Vraagt onze Voor jaarsstalen ilM KUN! BIOSCOPEN. boetenwel HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 10 ct. Radiomuziek der week Nieuwe Uitgaven ZATERDAG 30 MAART 1935 HAARLEM'S DAGBLAD 17 CINEMA PALACE. Evergreen. In Cinema draait deze week een Engelsche film, die aan Jessie Matthews' gelegenheid geeft al haar kunnen te ontplooien. Jessie Matthews is buitengewoon elegant en lenig en bezit een natuurlijke gratie, die haar als danseres bizondeir te pas komt. Boven dien zingt ze haar songs op pakkende wijze en heeft een expressief en schalksch ge zichtje. Alles bij elkaar de aangewezen per soon voor de vervulling van de hoofdrol uit Evergreen. De voorgeschiedenis speelt zich af in 1909, als Harriet Green haar afscheidsavond geeft in Tivoli: ze zal de volgenden dag met een markies huwen, doch 's avonds komt de man waarmee ze voorheen een verhouding had. opdagen en bang voor zijn bedreiging het bestaan van zijn en haar dochtertje wereld kundig te maken, besluit ze den markies te verlaten en naar Zuid-Afrika te gaan. Vijftien jaar zijn verstreken Harriet is vergeten in Afrika overleden. Een 18-jarig meisje zoekt in Londen een baantje: het is Harriet Green, de dochter van de „groote Harriet", die Evergreen genoemd werd, om dat ze beloofde niet oud voor het publiek te willen optreden. Een journalist ziet in haar „het" idee voor een show. Zij gaat door voor haar eigen moeder en de show heeft daverend succes. De journalist wordt verliefd op haar, de markies zoekt haar op, de vader verschijnt weer en dat alles veroorzaakt lastige situaties, die tenslotte tijdens een opvoering van de show haar hoogtepunt be reiken, als Harriet zich plotseling ontdoet van haar vermomming en in ware gedaante optreedt. Dan komt alles in orde. De film is vervaardigd om Jessie Matthews en deze is, zooals we schreven, charmant en gracieus. De revue-scènes staan nog niet op hetzelfde peil als die van Amerikaansche films. Overigens een genoegelijke film, die af en toe iets bekort zou kunnen worden. De bekende songs Over my Shoulder, Tinkle, tinkle, tinkle, en when you've got a little Springtime in your Heart worden in de film gelanceerd. Het voorprogramma toont een teeken filmpje Just Dogo, de gebruikelijke jour naals en op het tooneel Lilian Helden, die haar muzikale gaven demonstreert, en in verschillende smaakvolle toiletjes vlotte dan sen uitvoert. FRANS HALS THEATER Bengaalsche Lansiers Het is niet omdat het personeel van deze film op één enkele uitzondering na louter uit mannen bestaat, dat wij dit werk een manne lijke film kunnen noemen. Zoowel de inhoud als de vorm dragen dat bizondere karakter, dat men met deze aanduiding zou kunnen schetsen. Het betreft hier een mannelijkheid, welke, hoe vreemd het klinke, bij mannen geenzins algemeen voorkomt. Wat bedoelen wij met dezen term? Aller eerst het volkomen gemis aan sentimentali teit. Ongevoeligheid dus? Integendeel, het le ven, dat deze film weergeeft, is geladen met hevig gevoel. Maar dit gevoel uit zich niet op onbeheerschte, uitbundige wijze. Het is als de stoom in een locomotief. Uiterlijk is zoo'n ma chine een onbewogen kolos; zij is van ijzer en staal en maakt ook door haar gedrongen vorm een krachtigen indruk. Echter praalt zij niet met haar kracht; zij verbergt het harde en stevige materiaal onder een keurig geverfde huid. Alles ziet er frisch en net uit; alles is ■keurig gepoetst; de verf glimt, de koperen helm glanst. Maar onder die keurige onbewogen heid borrelt het water en siddert de stoom, die centenaarsvrachten in beweging brengt. Wordt de spanning te sterk dan ontsnapt dooi de veiligheidsklep een fluitend geluid. Aldus de Bengaalsche lansiers uit deze film. Ijzervreters met gegroefde gezichten of baar- delooze luitenantjes van melk en bloed, keurig in hun uniform, correct in hun houding, sober in spraak en leefwijze. Maar allen geladen met gespannen gevoelens, die zij niet laten blijken. Het geprangde gemoed ontlast zich ook bij hen in een veiligheidsklep: de speelsch klinkende, schrille klank van den humor. Helden zijn dit, maar de heldhaftigheid open baart zich hier niet allereerst in het oorlogs bedrijf, al zijn deze mannen ook als soldaat onvervaard en met doodsverachting vervuld. Ondanks de grootsche krijgstafereelen, welke men hier in 't schitterend décor van een Oos- tersehe omgeving te aanschouwen krijgt, on danks de opwindende en vaak afgrijselijke ta- fereelen, waarbij de aantrekkelijkheid van de romantiek het lugubere effect te niet doet. is dit werk toch geen oorlogsfilm. Noch propa ganda voor het militarisme, noch voor het pacifisme dringt zich op. De oorlog is in dit drama een bijkomstige factor. De Britsche of ficieren, die hier ten tooneele verschijnen, be schouwen het soldaat-zijn gewoon als een vak. Ze zijn naar Indië gestuurd om de rust en de orde voor een maatschappij van 300 millioen menschen te waarborgen en dit is hun taak. Men mag het stoïcijnsch verduren van won den en martelingen als mannelijk kenschetsen, behalve dit treft bij deze mannen hun houding jegens hun taak. De kolonel, die zijn zoon als luitenant in dienst krijgt, ziet zich hierdoor geplaatst voor het conflict tusschen den supe rieur en den vader. Plicht en instinct strijden een titanischen strijd. Ook dit gegeven is spe cifiek mannelijk uitgewerkt. Mannelijk is de vriendschap tusschen den kapitein Mac Gregor (Cary Cooper) en luite nant Forsythe, die hun momenten van week heid overwinnen door grimmige spotternij en in de felste incidenten, waarbij het publiek hartkloppingen krijgt van angst en afgrijzen, elkaar door drogen humor ontnuchteren. Bernard Shaw heeft in zijn Oorlogsmannen den draak gestoken met de „heldhaftigheid", welke juist in de laatste jaren bij de jeugd weer zoo in de mode gekomen is. Henry Hatha way, de vervaardiger van The Life of a Ben gal Lancer, maakt deze zelfde jeugd be schaamd op een andere wijze: door haar heu- sche helden te toonen. wier eenvoudig, zuiver en nobel heroïsme de keerzijde is van haar brute en goedkoope praalhanserij. Bewonderenswaardig is de eenheid, welke in dit werk zich openbaart tusschen inhoud en vorm. Want ook de technische uitwerking in woord en beeld kenmerkt zich door de boven omschreven mannelijkheid. Strak en klaar, zonder een zweem van vaagheid, onzekerheid of vertroebeling, rolt tafereel na tafereel in een stijgende climax voorbij. Streng van lijn en breed van compositie zijn de foto's met haar indrukwekkende maskers en schilder achtige groepen en landschappen. De film is yol beweeglijkheid, vol spanning, vol schok kende scènes ook, maar nergens hindert een opzettelijk effectbejag of een speculatie op de sensatie-zucht van het publiek. Alles wat den toeschouwer ontroert of de haren ten berge doet rijzen, is verantwoord door de eerlijke, artistieke noodzakelijkheid. In één opzicht doet de film aan Viva Villa denken: ook hier lacht het publiek terwijl het behoorde te sidderen en het lacht terecht. Want heerlijk is de echt-Engelsche, liever zouden wij zeggen: echt-mannelijke droge hu mor, die heel de vertooning kruidt met zijn zilten, hartigen en vaak bitteren smaak. Dit laconieke woordenspel, samengesteld uit een reeks kwasi-achteloos daarheengeworpen treffers, geen nerveus raketten met geestig heden! is zóó geladen met spanning en elk van die sobere zinnetjes belichaamt zulk een zwaarte aan tragiek en gedachten dat on danks de hemelsche en helsche pracht van de Duizend-en-Eén-Nacht-achtige wereld, waarin de film speelt, haar accent op den dia loog valt. In het bij program behalve het journaal een teekenfilm uit Fleischers Pepeye-reeks. Een aardig oogenblik was het, waarop de directie een huldeblijk in ontvangst had te nemen namens het Centraal-comité voor de werkloozen, dat in de afgeloopen week kos teloos de beschikking had gehad over het geheele balcon. H. G. CANNEGIETER REMBRANDT THEATER. „Die Englische Heirat" met Adèle Sandrock, Renate Müller, Georg Alexander en Adolph Wohlbriick. Adolphe Wohlbriick. „Die Englische Heirat" is een film, die' de genoegelijkste herinneringen nalaat en die u een paar uur kostelijk amuseert. De namen van de hoofdrollen, die hierboven staan, waar borgen u 100 pCt. ontspanning. Is er één film van .Adèle Sandrock, waarin deze oude „despoot" u niet geeft, wat u verwacht? en Renate Müller, altijd even „hubsch" even geestig en zelfverzekerd. In deze film regeert de oude grootmama. Adèle Sandrock, de ge heele adellijke Engelsche familie, bestaande uit graatmama, dan 'n heelen tijd niet, dan 'n zoon en twee kleinzoons. Om den oudste van de kleinzoons, den ruim 30 jarigen Doug, Georg Alexander, draait de geheele film. Doug is op weg om een reis om de wereld te maken, hij komt evenwel niet verder dan Berlijn, waar hij Gretel, Renate Müller, leert kennen, die hem zal leeren autorijden. Hij is ot 6 april 1Q J5 30 maart tot 6 april 1Q35 (Adv. Ingez. Med.) een leerling, waar weinig eer mee is te be halen, want hij is al ongeveer 3 maanden bezig en nóg kan hij niet chauffeeren, niet tegenstaande hij eiken dag les heeft. Dat hij het al jaren en jaren kent. wéét zijn leer meesteres niet. Dat oponthoud in Berlijn be gint grootmama te vervelen, ze stuurt Brent, Adolphe Wohlbrück, den advocaat van de familie en besten vriend van Doug, naar Berlijn om Doug te gaan vertellen, dat hij direct naar Engeland moet. Bovendien moet hij Doug er mee in kennis stellen, dat Groot mama besloten heeft, Doug te laten trouwen met een meisje van zeer aristocratische fa milie, jammer genoeg kan Doug het kind evenwel niet zien. Zoo nu en dan heeft Doug opwellingen, dat hij zich tegen Groot mama durft verzetten, dat is te zeggen, als ze er niet bij is, of tegen haar levensgroot por tret In die opwelling vraagt hij Gretel ten huwelijk en ze besluiten nog dienzelfden dag te trouwen. Na het huwelijk moet hij direct met een vliegtuig naar Engeland vertrekken omdat de oude despoot eerstdaags haar vijf- en zeventigsten verjaardag viert. Zoodra hij de familie ingelicht heeft, zal hij Gretel tele- grafeeren om over te komen. Met de beste voornemens bezield, wil hij van zijn huwelijk vertellen, maar Grootma zegt hem. dat eerst zij wat te vertellen heeft en wel. dat hij moet trouwen met het door haar uitgekozen meisje. Hij tracht zich te verzetten, maar zonder succes. Op den verjaardag van Groot ma is hij als het ware bij overrompeling verloofd en om het nóg onmogelijker voor hem te maken, staat plots Gretel voor hem. die niet langer op het beloofde telegram had willen wachten. Het duizelt den armen jongen, maar wéér is hij flink; hij wil niet langer afhankelijk zijn van Grootma, hij zal werk zoeken, zoodat hij zijn eigen brood kan ver dienen ver weg van Engeland.Op onverwachte wijze komt Gretel in aanraking met de oude dame, die haar bij zich noodt. Ze valt zóó in den smaak, dat ze moet blijven logeeren. Als ze zich op het eind bekend maakt, als de vrouw van Doug, is het om te gelijk voor goed afscheid te nemen van de familie. Haar nieuwe verloving komt op zeer origineele wijze tot stand. De film zit uitstekend in elkaar, de regis seur wist zoo nu dan, als het ware onopzette lijk, accent te leggen om een karakter even aan te zetten. M.i. is een van de raakste ty peeringen van het tirannieke karakter van Grootma, de manier, waarop deze edele energieke dame den paardekop. die haar hindert, op zij duwt. De manier, waarop ze dat doet spreekt boekdeelen. Daardoor alleen al staat de figuur ten voeten uit voor u. Van het bijprogramma verdient bijzondere vermelding het nummer „Musicale Nonsens" van Zibral. Deze slangenmenschachtige mu- sikale komiek of komieke musicus, die niet alleen zijn gezicht, maar ook zijn lichaam in de raarste plooien en vervormin gen kan brengen, draagt tot. het succes van het programma ook een groot deel bij. We kunnen een bezoek aan Rembrandt van harte aanbevelen. Zondagmorgenvoorstellingen. In het Rembrandt Theater draait- Zondag morgen op veelvuldig verzoek nogmaals de groote expeditiefilm van Frank Buck Wilde Ballast. Het Frans Hals Theater vertoont de cul tuur-wetenschappelijke film Onder de Inboor lingen van Britsch Borneo een film van de expeditie naar de koppensnellers. HET TOONEEL. Ver. Rotterdamsch Hofstad- Tooneel. DE HEILIGE VLAM. (Adv. Ingez. Med.) Wij hooren herhaaldelijk de stelling verkon digen, dat het schouwburgbezoek wel grooter zou zijn, als de toegangsprijzen maar lager werden gesteld. Wanneer dit werkelijk het geval was, zou de schouwburg op volksvoor stellingen waarvoor de prijzen niet hooger zijn dan voor de bioscoop, toch zeker vol moeten loopen. maar dat is allerminst het geval. Gis teren tenminste was het bezoek nauwelijks grooter dan op een gewonen avond en dat, terwijl een stuk van- sterke spelkwaliteit als De Heilige Vlam werd gespeeld met Vera Bon dam en Fie Carelsen, twee van onze beste actrices, in de hoofdrollen. Zoo iets is wel in staat om allen moed te doen verliezen, zoo wel voor den pachter van onzen Stadsschouw burg als voor de gezelschappen. Het is ongeveer zes jaar geleden, dat wij De Heilige Vlam door Het Vereenigd Tooneel heben zien spelen. De hernieuwde opvoering, thans door het gezelschap van Van der Lugt Melsert gaf ons geen nieuwe gezichtspunten op dit stuk van Somerset Maugham. Hoofd zaak voor den schrijver was het blijkbaar om het publiek zoo lang mogelijk in spanning te houden over de vraag, wie Maurice Tabret had vermoord en 't dient erkend, dat hij dat met groote bekwaamheid doet. Er is werkelijk een voortdurende en stijgende spanning in dit tooneelspel, maar ondanks de verschillende problemen, die er in verwerkt worden, kunnen wij er niet veel meer in zien dan een boeiend intriguestuk. Maar het geeft gelegenheid tot sterk spel en hier kwamen wij bij deze bezetting weinig of niets te kort. Vera Bondam, Bet-s Ranucci— Beekman en Dirk Verbeek vervulden hun oude rollen, maar nieuw was de bezetting van de andere personen en het was vooral Fie Carel sen, die als Stella, een groot deel van het suc ces van deze opvoering droeg. Minny ten Hoven, die bij Het Vereenigd Too neel de rol van de van moord verdachte vrouw speelde, was onbeheerschter en jonger. Zij liet zich meer gaan en bij haar spel was het be grijpelijk, dat ook het publiek twijfelde. Bij Fie Carelsen, die meer de rijpere en zelfbe wuste vrouw gaf, was daarvan geen sprake en begreep ieder, dat zij de daad niet kon hebben gedaan. Dit verhoogde misschien niet de span ning, maar- maakte de figuur van Stella in teressanter en sympathieker. Het spel van Vera Bondam en Fie Carelsen EEN VOORBESPREKINC DOOR KAREL DE JONG Het ligt voor de hand dat in dit „Bachjaar" de uitzendingen van Bach's werken bijzonder talrijk zijn. Daaronder is natuurlijk veel dat men in andere jaren ook geregeld te hooren krijgt, want Bach behoort gelukkig niet tot de min of meer in vergetelheid geraakte toon dichters. Maar men ziet in de programma's telkens ook werden aangekondigd, die zelden uitgevoerd worden. Daartoe mogen we wel de wereldlijke cantate „Vergnügte Pleissenstadt" rekenen. Zij werd door Bach gecomponeerd voor het feestmaal ter gelegenheid van de bruiloft van een koopman uit Leipzig met een Zittausche joffer. Dit is nu op zich zelf niets merkwaardigs maar wèl curieus is, dat Bach den oorspronkelijken tekst van zijn gewonen tekstdichter Picander later omwerkte. Pican- der had, om aan Bach de gelegenheid voor illustreerende muziek te geven, de riviertjes de Pleisse en de Neisse als sprekende perso nen ingelascht; Bach maakte er later Apollo en Mercurius van en liet die beide goden den lof van de stad Leipzig en van haar stedelijk bestuur verkondigen. Schweitzer teekent hier bij aan dat als dit geschreven is in den tijd. toen Bach met den gemeenteraad op niet al te besten voet stond, de rijmelarij hem nog wel meer moeite gekost moet hebben dan anders reeds het geval was, en dat de tekst van dien lofzang er dan ook naar is! In dezelfde Zondagavond-uitzending van Hilversum zijn twee duetten van oude Ita- liaansche componisten vermeld, waarin de sopraan en de alt beide met coloratuur be dacht zijn, en die daardoor buitengewone moeilijkheden voor de uitvoering opleveren. Waar de vertolking aan twee onzer eerste zangeressen toevertrouwd is zien we deze „première" met bijzondere belangstelling te gemoet. Frankfort zendt Dinsdagavond een Bach- concert uit, op welk programma oa. het motet ..Der Geist hilft unsere Schwachheit auf" voorkomt. In de Thomaskerk te Leipzig, waar Bach „Cantor", dus koordirigent was, werden eiken Zondag twee motetten d.w.z. lithur- gische koorwerken zonder zelfstandige bege leiding, gezongen: één voor den ochtend- en één voor den avonddienst. Nu is het merk waardig, dat, terwijl Bach ver over de 300 kerkelijke cantates geschreven heeft, waarvan er een kleine 200 bewaard gebleven zijn, slechts zes motetten authentiek van hem af komstig geacht moeten worden, en van die zes zijn er maar twee nl. „Singet dem Herrn" en „Der Geist hilft", waarvan het eigenhandige schrift nog bestaat. De andere vier zijn alleen in afschriften overgeleverd. Het kleine aan tal van Bach's motetten wordt verklaard door de omstandigheid, dat Bach evenmin als zijn toenmalige collega's veel interesse had voor die muziek, die tot het vastgestelde pro gramma van den eeredienst behoorde, zoodat hij evenals de anderen maar liet uitvoeren wat voorradig was en zelfs meestal de uit voering der motetten niet eens zelf diri geerde. De zes bewaard gebleven motetten zijn dan ook niet voor den gewonen dienst, maar voor bijzondere gelegenheden geschre ven. Het motet „der Geist hilft" was bestemd voor de begrafenis van den rector Ernesti in 1729. Bach's motetten hebben, in tegenstelling met de meeste andere, die op Latijnsche tek sten gezongen werden. Duitsche teksten, die uit Bijbelspreuken en koraalverzen zijn sa mengesteld. De wijze, waarop Bach dat ge daan heeft verraadt hetzelfde diepe inzicht, dat de keuze der koraalteksten in zijn Passies kenmerkt. Wat de uitvoering der motetten betreft: zuiver a capella zal die wel nooit ge schied zijn, aangezien de instrumentale be handeling der zangstemmen den steun van orgel of strijkorkest noodig maakt. En wat hun kunstwaarde betreft: Mozart bekende, dat hem bij het hooren van het motet „Singet dem Herrn" plotseling Bach's grootheid dui delijk werd, zoodat hij terstond een geestdrif tig vereerder van Bach werd. Schweitzer zegt: „Bij het klinken van deze tonen verzinkt de wereld met haar onrust, haar zorg en haar ieed. De hoorder is alleen met Bach, die zijn ziel met de wonderbare vrede, die hij in het hart droeg, stil maakt, en hem opheft boven alles, dat was en is en zijn zal. En als de to nen weggestorven zijn is het alsof men stil moet blijven zitten en met gevouwen handen den meester danken voor dat, wat hij den menschen gegeven heeft". Van J S. Bach naar Francis Pouienc is een heele sprong en van het motet naar „Le Bes- tiaire" niet minder. Pouienc, geb. in i899, was een der jongste leden van de z.g. „Groep dei- Zes", die in Eric Satie (18661925) haar leidsman zag, en oorspronkelijk een reactie op het met Debussy ontstane impressionisme bedoelde. Sate, zelf eigenlijk dilettant hij was gemeente-ambtenaar heeft de muzi kale wereld opgeschrikt door de dwaze titels van vele zijner pianowerkjes: een weerslag op de stemmingsmuziek. In de plaats van de klankverfijning van Debussy stelde hij de al leruiterste vereenvoudiging; sommige zijn op één notenbalk genoteerd. Humoristische of parodistische tendenzen overwogen. Van de ..Groep der Zes" hebben Honegger en Milhaud zich gaandeweg losgemaakt. Le Bestiaire ou )e Cortege d' Orphée". zes zangen op gedichten van Guillaume Apollinaire" bezit voorzeker geen Apollinische schoonheid, zoomin wat muziek als wat teksten betreft. De teksten zijn min of meer parodistisch-sarcastisch. In hoeverre de mu2iek zich in haar karakter daarbij aansluit, wordt verschillend beoor deeld. Zeker is. dat het zwaartepunt in de in strumentale partij ligt, die oorspronkelijk voor strijkkwartet, fluit, clarinet en fagot ge schreven is. Aangezien ik alleen de uitgave voor zang en piano ken, vermag ik het effect van de origineele bezetting niet te beoordee- Ier.. De zangpartij is niet „melodieus" in den gangbaren zin van het woord; zij beweegt zich doorgaans in kleine intervallen over weinige noten en doet meer aan een soort van spreken in voorgeschreven toonshoogte en tijdsruimte denken. De titels der zes nummers zijn: „De drome daris", „De TLbetaansche Geist", ,3e Sprink haan", „De Dolfijn", „De Kreeft" en „De Karper". Ondanks de anti-stemmingsbedoelingen zal wel niemand de melancholieke stemming van het laatste nummer miskennen. Het werkje is van 1919; sindsdien heeft Pouienc weer een artirtieke zwenking gemaakt. „Le Bestiaire" zal Dinsdagavond door Huizen uitgezonden worden; ik vestig er met nadruk de aandacht op van hen. die zich voor de nieuwere stroo mingen in -de muziek interesseeren. was voortreffelijk op eikaar ingesteld en het trof ons vooral, hoe prachtig deze twee warm-gekleurde, donkere stemmen den dia loog telkens van elkaar overnamen. Zuster Wayland is wel een zeer moioe rol var. Vera Bondam. Zij speelt haar strak-gespannen en geheel van binnen uit en men voelt aldoor in heel haar houding en in haar van emotie trillende stem wat de vermoorde voor haar in haar leven is geweest. Mevrouw Ranucci-Beekman gaf de moeder wel wat sterk 'oeheerscht en uiterlijk onbe wogen. Men heeft moeite zich te realiseeren, dat daar achter die deur het lijk ligt van haar jongen, die zoo pas gestorven is. Maar voor een deel is dit ook aan Somerset Maugham te wijten, die haar over sexueeie problemen op dat moment laat spreken, als of zij het woord voert op een vergadering van psychologen. O zeker, het is dikwijls heel interessant wat zij zegt. maar het irriteert ons toch min of meer. omdat zij al die be redeneerde wijsheid koel en bijna nuchter verkondigt. Juist op dat oogenblik, eenige uren, nadat zij haar zoon heeft vergiftigd, al deed zij het dan ook om hem uit zijn lij den te verlossen. Maar haar bekentenis te gen het slot deed zij zeer gevoelig en mooi en dat werd voor haar dan ook het groote moment van den avond. Palmers had thans de rol van Maurice Tabret. die vroeger door Cees Laseur werd gespeeld. Hij gaf haar beheerscht en toch gevoelig, zonder een oogenblik in overgevoe ligheid te vervallen. Anton Roemer gaf al zij" autoriteit en routine aan majoor Liconda. den man, die in dit stuk de rol van detective vervult. Paul Steenbergen was Collin Tabret. de jonge man. die zoo'n groote plaats in het hart van Stella inneemt. De rol is vrij vlak geschreven en veel eer is er niet mee te behalen. Dirk Verbeek was als vroeger Dr. Harvester en hij speelde hem met de allures van een society- dokter. die tegelijk de huisvriend der Ta- brets is. De Heilige Vlam heeft het publiek ook nu weer sterk geboeid en het succes was onbe twistbaar. Er was aan het slot warm en langdurig applaus. J. B. SCHUIL. Haarlemsche Hof-club. JAZZ-CONCERT. De Haarlemsche Hot-Club organiseerde voor Vrijdagavond in het gebouw van den Haarlemschen Kegelbond een Jazz-Concert en noodigde tot bijwoning daarvan ook de Pers uit. En de Pers heeft aan de uit- noodiging gevolg gegeven. Een gevolg dezer gevolggeving is een verslaggeving, want dat is de onuitgesproken bedoeling. Alzoo een verslag van hetgeen we hoorden en zagen! Toen we om 8 uur het gebouw van den Kegelbond binnenkwamen, hoorden we Jazz, hot. natuurlijk, die van den kant van het podium kwam. Maar spelers zagen we daarop niet; wèl instrumenten en een groote houten kist met een ronde opening er in. Het ver moeden rees al dadelijk dat uit die opening de jazz. hot en wel tot ons kwam. Om half 9 heette de voorzitter der H. Hot-Club. cie heer E. C. Crommelin, de aanwezigen wel kom. Na hem besteeg de heer B. ten Hove het podium en gaf een bespreking van eenige hot-jazz-grammofoonplaten. Hij besprak er vijf. die telkens na de toelichting gedraaid werden. We hoorden bij de bespreking der eerste, een van de Mount City Blue Blowers interessante bijzonderheden: hoe iemand in een glas zingt, of tegen een met vloeipapier bedekte kam (we deden dat in onze kinder jaren ook al!) om het geluid eener gestopte trompet na te bootsen en ook welk een groot rol de improvisatie bij de jazz speelt. En bij een ander nummer, „I can 't dance" of zoo iets geheeten, hoorden we van een dame, die nooit trompetles gehad had, maar die zich desondanks tot een trompetteuze in den stijl van den beroemden Armstrong had ontwikkeld. En we vernamen dat de zang bij de jazz op een andere basis be rust dan bij de klassieke muziek en dus ook anders beoordeeld moet worden. Nu dit laatste werd ons zeer duidelijk bij de demonstratie der plaat, want die zou van het klassieke standpunt beoordeeld direct „I can 't sing" betiteld zijn. Nu heeft het me bij die demonstraties getroffen met welk een voorliefde in 't bij zonder die geluidsproducties bij de hot-iazz worden gecultiveerd, waaraan de beginneling op een instrument zich schuldig maakt en die hij door aanhoudende en ernstige studie moet leeren overwinnen, als hij tenminste voor de uitvoering van andere muziek ge schikt wil worden. Ik heb zelf indertijd wel eens geprobeerd zeó in een clarinet te bla zen, dat er geluid uit kwam. Er kwam einde lijk geluid, een geluid dat de buren deed schrikken. En aan dat geluid herinnerde mij de hot-clarinet opmerkelijk. Met den hot- zang was 'tmu-tatis mutandis niet veel an ders. 't Kan zijn, dat het mooi gevonden wordt, maar dan moet er wel een zeer spe ciale norm van schoonheid gesteld worden. Na bovengenoemde demonstratie werd het" podium bevolkt door Cor van Lïer's Swingers een zestal heeren. die respectievelijk de trompet, de piano, de clarinet, de tenor saxofoon. de drums en de slagbas bespeelden. De pianist speelde correct en rythmisch, de slagbassist vervulde zijn taak naar behooren, de drummer toonde de vereischte metrische standvastigheid, maar had, gezien het aan. tal beschikbare gedruiscliwerktuigen wat meer afwisseling in de geproduceerde klan ken kunnen brengen. De trompet was door gaans te luid en de clarinet te schel en van de sax schenen sommige kleppen niet lucht dicht te sluiten. En het geheel miste de klankverscheidenheid en vooral de virtuoze improvisatie, die de hot-jazz zelfs voor anti- jazzianen zoo al niet bewonderenswaardig, dan toch amusant of verrassend kan maken. Men kreeg den indruk van nog niet zeer gevorderd dilettantenwerk, dat zich aan „classics" als „The very thought of you", „The Sheik of Araby". „Dinal" en „Sweet Sue' waagde. En de vraag rees of deze prestaties al rijp waren om openbare be oordeeling uit te lokken. De heeren mogen bedenken dat goede jazz-uitvoering virtuozi- teit, en geen klein beetje, vereischt. en dat men zich die niet zoo gauw eigen maakt. K. DE JONG. Le Francais de tous les jours. Dit is een verzameling gesprekken over on derwerpen. welke bij elke reis in Frankrijk en de Fransch sprekende landen te pas ko men. Het boekje is bestemd voor de leerlin gen der hoogere klassen van de Middelbare scholen eh voorts voor ieder, die zich op reis op een behoorlijke manier verstaanbaar wenscht t.e maken. Uitgeefster is de firma J. M, Meulenhoff te Amsterdam, samenstellers IJ. Dubosq en D. H. van Dam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 17