EEN LIEFDE IN Ch'iNA
Een groote voorraadschuur
mat koeian- an paardanstallan
van aan boerderij bij da
petrolaumhavan ta Amsterdam
is Donderdag aan prooi der
vlammen geworden. Het
blusschingswark
De nieuwe Persil-schoo! aan het Kleine Garlmanplantsoen
ta Amsterdam is Donderdag door weihouder dr. I. H. J. Vos
officieel geopend
In het nieuwe kanaal bij het stoomge
maal in den Oostpolder te Waddinxveen
en nabij de uitmonding in da Gouwe
heeft een dijkafschuiving plaats gehad.
Een opzichter verricht metingen
De „Rotula", bij de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam ge
bouwd voor de Koninklijke Shell groep, heeft Donderdag de proefvaart op de Noord
zee gemaakt. Een kijkje aan boord gedurende den tocht
Minister Marchant in gesprek met dr Paul Cronheim tijdens de pauze van het eerste
concert, dat Donderdagavond in het kader van het Nederlandsch Muziekfeest ter ge
legenheid van het 40-jarlg jubileum van prof. dr Willem Mengelberg in het Concert
gebouw te Amsterdam werd gegeven
Mr. M M Kwint is Donderdag geïnstalleerd
als burgemeester van Velsen. De loco-
burgemeester, wethouder Dunnebier, hangt
den nieuwen functionairis den ambtsketen om
De opruimingswerkzaamheden na de treinbotsing op het station te Nijmegen. De
locomotief wordt op haar plaats gebracht
FEUILLETON.
Uit het Engelsch
door BEN BOLT.
37)
Het is noodig, dat zij hun kleeren drogen
en slapen en als ik mij in hun gewoonten
niet bedrieg zullen zij tot lang in den mor-
gen slapen en zult gij een goeden voorsprong
f hebben ais gij nu gaat"
i „Nu, vader?"
„Nu! Het onweer is vorbij. De maan schijnt
helder. Kijk!"
Terwijl hij sprak wierp hij het tralieven
ster open en Forsyth zag het zilveren licht
glanzen op de boomen waarvan de takken
nog zwaar -neerhingen door den regen, en
op de sneeuw der bergen in de verte. Toen
nam de abt opnieuw het woord.
„De toebereidselen voor uw reis zijn ge
maakt. In de bergplaats onder den stoel be
vindt zich voedsel en twee strengen geld..."
„Vader, daaraan bestaat geen gebrek!
Wij...."
De oude man onderbrak hem door een
handbeweging.
„De gift van onzen meester die een heel
meester was, aan den man die geneest! Hier
hebben we weinig behoefte aan geld, maar
daar buiten", hij maakte met zijn knokige
hand een omvattende beweging naar de door
de maan-verlichte wereld „is groote nood
Men kan er veel goed mee doen. Maar helaas
wordt het meestal ten kwade aangewend.
Wat zeide die Leeraar, dien gij volgt over
geld? Herinnert ge het u?"
„Hij leerde, dat de liefde tot het geld, de
wortel tot alle kwaad is".
„Juist, mijn zoon. Begeerte is de voor.
naamste zonde, en er is maar één zonde die
daarmede kan worden vergeleken: iemand
het leven te benemen zooals Li Weng-Ho
het uwe nemen zou. Daarom bied ik u de
helpende hand. Zie, de vrouw komt".
Het voorhangsel werd terzijde geschoven
en Kathleen kwam binnen, een vragende
blik op haar gezicht.
Forsyth legde haar de situatie uit.
„Ah Yeo is met soldaten in het klooster
aangekomen en darom gaan wij meteen op
weg. Het is het eenige wat ons over
blijft".
„Ja", gaf ze toe, „dat is het eenige".
„Alles is voor het vertrek gereed", deelde
de abt nogmaals mee.
„Dan vader
Forsyth viel. zooals gewoonte en beleefd
heid eischten, op de knieën en de anderen
volgden zijn voorbeeld. De abt schonk hen
zijn zegen en Dick Forsyth overwoog dat,
al was hij dan geen Boeddhist, de zegening
van een edelen ouden man hem zeker geen
schade zou berokkenen!
„Dit is uw weg", vervolgde de abt, toen
ze weer opgestaan waren en de deur, die zij
tevoren reeds hadden opgemerkt, geopend
had. „Een van mijn monninken zal u tot
gids strekken".
Na nogmaals hun dankbaarheid te hebben
uitgesproken, gingen ze door de deur en
kwamen in een kleinen tuin, waar zij den
stoel vonden met den langen monnik, wach
tende er naast.
Kathleen stapte in. Ching en Forsyth
heschen den stoel op hun schouders en met
een laatste wuiven naar den hulpvaardigen
abt, die nog aan den uitgang van zijn rots
kamer stond "•tten zij hun vlucht voor.
XXII.
naar Yunnan.
De halve maan scheen helder op de door
den regen schoon gewasschen heuvelen. Met
uitzondering van enkele nevelpluimen die nog
tusschen de boomen hingen, was de mist
opgetrokken en konden zij vrij goed hun weg
zien. De kleine tuin vormde een deel van
een grooteren, welken zij eveneens passeer
den en die op een klein plateau gelegen was.
Dan staken zij over en daalden vervolgens
een lange wenteltrap af, die zich langs den
wand van een heuvel draaide. Beneden von
den zij een geplaveid pad, gingen door een
poort in den kloostermuur en kwamen,
rechts afslaand, op een ander pad. De mon
nik, die zich tot het geven van enkele karige
aanwijzingen bepaalde, wandelde voor hen
uit en na ongeveer een halve mijl, liep het
pad op een breederen weg uit, die naar een
zadel in de heuvelen voerde. Toen stond hun
gids stil.
„De weg naar Yunnan", deelde hij mede,
naar het zadel wijzend en zonder verder een
woord te spreken keerde hij zich om en
keerde met vlugge passen naar het klooster
terug.
Moeizaam worstelden de vluchtelingen
voort langs een der slechtste wegen ter
wereld, die bovendien glibberig was van den
regen.
Herhaaldelijk moesten- zij trappen klim
men en hoewel de paar uur slaap in het
klooster hen wonderlijk verfrischt hadden,
begon het zweet van hun inspanning te ge
tuigen. Het dal bleek verder af dan het in
het maanlicht geschenen had en toen zij het
eindelijk bereikten begon het boven de
heuveltoppen reeds te schemeren. Er stond
een straffe wind, die hun bezweete lichamen
koud maakte tot op het merg. Ching's ge
zicht was smalletjes en vertrokken van ver
moeienis. Dat hij vol zou houden tot hij
er bij neerviel, daaraan twijfelde Forsyth
geen oogenblik, maar het was niet wensche-
lijk, dat het zoover zou komen, en toen
zij een klein bosch aantroffen liet hij halt
houden.
„Ochtendrust, Ching!"
„Ik heel blij", verklaarde de Chinees met
een zucht.
„Wij zullen het bosch ingaan en een vuur
tje aanleggen. Een slok thee zal ons geen
kwaad doen".
Zij zochten een beschutte plek, maakten
vuur, vonden een bron en terwijl het thee
water warm werd, beklommen Forsyth en
Kathleen den heuvel om de omgeving te
verkennen.
Boven de heuveltoppen begon het licht te
worden.
„Denk je, dat Ah Yeo en de soldaten ons
zullen volgen, Dick?", vroeg het meisje nadat
ze enkele minuten zwijgend om zich heen
hadden gekeken.
„Niet als onze vriend de abt het kan ver
hinderen en in elk geval de eerste tijd nog
niet. Zij zullen denken, dat wij door het
onweer zijn opgehouden en in de veronder
stelling dat wij naar een schuilplaats gedre
ven zijn, tijd verliezen met het afzoeken van
de heuvels in de richting vanwaar we ge
komen zijn.' Het eenige werkelijke gevaar is,
dat Ah Yeo de voorzorg zou kunnen nemen
een paar soldaten langs dit pad vooruit te
sturen, maar het heeft geen nut je druk te
maken over moeilijkheden die er nog niet
zijn".
„Neen", antwoordde Kathleen; toen, na 'n
poos merkte zij peinzend op: „Die abt is
een oude schat!"
„Ja, het is een brave kerel", viel de dokter
haar bij. ,.En geen vriend van Li Weng-Ho;
hij zal alles doen wat in zijn vermogen is
om de achtervolging te verhinderen of in
elk geval op te houden. En als we maar eerst
naar Yunnan gepasseerd zijn, zijn we er al
een hoop beter aan toe; dan bevinden we
ons buiten het rechtsgebied van den manda
rijn".
„Daar zal hij zich niets van aantrekken",
meende het meisje.
„Maar de andere gouverneur heeft ook
'ets te zeggen en die zal zich niet iedere
:hurkerij laten aanleunen, omdat hij de
verantwoordelijkheid draagt. In een andere:
provincie heeft het woord van Li Weng-Ho.
bovendien niet de macht die het hier heeft.;
Daar kan hij de bevolking niet dwingen zijn'
zin te doen, of haar openlijk tegen ons op
hitsen. Ook kan hij daar zijn proclamaties
niet laten aanplakken en dat scheelt een
stuk! En ten slottenet zooals gisteren
avond toen we tegen dat klooster aanliepen,
zal het geluk wel een woordje blijven mee
spreken, hoop ik".
Ching's roep deed hem het gesprek afbre
ken.
„Dokter Forsyth, Missie Barrington!"
Zij daalden af om hun deel te genieten van
de warme thee en het eenvoudige ontbijt
en toen ze klaar waren baadde de wereld om
hen heen in den helderen gloed van de
morgenzon. Verfrischt en opgewekt trokken
zij weer op weg, terwijl Kathleen, om de
zware taak van haar metgezellen te verlich
ten, nu liep.
Een paar uur ging het bergafwaarts, zon
der dat ze iemand tegen kwamen of iets
van achtervolging bespeurden. Eindelijk,
in een der bochten van een kronkelpad ver
namen zij het getinkel van belletjes.
„Wat is dat, Ching?"
„Muilezels! Komen dezen kant op. Beter
verstoppen, dan kunnen de lui niet aan
Ah Yeo zeggen, dat zij ons hebben gezien".
Een opening in het kreupelhout bhnrS: e«i
geschikte schuilplaats voor hen en den stoel
en juist hadden zij zich achter het gebladerte;
verborgen, toen de eerste van een reeks,
zwaar beladen muildieren, de ruwe zig-zag
trappen beklom, die op dat punt den weg
vormden. Zij kwamen slechts langzaam
vooruit op den stijgenden gladden trappen,
weg; koelies sloegen hen met bamboestokken
en telkens als zij een trede namen tinkelden
de belletjes.
(Wordt vervolgd).