VRIJDAG 3 MEI '1935 HAARDE M'S DAGBLAD 9 gebeurde er iets wonderlijks. Midden in het looverdak verscheen een wit schild en daarop werd met zwarte letters door een onzichtbare hand geschreven: „Dag Peetje, aardig dat je me eens op komt zoeken!" Peetje schrok: „Wie schrijft daar en wie weet mijn naam; ik ben hier nog nooit geweest." Daar kwam een tweede schild: „Dat je hier nog nooit geweest bent, weet ik wel. Maar weet je ook, wie ik ben?" Peetje was hoe langer hoe verbaasder. Hij schudde zijn- hoofd: „Nee, dat weet ik nietl" „Ik ben je oud-oom: Henri van den Boom. Heb je wel eens van mij gehoord?" „Ja, moeder heeft vanavond nog van u ver teld. Bent, u die oom, die op alle vragen kan anttvoorden?" „Dat ik op alle vragen kan antwoorden, zou ik zelf niet durven beweren; maar ik kan wel op veel vragen antwoorden. Is er iets dat je weten wilt, Peetje?" „Ja," zei Peetje, en hij dacht diep na: „Ik zou wel eens willen weten, hoe ik hier gekomen ben!" Het duurde lang voor het nieuwe bord ver scheen: maar toen stond er op: „Omdat je droomtJ" „Peetje, Peetje," riep een stem. Verbaasd deed Peetje zijn oogen open. Moeder stond voor zijai bed. „Het is al laat; je moet opstaan!" „Moeder, ik heb, geloof ik, gedroomd. En weet je van wie?" Moeder schudde het hoofd. „Van uw oom Henri! Hij was een boom". ..Och jongen, je zeurt." riep Tineke, die juist langs zijn deur liep. „Hoe kan dat nu!" Peetje zweeg verontwaardigd. Hij had het toch heusch gedroomd 1 RITA VAN BEEK. KUNSTJES OM STOFFEN TE LEEREN KENNEN. Wil je weten, of een kluwen wol, werkelijk echte wol is, dan verbrand je een draadje met een lucifer. De verkoolde restjes moeten dan een bolletje vormen. Bij echte zijde is het net zoo, maar dan glanst het verkoolde bolletje. Katoen laat heel weinig asch bij verbran ding achter. Kunstzijde ook. maar de asch is glanzend. AAN ALLEN! WAT PEETJE DROOMDE. WAT WE VAN VERSCHILLENDE VRUCHTEN KUNNEN MAKEN. We kunnen van een noot of beter van de twee leege halve notedoppen. zonder veel moeite een grappig molentje maken. Daar voor gaan we als volgt te werk: We ledigen de noot, maar zorgen, dat de schalen niet beschadigen en lijmen deze ver volgens weer tegen elkaar. Met een boortje maken we dan voorzichtig drie gaten in den noot. en wel op de plaatsen die op de teekening bij fig. I met A. B. en C. is aangegeven. Maak van cellophaan twea molenwiekjes (fig. 2), die je met behulp van een speld aan een klein stokje bevestigt. In het midden van het stokje wind je een tame lijk iang draadje. Nu steek je het stokje door de gaten A en B en de draad laat je bij C uit de noot komen. Ten einde te verhinderen, dat het stokje weer uit de nooit valt, sla je er aan den zijkant een speld dwars door. zoodat het stokje blijft zitten Als je nu aan het draadje trekt zal 't stokje in ronddraaiende beweging komen en de mo lenwiekjes meenemen. Dit gaat tot de draad heelemaal afgewonden is. Dan wind je hem weer op en begint opnieuw. Het moeilijkste van dit werkje is de draad bij C door het gaatje te krijgen. Je kunt desnoods eerst de draad goed leggen en dan pas de beide noot- helften tegen elkaar lijmen. OOM KEES. Wist je dat? Aan den Sint Pieterskerk te Rome heeft men 450 jaar gebouwd. De eerste telegraaflijn in Nederland. Deze werd in 1845 aangelegd tusschen Amsterdam en Haarlem en diende uitsluitend voor den dienst der Holl. IJzeren Spoorwegmaatschappij Het onze-lieve-Heerbeestje. De oude Grie ken hadden een vreeselijken afschuw voor dit diertje want zij hielden het voor zeer ver giftig. HOE RINA VAN DIEREN GING HOUDEN. 't Middenpunt van het stadje Gramsbergen heet nog altijd 't Meiboomsgat. Boven op den Meiboom wordt vaak een haan gezet, als aan kondiger van den dageraad In Friesland noemt men den eersten Mei: oude Mei en den 12den Mei: Nieuwe Mei. Op den 12den Mei wordt er getrouwd, verhuisd, nieuwe knechten aangenomen, enz. De 11de Mei wordt Mei-avond genoemd. Dan is er te Franeker een veemarkt. In Bolsward heeft men kans een Mei-avondstreep, dat is een krijtstreep op jas of jurk te krijgen. Wie in een nieuwen dienst gaat, krijgt 9 of 10 Mei vrij om op den 13den te beginnen. Verschillen de plaatsen hebben hun Meifeestdagen. Leeu warden heeft een Mei-Vrijdag, Franeker Mei- Maandag. Dokkum Mei-Woensdag. Op Ame land versierd men hoepels met bloemen. Om deze hoepels wordt gezongen: Raaie, maaie monke, De kat zat op de honke, Die verwacht zijn moe. Toen kwam er een stukje spek aan drijven En dat was de kat zijn moe. Roept de koekoek voor 1 Mei, dan krijgen we vroeg zomer. Volgens oud bijgeloof heeft Mei water genezende kracht. In sommige streken van Duitschland worden de Meivuren Heksen- vuren genoemd. Men geloofde, dat die vuren de booze geesten zouden verjagen. In den nacht van 30 April of 1 Mei reden ze op be zemstelen over het Harzgebergte. Daar wijst men je nog den Duivelskansel en de Heksen dansplaats. Later toen onze Germaansche voorouders Christenen waren geworden, sprak men van Walpurgisnacht. Walpurgis was een nicht van Bonifacius, den bisschop, die zoo als je natuurlijk weet in 755 door de Friezen bij Dokkum is vermoord Deze Walpurgis heeft ook vele menschen tot het Christendom be keerd. W B.—Z. Tante: Liesje, nu mag je zelf een pop uit zoeken. Welke wil je hebben? Liesje: Een tweeling, tante. Een chauffeur stond zonder benzine op een afgelegen weg. Daar zag hij een jongen aan komen met een bus in de hand. „Ik hoop, dat daar benzine in zit," riep de chauffeur. En de jongen antwoordde: „Ik hoop het niet meneer, want mijn moeder moet er visch in bakken." Een rijke Amerikaan bezoekt een Holland- schen dierentuin. Ten slotte zei hij tegen den oppasser: „Ik wil hier zaken doen." „Hoe bedoelt u dat meneer?" vroeg de op passer. „Wel ik wou al die beesten koopen voor mijn kinderen." „Dat zal niet gaan, We verkoopen hier niks. Maar weet u wat, stuurt uw kinderen hier naar toe. Misschien is 't wat voor den dieren tuin om die te koopen," was het leuke ant woord. Een jongen wordt getest. De examinator vraagt: Als je maar één lucifer hebt en je moet in een donker huis een petroleumstel een gasstel en een cigaret aansteken, waar zou je dan mee beginnen? De jongen: Ik zou eerst de lucifer aan steken. Inplaats van de bekende dingen uit zijn kamertje te zien, zag Peetje plotseling een groen woud voor zich liggen en hijzelf wan delde op een boschpad. Mooi was het in het bosch; de stammen waren recht en hoog, de reusachtige bladerdaken - lieten geen zonne straaltje door en er was geen zuchtje wind te bekennen. Onhoorbaar wandelde Peetje over het mos. Wat een vreemd bosch was dit; zoo geheim zinnig en stil. Het werd Peetje raar te moede. Daar zag hij in de verte van het pad een lichte plek. Zou dat het einde van het bosch zijn? Hij hoopte het en verhaastte zijn schre den. Maar het was het einde van het bosch niet: het was slechts een ronde open plek, waar in het midden een reusachtige boom prijkte Bewonderend bleef Peetje staan en keek eens omhoog. Wat geweldig groot was deze boom: zoo hoog reikte het bladerdak, dat de kruin zich in den hemel verloor en niet te zien was. Terwijl Peetje zoo omhoog stond te turen. AVONTUREN VAN BARON VAN MUNCHHAUSEN. DE TOCHT OP DEN KANONSKOGEL. „Heeren" zei baron van Munchhausen en hij streek zijn snor eens in de hoogte, „ik zal u een avontuur vertellen, dat leelijk voor mij had kunnen afloopen, indien ik niet over een behoorlijke hoeveelheid tegenwoordigheid van geest had beschikt. Indien u er prijs op stelt, zal ik het u vertellen! Het was in den oorlog tegen de Turken; wij belegerden een stad. Het beleg was al eenige weken aan den gang en, eerlijk gezegd, we verwonderden ons er over, dat de Turken ons beleg zoo goed doorstonden. Er scheen geen gebrek aan le vensmiddelen en evenmin gebrek aan kruit te zijn; want de mannen, die we op de muren zagen, waren goed doorvoed en welgedaan en iederen aanval van ons werd beantwoord met een regen van kogels. Op deze manier schoten we met de belege ring niet veel op en onder de manschappen begon ontevredenheid te heerschen. De legeraanvoerder wist ook niet goed raad meer. Als we de zekerheid hadden, dat de Tur ken nog slechts voor enkele weken voorraad j hadden, dan zetten we de belegering natuurlijk voort; wisten we daarentegen, dat ze nog een heel jaar hadden, dan zou het nutteloos zijn het beleg voort te laten duren. Misschien hadden ze zelfs wel geheime ondergrondsche uitgangen, waardoor ze levensmiddelen bin nen haalden. Dat te weten te komen, was nu zaak. Maar hoe? De verschillende voorstellen, die de andere officieren deden, waren allemaal onuitvoer baar. Toen kreeg ik een plan! Ik meldde me bij den legercommandant aan en legde hem mijn plan voor. Deze vond het uitstekend en toen kon ik het ten uitvoer brengen Ik zette mij boven op een kanon, vlak bij den mond. Het was een groote veertienponder Daarna kreeg de kanonnier opdracht het ka non op de stad te richten en af te schieten Hij zou dan wel zien, wat er gebeurde. Vol spanning wachtte iedereen, wat er zou gebeuren. Dat zou hun gauw duidelijk worden. Want toen het kanon afgeschoten werd WIE ZOEKT ER MEE? Joechheisa, Joechhei, Hoe blij maakt de Mei! Zoo klinkt een oud schoolliedje. En 't is ook zeker waar, dat er geen maand is, die zoo veel schoonheid verborgen houdt dan de maand Mei. Mei is waarschijnlijk genoemd naar Maia, de godin der vruchtbaarheid. De schoonheid van Mei is bezongen door alle eeuwen heen. Voor onze voorouders was de winter nog heel wat banger dan voor ons. De oude Germanen kenden geen kunstlicht. Hoe kort waren de dagen, hoe lang de nachten, Wat zal er veel kou geleden zijn, bij gebrek aan warmtebronnen. Denk eens in, hoe ver heugd ze zullen zijn geweest, toen het Lente werd. Ze moesten hun Meifeest vieren. Op den laatsten April moesten alle vuren in de huizen gebluscht worden. En op den lsten Mei werden op de heuvels of in de velden de Mei vuren ontstoken. Op het eiland Texel gebeurt dit nog. Jongens met bokkenwagens bedelen daar nog eind April langs de huizen om brand stof, terwijl ze zingen: Hooi, heb je geen strooi, Heb je geen ouwe manden, Die zullen in de Meierblits branden. Hekken en stekken en jotten en palen Als je niet geeft, dan komen wij halen. Om het vuur wordt naar hartelust gedanst. In sommige dorpen wordt nog wel langs de huizen door de kinderen „Mei-gezongen". Ze zijn dan met bloemen versierd en hebben een bloeiende tak in de hand, terwijl ze zingen: De koude winter is verdwenen, De zoete zomer die komt aan. Dan ziet ge al de bottekens en boomen Te bloeien staan. In veel streken wordt nog de Meiboom ge plant. Op den laatsten April wordt de boom, meestal een esch geveld. Op een versierde wa gen wordt deze naar het marktplein gereden en een meisje, die als Meikoningin is uitge roepen, mag op de stam plaats nemen. Het heele dorp is versierd. De muziek speelt een vroolijk wijsje. De jongens fluiten op een zelf gemaakte fluit. Terwijl ze den bast van een wilgentak daartoe verwijderen, zingen ze: „En dit," zei moeder, „was mijn oom Henri Die was professor en zoo knap, dat hij je op iedere vraag antwoord kon geven. Hij is he laas jong gestorven," Moeder was even stil en de kinderen zwegen ook. Het was na het eten, vader deed een dutje in de andere kamer. De kinderen, Peetje, Ti neke en Ansje, hadden 's middags op zolder gespeeld en daar een album met oude familie foto's gevonden. Moeder had hun toen beloofd dat ze na het eten zou vertellen, wie al die vreemd-gekleede dames en heeren waren. Dat was nu gebeurd. „Kon hij op alle vragen antwoord geven, moeder?" vroeg Peetje. „En hoe heette hij eigenlijk nog meer?" „Ja. hij was verbazend knap. Zijn naam was Henri van den Boom. hij was een stief broer van mijn moeder. Maar jongens, nu is het bedtijd. Kijk eens, het is al laat. Gauw- vader goedennacht zeggen en naar je ka mers. Dan kom ik je dadelijk er even onder stoppen." Even later waren de kinderen naar boven gegaan; moeder kwam hen welterusten zeggen, stopte ze onder en ging weg. Peetje lag nog te draaien, hij dacht aan moeders oom Henri van den Boom, die zoo knap waszooknap!l Wat was dat? Rieke, rieke taken, Ik wil een fluitje maken. Van wilgen of van esschen? Welke zijn de besten? SCH. vloog ik door den schok naar voren en kwam precies op den kogel terecht! Een luid gejuich beloonde mijn prestatie; maar ik hoorde het al niet eens goed meer; want ik ging met groote snelheid in de rich ting van de stad. Onderweg kreeg ik echter spijt van mijn plotseling genomen besluit. Het was nu allemaal goed en wel om te probeeren den toestand bij den vijand eens op te nemen, maar hoe kwam ik er weer vandaan, als ik er eenmaal was? De Turken zouden heusch niet zoo vriendelijk zijn me door de poort weer te laten vertrekken. Hoe meer ik de stad na derde, hoe minder lust ik kreeg in het avon tuur en hoe meer ik mijn opwelling betreurde. Maar of ik wilde of niet, de kogel nam mij mee. Juist was ik van plan me maar üi mijn lot te schikken en af te wachten wat er van zou IETS OVER SPORTKEURING. ■Er zijn nog zeer veel sportliefhebbers, die een beetje afkeerig zijn van sportkeuring. Deze afkeer staat in den regel in verband met een zekere angst, dat zij afgekeurd zullen worden en dan niet meer aan sport zullen kunnen doen. Nu is dit een onverstandige houding, want tenslotte beoefen je sport ter bevorde ring. van je gezondheid en voor de ontspan ning dat iemand het doet alleen maar om lauweren te oogsten willen we in het geheel niet aannemen! en wanneer het achteraf dan schadelijk voor de gezondheid blijkt te zijn, is het te laat. Het zou te wenschen zijn, dat alle sportvereenigingen den eisch stelden, dat hun leden zich lieten keuren. Maar dat is helaas lang niet overal het geval. Bij de sportkeuring wordt altijd met twee dingen rekening gehouden: of men aan wed strijdsport wil deelnemen en welke sport men wil beoefenen. Nu komt het herhaaldelijk voor dat bij de eerste keuring de arts kleinigheden constateert, zooals een iets te hooge bloed druk bijv., die niet direct aanleiding zijn iemand af te keuren, maar die toch tot voor zichtigheid dwingen. Dan moet de betreffende persoon na drie maanden nog eens terug komen toen ik van den tegenovergestelden kant een kanonskogel zag komen, die in de richting van ons kamp vloog en door de Tur ken was afgeschoten. Snel wist ik wat me te doen stond. De kogel passeerde niet ver van de mijne. Met een geweldigen sprong belandde ik op den anderen kogel, die me veilig naar t kamp bracht. De vreugde over mijn behou den aankomst daar was groot; want zoodra ik vertrokken was, had de commandant spijt gehad van zijn gegeven toestemming. Enfin, al had ik niet de stad verkend, ik had er in ieder geval het leven afgebracht De Turksche vesting hebben we trouwens toch ook nog veroverd. Dat is dus weer een van de voorbeelden, dat ik mijn leven te danken had aan mijn tegen woordigheid van geest." E. W. Rina van Ommen logeerde op de boerderij van haar oom en tante; maar deze logeer partij, waarvan ze zich zooveel had voorgesteld viel haar bitter tegen. En dat kwam door de vele dieren op de boerderij. Rina was bang voor dieren en kon ze niet uitstaan. Toen ze den eersten dag aan gekomen was, was Spit, de groote hond van oom, met zijn pooten tegen haar jurk gaan staan en had geprobeerd haar in het gezicht te likken. Op het erf scharrelden de kippen rond en Rina verkeerde in doodsangst, dat de haan tegen haar op zou springen. Ze bleef meters van de stallen vandaan, uit ancr.st, dat de paarden aan haar zouden snuffelen. Oom lachte en zei, dat ze een „echte stads- deerne was. Tevergeefs probeerde hij haar van haar angst te genezen, maar het lukte niet. En Rina zat het grootste gedeelte van den tijd in huis en was niet te bewegen naar bui ten te gaan. Maar op een dag. dat iedereen het druk had op de boerderij, vroeg tante haar, of ze in het dorp. dat niet ver was, een paar boodschappen wilde halen. Hoewel met tegen zin. ging Rina weg. De boodschappen in het dorp waren gauw gedaan. Ten terug. Ze was niet ver meer van de boerderij en liep op het smalle weggetje, dat naar de boerderij voerde. Het was stil en ze zag geen mensen. Daar ritselde iets aan den kant van den weg; Rina keek op en zag van achter een boom een man, de pet diep in de oogen getrokken, op haar toekomen „Hier het geld en je horloge," beet hij haar toe. Even stond Rina verstomd van schrik; toen gaf ze een schreeuw. Eén slechts; want de man hief zijn hand op en zei: „Als je nog een geluid durft te geven, zul je eens zien, wat ik je doen zal. En schiet eens op; ik heb geen uur den tijd." Er bleef Rina niets anders over dan te doen, wat haar gezegd werd. Heel langzaam maakte ze het slootje van haar horloge open. Maar plotseling werd een woedend geblaf hoorbaar in de verte, dat snel naderbij kwam. „Spit", dacht Rina en een wilde vreugde maakte zich van haar meester. De man had ongerust in de richting van het geblaf ge keken. Daarvan maakte Rina gebruik: „Spit, Spit, help me,", gilde ze, zoo luid ze kon. Daar kwam de hond aanrennen; zijn tong uit zijn bek. Snel maakte £c man zich uit de voeten; maar de hond zette hem na en beet woedend naar zijn beenen. De man trapte, maar de hond hield vast. „Spit, hier! Hierl" riep Rina gebiedend. Met hangenden kop kwam de hond terug. „Oh, jij lieve, lieve Spit; je hebt me van een groot gevaar gered," zei Rina huilend en ze sloeg haar beide armen om den nek van den hond. „Jij lieve Spit; ik- zal nooit meer een hekel aan je hebben. Kom mee naar huis" Tante schrok erg, toen ze de huilende Rina binnen zag komen en nog meer. teen Rina haar verteld had, wat er gebeurd was. .Maar tante" zei Rina, „een voordeel heeft de nare geschiedenis nog had; ik heb geen hekel meer aan dieren en ik ben ook niet bang meer voor ze; want ik heb gezien, hoe nuttig een dier kan zijn." RITA. 1 komen om te zien of zijn „kwaal" minder of erger is geworden. Zoo zijn de eischen, die aan een wedstrijd roeier gesteld wordn, ook veel hooger dan aan een wedstrijdathleet. Het verdient aanbe veling je te laten onderzoeken bij de sport keuring, wanneer die tenminste in de nabij heid is, en niet door den huisarts. Niet, dat deze het niet goed doet; maar de artsen van de sportkeuring hebben een veel rijkere ervaring op sportgebied en weten beter, wat een athleet voetballer, roeien enz. moet kunnen verdragen Waarom wordt er nog verschil gemaakt tus schen wedstrijd- en ontspanningsport bij de keuring, zullen jullie misschien vragen. Allereerst wordt van het lichaam bij een wed strijd veel en veel meer gevergd en ten tweede worden er heel wat eischen aan je zenuwen gesteld. Een te hooge bloeddruk kan. wanneer het hart tenminste gezond is, vaak het gevolg van nerveusiteit zijn. Nu moeten jullie niet denken, dat, wanneer je een beetje zenuwach tig bent, je onherroepelijk ongeschikt bent voor wedstrijdsport. Ook in zenuwen heb je soorten. Wanneer je schrikachtig bent, dan kun je zeker beter niet aan wedstrijdsport doen, maar probeeren door wandelsport, kam peeren en dergelijke een rustig mensch te worden. Is je nerveusiteit echter zoo, dat je niet goed kunt stil zitten, dan zul je daarop zonder meer zeker niet afgekeurd worden. Wanneer je tenger bent behoef je ook niet bang te zijn zoo maar afgkeurd te worden. Wanneer je hart. longen, bloeddruk in orde zijn zul je door verstandig sportbeoefenen een flinke kerel of vrouw worden. Rijdt dit paard zonder koetsier? Neen; want als je goed kijkt, kun je hem zien

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 15