VRAAGT STILTE.
LIEN.
HIET BEGIN IS IER! WIE VOLGT?
De bloem van den dag.
DINSDAG 9 APRIL 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
7
£gc wiüe mut zenuwen en veitüfheid.
„Beleefd Breda"., zouden wij wil
len zeggen van de turfschip-stad, die
een stilte maand heeft georganiseerd.
U weet 't immers: verschillende in
stanties, zooals de K.N.A.C., de
A.N.W.B., het gemeentebestuur, de ge
luidsstichting de vereeniging voor
veilig verkeer en andere hebben een
actie op touw gezet om het verkeers
lawaai gedurende April tot een mi
nimum te beperken. Dat is niet alleen
een daad die onze zenuwen dankbaar
zullen stemmen, het is beleefd boven
dien. „Hoe is 't er nu mee gesteld?"
wilt u weten en het is- niet gemakke
lijk deze vraag zoo-maar te beant
woorden.
Als de trein, die 'k in Breda verliet, met veel
lawaai het station vaarwel zegt, en hel
knaapje met de broodjes-allerlei zijn ver
schrikkelijke uithaalstem tot stilte dwingt,
gaapt het open stationsplein me toe in diepe
rust. Gelijk de slaperige taxi-chauffeurs-in-
afwachting Werkelijk: wat de stilte betreft
valt de vergelijking met Haarlems stations
plein ten gunste van Breda uit.
Spoedig doemen reeds enkele symptomen op
van de ssst-actie. Een fietser die m'n weg
kruist, remt een weinig, steekt zijn arm zéér
nadrukkelijk uit, zwaait om me heen en groet
zwijgend. Keurig, keurig. Een taxi, die de
keuze heeft tusschen toeteren, remmen
een voetganger vermorzelen, kiest het tweede
en de versleten rembanden piepen alleraf
grijselijkst. Toch kwam er geen geluid over
het toetapparaat!
Maarnu gaat de suggestie mij parten
spelen. Telkens als een auto zonder helsch
kabaal voorbijsnort, een fietser alle belmis-
baar schijnt te vergeten, meen ik stilte-actie
te bespeuren. En als in het hartje van de stad
een vrachtauto heel gewoon signaal geeft,
(onder ..heel gewoon" versta men natuurlijk
claxon-geloei over minstens honderd meter,
om de drie seconden afgewisseld door een
tiende seconde rust), dan verbaas ik me dat
de agent op den hoek niet op z'n fiets springt
en den chauffeur een bekeuring bezorgt, die
hem ten minste op een maand hechtenis
komt te staan
Het is moeilijk te onderscheiden wat nu
reeds van de actie is blijven hangen. Opval
lend is echter dat de meeste auto's kort sig
naal geven, heel even slechts bij een hoek, of
anderssnelheid verminderen en zwijgen.
Dat is geen verbeelding, evenmin als de be
wering. dat speciaal taxi- en buschauffeurs
goed meewerken.
Doch over het algemeen merkt men niets
van meer stilte en is het in alle straten even
lawaaierig als elders. Dit is echter geen ver
oordeeling van de actie want iemand zal toch
verlangen dat na enkele dagen alle wegge
bruikers reeds zoo heilig van de noodzaak
van stilte zijn overtuigd, dat zij hun rumoer-
instrumenten niet overbodig zullen gebrui
ken? Daarbij komt nog dat toeteren, bellen,
klingelen en hoe het meer moge heeten, ons
in het bloed zit. „Kun je niet bellen!?" en
„Dan moet je maar signaal geven!" zijn uit
drukkingen die we meer dan eens.hooren, als
er bijna een botsing is geweest. Bovendien
heeft de wetgever ons jarenlang verplicht
lawaai te maken ter bevordering van de vei
ligheid en velen zijn zoo vast overtuigd
dat herrie bij elke bocht onvermijdelijk is, dal
zij het onbegrijpelijk vinden, wanneer een
auto of fiets in stilte nadert.
De dagelijksche lawaaizee is zóó veelzijdig
het geluidsconcert bevat zóó ontzaggelijk vee!
instrumenten, dat we reeds tevreden mogen
zijn als een propaganda voor stilte een deel
van de cacophonie wegneemt.
De grootste straf
Kent u erger geluid dan van een gewonen
wagen met ijzeren wielbanden, door een
paard met vier spiksplinternieuwe hoeven,
getrokken over een hobbelige straat met kin
derkopjes?
't Is de grootste straf die den stadsmensch
kan worden opgelegd, want eer het lawaai-
gevaarte uit onzen gehoorkring is verdwenen,
zijn enkele minuten voorbij en kunnen we
verzekerd zijn dat de volgende voor de voort
zetting zal zorgen. Tenzij een knalknetter 't
ons onmogelijk zal maken het gesprek voort
te zetten, want in de categorie bakfietsen
kennen wij ook ettelijke soorten die iedereen,
die een stilte-actie wil beginnen met wan
hoop vervullen.
„Meer stilte" vraagt Breda. Dan moeten de
karren allemaal luchtbanden hebben en de
knorverschriklcingen hun lawaai dempen.
Want -dan komt het andere, het minder mis
bruik maken van toeter en bel, beter tot zijn
recht.
De politie-agenten gaan de men
schen nu vragen stiller te zijn. Zij
gaan den fietser zeggen dat hij bij
een wijde bocht naar links, terwijl
hij duidelijk richting aangeeft, zijn
ratel in rust kan houden. Zij gaan
den 'automobilist overtuigen dat de
verkeersregels in alle behoeften voor
zien, waarbij de claxon beschouwd
moet worden als de noodrem in den
trein. „Misbruik wordt gestraft"
kunnen wij in alle coupé's lezen.
Misschien komt het ook nog eens zoo
ver met alle lawaai-apparaten.
De garages en autobewakers in de stad
dcelen brochures uit waarin de voordeelen
van minder lawaai worden uiteengezet. Tien
tallen borden met de S van Stilte prijken
langs de straten. Vele Breda'ers hebben een
dergelijk insigne. Auto's krijgen zoo'n
piaquette en de eigenaars verleenen zich de
onderscheiding een beleefd mensch te zijn,
Want het is zoo onbeleefd, zoo verschrik
kelijk onbeleefd lawaai te maken. We erge
ren ons als iemand hard hoest, schreeuwt of
zijn radio te gillen zet. maar als we zelf luid
toeterend beweren: „Uit den weg, want IK
kom er aan!" zeggen we genoeglijk: „Dat is de
eisch van het moderne verkeer
Dat is de eisch van het moderne verkeer nu
net niet! Het ouderwetsche verkeer wilde
„toet-toet" en „ringeling" op elk oogenblik
van den dag en toen hadden we nog iets aan
zoo'n waarschuwing. In het moderne verkeer
geeft al dat misbaar geen zier. Ei- is immers
al zóó veel gedruisch, dat een fietsbel niet
wordt gehoord, evenmin als een behoorlijk
bescheiden auto-toeter. Neen, als men nü nog
gehoord wil worden moet men er boven uit
komen, nóg harder schreeuwen en het is zoo
zeker als 't maar kan, dat overmorgen uw
buurman-weggebruixer een apparaat heeft
gemonteerd dat nog harder kan gillen.
Wij gaan een anderen kant uit. We gaan
naar de stilte, omdat het MOET. Terwille van
onze zenuwen niet alleen, maar terwille van
de veiligheid zelf.
Aanvankelijk zal het in ieder geval noodig
zijn dat de snelheid, vooral in de steden, ver
mindert, want wij zijn nog teveel gewend aan
de hoorbare waarschuwing. Eerder echter dan
velen zullen denken zal men gewend zijn aan
ae stille komst van twee- en meerwielige
wegverschrikkingen en het gevolg moet zijn,
dat de regels van het verkeer zullen worden
nageleefd, zooals zij behooren te worden op
gevolgd. Waarmee het lawaai zichzelf zal heb
ben overwonnn en het verkeerstempo zich
automatisch zal aanpassen.
Breda heeft de eer het voorbeeld te hebben
gegeven. Den Haag zal in Mei volgen. Maar
Breda zal eeuwig de stad heeten, waar de
oeleefdheid in het verkeer voor het eerst in
toepassing werd gebracht.
Zooals met zooveel dingen hangt alles af
van het gevoel voor gemeenschapszin en per
soonlijke wellevendheid. De paar dagen die
Breda nu heeft doorgebracht onder het re
giem van de voorkomendheid op verkeersge
bied hebben bewezen dat er enkelen zijn die
bij intuïtie gevolg geven aan het verzoek:
„meer stilte". Anderen zijn er die 't door de
sleur van vroeger steeds weer vergeten en
ten slotte is er "t restje dat graag lawaai
maakt. De tweede groep zal zich mettertijd
wel aansluiten. De laatste kan gedwongen
worden.
Als men vraagt: „Hoe is 't er nu mee
gesteld in Breda?" dan kan het
antwoord niet anders luiden dan:
„Prachtig! Het lawaai is bijna even
groot als vroeger, want het komt van
zooveel kanten op ons afgestormd.
Maar er zijn symptomen dat het op
den duur zal afnemen. Er is een be
gin gemaakt, de ellendige, overbodige
verkeersherrie op te ruimen. Er is een
begin gemaakt de beleefdheid van
den gewonen omgang tot het verkeer
uit te breiden. Er is met „meer stilte"
een begin gemaakt voor „algeheele
stilte". Er is een begin gemaakt! Dat
is voldoende. Breda is wel haantje de
voorste, maaris tóch de be
leefdste stad in Nederland!
W. SCH.
EIST DIT MERK OP DE ZELFKANT
(Adv. Ingez. Med.)
Licht en muziek in stad.
Haarlem beleefde een avond van feest.
Haarlem zag er Maandagavond weer op z'n
voordeeligst uit. De Groote Kerk als centraal
punt van licht, duidde in den geheelen om
trek dat er iets bijzonders aan de hand was.
Wei is de toren reeds gedurende eenigen tijd
in licht gehuld des avonds, maar het leek wel
of het Maandagavond een zeer speciale be-
teekenis had deze aureool van licht om een
van Neerlands mooie torens.
En aan zijn voet, in de geheele Spaarnestad.
blonk-het licht en klonk de muziek, lachten
de menschen en joelden de jongeren,, voor wie
een lichtende feestweek altijd een gelegen
heid te meer is uitgelatenheid en jonge vroo-
'.ijkheid ten toon te spreiden.
Daar hadden we de Groote Houtstraat,
Haarlem's groote verkeersader met narcissen
op palen op beide stoepen, daar was de Bar
tel j or isstraat, keurig versierd, daar noemden
we de Generaal Cronjéstraat, zonder dat we
andere straten die met de eerstgenoemde wed
ijverden in originaliteit, te kort willen doen.
Haarlem heeft een feestweek. Het is goed
feest te hebben als de lente op komst is, al
wijzen vele symptomen soms meer op een
naderenden winter
Was u gisteren op de Fonteinlaan. waar de
fakkeloptocht werd samengesteld? Is dat niet
een attractie, die steeds weer nieuw is. al
hebben wij het vaak gezien? Hoe spookachtig
kunnen de gezichten soms schijnen in het
half donker, terwijl de roode gloed van de
toorts het gelaat somber beschijnt en de om
geving, vooral als het boomen zijn. in siniste-
ren schijn zet! Welk een eigenaardig rhythme
is er toch in zoo'n optocht van vele lekkkende I
vlammentongen, die soms plotseling ter aarde
buigen als gegrepen door de aantrekkings
kracht.
Het was een succes, daarover is wel ieder
het eens, en niet alleen bij de opstelling in de
Fonteinlaan, maar ook langs de geheele route,
die door het hartje van de stad leidde, naar
het Noorden om dan terug te keeren naar de
Groote Markt.
Moeten wij ook nog de serie muziekver-
eenigingen opsommen, die het feest met vroo-
lijke klanken luister bijzetten? Het waren
Caecilia. die van het Soendaplein vertrok.
Crescendo, die op 't Nassauplein zich opstelde
Kunstgenot, uit het Kleverpark vandaan,
Kunstkring van het Klokhuisplein, Voor
waarts van den Koudenhorn. Utile Dulci van
de Hoofmanstraat. Postfanfare van 't Leidsche-
o'ehi. Excelsior van het Nagtzaamplein. Oos
terkwartier van de Slachthuisstraat en alle
kwamen samen op de Dreef.
Hulde aan de kranige musici, die hebben
medegeholpen onze stad in binnen- en bui
tenwijken met welluidend geluid te vullen.
I-Iulde aan de fakkeldragers, die licht brachten
in duisternis, een vreugde alom, het is een
mooie avond geweest. Van Zuid tot Noord en
Oost tot West. Het is 'n avond geweest waarop
Haarlem weer eens is uit geweest. Allemaal
tegeli.jk. In licht en muziek!
R. S. A. P. afd. Haarlem.
De liceren Van Praag en Sneevliet spreken.
W.J
KRUISWEG 60 Ta.166591
(Adv. Ingez. Med.)
De Revolutionnair-Socialistische Arbeiderr
Partij had op Maandagavond een vergadering
belegd in den Schouwburg Jansweg, de eerste
vergadering van deze nieuwe partij, zooals de
voorzitter in zijn openingswoord opmerkte.
De heer Piet van Praag, lid van den
Larensche gemeenteraad, trad eerst als spre
ker op. Minister Colijn is de man die het pro
gramma der reactie moet uitvoeren begon hij.
Alle regeeringsbemoeiingen hebben geen ander
doel dan de crisislasten af te wentelen op de
arbeiders en de kapitalisten te sparen. Ze
krijgt de hulp der reformisten daarbij. Wat die
willen, legde Mathijsen zoo duidelijk uit: het
socialisme is alleen mogelijk als erfgenaam
van een bloeiend kapitalisme, niet van een
faillieten boedel.
Zulk socialisme kan slechts öf afwachten
óf maatregelen nemen tot herstel van het ka
pitalisme. Telkens zijn de reformisten bereid
consessies te doen aan de overheerschers. De
regeering mag dankbaar zijn voor de vele
diensten door Albarda c.s. aan haar bewezen.
„Aanpassen" is het parool. Verdere versobe
ring is noodzakelijk, zegt dr. Colijn, die voort
gaat met zijn „ordening".
Waarom steeds scherper optreden van re
geerders en bezitters, beknotting van de vrije
meeningsuiting? Uit angst, zegt spr., door de
wetenschap dat het kapitalisme geen heftige
schokken meer kan doorstaan.
De regeering bestrijdt niet wezenlijk het
fascisme. De wezenlijke strijd daartegen is die
tegen katitalisme en oorlog, en hij moet ge
richt zijn op het veroveren van de macht.
Sedert het voorval met de Zeven Provinciën
is het met de S. D. A. P. bergafwaarts gegaan.
Van dag tot dag ziet men dat de leiding zich
in het stof buigt voor de heerschers, en dat
alles in naam der democratie.
Het oorlogsgevaar is dreigender dan ooit,
millioenen arbeiders, opgezweept door natio
nalistisch hetzen staan weer gereed de belan
gen te verdedigen van de kapitalisten. Maar
laat men niet vergeten, dat de vijand in eigen
land staat. n.l. de bourgeoisie.
De R. S. A. P. heeft zich tot taak gesteld
consequent stand te houden in den strijd voor
het proletariaat. Een bescheiden middel is
het parlement.
De R. S. A. P. is een hecht bolwerk tegen
oorlog, reformisme, Stalinisme, fascisme.
De heer H. Sneevliet, lid der Tweede
Kamer en secretaris van de R. S. A, P„ zei dat
de Provinciale Staten de meest beperkte taak
hebben van de vertegenwoordigende lichamen
in Nederland.Gedeputeerden hebben de leiding
der provincie-zaken. De verkiezing voor de
Prov. Staten heeft indirecte waarde, doordat
de Gedeputeerden er uit gekozen worden, en
doordat ze de Eerste Kamerleden kiezen. Het
huidige ministerie laat van de bevoegdheden
der locale bestuurslichamen weinig over, wat
in strijd is met de wettelijke bepalingen. Van
het. principe der autonomie blijft weinig over.
Kort geleden bleek dit uit de bijzondere zit
ting der Prov. Staten bij de vaststelling der
salarieering van het prov. personeel, waarvoor
de Staten bijeengeroepen waren, maar waar
over ze niets te zeggen hadden omdat in den
Haag de regeling was uitgewerkt. Het levens
werk van Thorbecke wordt opzij geschoven.
Koninklijke Besluiten gaan vooraf aan par
lementaire uitspraken en de Kamers hebben
slechts een reeds bestaanden toestand goed te
keuren. En om die reden ook is de normale
beteekenis der Statenverkiezing nog meer in-
gekrompen.
De R. S, A, P„ weet, dat er in dezen tijd geen
sprake van is, dat parlementarisme kan leiden
tot herstel en opleving met deelneming van
iedereen. En toch hebben deze verkiezingen
waarde, want ze geven voor het eerst sinds
1933 gelegenheid zich uit te spreken over de
regeeringsreactie en voorts tegen de politiek
der N. S. B. Eigenlijk tweelingbroeders, de
heeren Colijn en Mussert, zei spr.
De heer Sneevliet sprak eerst over de tactiek
der regeering. Minister Colijn weet, dat het
mene. menegewogen en te licht bevon
den" gesmhreven werd in den tempel aan het
kapitalisme gewijd. Er komen telkens onder
gangsverschijnselen voor van dit stelsel, die
elk optimisme verdrukken. De sociaal-dcmo-
craten zijn niet rood meer, doch worden geel,
de kleur van het verraad aan het proletariaat.
Vrees voor ondergang bevangt het kapitalis
me. spijt voor vroeger betoonde gulheid en
royaliteit. Het stelt programma's op, waarin
moet worden aangetoond dat de bezittende
klasse niet meer aangetast kan worden. Maar
als men goed oplet ziet men dat dat volko
men onjuist is en spr. critiseerde in dit ver
band scherp de cumulatie van inkomens, en
de hooge pensioenen van sommige hooge oud
ambtenaren. Minister Colijn is in den klassen
strijd meester op alle wapens, een sterke lei
der van vijf aaneengesloten partijen. Het ka
binet zai iater bekend staan als het kabinet-
van sociale en politieke afbraak. De vrienden
van Colijn zijn de liberalen, die tevreden zijn
over zijn werk. Een liberaal blad gaf zijn voor
de industrieelen gehouden rede in druk uit.
Wat de gave gulden betreft, het is steeds
moeilijker, zei spr.. om een oase te blijven in
de woestijn van de inflatie. En hierin zal het
bankroet van minister Coiijn liggen.
Door de werkloosheid en armoede wordt het
gezin verscheurd, wat spr. staafde met ver
schillende voorbeelden. Elke nieuwe aanslag
op den steun veroorzaakt nieuwe scheuringen
en een vergrooting der jeugdcriminaliteit. En
de minister schermt met een 60-millioenen-
plan, waar tot nog toe echter niets van terecht
gekomen is.
Ook tegen de N. S. B. keerde spr. zich. Het
streven komt tot uitdrukking, dat. als de regee-
ringspolitiek faalt, dan die nieuwe beweging
optreedt, die leeft van suggesties, en steunt op
middenstandsgroepen zonder politieke scho
ling en op de jeugd. In 't kapitalistisch bestel
brengt het geen verandering. Waarom mijdt
ir. Mussert steeds politieke discussies? vraagt
spr. zich af.
Hij schetste de vernietiging voor velen die
de N. S. B. kan brengen.
De geschiedenis toont, dat men op geleide
lijke wijze niet de socialistische maatschappij
kan bereiken. De R. S. A. P. wil sociale ge
rechtigheid, arbeid voor allen, een maatschap
pij met gemeenschapsgevoel.
Hierna werd gelegenheid gegeven vragen te
stellen.
LEERAREN EN ONDERWIJZERS
GYMNASTIEK.
De Vereeniging van leeraren en onderwij
zers in de lichamelijke opvoeding in Nederland
houdt Dinsdagmiddag in café Brinkniann,
Groote Markt te Haarlem haar jaarvergade
ring.
Prof R. Casimir houdt een lezing over „de
beteekenis der gymnastiek voor de psychische
vorming."
Dr. S. Elzinga spreekt over ..De functie van
den. leeraar in de lichamelijke opvoeding in
het verband van het V. H. en het M. O."
BRIDGE-DRIVE TE AMSTERDAM.
Op Dinsdagavond 9 April zal wederom een
Bridge-drive worden gehouden in het Carlton
Hotei te Amsterdam.
Cyclamen Persicum.
cahtOft i/abt Ideucen en fyeuezn.
door TJEBBO FRANKEN.
XXII.
Zoo kunt u zich dus voorstellen, dat van
die Coplanas daar in mijn kas, straks door
Moos op het Leidscheplein te Amsterdam een
partijtje te koop wordt aangeboden, terwijl
misschien tegelijkertijd de Prins van Wales
aan zijn bureau zit te genieten van eenige
Coplands in een sierlijke vaas uit denzelfden
voorraad. Ja. dat laat zich heel gezellig aan-
hooren, nietwaar? Doch ik moet eerlijkheids
halve u toch even wijzen op een zeer groote
economische moeilijkheid. In het buitenland
koopt men onze bollen. Waarom? Wel. voor
een deel ook voor hetzelfde doel. als waar
voor wij ze gebruiken. Wij met onze bloemen
concurreeren dus tegen onze buitenlandsche
bollen-afnemers. Ziedaar een uiterst moei-
liik vraagstuk. Het is nog steeds niet bevre
digend opgelost, hoewel men al zeer veel ge
daan heeft in de kringen der kweekers en
exporteurs om aan allerlei economische be
zwaren op dit gebied tegemoet te komen.
Moet u weg? Jammer, ik zou u nog veel
meer kunnen vertellen. Enfin, u komt nog
wel eens terug. Is de motor niet koud ge
worden? Ha, gelukkig, hij slaat aan. Uw olie-
carter heeft gelekt. Ach dat beetje olie, wat
doet er dat toe. Wij waren enthousiast. Wij
drukten den vorst van het glazen paleis de
hand, wij zwaaiden met den hoed en toen
stoven we achteruit van het erf op den weg,
even stil, 'n dot gas. een. twee, drie. vooruit!
Was dat niet prachtig, was dat niet Holland's
Glorie? Kerel geef gas. meer gas, goed zoo.
tachtig kilometer, zoo rijden de kweekers
zoo rijden wij. seladen met enthousiasme.
We hadden die William Copland wel kun
nen omhelzen, dien heerlijken vroegen
bloeier. Geef dan gas! Vooruit. Wat nevel en
mist. wat winter en kou! Wij zijn enthousias
ten geworden, wij rijden welhaast negentig
kilometer. Naar huis. naar huis. daar ligt. de
zwarte pen bii het blanke papier, maar het
zal blad na blad beschreven worden opdat
gij allen het weten zult. hier en overal in
de wereld zoo het kan, dat er een bollenfa-
milie in Holland leeft zooals nergens, dat er
gevulde schuren en ondernemende kweekers
en glazen paleizen vol eeuwige lente ziin .in
Holland en bloemen, ja bloemen ibij millioe
nen!
Hout Maet,
Kent u Staet,
Wacht u voor Schulden.
Ziet ze daar staan, die oud-Hollandsche
Fijne tulpen, gij kunt het nauwelijks geloo-
ven, dat die gevlamde, die gepanacheerde
tulpen het zoo bont gemaakt hebben in de
dagen der edele, mogende, hoochgeleeröe.
wijse, voorsienige en seer discrete heeren. 't Is
waarlijk niet zonder zin, dat dit het dertiende
hoofdstuk is van den roman der bloembollen
familie. Neen, want al waren die tulpen, naar
den smaak der mode van die dagen zeer
schoon en geliefd binnen de grenzen der Sta
ten van Holland, zoowel als bij de Fransche
joffers van Parijs, dewelke ze zoo gaarne op
heur ij dele boezem droegen en al stonden die
oud-Hollandsche Fijne in verwantschap tot
de oud-Hollandsche Noorder of Breeder tulpen,
gelijk Rembrandt tot Darwin, toch hebben zij
een tijdlang het ongeluk over ons volk ge
bracht, ja zij hebben in de dagen van om
streeks 1634—1638 ons tot „sotten" gemaakt.
Is daar het getal dertien niet vol wijsgeerig-
heid?
Ach, goede en eeuwig jeugdige Godin Flora,
omfluister mij met de geurige woorden uit
den kelk uwer bloemenmond, buig met gratie
den stengel van uwen blanken leliënarm om
mijn schouder en omvat de schrijvende hand
met de teedere schelp der saamgevoegde vin
geren, gelijk een koesterend blad den nog
niet ontloken knop, opdat ik mij niet verlies
in de vaart der gramschap, in de onbe-
heerschte drift van verontwaardigde woorden.
Want, nietwaar Godin Flora?, het waren de
bloemen niet, neen, het waren de booze men
schen. Maar quid est homo? Wat is de
mensch?, flos, pulvis, umbra, nihil, een bloem,
stof, een schaduw, ja niets! Dus homo flos
est, dan waren het toch de bloemen?
Gij glimlacht, Godin Flora. Terecht, het
waren niet in de eerste plaats de bloemen,
maar de bollen, die voorvaderen der bollen-
familie, welke het onheil stichtten, ja zelfs
de bollen, welke nog niet eens geboren waren,
hebben de menschen dier dagen tot razernij
gebracht.
Doch wat zoek ik met listigheid van rede
neeren de schuld te schuiven op één, was die
beruchte windhandel niet het sjacherspel van
mensch en bloem en bol tezamen?
Ach, zet u in de schoolbank neder en luister
naar de vragen, welke meester G. v. Sandwijk
omstreeks 1847 te Purmerende stelde aan het
einde van 'zijn Leer-, Lees- en Printenboek.
behandelende de Geschiedenis van ons Vader
land. Goed opgelet dan. gij allen, opdat gij
straks niet gestraft worde de lei een half uur
boven het hoofd te houden, tot schande staan
de voor de klas. Luistert goed. meester vraagt:
Hoever ging in de eerste helft der zeventiende
eeuw de uitvindingsdrift voor tulpen.
Voor hoeveel werden ze zelfs verkocht'? Wan
neer begon die zucht echter te verflauwen?
Gij weet het niet? Gij vreest de liniaal, het
nablijven of het uitschrijven van de les tot
tienmaal toe en uit den treure. Stil, gij dient
dit woordelijk op te zeggen, ik zal het u ver
klikken. Pas op dat meester ons niet snapt,
wellicht is nog de plak in eere. Gij zegt dus
woordelijk en op een dreun, vooral niet met
de rhetoriek van het oude Nut:
Ik prijs het zeer in u, mijne jeugdige lezers!,
dat gij veel van bloemen houdt en uw tuintje
vlijtig bearbeidt, om daarin fraaije bloemen
aan te kweeken; want ook in deze heerlijke
voortbrengselen der natuur kunt gij Gods
grootheid opmerken. Maar zulk een dwaze
zucht, als onze voorvaderen in de eerste helft
der zeventiende eeuw voor tulpen hadden,
wensch ik u niet toe. Schatten werden er toen
aan besteed; en menigeen werd door deze
uitzinnige drift doodarm. Begrijpt eens! een
tulpbol, de Admiraal van Enkhuizen geheeten.
werd voor f 5.200 verkocht, een Onderkoning
voor f 4.200. een Brabander voor f 3.800. Te
Alkmaar werden 120 tulpbollen voor f 90.000
verkocht. In 1637 evenwel had deze tulpen
handel zijn hoogste toppunt bereikt; reeds in
het volgende jaar begon die te verflauwen,
zoodat de Staten hun besluit, om een belas
ting op de bloemen te leggen, ten einde dezen
verderfelijken handel te beperken, weder in
trokken.
Doch, indien gij niet alleen naar een goed
keuring streeft maar ook naar een prijs aan
het einde van het schooljaar, dan raad ik u
tot slot het versje voor te dragen, dat onder
een oude print staat.
Dit luidt:
Beschouwt deez' dolle drift voor schoone,
teedre bloemen.
Voor fraaije tulpen, die men hooglijk
hoorde roemen.
De Enkhuizer Admiraal, een tulp. toen
zeer gezocht.
Werd voor vijfduizend guldens, ja soms
meer, verkocht.
Gij gaat. zooals 't behoort, rechtop staan in
de bank en stort dit rollend rijm in 's mees
ters waakzaam oor, opdat hij voor de zooveel-
ste maal geniete moge van zijn malsche
poëzij.
Ik ben er zeker van. dat u De Hollandsche
Natie van Helmers. of de Gedichten van
Hieronymus van Alphen als premie zal ten
deel vallen, zoo niet in het Hollandsch, dan
in het Fransch vertaald, ter leering, door
meneer Claveraux. Maar, hoor ik u zeggen, gij
zit niet meer in de schoolbank en waagt het
te twijfelen: is dat nu werkelijk waar, zijn er
te Alkmaar 120 tulpenbollen geveild voor ne
gentig duizend gulden? Dat is immers een
sprookjesgetal, een gulden in die dagen, was
toch al zooveel meer waard dan tegenwoordig?
Ja heusch, meester G. v. Sandwijk heeft zich
niet schuldig gemaakt aan overdrijving.
De cyclamens, die wij in de bloemenwin
kels koopen en de prachtexemplaren, die de
Aalsmeerders op cle tentoonstelling inzon
den, zijn, zooals de wetenschappelijke naam
al aangeeft, afkomstig uit Klein-Azië, Syrië
en Perzië. Ze maken daar in de natuur een
zeer drogen tijd door en dan sterft de plant
boven den grond af om. even onder de op
pervlakte. het leven voort te.zetten in een
platte knol. die de droogte kan weerstaan.
Aanvankelijk meenden de kweekers, dat ze
ook in de kascultuur de planten periodiek
moesten blootstellen aan een kunstmatig
verkregen drogen ti.id. nl. door niet te gie
ten Maar het is gebleken, dat de cyclamens,
die men uit zaad opkweekt, ononderbroken
kunnen voortgroeien, zoodat ze na ruim een
jaar in vollen bloei staan. Zeer veel licht is
een vereischte voor bloemvorming en iemand
die zijn cyclamens wil overhouden, moet ze
zoo zonnig mogelijk plaatsen.
Bekijken we een bloem, dan valt het ons
sterk op, dat de eigenaardige groeiwijze van
de kroonbladeren er het karakter aan geeft.
De vijf bladeren buigen plotseling in een
vrij scherpen hoek naar beneden terug. Bij
de variëteit „Rococo" staan de bladeren meer
zijwaarts uit en daardoor lijken de bloemen
hier veel grooter.
Het onderste gedeelte der kroonbladeren
vormt een stevigen beker en daarin zien we
de vijf meeldraden met den stamper In hun
midden. De rijpende vruchten worden niet
omhoog getild, maar door de slappe vrucht-
stelen buigen ze naar den grond. Hier wor
den ze opgewacht door de mieren, die de za
den verzamelen, om er van te eten en waar
bij ze tevens de plant verspreiden
Sommigen noemen de cyclamens ook wel
..alpenviooltje", maar die naam geldt voor
enkele andere soorten, die we in onze tuinen
als vaste planten kunnen 'nebben. Het Euro-
peesch Aloenviooltje (C. europeum) b'oeit
echter in het najaar en geeft dan rozeroode,
welriekende bloemen.
Een voor.jaarsbloeier stond op het buiten-
terrein der tentoonstelling nl. Cyclamen
Coum, waarvan weer witte en roode variëtei
ten bestaan. De knol, die een scherpe smaak
heeft, is bij een soort uit Italië, nl. Cyclamen
neopolitanum. zelfs vrij vergiftig. De giftstof,
saponine. werkt oplossend op de liaemoglo-
bine van de roode bloedcellen, In Calabrië
gebruikt men de stuk gesneden knollen als
middel om vlsch te bedwelmen.
A. MET .LINK.