeven. Maar Eskimo staat zoowel wat de artistieke als de sociale overtuigingskracht betreft, op een hooger peil. Wat men hier te zien krijgt op het gebied van de jacht op wal- vïsschen, rendieren en walrussen, is een ver bluffend staal van artistieke en documen taire foto-reportage. En hoe innig van sfeer zijn de huiselijke tafereeltjes met hun zonder linge aspecten en vreemde verhoudingen. Welk een ontroering gaat er uit van deze onver staanbare taal met haar weemoedig-zachte klanken en kinderlijke woordverbindingen.Maar boven alles: welk een nobelheid straalt er uit van deze eenvoudige heldenlevens. Men zou kunnen, zeggen, wat Homerus voor de primitieve Trojanen heeft gedaan, is Van Dijke gelukt ten opzichte van dit primitieve 'Poolvolk: hij heeft het epos van de Eskimo's in dichterlijke filmtaal geschreven. Het bijprogram in Luxor zal deze week we gens de lengte van de hoofdfilm slechts uit een reisfilm en de weekjoumaals bestaan. H. G. CANNEGIETER. Harry Baur in Moscousche Nachten. De liefhebbers van filmkunst kunnen de komende week van een tweetal eersterangs werken genieten. In het Luxor Theater Eski mo, het meesterwerk van Van Dyke, in het Rembrandt Theater de grootsche schepping van Harry Baur in Granowski's Les Nuits Moscovites. Hoewel Baur ook weer in dit werk als een buitengewone acteur de aandacht op zich con centreert, zou men den regisseur en de overige spelers te kort doen, zoo men de vertooning louter om deze „ster" ging bijwonen. Want afgezien van het indrukwekkend optreden van den Franschen filmspeler blijft het werk als zoodanig een eerbiedwaardig stuk kunst, en komt ook aan het fijngeschakeerde spel van Annabella en vooral aan den forschen en nobelen stijl van Pierre Richard Willm. dien wij in Le grand jeu reeds als een jeun premier van goed gehalte hebben leeren kennen, de verdienste toe, dat zij door hun medewerking een artistieke daad van beteekenis hebben tot stand gebracht. Granowski, die van zijn Russische oriëntatie profijt heeft kunnen trekken, doordat de door hem naar een scenario van Pierre Benoit be werkte geschiedenis in zijn vaderland speelt, heeft dit oorlogs- en spionnage-verhaal, waar van een liefdesdrama de kern vormt, zoo rus tig en evenwichtig gecomponeerd, dat de spanning, de ontroering en de opwinding door den vlotten en bevalligen gang van het werk tot een aangename emotie worden. Het sen- sationeele is hier geen hoofdzaak, maar neemt, evenals de contarstwerking, ontstaande uit de onmiddellijke overgangen tusschen de oor logsverschrikkingen en de mondaine festijnen- slechts de bescheiden en ondergeschikte plaats in van een uitdrukkingsmiddel, noodig om het effect van het eigenlijke gegeven te ver sterken. Dit eigenlijke gegeven is de liefde van twee wel. zeer verschillende mannen voor een. en dezelfclg. vrouw. Natasclia.dochter van een verarmd edelman, is door dezen uitgehuwe lijkt aan den' graanhandelaar Brioukow, een voor zijn middelbaren leeftijd hij blijkt 47 te zijn er bijna aftands uitziend man, die echter in de hartstocht en de gaafheid van zijn liefde voor geen jeugdigen minnaar on derdoet. Men kan het Natascha vergeven, dat ze van dezen onsmakelij ken drinkebroer, die ook in zijn zaken geenszins een fijnen geest open baart, ondanks haar eerlijke pogingen, niet leert houden, en dat ze onmiddellijk „weg" is, wanneer zij, ze fungeert tijdens den oorlog als verpleegstér, in het hospitaal den char- manten Kapitein Ignatof tot patient krijgt. Ignatof is van zijn kant ook terstond tot in het diepst van zijn wezen door Natascha's ver schijning getroffen, en hij rilt van afschuw, als hij haar verloofde ontmoet. Toevallig ge wordt hem de taak. Brioukow te betrappen op fraude met een meelleverantie, hetgeen de situatie tusschen de beide mannnen ver scherpt. Brioukow, wiens haat jegens den jongeren medeminnaar tot krankzinnigheid aangroeit, weet Ignatof in zijn macht te krij gen door hem een fabelachtig hoog bedrag bij de speeltafel af te winnen. De spionne Sabline maakt van Ignatof's ongelegenheid mis bruik, maar juist in het oogenblik, waarop zij aan haar vorstelijk geschenk de voor een of ficier onteerende voorwaarde om zijn vader land te verraden verbindt en hij naar de tele foon grijpt om haar te laten arresteeren, ver schijnt het peloton, dat haar gevangen moet nemen en dat nu ook den kapitein, met het geld vóór zich, in deze compromitteerende om standigheden aantreft. De schijn is tegen Ignatof, en. hoe harts tochtelijk hij in de bewogen terechtzitting zijn onschuld bepleit, het vonnis zal ongetwijfeld ten zijnen laste uitvallen. Tenzij een nieuw opgeroepen getuige Deze getuige a décharge is Brioukow. Maar Brioukow zal een getuige a charge zijn. Reeds "bij voorbaat verheugt hij er zich op, door een valsche verklaring den man, die hem zijn liefde en daarmede den zin van zijn leven ontnomen heeft, te kunnen dooden. In een dronkemansvizioen ziet hij Ignatof al tegen den muur staan en tegenover de wanhopig om medelijden smeekende Natascha speelt hij reeds een lugubere komedie, waarbij hij het vuurpeloton voorstelt en Ignatof's levenskaars uitblaast. Maar Brioukow is als een echte Rus een ge- loovig, zoo niet bijgeloovig man, en als hij bij de rechtzitting den eed op., het h- Mala bedreigt den politie agent in de film „Eskimo", die deze week in het Luxor Theater zal draaien. hebben een individueel karakter (Adv. Ingez. Med.) moet afleggen en de pope hem op de gevolgen voor de eeuwigheid wijst, voelt hij, hoe met dien eed hem de prooi wordt ontnomen. In deze scène, waarin de vertwijfelde oude man langen tijd aarzelt, of hij het instinct van den haat of de plicht van het geloof zal volgen, culmineert het spel van Baur. Hier is het, dat hij tot een Shakespeariaansche figuur boven zijn omgeving oprijst en dat zijn creatie de macht krijgt van Bouwmeester's Shylock. Maar hoe schitterend is ook het slot: terwijl het jonge paar alle gevaar en beproeving ver geet in den bruidsnacht, zit de oude man, suf van drank en dans, tusschen zijn onontbeer lijke Zigeuners, die met hun opwindende mu ziek zijn smart trachten te verdooven. „Na tascha!" „Natascha!" fluistert het uit dit wezenloos voor zich uitturend gelaat, waarop zich de onpeilbare ellende van een verloren ziel afspiegelt. Wat Harry Baur hier bereikt heeft, overtreft al hetgeen hem tot nog toe zijn roem heeft bezorgd. In het bijprogramma van Rembrandt zal men de eerste proeve van een reeks Neder- landsche cabaretfilms en het spel van de Terrek-Kozakken kunnen genieten. H. G. CANNEGIETER. MUZIEK. CHRISTELIJKE ORATORIUM VEREENICINC. Mafthaus-Passion. De jaarlijks terugkeerende groote gebeur tenis in het muziekleven, de uitvoering der Matthaus-Passion kreeg in dit Bach-her- denkingsjaar nog bijzondere beteekenis. Het was misschien met het oog daarop, dat dit maal het aantal coupures minimaal was, zoodat we een bijna integrale uitvoering van het gigantische werk te hooren kregen. En zoo klonken de laatste tonen van het monu mentale slotkoor pas kort voor half twaalf. Het gevorderde uur noodzaakt mij dus, kort heid te betrachten. In bijzonderheden' behoeven we de Passie vertolking der C.O.V. niet meer na te gaan. We zijn met de opvatting" van George Robert vertrouwd geraakt maar het is toch verheu gend te kunnen waarhemën. clat de vertol king elk jaar winst aan gaafheid en uitdruk kingskracht heeft te boeken. En zoo nu in het eerste deel de pracht en soepelheid van den koorklank vooral de aandacht trok, in het tweede deel was het vooral de drama tische expressie, die hier tot een heftigheid en een felheid van tegenstellingen leidde, als we ons van vroegere uitvoeringen niet kun nen 'herinneren, en die ons de tragiek van het gebeuren ten volle deed gevoelen en mede beleven. De inschakeling van de altaria. met koor „Sehet, Jesus hat die Hand" mag toegejuicht worden, temeer, daar de altpartij door Theodora Versteegh zeer mooi gezongen werd en de zachte, schuchtere interjecties van het koor aan dit. fragment een bijzondere levendigheid gaven. Als hoogtepunten van sublieme schoonheid lieb ik aangeteekend het spannende in een heerlijk pianissimo gezongen slot van no. 24, de uiterst expressieve zang van Louis van Tulder in het volgende nummer, de tenor- aria met koor (no. 26). het duet van sopraan en alt (no. 33) en ;het daarbij aansluitende koor, de altaria no. 36 met haar innige en hartstochtelijke klachten en de altaria „Er- barme dich", de sopraanaria no. 58. waarin ook fb.iten en hobo's goed concerteerden, maar waarvan het tempo mij wat langzaam voorkwam, de koren .Xaszt ihm kreuzigen", het koor „Sein Blut". Het Zijn enkele gre pen. Dat de koralen, de groote koraalfanta sieën en het slotkoor prachtig vertolkt wer den en dat het jongenskoor paraat was zij daarnevens vermeld. Niet steeds gelukkig waren de oboi. die in de nos. 18 en 19 zeer onzuiver speelden en ook in no. 70 niet op dreef bleken. De con certmeester van het U.S.O. Jan Oellers speel de de groote vioolsolo in de aria no. 47 uit stekend. George van Renesse behandelde het clavecin zóó bescheiden en smaakvol, dat de klank er van niet hinderlijk was en Piet Halsema bereikte op het orgel grandioze werkingen. Wat de vocale solisten aangaat: To van der Sluys en Theodora Versteegh voldeden in alle hun toevertrouwde soli: hun duet is al gememoreerd. Louis van Tulder was een voortreffelijk Evangelist. Max Kloos' zang leek mij in den aanvang niet zoo hoog en waardig als we ons van vroeger herinner den, maar het kwam mij voor alsof hij hoe zijn kleine ADVERTENTIES a II.in het Bijkantoor Haarlem en Omstreken TEMPELIERSSTRAAT 32 HET WOORD ZEGT HET REEDS 99 zijn altijd r&ak. langer hoe beter werd, zoo dat we in het ver der verloop van den avond weer den onover troffen vertolker der Christuspartij in hem moesten erkennen. Bogtman zong wel goed maar ik meen hem toch wel eens mooier ge hoord te hebben, dan Donderdagavond het geval was. Aan George Robert een eeresaluut! Hoe de koren slaagden heb ik al vermld; hij hield bovendien ondanks den langen duur tot het laatst toe de spanning er onverzwakt in. Zoo was deze jaarlij ksche uitvoering wer kelijk weer een gebeurtenis. K. DE JONG. HET TOONEEL. Door Inspanning Uitspanning HET SCHOONE AVONTUUR. Het zal wel op voorstel van mevrouw Opdam, die tot voor kort regisseuse van Door Inspan ning Uitspanning was, zijn geweest, dat deze dilettanten-tooneelvereeniging Het Schoone Avontuur ter opvoering' heeft uitgekozen. Want mevrouw Opdam herinnerde zich dit blijspel van Caillavet, de Fiers, en Rey natuurlijk van de opvoeringen van Royaards in den tijd, toen zij zelf nog' bij dat gezelschap verbonden was. Toch leek het mij een waagstuk toe om juist dit stuk uit te kiezen. Dilettanten voelen zich nooit zoo op hun gemak, wannéér zij zich in Fransche kasteelen, omringd door de aristocra tie van Parijs,, moeten bewegen en wij hadden dan ook wel wat 'goeden wil noodig om ons gisterenavond in dat milieu te verplaatsen. Ook bleek Eén Schoon Avontuur wel wat ver ouderd te zijn. Sommi'gen zullen zich deze comedie, waarin Helene de Frévillac vlak voor haar huwelijk met den man, dien zij lief heeft, er tusschen uit trekt om naar een allerliefste verstandige grootmoeder te vluchten en daar het geluk te vinden, dat zij van den voor haar bestemden echtgenoot niet verwacht, nog wel herinneren. Het vertoont alle eigenschappen, die Caillevet en de Fiers bezaten, en heeft indertijd in ons land vooral succes gehad dooi de rol van de grootmoeder, dié indertijd door mevrouw Sablairolles met zooveel geest en charme werd gespeeld. Het was te verwachten, dat de werkende le den van D. I. U. deze comedie in den Holland sehen toonaard zouden transponeeren. Vooral in I was dit zeer merkbaar en het deed natuurlijk Cailluvet en de Fiers wel schade. Maar in het tweede bedrijf, in de rustige atmosfeer van de oude, lieve me vrouw de Frévillac, hinderde dit minder en omdat deze comedie geheel om dit bedrijf ge schreven is. vond de opvoering daar dan ook het succes, dat zij verdiende. Dat succes was voornamelijk te danken aan mevrouw J. de MonLug tig, die in de oude mevrouw de Frévillac wel een bijzonder dank bare rol had getroffen en deze lieve, verstan dige, grijze dame dan ook alleraardigst speel de. Alle jonge menschen zullen zich in péni- bele omstandigheden zulk een tactvolle groot moeder mogen wenschen. Mevrouw de Mon wist aan mevrouw de Frévillac al het relief te geven, dat zij behoefde. Zij speelde gees tig zonder nadrukkelijkheid, beschaafd en met charme, zoodat voor-haar het succes van den avond was. Mevrouw HoebenBaas was Helene, de rol, die eens door mevrouw Royaards werd ge1 speeld. Mevrouw Hoeben is een kracht, waar op. D. I.' altijd'weer kaïi rekerien. Zij had als Hëiéne zeer góede oogen-blikken, zooals in het tooneel, toen haar jonge vriendin be zwoer alleen maar te trouwen met een man, dien zij lief had en in het scènetje met haar grootmoeder 'in III al bleef zij dan ook voortdurend in het Hollandsch. milieu. Dit was nog meer het geval met den heer Mourik, die André tot leven had te brengen. Het em plooi van jeune premier biedt altijd moeilijk heden althans op het tooneel en daarbij kwam nog, dat deze André wel in zeer moei lijke omstandigheden door den schrijver ge plaatst wordt. Wanneer wij met deze factoren rekening houden, kunnen wij zeggen, dat de heer Mourik het er nog zeer bevredigend heeft afgebracht. De heer Schoon was als Valentin le Bar- royer gisteren de beste onder de heeren. Hij wist van dezen drogen vrijer, die zich op de reken kamer meer op zijn gemak voelt dan bij zijn meisje, een heel aardig type te maken. Dat was lang niet slecht, vooral omdat hij aldoor ook in de meest gekke situaties een mensch bleef. In het bijzonderin het derde bedrijf was hij goed op dreef. En hoe gemak kelijk zou men deze rol hebben kunnen be derven en zou Valentin een kluchtspelfiguur zijn geworden. De heer Schoon heeft hem hiervoor gevrijwaard en speelde dezen houten vrijer toch met komisch accent. De heer Wouda had 't gisteren niet moeilijk als graaf d'Eguson. Hij zou misschien nog meer uit de rol Ivbben kunnen halen, wan neer hij den „geleerde" sterker had getypeerd, maar hij bleef althans loffelijk binnen de perken van de comedie en zag er dank zij den kapper André Steenman ook goed uit. Mej. A. Koning speelde gravin d'Eguson leven dig en wist van allen het meest de Fransche sfeer te benaderen. Over het algemeen wonnen de dames het in de salons van graaf d'Eguson van de hee ren. Zij zagen er allerbekoorlijkst uit vooral mej. B. de Mon als Jeanne de Tercil en hadden loffelijk veel werk van hun toiletten gemaakt. En een bijzonder compli ment verdient D.I.U. ook voor de verzorging- der decors, waarbij men weer alle medewer king' had verkregen van den tooneelmeester van den schouwburg aan den Jansweg. Laat ik ook niet mej. C. Smit vergeten te noemen, die als Jeantine. de oude gedienstige van mevrouw de Frévillac, een der best geslaagde figuren was. Al ontbrak er dus wel iets aan deze voor stelling, zoo heeft D.I.U, toch naar haar beste krachten deze comedie van Caillavet en de Fiers gespeeld, en zij heeft althans eens een stuk geïntroduceerd, dat wij tot nu toe nog niet van dilettanten hadden gezien. De schouwburg was als steeds bij D.I.U. flink bezet en het publiek heeft zich uitste kend met dat Schoone Avontuur vermaakt, zoodat de voorstelling voor deze oudste Haarlemsche dilettanten-tooneelvereeniging en vooral voor mevrouw de Mon-Lugtig een succes werd. J. B. SCHUIL. (Adv. Ingez, Med.), BIJNA 64 JAAR IN BETREKKING Aan den heer G. D. P. Hos, matrijzenmaker bij de firma Joh. Enschedé en Zonen, is met ingang van April door genoemde firma eervol ontslag verleend; hij is tevens in het genot van pensioen gesteld. Als eengroote bijzonderheid kan nog ver meld worden dat de heet Hos 1 Mei 1871 in dienst is getreden,, dus op een maand na 64 jaar in betrekking is geweest en bijna zonder verzuim. De tulp. Het geslacht Tulipa bevat een groot aantal soorten, die meestal in het wild groeien in de steppen en rotsachtige vlakten van Voor- en Midden-Azië. In Kennemerland, o.a. in de omgeving van Bloemendaal, staan op sommi ge buitenplaatsen honderden exemplaren van de verwilderde, gele boschtulp (Tulipa syvestris), die i'n het wild groeit in Z.-Europa. De tulp is een mooi voorbeeld van een plant der Liliaceae of Lelie achtigen, bolgewassen met zes meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel. Door de kweekers wordt on derscheid gemaakt tusschen de gewone tul pen en „botanische" tulpen. Met deze laatste bedoelen ze de tulpensoorten, die nog sedert kort uit de natuur zijn gehaalr en nog niet of maar zeer weinig den invloed der verede ling hebben ondergaan. Zulke soorten vindt men in mooie exemplaren op de tentoonstel ling, b.v. Tulipa Forsteriana' T. Kaufman- niana, T. clusiana, e.a. Maar verreweg het meerendeel van al de honderden tulpensoorten luistert naar den naam van Tulipa Gesneriana, zoo genoemd naar Conrad Gesner, die in 1559 de plant voor het eerst zag in een tuin te Augsburg, Wellicht was Tulipa Gesneriana al een mengsel van bastaarden uit de Turksche tui nen. Enkele jaren later groeiden de tulpen reeds veel in de tuinen der Fuggers, de geid- aristocraten dier dagen. Nu is de verschei denheid 'bij de tulp zoo groot, dat we al leen maar enkele groepen zullen noemen. Zeer vroeg bloeit b.v. de lage roode en -witte Due van Tholl, die veel wordt gebruikt voor het vervroegen in potten en die men met Sinter klaas al kan koopen. Cottage tulpen zijn af komstig van in Engeland op de buitengoede ren verwilderde oudere rassen, die later weer in de mode kwamen. Bekend zijn de lang- stelige;, hooge Darwin-tulpen, die tot ver in deiï voorzomer bloeien. Hiervan---zijn de Rembrandt-tulpen afkomstig', die meer bonte kleuren hebben met gestreepte en geveerde bloemen. Bij de firma Krelage zijn de Mendel- -tulpen gekweekt, bastaarden „tusschen de lage Due van Tholl en de hooge Darwins. Na proefnemingen van pl.-m. zes jaar zijn zoo doende de onderling weer sterk variëerende Mendeltulpen ontstaan, lang van steel en met een bloeitijd, die de lacune tusschen vroege en late soorten gelukkig aanvult. Op de tentoonstelling is het ook de moeite waard om eens te letten op de monstruose of parkiet tulpen met hun grillig- gekleurde bladeren en buigzame bloemstelen. A. MELLINK. dienen uiterlijk Dinsdagsavonds betaald te zijn daar de bezorgers op Woensdag af rekenen. DE ADMINISTRATIE. LEDEN COMMISSIE VAN ADVIES BEDRIJFS- RADENWET. De miniser van Sociale Zaken heeft be noemd tot leden van de Commissie van Ad vies, bedoeld in art. 8 der Bedrijfsradenwet i kerncommissie industriede heem W. Ch. Daalen en mr. dr. J. J. M. Noback, beiden te Haarlem. Alphonse Daudet: „Lettres de mon moulin". In de reeks „Les meilleurs Auteurs Francais" (Uitgave J. H. Meulenhoff, Amsterdam) is de derde druk verschenen van „Lettres de mon moulin", een keuze door P. van Duinen uit de beroemde, gelijknamige serie vertellingen van Alphonse Daudet. Het boekje werd herzien door mej. W. G. Kernkamp. Waldcmar Bonsels: „Die Biene Maja.". Bij J. M, Meulenhoff te Amsterdam ver scheen voorts de vijfde druk van Waldemar Bonsels' „Die Biene Maja und ihre Abenteuer", voor het schoolgebruik bewerkt door dr. G. Ras. Dit fijnzinnige verhaal werd met „zwartjes" van Jan Wiegman opgeluisterd. Dezelfde kunstenaar leverde voor het omslag een 'fleurige teekening. ..Wilhelm Hauff: Das Wii'tshaus im Spessart. Eveneens in vijfden druk verscheen bij J. M. Meulenhoff te Amsterdam „Das Wirtshaus im Spessart" van Wilhelm Hauff. J. J. H. Lam- bermon verzorgde deze uitgave en voorzag haar van aanteekeningen. Jen Wiegman tee- kende een aardige voorstelling op den omslag en illustreerde het boekske. Trois chefs d' Oeuvre. Drie meesterwerken van drie groote Fran sche schrijvers bevat dit onder dezen titel ver schenen boekje, n.l. vertellingen van Victor Hugo, Honoré de Balzac en Guscave Flaubert. Aan elk der verhalen gaat een biografie en een portret van den auteur vooraf. Ten behoeve der scholen voorzag dr. G. G. Ellerbroek deze ui'gave van een uitgebreide vocabulaire. Ook dit werkje verscheen in de bekende serie van J. M. Meulenhoff „Les meil leurs Auteurs Francais".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 10