Vraagt onze Voor jaarsstalen
ilM KUN!
BIOSCOPEN.
boetenwel
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 10 ct.
Radiomuziek der week
Nieuwe Uitgaven
ZATERDAG 30 MAART 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
17
CINEMA PALACE.
Evergreen.
In Cinema draait deze week een Engelsche
film, die aan Jessie Matthews' gelegenheid
geeft al haar kunnen te ontplooien. Jessie
Matthews is buitengewoon elegant en lenig
en bezit een natuurlijke gratie, die haar
als danseres bizondeir te pas komt. Boven
dien zingt ze haar songs op pakkende wijze
en heeft een expressief en schalksch ge
zichtje. Alles bij elkaar de aangewezen per
soon voor de vervulling van de hoofdrol uit
Evergreen.
De voorgeschiedenis speelt zich af in 1909,
als Harriet Green haar afscheidsavond geeft
in Tivoli: ze zal de volgenden dag met een
markies huwen, doch 's avonds komt de man
waarmee ze voorheen een verhouding had.
opdagen en bang voor zijn bedreiging het
bestaan van zijn en haar dochtertje wereld
kundig te maken, besluit ze den markies te
verlaten en naar Zuid-Afrika te gaan.
Vijftien jaar zijn verstreken Harriet is
vergeten in Afrika overleden. Een 18-jarig
meisje zoekt in Londen een baantje: het is
Harriet Green, de dochter van de „groote
Harriet", die Evergreen genoemd werd, om
dat ze beloofde niet oud voor het publiek te
willen optreden. Een journalist ziet in haar
„het" idee voor een show. Zij gaat door
voor haar eigen moeder en de show heeft
daverend succes. De journalist wordt verliefd
op haar, de markies zoekt haar op, de vader
verschijnt weer en dat alles veroorzaakt
lastige situaties, die tenslotte tijdens een
opvoering van de show haar hoogtepunt be
reiken, als Harriet zich plotseling ontdoet
van haar vermomming en in ware gedaante
optreedt. Dan komt alles in orde.
De film is vervaardigd om Jessie Matthews
en deze is, zooals we schreven, charmant en
gracieus. De revue-scènes staan nog niet op
hetzelfde peil als die van Amerikaansche
films. Overigens een genoegelijke film, die
af en toe iets bekort zou kunnen worden.
De bekende songs Over my Shoulder, Tinkle,
tinkle, tinkle, en when you've got a little
Springtime in your Heart worden in de film
gelanceerd.
Het voorprogramma toont een teeken
filmpje Just Dogo, de gebruikelijke jour
naals en op het tooneel Lilian Helden, die
haar muzikale gaven demonstreert, en in
verschillende smaakvolle toiletjes vlotte dan
sen uitvoert.
FRANS HALS THEATER
Bengaalsche Lansiers
Het is niet omdat het personeel van deze
film op één enkele uitzondering na louter uit
mannen bestaat, dat wij dit werk een manne
lijke film kunnen noemen. Zoowel de inhoud
als de vorm dragen dat bizondere karakter,
dat men met deze aanduiding zou kunnen
schetsen. Het betreft hier een mannelijkheid,
welke, hoe vreemd het klinke, bij mannen
geenzins algemeen voorkomt.
Wat bedoelen wij met dezen term? Aller
eerst het volkomen gemis aan sentimentali
teit. Ongevoeligheid dus? Integendeel, het le
ven, dat deze film weergeeft, is geladen met
hevig gevoel. Maar dit gevoel uit zich niet op
onbeheerschte, uitbundige wijze. Het is als de
stoom in een locomotief. Uiterlijk is zoo'n ma
chine een onbewogen kolos; zij is van ijzer en
staal en maakt ook door haar gedrongen vorm
een krachtigen indruk. Echter praalt zij niet
met haar kracht; zij verbergt het harde en
stevige materiaal onder een keurig geverfde
huid. Alles ziet er frisch en net uit; alles is
■keurig gepoetst; de verf glimt, de koperen helm
glanst. Maar onder die keurige onbewogen
heid borrelt het water en siddert de stoom,
die centenaarsvrachten in beweging brengt.
Wordt de spanning te sterk dan ontsnapt dooi
de veiligheidsklep een fluitend geluid.
Aldus de Bengaalsche lansiers uit deze film.
Ijzervreters met gegroefde gezichten of baar-
delooze luitenantjes van melk en bloed, keurig
in hun uniform, correct in hun houding, sober
in spraak en leefwijze. Maar allen geladen met
gespannen gevoelens, die zij niet laten blijken.
Het geprangde gemoed ontlast zich ook bij hen
in een veiligheidsklep: de speelsch klinkende,
schrille klank van den humor.
Helden zijn dit, maar de heldhaftigheid open
baart zich hier niet allereerst in het oorlogs
bedrijf, al zijn deze mannen ook als soldaat
onvervaard en met doodsverachting vervuld.
Ondanks de grootsche krijgstafereelen, welke
men hier in 't schitterend décor van een Oos-
tersehe omgeving te aanschouwen krijgt, on
danks de opwindende en vaak afgrijselijke ta-
fereelen, waarbij de aantrekkelijkheid van de
romantiek het lugubere effect te niet doet. is
dit werk toch geen oorlogsfilm. Noch propa
ganda voor het militarisme, noch voor het
pacifisme dringt zich op. De oorlog is in dit
drama een bijkomstige factor. De Britsche of
ficieren, die hier ten tooneele verschijnen, be
schouwen het soldaat-zijn gewoon als een vak.
Ze zijn naar Indië gestuurd om de rust en de
orde voor een maatschappij van 300 millioen
menschen te waarborgen en dit is hun taak.
Men mag het stoïcijnsch verduren van won
den en martelingen als mannelijk kenschetsen,
behalve dit treft bij deze mannen hun houding
jegens hun taak. De kolonel, die zijn zoon als
luitenant in dienst krijgt, ziet zich hierdoor
geplaatst voor het conflict tusschen den supe
rieur en den vader. Plicht en instinct strijden
een titanischen strijd. Ook dit gegeven is spe
cifiek mannelijk uitgewerkt.
Mannelijk is de vriendschap tusschen den
kapitein Mac Gregor (Cary Cooper) en luite
nant Forsythe, die hun momenten van week
heid overwinnen door grimmige spotternij en
in de felste incidenten, waarbij het publiek
hartkloppingen krijgt van angst en afgrijzen,
elkaar door drogen humor ontnuchteren.
Bernard Shaw heeft in zijn Oorlogsmannen
den draak gestoken met de „heldhaftigheid",
welke juist in de laatste jaren bij de jeugd
weer zoo in de mode gekomen is. Henry Hatha
way, de vervaardiger van The Life of a Ben
gal Lancer, maakt deze zelfde jeugd be
schaamd op een andere wijze: door haar heu-
sche helden te toonen. wier eenvoudig, zuiver
en nobel heroïsme de keerzijde is van haar
brute en goedkoope praalhanserij.
Bewonderenswaardig is de eenheid, welke in
dit werk zich openbaart tusschen inhoud en
vorm. Want ook de technische uitwerking in
woord en beeld kenmerkt zich door de boven
omschreven mannelijkheid. Strak en klaar,
zonder een zweem van vaagheid, onzekerheid
of vertroebeling, rolt tafereel na tafereel in
een stijgende climax voorbij. Streng van lijn
en breed van compositie zijn de foto's met
haar indrukwekkende maskers en schilder
achtige groepen en landschappen. De film is
yol beweeglijkheid, vol spanning, vol schok
kende scènes ook, maar nergens hindert een
opzettelijk effectbejag of een speculatie op de
sensatie-zucht van het publiek. Alles wat den
toeschouwer ontroert of de haren ten berge
doet rijzen, is verantwoord door de eerlijke,
artistieke noodzakelijkheid.
In één opzicht doet de film aan Viva Villa
denken: ook hier lacht het publiek terwijl het
behoorde te sidderen en het lacht terecht.
Want heerlijk is de echt-Engelsche, liever
zouden wij zeggen: echt-mannelijke droge hu
mor, die heel de vertooning kruidt met zijn
zilten, hartigen en vaak bitteren smaak. Dit
laconieke woordenspel, samengesteld uit een
reeks kwasi-achteloos daarheengeworpen
treffers, geen nerveus raketten met geestig
heden! is zóó geladen met spanning en elk
van die sobere zinnetjes belichaamt zulk een
zwaarte aan tragiek en gedachten dat on
danks de hemelsche en helsche pracht van
de Duizend-en-Eén-Nacht-achtige wereld,
waarin de film speelt, haar accent op den dia
loog valt.
In het bij program behalve het journaal
een teekenfilm uit Fleischers Pepeye-reeks.
Een aardig oogenblik was het, waarop de
directie een huldeblijk in ontvangst had te
nemen namens het Centraal-comité voor de
werkloozen, dat in de afgeloopen week kos
teloos de beschikking had gehad over het
geheele balcon.
H. G. CANNEGIETER
REMBRANDT THEATER.
„Die Englische Heirat" met Adèle
Sandrock, Renate Müller, Georg
Alexander en Adolph Wohlbriick.
Adolphe Wohlbriick.
„Die Englische Heirat" is een film, die' de
genoegelijkste herinneringen nalaat en die u
een paar uur kostelijk amuseert. De namen
van de hoofdrollen, die hierboven staan, waar
borgen u 100 pCt. ontspanning. Is er één film
van .Adèle Sandrock, waarin deze oude
„despoot" u niet geeft, wat u verwacht? en
Renate Müller, altijd even „hubsch" even
geestig en zelfverzekerd. In deze film regeert
de oude grootmama. Adèle Sandrock, de ge
heele adellijke Engelsche familie, bestaande
uit graatmama, dan 'n heelen tijd niet, dan 'n
zoon en twee kleinzoons. Om den oudste van
de kleinzoons, den ruim 30 jarigen Doug,
Georg Alexander, draait de geheele film.
Doug is op weg om een reis om de wereld te
maken, hij komt evenwel niet verder dan
Berlijn, waar hij Gretel, Renate Müller, leert
kennen, die hem zal leeren autorijden. Hij is
ot 6 april 1Q J5
30 maart tot 6 april 1Q35
(Adv. Ingez. Med.)
een leerling, waar weinig eer mee is te be
halen, want hij is al ongeveer 3 maanden
bezig en nóg kan hij niet chauffeeren, niet
tegenstaande hij eiken dag les heeft. Dat hij
het al jaren en jaren kent. wéét zijn leer
meesteres niet. Dat oponthoud in Berlijn be
gint grootmama te vervelen, ze stuurt Brent,
Adolphe Wohlbrück, den advocaat van de
familie en besten vriend van Doug, naar
Berlijn om Doug te gaan vertellen, dat hij
direct naar Engeland moet. Bovendien moet
hij Doug er mee in kennis stellen, dat Groot
mama besloten heeft, Doug te laten trouwen
met een meisje van zeer aristocratische fa
milie, jammer genoeg kan Doug het kind
evenwel niet zien. Zoo nu en dan heeft
Doug opwellingen, dat hij zich tegen Groot
mama durft verzetten, dat is te zeggen, als ze
er niet bij is, of tegen haar levensgroot por
tret In die opwelling vraagt hij Gretel ten
huwelijk en ze besluiten nog dienzelfden dag
te trouwen. Na het huwelijk moet hij direct
met een vliegtuig naar Engeland vertrekken
omdat de oude despoot eerstdaags haar vijf-
en zeventigsten verjaardag viert. Zoodra hij
de familie ingelicht heeft, zal hij Gretel tele-
grafeeren om over te komen. Met de beste
voornemens bezield, wil hij van zijn huwelijk
vertellen, maar Grootma zegt hem. dat eerst
zij wat te vertellen heeft en wel. dat hij
moet trouwen met het door haar uitgekozen
meisje. Hij tracht zich te verzetten, maar
zonder succes. Op den verjaardag van Groot
ma is hij als het ware bij overrompeling
verloofd en om het nóg onmogelijker voor
hem te maken, staat plots Gretel voor hem.
die niet langer op het beloofde telegram had
willen wachten. Het duizelt den armen jongen,
maar wéér is hij flink; hij wil niet langer
afhankelijk zijn van Grootma, hij zal werk
zoeken, zoodat hij zijn eigen brood kan ver
dienen ver weg van Engeland.Op onverwachte
wijze komt Gretel in aanraking met de oude
dame, die haar bij zich noodt. Ze valt zóó in
den smaak, dat ze moet blijven logeeren. Als
ze zich op het eind bekend maakt, als de
vrouw van Doug, is het om te gelijk voor
goed afscheid te nemen van de familie. Haar
nieuwe verloving komt op zeer origineele wijze
tot stand.
De film zit uitstekend in elkaar, de regis
seur wist zoo nu dan, als het ware onopzette
lijk, accent te leggen om een karakter even
aan te zetten. M.i. is een van de raakste ty
peeringen van het tirannieke karakter van
Grootma, de manier, waarop deze edele
energieke dame den paardekop. die haar
hindert, op zij duwt. De manier, waarop
ze dat doet spreekt boekdeelen. Daardoor
alleen al staat de figuur ten voeten uit
voor u.
Van het bijprogramma verdient bijzondere
vermelding het nummer „Musicale Nonsens"
van Zibral. Deze slangenmenschachtige mu-
sikale komiek of komieke musicus,
die niet alleen zijn gezicht, maar ook zijn
lichaam in de raarste plooien en vervormin
gen kan brengen, draagt tot. het succes van
het programma ook een groot deel bij.
We kunnen een bezoek aan Rembrandt van
harte aanbevelen.
Zondagmorgenvoorstellingen.
In het Rembrandt Theater draait- Zondag
morgen op veelvuldig verzoek nogmaals de
groote expeditiefilm van Frank Buck Wilde
Ballast.
Het Frans Hals Theater vertoont de cul
tuur-wetenschappelijke film Onder de Inboor
lingen van Britsch Borneo een film van de
expeditie naar de koppensnellers.
HET TOONEEL.
Ver. Rotterdamsch Hofstad-
Tooneel.
DE HEILIGE VLAM.
(Adv. Ingez. Med.)
Wij hooren herhaaldelijk de stelling verkon
digen, dat het schouwburgbezoek wel grooter
zou zijn, als de toegangsprijzen maar lager
werden gesteld. Wanneer dit werkelijk het
geval was, zou de schouwburg op volksvoor
stellingen waarvoor de prijzen niet hooger zijn
dan voor de bioscoop, toch zeker vol moeten
loopen. maar dat is allerminst het geval. Gis
teren tenminste was het bezoek nauwelijks
grooter dan op een gewonen avond en dat,
terwijl een stuk van- sterke spelkwaliteit als
De Heilige Vlam werd gespeeld met Vera Bon
dam en Fie Carelsen, twee van onze beste
actrices, in de hoofdrollen. Zoo iets is wel in
staat om allen moed te doen verliezen, zoo
wel voor den pachter van onzen Stadsschouw
burg als voor de gezelschappen.
Het is ongeveer zes jaar geleden, dat wij De
Heilige Vlam door Het Vereenigd Tooneel
heben zien spelen. De hernieuwde opvoering,
thans door het gezelschap van Van der Lugt
Melsert gaf ons geen nieuwe gezichtspunten
op dit stuk van Somerset Maugham. Hoofd
zaak voor den schrijver was het blijkbaar om
het publiek zoo lang mogelijk in spanning te
houden over de vraag, wie Maurice Tabret
had vermoord en 't dient erkend, dat hij dat
met groote bekwaamheid doet. Er is werkelijk
een voortdurende en stijgende spanning in dit
tooneelspel, maar ondanks de verschillende
problemen, die er in verwerkt worden, kunnen
wij er niet veel meer in zien dan een boeiend
intriguestuk.
Maar het geeft gelegenheid tot sterk spel
en hier kwamen wij bij deze bezetting weinig
of niets te kort. Vera Bondam, Bet-s Ranucci—
Beekman en Dirk Verbeek vervulden hun oude
rollen, maar nieuw was de bezetting van de
andere personen en het was vooral Fie Carel
sen, die als Stella, een groot deel van het suc
ces van deze opvoering droeg.
Minny ten Hoven, die bij Het Vereenigd Too
neel de rol van de van moord verdachte vrouw
speelde, was onbeheerschter en jonger. Zij liet
zich meer gaan en bij haar spel was het be
grijpelijk, dat ook het publiek twijfelde. Bij
Fie Carelsen, die meer de rijpere en zelfbe
wuste vrouw gaf, was daarvan geen sprake en
begreep ieder, dat zij de daad niet kon hebben
gedaan. Dit verhoogde misschien niet de span
ning, maar- maakte de figuur van Stella in
teressanter en sympathieker.
Het spel van Vera Bondam en Fie Carelsen
EEN VOORBESPREKINC
DOOR KAREL DE JONG
Het ligt voor de hand dat in dit „Bachjaar"
de uitzendingen van Bach's werken bijzonder
talrijk zijn. Daaronder is natuurlijk veel dat
men in andere jaren ook geregeld te hooren
krijgt, want Bach behoort gelukkig niet tot de
min of meer in vergetelheid geraakte toon
dichters. Maar men ziet in de programma's
telkens ook werden aangekondigd, die zelden
uitgevoerd worden. Daartoe mogen we wel de
wereldlijke cantate „Vergnügte Pleissenstadt"
rekenen. Zij werd door Bach gecomponeerd
voor het feestmaal ter gelegenheid van de
bruiloft van een koopman uit Leipzig met een
Zittausche joffer. Dit is nu op zich zelf niets
merkwaardigs maar wèl curieus is, dat Bach
den oorspronkelijken tekst van zijn gewonen
tekstdichter Picander later omwerkte. Pican-
der had, om aan Bach de gelegenheid voor
illustreerende muziek te geven, de riviertjes
de Pleisse en de Neisse als sprekende perso
nen ingelascht; Bach maakte er later Apollo
en Mercurius van en liet die beide goden den
lof van de stad Leipzig en van haar stedelijk
bestuur verkondigen. Schweitzer teekent hier
bij aan dat als dit geschreven is in den tijd.
toen Bach met den gemeenteraad op niet al
te besten voet stond, de rijmelarij hem nog
wel meer moeite gekost moet hebben dan
anders reeds het geval was, en dat de tekst
van dien lofzang er dan ook naar is!
In dezelfde Zondagavond-uitzending van
Hilversum zijn twee duetten van oude Ita-
liaansche componisten vermeld, waarin de
sopraan en de alt beide met coloratuur be
dacht zijn, en die daardoor buitengewone
moeilijkheden voor de uitvoering opleveren.
Waar de vertolking aan twee onzer eerste
zangeressen toevertrouwd is zien we deze
„première" met bijzondere belangstelling te
gemoet.
Frankfort zendt Dinsdagavond een Bach-
concert uit, op welk programma oa. het motet
..Der Geist hilft unsere Schwachheit auf"
voorkomt. In de Thomaskerk te Leipzig, waar
Bach „Cantor", dus koordirigent was, werden
eiken Zondag twee motetten d.w.z. lithur-
gische koorwerken zonder zelfstandige bege
leiding, gezongen: één voor den ochtend- en
één voor den avonddienst. Nu is het merk
waardig, dat, terwijl Bach ver over de 300
kerkelijke cantates geschreven heeft, waarvan
er een kleine 200 bewaard gebleven zijn,
slechts zes motetten authentiek van hem af
komstig geacht moeten worden, en van die zes
zijn er maar twee nl. „Singet dem Herrn" en
„Der Geist hilft", waarvan het eigenhandige
schrift nog bestaat. De andere vier zijn alleen
in afschriften overgeleverd. Het kleine aan
tal van Bach's motetten wordt verklaard
door de omstandigheid, dat Bach evenmin als
zijn toenmalige collega's veel interesse had
voor die muziek, die tot het vastgestelde pro
gramma van den eeredienst behoorde, zoodat
hij evenals de anderen maar liet uitvoeren
wat voorradig was en zelfs meestal de uit
voering der motetten niet eens zelf diri
geerde. De zes bewaard gebleven motetten
zijn dan ook niet voor den gewonen dienst,
maar voor bijzondere gelegenheden geschre
ven. Het motet „der Geist hilft" was bestemd
voor de begrafenis van den rector Ernesti in
1729. Bach's motetten hebben, in tegenstelling
met de meeste andere, die op Latijnsche tek
sten gezongen werden. Duitsche teksten, die
uit Bijbelspreuken en koraalverzen zijn sa
mengesteld. De wijze, waarop Bach dat ge
daan heeft verraadt hetzelfde diepe inzicht,
dat de keuze der koraalteksten in zijn Passies
kenmerkt. Wat de uitvoering der motetten
betreft: zuiver a capella zal die wel nooit ge
schied zijn, aangezien de instrumentale be
handeling der zangstemmen den steun van
orgel of strijkorkest noodig maakt. En wat
hun kunstwaarde betreft: Mozart bekende,
dat hem bij het hooren van het motet „Singet
dem Herrn" plotseling Bach's grootheid dui
delijk werd, zoodat hij terstond een geestdrif
tig vereerder van Bach werd. Schweitzer zegt:
„Bij het klinken van deze tonen verzinkt de
wereld met haar onrust, haar zorg en haar
ieed. De hoorder is alleen met Bach, die zijn
ziel met de wonderbare vrede, die hij in het
hart droeg, stil maakt, en hem opheft boven
alles, dat was en is en zijn zal. En als de to
nen weggestorven zijn is het alsof men stil
moet blijven zitten en met gevouwen handen
den meester danken voor dat, wat hij den
menschen gegeven heeft".
Van J S. Bach naar Francis Pouienc is een
heele sprong en van het motet naar „Le Bes-
tiaire" niet minder. Pouienc, geb. in i899, was
een der jongste leden van de z.g. „Groep dei-
Zes", die in Eric Satie (18661925) haar
leidsman zag, en oorspronkelijk een reactie
op het met Debussy ontstane impressionisme
bedoelde. Sate, zelf eigenlijk dilettant hij
was gemeente-ambtenaar heeft de muzi
kale wereld opgeschrikt door de dwaze titels
van vele zijner pianowerkjes: een weerslag op
de stemmingsmuziek. In de plaats van de
klankverfijning van Debussy stelde hij de al
leruiterste vereenvoudiging; sommige zijn op
één notenbalk genoteerd. Humoristische of
parodistische tendenzen overwogen. Van de
..Groep der Zes" hebben Honegger en Milhaud
zich gaandeweg losgemaakt. Le Bestiaire ou )e
Cortege d' Orphée". zes zangen op gedichten
van Guillaume Apollinaire" bezit voorzeker
geen Apollinische schoonheid, zoomin wat
muziek als wat teksten betreft. De teksten
zijn min of meer parodistisch-sarcastisch. In
hoeverre de mu2iek zich in haar karakter
daarbij aansluit, wordt verschillend beoor
deeld. Zeker is. dat het zwaartepunt in de in
strumentale partij ligt, die oorspronkelijk
voor strijkkwartet, fluit, clarinet en fagot ge
schreven is. Aangezien ik alleen de uitgave
voor zang en piano ken, vermag ik het effect
van de origineele bezetting niet te beoordee-
Ier.. De zangpartij is niet „melodieus" in den
gangbaren zin van het woord; zij beweegt
zich doorgaans in kleine intervallen over
weinige noten en doet meer aan een soort van
spreken in voorgeschreven toonshoogte en
tijdsruimte denken.
De titels der zes nummers zijn: „De drome
daris", „De TLbetaansche Geist", ,3e Sprink
haan", „De Dolfijn", „De Kreeft" en „De
Karper".
Ondanks de anti-stemmingsbedoelingen zal
wel niemand de melancholieke stemming van
het laatste nummer miskennen. Het werkje is
van 1919; sindsdien heeft Pouienc weer een
artirtieke zwenking gemaakt. „Le Bestiaire"
zal Dinsdagavond door Huizen uitgezonden
worden; ik vestig er met nadruk de aandacht
op van hen. die zich voor de nieuwere stroo
mingen in -de muziek interesseeren.
was voortreffelijk op eikaar ingesteld en het
trof ons vooral, hoe prachtig deze twee
warm-gekleurde, donkere stemmen den dia
loog telkens van elkaar overnamen. Zuster
Wayland is wel een zeer moioe rol var. Vera
Bondam. Zij speelt haar strak-gespannen en
geheel van binnen uit en men voelt aldoor
in heel haar houding en in haar van emotie
trillende stem wat de vermoorde voor
haar in haar leven is geweest.
Mevrouw Ranucci-Beekman gaf de moeder
wel wat sterk 'oeheerscht en uiterlijk onbe
wogen. Men heeft moeite zich te realiseeren,
dat daar achter die deur het lijk ligt van
haar jongen, die zoo pas gestorven is. Maar
voor een deel is dit ook aan Somerset
Maugham te wijten, die haar over sexueeie
problemen op dat moment laat spreken, als
of zij het woord voert op een vergadering
van psychologen. O zeker, het is dikwijls heel
interessant wat zij zegt. maar het irriteert
ons toch min of meer. omdat zij al die be
redeneerde wijsheid koel en bijna nuchter
verkondigt. Juist op dat oogenblik, eenige
uren, nadat zij haar zoon heeft vergiftigd,
al deed zij het dan ook om hem uit zijn lij
den te verlossen. Maar haar bekentenis te
gen het slot deed zij zeer gevoelig en mooi
en dat werd voor haar dan ook het groote
moment van den avond.
Palmers had thans de rol van Maurice
Tabret. die vroeger door Cees Laseur werd
gespeeld. Hij gaf haar beheerscht en toch
gevoelig, zonder een oogenblik in overgevoe
ligheid te vervallen.
Anton Roemer gaf al zij" autoriteit en
routine aan majoor Liconda. den man, die in
dit stuk de rol van detective vervult. Paul
Steenbergen was Collin Tabret. de jonge
man. die zoo'n groote plaats in het hart van
Stella inneemt. De rol is vrij vlak geschreven
en veel eer is er niet mee te behalen. Dirk
Verbeek was als vroeger Dr. Harvester en hij
speelde hem met de allures van een society-
dokter. die tegelijk de huisvriend der Ta-
brets is.
De Heilige Vlam heeft het publiek ook nu
weer sterk geboeid en het succes was onbe
twistbaar. Er was aan het slot warm en
langdurig applaus.
J. B. SCHUIL.
Haarlemsche Hof-club.
JAZZ-CONCERT.
De Haarlemsche Hot-Club organiseerde
voor Vrijdagavond in het gebouw van den
Haarlemschen Kegelbond een Jazz-Concert
en noodigde tot bijwoning daarvan ook de
Pers uit. En de Pers heeft aan de uit-
noodiging gevolg gegeven. Een gevolg dezer
gevolggeving is een verslaggeving, want dat
is de onuitgesproken bedoeling. Alzoo een
verslag van hetgeen we hoorden en zagen!
Toen we om 8 uur het gebouw van den
Kegelbond binnenkwamen, hoorden we Jazz,
hot. natuurlijk, die van den kant van het
podium kwam. Maar spelers zagen we daarop
niet; wèl instrumenten en een groote houten
kist met een ronde opening er in. Het ver
moeden rees al dadelijk dat uit die opening
de jazz. hot en wel tot ons kwam. Om half
9 heette de voorzitter der H. Hot-Club. cie
heer E. C. Crommelin, de aanwezigen wel
kom. Na hem besteeg de heer B. ten Hove
het podium en gaf een bespreking van eenige
hot-jazz-grammofoonplaten. Hij besprak er
vijf. die telkens na de toelichting gedraaid
werden. We hoorden bij de bespreking der
eerste, een van de Mount City Blue Blowers
interessante bijzonderheden: hoe iemand in
een glas zingt, of tegen een met vloeipapier
bedekte kam (we deden dat in onze kinder
jaren ook al!) om het geluid eener gestopte
trompet na te bootsen en ook welk een
groot rol de improvisatie bij de jazz speelt.
En bij een ander nummer, „I can 't dance"
of zoo iets geheeten, hoorden we van een
dame, die nooit trompetles gehad had, maar
die zich desondanks tot een trompetteuze
in den stijl van den beroemden Armstrong
had ontwikkeld. En we vernamen dat de
zang bij de jazz op een andere basis be
rust dan bij de klassieke muziek en dus
ook anders beoordeeld moet worden. Nu
dit laatste werd ons zeer duidelijk bij de
demonstratie der plaat, want die zou van
het klassieke standpunt beoordeeld direct
„I can 't sing" betiteld zijn.
Nu heeft het me bij die demonstraties
getroffen met welk een voorliefde in 't bij
zonder die geluidsproducties bij de hot-iazz
worden gecultiveerd, waaraan de beginneling
op een instrument zich schuldig maakt en
die hij door aanhoudende en ernstige studie
moet leeren overwinnen, als hij tenminste
voor de uitvoering van andere muziek ge
schikt wil worden. Ik heb zelf indertijd wel
eens geprobeerd zeó in een clarinet te bla
zen, dat er geluid uit kwam. Er kwam einde
lijk geluid, een geluid dat de buren deed
schrikken. En aan dat geluid herinnerde mij
de hot-clarinet opmerkelijk. Met den hot-
zang was 'tmu-tatis mutandis niet veel an
ders. 't Kan zijn, dat het mooi gevonden
wordt, maar dan moet er wel een zeer spe
ciale norm van schoonheid gesteld worden.
Na bovengenoemde demonstratie werd het"
podium bevolkt door Cor van Lïer's Swingers
een zestal heeren. die respectievelijk de
trompet, de piano, de clarinet, de tenor
saxofoon. de drums en de slagbas bespeelden.
De pianist speelde correct en rythmisch, de
slagbassist vervulde zijn taak naar behooren,
de drummer toonde de vereischte metrische
standvastigheid, maar had, gezien het aan.
tal beschikbare gedruiscliwerktuigen wat
meer afwisseling in de geproduceerde klan
ken kunnen brengen. De trompet was door
gaans te luid en de clarinet te schel en van
de sax schenen sommige kleppen niet lucht
dicht te sluiten. En het geheel miste de
klankverscheidenheid en vooral de virtuoze
improvisatie, die de hot-jazz zelfs voor anti-
jazzianen zoo al niet bewonderenswaardig,
dan toch amusant of verrassend kan maken.
Men kreeg den indruk van nog niet zeer
gevorderd dilettantenwerk, dat zich aan
„classics" als „The very thought of you",
„The Sheik of Araby". „Dinal" en „Sweet
Sue' waagde. En de vraag rees of deze
prestaties al rijp waren om openbare be
oordeeling uit te lokken. De heeren mogen
bedenken dat goede jazz-uitvoering virtuozi-
teit, en geen klein beetje, vereischt. en dat
men zich die niet zoo gauw eigen maakt.
K. DE JONG.
Le Francais de tous les jours.
Dit is een verzameling gesprekken over on
derwerpen. welke bij elke reis in Frankrijk
en de Fransch sprekende landen te pas ko
men. Het boekje is bestemd voor de leerlin
gen der hoogere klassen van de Middelbare
scholen eh voorts voor ieder, die zich op reis
op een behoorlijke manier verstaanbaar
wenscht t.e maken.
Uitgeefster is de firma J. M, Meulenhoff te
Amsterdam, samenstellers IJ. Dubosq en D. H.
van Dam.