VRAAGT STILTE. LIEN. HIET BEGIN IS IER! WIE VOLGT? De bloem van den dag. DINSDAG 9 APRIL 1935 HAARLEM'S DAGBLAD 7 £gc wiüe mut zenuwen en veitüfheid. „Beleefd Breda"., zouden wij wil len zeggen van de turfschip-stad, die een stilte maand heeft georganiseerd. U weet 't immers: verschillende in stanties, zooals de K.N.A.C., de A.N.W.B., het gemeentebestuur, de ge luidsstichting de vereeniging voor veilig verkeer en andere hebben een actie op touw gezet om het verkeers lawaai gedurende April tot een mi nimum te beperken. Dat is niet alleen een daad die onze zenuwen dankbaar zullen stemmen, het is beleefd boven dien. „Hoe is 't er nu mee gesteld?" wilt u weten en het is- niet gemakke lijk deze vraag zoo-maar te beant woorden. Als de trein, die 'k in Breda verliet, met veel lawaai het station vaarwel zegt, en hel knaapje met de broodjes-allerlei zijn ver schrikkelijke uithaalstem tot stilte dwingt, gaapt het open stationsplein me toe in diepe rust. Gelijk de slaperige taxi-chauffeurs-in- afwachting Werkelijk: wat de stilte betreft valt de vergelijking met Haarlems stations plein ten gunste van Breda uit. Spoedig doemen reeds enkele symptomen op van de ssst-actie. Een fietser die m'n weg kruist, remt een weinig, steekt zijn arm zéér nadrukkelijk uit, zwaait om me heen en groet zwijgend. Keurig, keurig. Een taxi, die de keuze heeft tusschen toeteren, remmen een voetganger vermorzelen, kiest het tweede en de versleten rembanden piepen alleraf grijselijkst. Toch kwam er geen geluid over het toetapparaat! Maarnu gaat de suggestie mij parten spelen. Telkens als een auto zonder helsch kabaal voorbijsnort, een fietser alle belmis- baar schijnt te vergeten, meen ik stilte-actie te bespeuren. En als in het hartje van de stad een vrachtauto heel gewoon signaal geeft, (onder ..heel gewoon" versta men natuurlijk claxon-geloei over minstens honderd meter, om de drie seconden afgewisseld door een tiende seconde rust), dan verbaas ik me dat de agent op den hoek niet op z'n fiets springt en den chauffeur een bekeuring bezorgt, die hem ten minste op een maand hechtenis komt te staan Het is moeilijk te onderscheiden wat nu reeds van de actie is blijven hangen. Opval lend is echter dat de meeste auto's kort sig naal geven, heel even slechts bij een hoek, of anderssnelheid verminderen en zwijgen. Dat is geen verbeelding, evenmin als de be wering. dat speciaal taxi- en buschauffeurs goed meewerken. Doch over het algemeen merkt men niets van meer stilte en is het in alle straten even lawaaierig als elders. Dit is echter geen ver oordeeling van de actie want iemand zal toch verlangen dat na enkele dagen alle wegge bruikers reeds zoo heilig van de noodzaak van stilte zijn overtuigd, dat zij hun rumoer- instrumenten niet overbodig zullen gebrui ken? Daarbij komt nog dat toeteren, bellen, klingelen en hoe het meer moge heeten, ons in het bloed zit. „Kun je niet bellen!?" en „Dan moet je maar signaal geven!" zijn uit drukkingen die we meer dan eens.hooren, als er bijna een botsing is geweest. Bovendien heeft de wetgever ons jarenlang verplicht lawaai te maken ter bevordering van de vei ligheid en velen zijn zoo vast overtuigd dat herrie bij elke bocht onvermijdelijk is, dal zij het onbegrijpelijk vinden, wanneer een auto of fiets in stilte nadert. De dagelijksche lawaaizee is zóó veelzijdig het geluidsconcert bevat zóó ontzaggelijk vee! instrumenten, dat we reeds tevreden mogen zijn als een propaganda voor stilte een deel van de cacophonie wegneemt. De grootste straf Kent u erger geluid dan van een gewonen wagen met ijzeren wielbanden, door een paard met vier spiksplinternieuwe hoeven, getrokken over een hobbelige straat met kin derkopjes? 't Is de grootste straf die den stadsmensch kan worden opgelegd, want eer het lawaai- gevaarte uit onzen gehoorkring is verdwenen, zijn enkele minuten voorbij en kunnen we verzekerd zijn dat de volgende voor de voort zetting zal zorgen. Tenzij een knalknetter 't ons onmogelijk zal maken het gesprek voort te zetten, want in de categorie bakfietsen kennen wij ook ettelijke soorten die iedereen, die een stilte-actie wil beginnen met wan hoop vervullen. „Meer stilte" vraagt Breda. Dan moeten de karren allemaal luchtbanden hebben en de knorverschriklcingen hun lawaai dempen. Want -dan komt het andere, het minder mis bruik maken van toeter en bel, beter tot zijn recht. De politie-agenten gaan de men schen nu vragen stiller te zijn. Zij gaan den fietser zeggen dat hij bij een wijde bocht naar links, terwijl hij duidelijk richting aangeeft, zijn ratel in rust kan houden. Zij gaan den 'automobilist overtuigen dat de verkeersregels in alle behoeften voor zien, waarbij de claxon beschouwd moet worden als de noodrem in den trein. „Misbruik wordt gestraft" kunnen wij in alle coupé's lezen. Misschien komt het ook nog eens zoo ver met alle lawaai-apparaten. De garages en autobewakers in de stad dcelen brochures uit waarin de voordeelen van minder lawaai worden uiteengezet. Tien tallen borden met de S van Stilte prijken langs de straten. Vele Breda'ers hebben een dergelijk insigne. Auto's krijgen zoo'n piaquette en de eigenaars verleenen zich de onderscheiding een beleefd mensch te zijn, Want het is zoo onbeleefd, zoo verschrik kelijk onbeleefd lawaai te maken. We erge ren ons als iemand hard hoest, schreeuwt of zijn radio te gillen zet. maar als we zelf luid toeterend beweren: „Uit den weg, want IK kom er aan!" zeggen we genoeglijk: „Dat is de eisch van het moderne verkeer Dat is de eisch van het moderne verkeer nu net niet! Het ouderwetsche verkeer wilde „toet-toet" en „ringeling" op elk oogenblik van den dag en toen hadden we nog iets aan zoo'n waarschuwing. In het moderne verkeer geeft al dat misbaar geen zier. Ei- is immers al zóó veel gedruisch, dat een fietsbel niet wordt gehoord, evenmin als een behoorlijk bescheiden auto-toeter. Neen, als men nü nog gehoord wil worden moet men er boven uit komen, nóg harder schreeuwen en het is zoo zeker als 't maar kan, dat overmorgen uw buurman-weggebruixer een apparaat heeft gemonteerd dat nog harder kan gillen. Wij gaan een anderen kant uit. We gaan naar de stilte, omdat het MOET. Terwille van onze zenuwen niet alleen, maar terwille van de veiligheid zelf. Aanvankelijk zal het in ieder geval noodig zijn dat de snelheid, vooral in de steden, ver mindert, want wij zijn nog teveel gewend aan de hoorbare waarschuwing. Eerder echter dan velen zullen denken zal men gewend zijn aan ae stille komst van twee- en meerwielige wegverschrikkingen en het gevolg moet zijn, dat de regels van het verkeer zullen worden nageleefd, zooals zij behooren te worden op gevolgd. Waarmee het lawaai zichzelf zal heb ben overwonnn en het verkeerstempo zich automatisch zal aanpassen. Breda heeft de eer het voorbeeld te hebben gegeven. Den Haag zal in Mei volgen. Maar Breda zal eeuwig de stad heeten, waar de oeleefdheid in het verkeer voor het eerst in toepassing werd gebracht. Zooals met zooveel dingen hangt alles af van het gevoel voor gemeenschapszin en per soonlijke wellevendheid. De paar dagen die Breda nu heeft doorgebracht onder het re giem van de voorkomendheid op verkeersge bied hebben bewezen dat er enkelen zijn die bij intuïtie gevolg geven aan het verzoek: „meer stilte". Anderen zijn er die 't door de sleur van vroeger steeds weer vergeten en ten slotte is er "t restje dat graag lawaai maakt. De tweede groep zal zich mettertijd wel aansluiten. De laatste kan gedwongen worden. Als men vraagt: „Hoe is 't er nu mee gesteld in Breda?" dan kan het antwoord niet anders luiden dan: „Prachtig! Het lawaai is bijna even groot als vroeger, want het komt van zooveel kanten op ons afgestormd. Maar er zijn symptomen dat het op den duur zal afnemen. Er is een be gin gemaakt, de ellendige, overbodige verkeersherrie op te ruimen. Er is een begin gemaakt de beleefdheid van den gewonen omgang tot het verkeer uit te breiden. Er is met „meer stilte" een begin gemaakt voor „algeheele stilte". Er is een begin gemaakt! Dat is voldoende. Breda is wel haantje de voorste, maaris tóch de be leefdste stad in Nederland! W. SCH. EIST DIT MERK OP DE ZELFKANT (Adv. Ingez. Med.) Licht en muziek in stad. Haarlem beleefde een avond van feest. Haarlem zag er Maandagavond weer op z'n voordeeligst uit. De Groote Kerk als centraal punt van licht, duidde in den geheelen om trek dat er iets bijzonders aan de hand was. Wei is de toren reeds gedurende eenigen tijd in licht gehuld des avonds, maar het leek wel of het Maandagavond een zeer speciale be- teekenis had deze aureool van licht om een van Neerlands mooie torens. En aan zijn voet, in de geheele Spaarnestad. blonk-het licht en klonk de muziek, lachten de menschen en joelden de jongeren,, voor wie een lichtende feestweek altijd een gelegen heid te meer is uitgelatenheid en jonge vroo- '.ijkheid ten toon te spreiden. Daar hadden we de Groote Houtstraat, Haarlem's groote verkeersader met narcissen op palen op beide stoepen, daar was de Bar tel j or isstraat, keurig versierd, daar noemden we de Generaal Cronjéstraat, zonder dat we andere straten die met de eerstgenoemde wed ijverden in originaliteit, te kort willen doen. Haarlem heeft een feestweek. Het is goed feest te hebben als de lente op komst is, al wijzen vele symptomen soms meer op een naderenden winter Was u gisteren op de Fonteinlaan. waar de fakkeloptocht werd samengesteld? Is dat niet een attractie, die steeds weer nieuw is. al hebben wij het vaak gezien? Hoe spookachtig kunnen de gezichten soms schijnen in het half donker, terwijl de roode gloed van de toorts het gelaat somber beschijnt en de om geving, vooral als het boomen zijn. in siniste- ren schijn zet! Welk een eigenaardig rhythme is er toch in zoo'n optocht van vele lekkkende I vlammentongen, die soms plotseling ter aarde buigen als gegrepen door de aantrekkings kracht. Het was een succes, daarover is wel ieder het eens, en niet alleen bij de opstelling in de Fonteinlaan, maar ook langs de geheele route, die door het hartje van de stad leidde, naar het Noorden om dan terug te keeren naar de Groote Markt. Moeten wij ook nog de serie muziekver- eenigingen opsommen, die het feest met vroo- lijke klanken luister bijzetten? Het waren Caecilia. die van het Soendaplein vertrok. Crescendo, die op 't Nassauplein zich opstelde Kunstgenot, uit het Kleverpark vandaan, Kunstkring van het Klokhuisplein, Voor waarts van den Koudenhorn. Utile Dulci van de Hoofmanstraat. Postfanfare van 't Leidsche- o'ehi. Excelsior van het Nagtzaamplein. Oos terkwartier van de Slachthuisstraat en alle kwamen samen op de Dreef. Hulde aan de kranige musici, die hebben medegeholpen onze stad in binnen- en bui tenwijken met welluidend geluid te vullen. I-Iulde aan de fakkeldragers, die licht brachten in duisternis, een vreugde alom, het is een mooie avond geweest. Van Zuid tot Noord en Oost tot West. Het is 'n avond geweest waarop Haarlem weer eens is uit geweest. Allemaal tegeli.jk. In licht en muziek! R. S. A. P. afd. Haarlem. De liceren Van Praag en Sneevliet spreken. W.J KRUISWEG 60 Ta.166591 (Adv. Ingez. Med.) De Revolutionnair-Socialistische Arbeiderr Partij had op Maandagavond een vergadering belegd in den Schouwburg Jansweg, de eerste vergadering van deze nieuwe partij, zooals de voorzitter in zijn openingswoord opmerkte. De heer Piet van Praag, lid van den Larensche gemeenteraad, trad eerst als spre ker op. Minister Colijn is de man die het pro gramma der reactie moet uitvoeren begon hij. Alle regeeringsbemoeiingen hebben geen ander doel dan de crisislasten af te wentelen op de arbeiders en de kapitalisten te sparen. Ze krijgt de hulp der reformisten daarbij. Wat die willen, legde Mathijsen zoo duidelijk uit: het socialisme is alleen mogelijk als erfgenaam van een bloeiend kapitalisme, niet van een faillieten boedel. Zulk socialisme kan slechts öf afwachten óf maatregelen nemen tot herstel van het ka pitalisme. Telkens zijn de reformisten bereid consessies te doen aan de overheerschers. De regeering mag dankbaar zijn voor de vele diensten door Albarda c.s. aan haar bewezen. „Aanpassen" is het parool. Verdere versobe ring is noodzakelijk, zegt dr. Colijn, die voort gaat met zijn „ordening". Waarom steeds scherper optreden van re geerders en bezitters, beknotting van de vrije meeningsuiting? Uit angst, zegt spr., door de wetenschap dat het kapitalisme geen heftige schokken meer kan doorstaan. De regeering bestrijdt niet wezenlijk het fascisme. De wezenlijke strijd daartegen is die tegen katitalisme en oorlog, en hij moet ge richt zijn op het veroveren van de macht. Sedert het voorval met de Zeven Provinciën is het met de S. D. A. P. bergafwaarts gegaan. Van dag tot dag ziet men dat de leiding zich in het stof buigt voor de heerschers, en dat alles in naam der democratie. Het oorlogsgevaar is dreigender dan ooit, millioenen arbeiders, opgezweept door natio nalistisch hetzen staan weer gereed de belan gen te verdedigen van de kapitalisten. Maar laat men niet vergeten, dat de vijand in eigen land staat. n.l. de bourgeoisie. De R. S. A. P. heeft zich tot taak gesteld consequent stand te houden in den strijd voor het proletariaat. Een bescheiden middel is het parlement. De R. S. A. P. is een hecht bolwerk tegen oorlog, reformisme, Stalinisme, fascisme. De heer H. Sneevliet, lid der Tweede Kamer en secretaris van de R. S. A, P„ zei dat de Provinciale Staten de meest beperkte taak hebben van de vertegenwoordigende lichamen in Nederland.Gedeputeerden hebben de leiding der provincie-zaken. De verkiezing voor de Prov. Staten heeft indirecte waarde, doordat de Gedeputeerden er uit gekozen worden, en doordat ze de Eerste Kamerleden kiezen. Het huidige ministerie laat van de bevoegdheden der locale bestuurslichamen weinig over, wat in strijd is met de wettelijke bepalingen. Van het. principe der autonomie blijft weinig over. Kort geleden bleek dit uit de bijzondere zit ting der Prov. Staten bij de vaststelling der salarieering van het prov. personeel, waarvoor de Staten bijeengeroepen waren, maar waar over ze niets te zeggen hadden omdat in den Haag de regeling was uitgewerkt. Het levens werk van Thorbecke wordt opzij geschoven. Koninklijke Besluiten gaan vooraf aan par lementaire uitspraken en de Kamers hebben slechts een reeds bestaanden toestand goed te keuren. En om die reden ook is de normale beteekenis der Statenverkiezing nog meer in- gekrompen. De R. S, A, P„ weet, dat er in dezen tijd geen sprake van is, dat parlementarisme kan leiden tot herstel en opleving met deelneming van iedereen. En toch hebben deze verkiezingen waarde, want ze geven voor het eerst sinds 1933 gelegenheid zich uit te spreken over de regeeringsreactie en voorts tegen de politiek der N. S. B. Eigenlijk tweelingbroeders, de heeren Colijn en Mussert, zei spr. De heer Sneevliet sprak eerst over de tactiek der regeering. Minister Colijn weet, dat het mene. menegewogen en te licht bevon den" gesmhreven werd in den tempel aan het kapitalisme gewijd. Er komen telkens onder gangsverschijnselen voor van dit stelsel, die elk optimisme verdrukken. De sociaal-dcmo- craten zijn niet rood meer, doch worden geel, de kleur van het verraad aan het proletariaat. Vrees voor ondergang bevangt het kapitalis me. spijt voor vroeger betoonde gulheid en royaliteit. Het stelt programma's op, waarin moet worden aangetoond dat de bezittende klasse niet meer aangetast kan worden. Maar als men goed oplet ziet men dat dat volko men onjuist is en spr. critiseerde in dit ver band scherp de cumulatie van inkomens, en de hooge pensioenen van sommige hooge oud ambtenaren. Minister Colijn is in den klassen strijd meester op alle wapens, een sterke lei der van vijf aaneengesloten partijen. Het ka binet zai iater bekend staan als het kabinet- van sociale en politieke afbraak. De vrienden van Colijn zijn de liberalen, die tevreden zijn over zijn werk. Een liberaal blad gaf zijn voor de industrieelen gehouden rede in druk uit. Wat de gave gulden betreft, het is steeds moeilijker, zei spr.. om een oase te blijven in de woestijn van de inflatie. En hierin zal het bankroet van minister Coiijn liggen. Door de werkloosheid en armoede wordt het gezin verscheurd, wat spr. staafde met ver schillende voorbeelden. Elke nieuwe aanslag op den steun veroorzaakt nieuwe scheuringen en een vergrooting der jeugdcriminaliteit. En de minister schermt met een 60-millioenen- plan, waar tot nog toe echter niets van terecht gekomen is. Ook tegen de N. S. B. keerde spr. zich. Het streven komt tot uitdrukking, dat. als de regee- ringspolitiek faalt, dan die nieuwe beweging optreedt, die leeft van suggesties, en steunt op middenstandsgroepen zonder politieke scho ling en op de jeugd. In 't kapitalistisch bestel brengt het geen verandering. Waarom mijdt ir. Mussert steeds politieke discussies? vraagt spr. zich af. Hij schetste de vernietiging voor velen die de N. S. B. kan brengen. De geschiedenis toont, dat men op geleide lijke wijze niet de socialistische maatschappij kan bereiken. De R. S. A. P. wil sociale ge rechtigheid, arbeid voor allen, een maatschap pij met gemeenschapsgevoel. Hierna werd gelegenheid gegeven vragen te stellen. LEERAREN EN ONDERWIJZERS GYMNASTIEK. De Vereeniging van leeraren en onderwij zers in de lichamelijke opvoeding in Nederland houdt Dinsdagmiddag in café Brinkniann, Groote Markt te Haarlem haar jaarvergade ring. Prof R. Casimir houdt een lezing over „de beteekenis der gymnastiek voor de psychische vorming." Dr. S. Elzinga spreekt over ..De functie van den. leeraar in de lichamelijke opvoeding in het verband van het V. H. en het M. O." BRIDGE-DRIVE TE AMSTERDAM. Op Dinsdagavond 9 April zal wederom een Bridge-drive worden gehouden in het Carlton Hotei te Amsterdam. Cyclamen Persicum. cahtOft i/abt Ideucen en fyeuezn. door TJEBBO FRANKEN. XXII. Zoo kunt u zich dus voorstellen, dat van die Coplanas daar in mijn kas, straks door Moos op het Leidscheplein te Amsterdam een partijtje te koop wordt aangeboden, terwijl misschien tegelijkertijd de Prins van Wales aan zijn bureau zit te genieten van eenige Coplands in een sierlijke vaas uit denzelfden voorraad. Ja. dat laat zich heel gezellig aan- hooren, nietwaar? Doch ik moet eerlijkheids halve u toch even wijzen op een zeer groote economische moeilijkheid. In het buitenland koopt men onze bollen. Waarom? Wel. voor een deel ook voor hetzelfde doel. als waar voor wij ze gebruiken. Wij met onze bloemen concurreeren dus tegen onze buitenlandsche bollen-afnemers. Ziedaar een uiterst moei- liik vraagstuk. Het is nog steeds niet bevre digend opgelost, hoewel men al zeer veel ge daan heeft in de kringen der kweekers en exporteurs om aan allerlei economische be zwaren op dit gebied tegemoet te komen. Moet u weg? Jammer, ik zou u nog veel meer kunnen vertellen. Enfin, u komt nog wel eens terug. Is de motor niet koud ge worden? Ha, gelukkig, hij slaat aan. Uw olie- carter heeft gelekt. Ach dat beetje olie, wat doet er dat toe. Wij waren enthousiast. Wij drukten den vorst van het glazen paleis de hand, wij zwaaiden met den hoed en toen stoven we achteruit van het erf op den weg, even stil, 'n dot gas. een. twee, drie. vooruit! Was dat niet prachtig, was dat niet Holland's Glorie? Kerel geef gas. meer gas, goed zoo. tachtig kilometer, zoo rijden de kweekers zoo rijden wij. seladen met enthousiasme. We hadden die William Copland wel kun nen omhelzen, dien heerlijken vroegen bloeier. Geef dan gas! Vooruit. Wat nevel en mist. wat winter en kou! Wij zijn enthousias ten geworden, wij rijden welhaast negentig kilometer. Naar huis. naar huis. daar ligt. de zwarte pen bii het blanke papier, maar het zal blad na blad beschreven worden opdat gij allen het weten zult. hier en overal in de wereld zoo het kan, dat er een bollenfa- milie in Holland leeft zooals nergens, dat er gevulde schuren en ondernemende kweekers en glazen paleizen vol eeuwige lente ziin .in Holland en bloemen, ja bloemen ibij millioe nen! Hout Maet, Kent u Staet, Wacht u voor Schulden. Ziet ze daar staan, die oud-Hollandsche Fijne tulpen, gij kunt het nauwelijks geloo- ven, dat die gevlamde, die gepanacheerde tulpen het zoo bont gemaakt hebben in de dagen der edele, mogende, hoochgeleeröe. wijse, voorsienige en seer discrete heeren. 't Is waarlijk niet zonder zin, dat dit het dertiende hoofdstuk is van den roman der bloembollen familie. Neen, want al waren die tulpen, naar den smaak der mode van die dagen zeer schoon en geliefd binnen de grenzen der Sta ten van Holland, zoowel als bij de Fransche joffers van Parijs, dewelke ze zoo gaarne op heur ij dele boezem droegen en al stonden die oud-Hollandsche Fijne in verwantschap tot de oud-Hollandsche Noorder of Breeder tulpen, gelijk Rembrandt tot Darwin, toch hebben zij een tijdlang het ongeluk over ons volk ge bracht, ja zij hebben in de dagen van om streeks 1634—1638 ons tot „sotten" gemaakt. Is daar het getal dertien niet vol wijsgeerig- heid? Ach, goede en eeuwig jeugdige Godin Flora, omfluister mij met de geurige woorden uit den kelk uwer bloemenmond, buig met gratie den stengel van uwen blanken leliënarm om mijn schouder en omvat de schrijvende hand met de teedere schelp der saamgevoegde vin geren, gelijk een koesterend blad den nog niet ontloken knop, opdat ik mij niet verlies in de vaart der gramschap, in de onbe- heerschte drift van verontwaardigde woorden. Want, nietwaar Godin Flora?, het waren de bloemen niet, neen, het waren de booze men schen. Maar quid est homo? Wat is de mensch?, flos, pulvis, umbra, nihil, een bloem, stof, een schaduw, ja niets! Dus homo flos est, dan waren het toch de bloemen? Gij glimlacht, Godin Flora. Terecht, het waren niet in de eerste plaats de bloemen, maar de bollen, die voorvaderen der bollen- familie, welke het onheil stichtten, ja zelfs de bollen, welke nog niet eens geboren waren, hebben de menschen dier dagen tot razernij gebracht. Doch wat zoek ik met listigheid van rede neeren de schuld te schuiven op één, was die beruchte windhandel niet het sjacherspel van mensch en bloem en bol tezamen? Ach, zet u in de schoolbank neder en luister naar de vragen, welke meester G. v. Sandwijk omstreeks 1847 te Purmerende stelde aan het einde van 'zijn Leer-, Lees- en Printenboek. behandelende de Geschiedenis van ons Vader land. Goed opgelet dan. gij allen, opdat gij straks niet gestraft worde de lei een half uur boven het hoofd te houden, tot schande staan de voor de klas. Luistert goed. meester vraagt: Hoever ging in de eerste helft der zeventiende eeuw de uitvindingsdrift voor tulpen. Voor hoeveel werden ze zelfs verkocht'? Wan neer begon die zucht echter te verflauwen? Gij weet het niet? Gij vreest de liniaal, het nablijven of het uitschrijven van de les tot tienmaal toe en uit den treure. Stil, gij dient dit woordelijk op te zeggen, ik zal het u ver klikken. Pas op dat meester ons niet snapt, wellicht is nog de plak in eere. Gij zegt dus woordelijk en op een dreun, vooral niet met de rhetoriek van het oude Nut: Ik prijs het zeer in u, mijne jeugdige lezers!, dat gij veel van bloemen houdt en uw tuintje vlijtig bearbeidt, om daarin fraaije bloemen aan te kweeken; want ook in deze heerlijke voortbrengselen der natuur kunt gij Gods grootheid opmerken. Maar zulk een dwaze zucht, als onze voorvaderen in de eerste helft der zeventiende eeuw voor tulpen hadden, wensch ik u niet toe. Schatten werden er toen aan besteed; en menigeen werd door deze uitzinnige drift doodarm. Begrijpt eens! een tulpbol, de Admiraal van Enkhuizen geheeten. werd voor f 5.200 verkocht, een Onderkoning voor f 4.200. een Brabander voor f 3.800. Te Alkmaar werden 120 tulpbollen voor f 90.000 verkocht. In 1637 evenwel had deze tulpen handel zijn hoogste toppunt bereikt; reeds in het volgende jaar begon die te verflauwen, zoodat de Staten hun besluit, om een belas ting op de bloemen te leggen, ten einde dezen verderfelijken handel te beperken, weder in trokken. Doch, indien gij niet alleen naar een goed keuring streeft maar ook naar een prijs aan het einde van het schooljaar, dan raad ik u tot slot het versje voor te dragen, dat onder een oude print staat. Dit luidt: Beschouwt deez' dolle drift voor schoone, teedre bloemen. Voor fraaije tulpen, die men hooglijk hoorde roemen. De Enkhuizer Admiraal, een tulp. toen zeer gezocht. Werd voor vijfduizend guldens, ja soms meer, verkocht. Gij gaat. zooals 't behoort, rechtop staan in de bank en stort dit rollend rijm in 's mees ters waakzaam oor, opdat hij voor de zooveel- ste maal geniete moge van zijn malsche poëzij. Ik ben er zeker van. dat u De Hollandsche Natie van Helmers. of de Gedichten van Hieronymus van Alphen als premie zal ten deel vallen, zoo niet in het Hollandsch, dan in het Fransch vertaald, ter leering, door meneer Claveraux. Maar, hoor ik u zeggen, gij zit niet meer in de schoolbank en waagt het te twijfelen: is dat nu werkelijk waar, zijn er te Alkmaar 120 tulpenbollen geveild voor ne gentig duizend gulden? Dat is immers een sprookjesgetal, een gulden in die dagen, was toch al zooveel meer waard dan tegenwoordig? Ja heusch, meester G. v. Sandwijk heeft zich niet schuldig gemaakt aan overdrijving. De cyclamens, die wij in de bloemenwin kels koopen en de prachtexemplaren, die de Aalsmeerders op cle tentoonstelling inzon den, zijn, zooals de wetenschappelijke naam al aangeeft, afkomstig uit Klein-Azië, Syrië en Perzië. Ze maken daar in de natuur een zeer drogen tijd door en dan sterft de plant boven den grond af om. even onder de op pervlakte. het leven voort te.zetten in een platte knol. die de droogte kan weerstaan. Aanvankelijk meenden de kweekers, dat ze ook in de kascultuur de planten periodiek moesten blootstellen aan een kunstmatig verkregen drogen ti.id. nl. door niet te gie ten Maar het is gebleken, dat de cyclamens, die men uit zaad opkweekt, ononderbroken kunnen voortgroeien, zoodat ze na ruim een jaar in vollen bloei staan. Zeer veel licht is een vereischte voor bloemvorming en iemand die zijn cyclamens wil overhouden, moet ze zoo zonnig mogelijk plaatsen. Bekijken we een bloem, dan valt het ons sterk op, dat de eigenaardige groeiwijze van de kroonbladeren er het karakter aan geeft. De vijf bladeren buigen plotseling in een vrij scherpen hoek naar beneden terug. Bij de variëteit „Rococo" staan de bladeren meer zijwaarts uit en daardoor lijken de bloemen hier veel grooter. Het onderste gedeelte der kroonbladeren vormt een stevigen beker en daarin zien we de vijf meeldraden met den stamper In hun midden. De rijpende vruchten worden niet omhoog getild, maar door de slappe vrucht- stelen buigen ze naar den grond. Hier wor den ze opgewacht door de mieren, die de za den verzamelen, om er van te eten en waar bij ze tevens de plant verspreiden Sommigen noemen de cyclamens ook wel ..alpenviooltje", maar die naam geldt voor enkele andere soorten, die we in onze tuinen als vaste planten kunnen 'nebben. Het Euro- peesch Aloenviooltje (C. europeum) b'oeit echter in het najaar en geeft dan rozeroode, welriekende bloemen. Een voor.jaarsbloeier stond op het buiten- terrein der tentoonstelling nl. Cyclamen Coum, waarvan weer witte en roode variëtei ten bestaan. De knol, die een scherpe smaak heeft, is bij een soort uit Italië, nl. Cyclamen neopolitanum. zelfs vrij vergiftig. De giftstof, saponine. werkt oplossend op de liaemoglo- bine van de roode bloedcellen, In Calabrië gebruikt men de stuk gesneden knollen als middel om vlsch te bedwelmen. A. MET .LINK.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 11