DE GESCHIEDENIS VAN TWEE VOGELTJES. VRIJDAG 24 MEI 1935 H A A R E E M'S D A" G B E A D' 7! BIJVOEGSEL AAN ALLEN! We hebben heel wat gemopperd op de maand Mei. Dat heeft ze ook wel een beetje verdiend. Ze begon met ons stralend mooi weer te geven, zoodat we dachten, dat we zoo opeens mid den in den zomer zaten. De win terspulletjes werden opgeborgen, heel wat kachels gingen naar hun winterplaats, mensch, dier en ding waren op hun zomersch. Maar 't was korte vreugd. Na een paar dagen werd het zoo koud, dat je blij was maar weer gauw je dikke jas te voorschijn te kunnen halen. De kachels werden aangemaakt en de wagens met an- thraciet rolden weer langs de straten. Regen en wind, hagel zelfs sneeuw wisselden elkaar af. De dagen kwamen en gingen, maar het werd er niet beter op. Nu ik aan jullie zit te schrijven, voel ik de warme zon weer en hoewel de wolken nog jagen, alsof ze krijgertje spelen, geloof ik toch zeker, dat de Meimaand ten slotte nog veel goed wil maken. Laten we dan maar denken: Eind goed, al goed. Laten we vooral dan zoo gauw mogelijk naar buiten gaan, waar 't ondanks al het buiige weer toch zoo wonderschoon is. Wij wonen, wat de natuur betreft, in zoo n bevoorrechte streek. Bosch en duin en zee zijn zoo gemakkelijk te bereiken. Juist in deze Meimaand is zooveel tot bloei gekomen. Je denkt misschien, dat het er in de duinen nog kaal en verlaten uitziet, maar 't is niet zoo. De lage berkeboomen en de kleine popu lieren zijn bijna in 't blad. De duindoorns zijn bijzonder mooi getint. Je zult eens zien, hoe veel bloemen er al bloeien. Sommige duinpan nen zijn violet getint door de duinviooltje. Hiel en daar staan al bloeiende vergeetmijnietjes. Die zijn wel heel wat kleiner dan de vergeet mijnietjes in onze tuinen, of aan den sloot kant. Zoo is het met de viooltjes natuurlijk ook. Duingrond geeft maar kleine bloemen. Bij het lichtblauw van. de vergeetmijnietjes steekt het wit van de hoombloemen weer zoo prach tig af. Als de zon nu maar volop wil gaan schijnen en de vlier haar witte schermen opent dan zijn onze duinen op hun mooist. Als je in het bezit bent van een kaart voor de waterleiding-duinen speur dan eens goed rond langs de kanalen. De scholeksters met hun wit-zwart-veerenpak zul je zeker kunnen waarnemen. Langs wagensporen kunnen ze zoo grappig voortdribbelen en in allerlei toon aarden hun piet-piet. doen hooren. Je ziet ze meest twee aan twee. Komt er een derde bij dan is er groote kans, dat er ruzie komt. De derde man brengt ook hier veeltijds de ru zie an. In de konijnenholen kun je soms de tapuitjes waarnemen. Deze vogeltjes broeden daar graag. Dat zijn ook kleine onruststokers, die niemand, zelfs de eigen familie niet op hun domein een plaatsje gunnen. Bij je nadering- zul- je ook telkens leeuweriken zien opvliegen. Dat zijn de mannetjes, want de vrouwtjes broe den nu op de eieren. In de kanalen kun je nu ook de wilde een den zien rondzwemmen. Ook dat zijn manne tjes, want de wijfjes zitten wel ergens ver scholen te broeden. Misschien kun je in een meidoorn een ek sternest ontdekken, of je kunt nog wel eens een ekster bezig zien met de nestbouw. Stoor ze vooral niet want de eksters schijnen steeds minder in Holland voor te komen. De fazan ten zul je misschien niet zien, maar wel her ken je ze aan hun voortdurend: krö, krö, ge roep. De kop van het mannetje is veel kleuri ger dan die van het vrouwtje. Na den broedtijd kun je legio fazanten zien vliegen. Er schijnt in onze waterleiding-duinen geen vogel meer vertegenwoordigd te zijn dan de fazant. Ook de wulpen met hun kromme snavels zijn er vrij veel. Ze kunnen zoo mooi hun trillers de lucht in laten gaan. Een heel enkele keer kun je kennis maken met een buizerd. Hij heeft het gemunt op muizen en konijnen. Langs de kanalen zie je dadelijk andere bloemen dan in duin: paar debloemen, hondsdraf, doovenetels, boterbloe men enz. Wanneer het werkelijk zomer gaat worden, dan komen er in duin nog meer planten bij, zooals de rose heggenrankjes, de gele muur pepers, de hooge toortsen en de porcelein- achtige zeepbloemen. In het zand zul je veel mooi gekleurde ke vertjes zien wroeten. Er is nog veel schoons voor ons bewaard, als 't maar echt Mei wil worden. W. B.—Z. Een reizende schoenwinkel. Een schoen winkelier in Mexico heeft zijn heele winkel op een auto gezet en trekt daarmee de stad door. zoo gedaan. Moeder ging weg met de kinderen en Kareitje bleef alleen achter. Hij was al een heel eind op weg toen hij plotseling een raar geluid hoorde en jawel hoor, een groot ijzeren gevaarte kwam naar beneden. Als hij geweten had, dat het een schop was, die den tuinman in den grond had gestoken, zou hij niet zoo bang geweest zijn en dan zou hij zoo vlug hij kon zijn weggekropen. Maar hij was zoo ontzettend geschrokken, dat hij zich niet kon verroeren. De grond begon zich te bewegen en in eensfloep daar haalde de tuinman de schop naar de hoogte, gooide hem om en daar lag Kareltje nu op de bodem zonder rond om hem heen het heerlijke zand waar aan hij zoo gewend was. Wat nu gedaan? Hij was nog niet zoo sterk dat hij een gat in den grond kon boren, zoodat hij weer terug kon. Dus besloot hij maar eens wat rond te kijken. Hij kroop en kroop totdat hij voor een raar ding stond. Allemaal gaten zaten er in. Wat dat kon. zijn begreep hij niet. Maar hij zou maar eens door zoo'n gat heen kruipen. Hij kon natuurlijk niet weten dat hij zich bij een kippenren bevond en dat hem dus een groot gevaar dreigde. Want zooals jullie wel weet, houden kippen dolveel van wormen. Hij kroop er door enUit was het met zijn wormenleven. Een kip had hem in de gaten gekregen en had hem opgeslokt. Zoo gaat 't als je eigenwijs bent. Ik zeg maar zoo: Wie niet luisteren wil moet maar voelen. JEANNETTE H. Oud 13 jaar. UITSLAG VAN DEN A B C-WEDSTRIJD. Nagekomen inzendingen ontvdngen van: Zonnefee, oud 10 jaar. Zonnestraaltje, oud 11 jaar. Zandkevertje, oud 10 jaar, Dennenaaldje, oud 10 jaar, Seringenknopje, oud 13 jaar. Bij loting zijn de 6 prijzen ten deel gevallen aan: FREEK DE LIEFDE, oud 10 jaar. PINKGTERBLOEMRJE, oud 8 jaar. GERDA SLOEBE. oud 11 jaar. HANNY v. LEEUWEN, oud 8 jaar. LUCIE VAN GRONINGEN, oud 13 jaar. KONIJNTJE, oud 13 jaar. De prijswinners mogen Woensdag 29 Mei bij mij hun prijzen komen halen. W. B.—Z. HOLLANDENGELAND. Hup Holland, al heb je verloren. Het was eervol met 01 resultaat Het spel kon mij best bekoren Jullie speelden zeer kordaa.t Voor de Engelschen is het een vak Dat wisten jullie wel. is 't niet waar? Maar daaraan hadden jullie lak, Jullie waren van zessen klaar. Kranig hebben jullie je gehouden Een spel vol pit, maar wel heel erg nat. Die eene bal kon Halle niet houden. Maar de rest ging naast de lat. 100.000 PETROLEUMVATEN VOOR NIETS. CELLIST, oud 11 jaar. INVUL-WEDSTRIJD. WIE ZOEKT ER MEE? Vul met zwarte inkt of met zwart potlood die vakjes in van onderstaande teekening, waarin je een punt ziet staan. Je zult dan het silhouet van een beroemd persoon uit de ge schiedenis zien verschijnen. TANTE TINE. dan heb je al je werk voor niets gedaan. Op dit triplex nu teeken je de schapen, zooals je ze op de afbeelding weergegeven ziet. Je kunt ze grooter of kleiner maken, al naar gelang je dat zelf wilt. Maar dan moet je er natuurlijk wel voor zorgen, dat je alles in dezelfde ver houding maakt. Heb je dat gedaan en is dat alles in orde, dan begin je met het uitzagen van de dieren. Zoo als je op de teekening kunt zien, maken we eenige deelen, die we op verschillende manie ren kunnen plaatsen. Ook dat moet precies en netjes gebeuren. De zijkanten maak je ver volgens glad met een vijl, zoodat er geen splinters en ruwe kanten meer zijn. Een apart gedeelte vormt den achtergrond. Dit is een vierkant "of langwerpig stuk hout. waarop we met verf eenige teekening gebracht hebben. Het aardigst is, wanneer we de scha pen als silhouets nemen; ze dus heelemaal zwart maken. Wel wordt de ondergrond ge kleurd: groen of paarsbruin, al naar gelang je heide- of weidegrond voor wilt stellen. Om de schapen wat levendigheid te geven, laat je de oogen en eenige strepen, die de afscheidingen tusschen pooten en romp voor te stellen, wit. Dat is aardiger, dan er zoo'n geheel zwarten vorm van te maken. OOM KEES. EEN EIGENWIJS WORMPJE. Onder den grond in den tuin van de fa milie Jansen woonde een troepje wormpjes. Vader en moeder Worm waren groot en dik en dan hadden ze nog 10 kinderen, het eene kind was iets grooter dan het andere. Het jongste wormpje, Kareltje geheeten, was een eigenwijsje, en wat er met hem gebeurde ga ik hier vertellen. Op een mooien dag kropen ze onder den grond heen en weer. Opeens dacht Kareltje, wat zou ik graag eerts boven den grond zijn om te zien. hoe het daar is. Hij vroeg aan zijn moeder: „Mag ik eens naar boven Moe. Ik wil zoo graag eens zien hoe het daar is." „Nee jongen, dat mag je niet."' „Hè moeder waarom nu niet," vleide Kareltje. „Omdat daar boven den grond, aller lei gevaren dreigen," zei moeder. Nu Karei zeurde niet meer, want hij had een plan. Als straks moeder met de kinderen bood schappen ging doen in de wormenstad bij mijnheer ooi-worm en bij juffrouw duizend poot, dan zou hij stilletjes achterblijven en dan toch. naar boven kruipen. Zoo gedacht, Het waren nog twee heel jonge en onerva ren vogeltjes, die zich op een tak in het zon netje zaten te koesteren. Ze waren nog niet zoo heel lang geleden uit het ei gekropen en van de wereld wisten ze nog niet meer, dan wat ze gezien hadden vanuit het nestje, dat vader en moeder gebouwd hadden. Nu moch ten ze voor den eersten keer uit het nestje een wandelingetje op den tak maken. Dat ging heel voorzichtig voetje voor voetje; want jonge vogeltjes kunnen hun evenwicht nog niet goed bewaren. „Nu moet jullie hier even blijven zitten Pip en Stip. Dan komen vader en tnoeder dadelijk terug; we zullen even een versnaperingetje halen." Geklapper met de vleugels, weg wa ren ze! Pip en Stip zate-n op het puntje van de tak en keken een beetje bangelijk om zich heen. „Wat is dat diep, zoo naar beneden, hè?" vroeg Pip aan Stip. Die antwoordde niet; maar knikte alleen met zijn kopje. „En kijk dan eens omhoog! Heb je ooit zoo iets ruims en wijds gezien?" Een oogenblikje keken ze stil om zich heen. „Weet je, wat ik zou willen, Pip?" zei Stip plotseling. Die schud'de ztjn kopje. „Nee, Stip, wat dan wel?" •- „Ik zou willen vliegen, zoo hoog, dat ik alles onder me heel klein zag. Zoo hoog, dat ik dicht bij de zon, de miaan en de sterren kom. En ik zou ook op den grond willen gaan en heel laag' vliegen en al die mooie bloemen en planten van dichtbij willen bekijken." Pip knikte zwijgend. „Ik zou het ook wel willen, maar vader en moeder hebben gezegd, dat we met vliegen nog een beetje moeten wachten. We kunnen nog niet vliegen". „Denk je?" vroeg Stip. „Ik geloof stellig, als we hèt zouden probeèren, dat het wel zou gaan. Ik heb precies gekeken, hoe vader en moeder het doen, als ze vliegen. En ik heb het zelf ook geprobeerd. Het zal heusch wel gaan." „Maar wat wil je dan?" vroeg Pip aarze lend en angstig. z „Pip, zullen we gauw een eindje gaan vlie gen, voor vader en moeder terug komen? Toe, als je niet mee gaat, ga ik alleen; maar laat me niet in den steek „Ik ben bang, dat we vallen," zei Pip. „Ach wel nee dan moet je zoo doen! Kijk." En Stip spreidde zijn vleugeltjes uit, nam een sprongetje van den tak en fladderde een eindje weg. „Zie je wel, dat het gaat," hijgde hij. „Vind je het niet heerlijk te vliegen?" Pip antwoord de niet, hij had de grootste moeite op dezelfde hoogte te blijven en niet naar beneden te vallen. „We gaan hooger," riep Stip. „Dat moet je zoo doen, Pip.'" Hij gooide zijn kopje omhoog, deed een paar vleugelslagen en was meteen eenige meters boven Pip. ..Kom hier Pip." Pip deed zijn broertje na en ze zweefden nu reeds boven den boom, waarin hun nest was. In de verte zagen ze andere vogels vlie gen. ,.Het is nog een heel eind naar de zon", beweerde Stip plotseling. „We zijn nog niet veel dichter bij gekomen." Pip keek ook omhoog. „Wat is dat, Stip. Kijk eens omhoog." „Daar staat iets in de lucht. Het lijkt wel een vogel. Maar wat staat hij stil. „Als je goed kijkt, kun je zijn oogen zien glinsteren." „Stip, ik ben bangHet lijkt wel. of hij naar ons staat te loeren. Herinner jij je niet, dat vader en moeder wel eens over een havik spraken. Zou dit een havik zijn?" Van schrik vergat Stip zijn vleugels te be wegen, zoodat hij meteen een beetje omlaag ging. „Een havikstotterde hij toen. „Dat zou best kunnen. Ik geloof, dat die zoo stil in de lucht kunnen staan. We moeten omkeeren Pip, ©ogenblikkelijk naar huis." Het keeren kostte hun eenige moeite; maar het lukte. Stip durfde niet omhoog kijken. „Pip ik gc-loof, dat de havik ons volgt. Dat was genoeg om nieuwe kracht aan hun vermoeide vleugeltjes te geven. Daar is de boom, Pip, Kom, nog iets vlug ger. Dadelijk zijn we er. „Dat was noodig; want Pip sloeg telkens langzamer met zijn vleugels. Zoo moe was hij, zoo moe. „Kom Pip, nog maar een klein stukje. Ik zie vader en moeder al." Ze hadden den boom bereikt. Vader en moe der fladderden er angstig omheen. Toen ze hun kinderen aan zagen komen vliegen, zét ten ze groote oogen op. Uitgeput vielen Stip en Pip op den tak neer. Een paar oogenblik- ken konden ze van vermoeidheid niets zeggen; maar toen was het eerste, wat ze zeiden, dat ze het nooit meer zouden doen; want de angst die ze uitgestaan hadden, was heel erg groot geweest. RITA VAN B. SCHAPEN. In den zomer, als jullie buiten zijn, zul je vaak in de wei of op de heide de kudden wol lige schapen zien. In de weide loopen ze los; maar op de hei worden ze geleid door den her der en zijn hond. Schapen zijn leuke dieren en vooral de klei nere jongens en meisjes zullen graag eens met hun hand door de ruige wollen vachten strij ken. Nu moet je niet denken, dat de schapen zoo mooi wit zijn, als je misschien wel eens op plaatjes hebt gezien. Nee, hun vachten zijn gelig met smerige vlekken en goor. Ook zijn ze niet lekker zacht; maar ruig en stug. Toch neemt dat alles niet weg. dat het leuke dieren zijn. Vooral de lammetjes zijn alleraardigst. Die zijn wel wit en op hun dunne hooge poot jes springen ze onhandig om hun moeder heen. Ik denk, dat vooral je kleine broertjes en zusjes het wel leuk zouden vinden, wanneeri je eens wat van die schapen voor hen maakte. Dat is heusch niet veel werk en veel mate riaal heb je er niet voor noodig. Je kunt. zoowel stevig carton als dun triplex nemen. Ik zou jullie echter aanraden triplex te nemen; want carton vouwt zoo gauw om en In onderstaand verhaaltje is telkens een zin weggelaten. Nu is de bedoeling, dat jullie het verhaaltje volledig weergeeft. Zooals het er j nu staat, bevat het 10 zinnen, maar het moet uit 20 zinnen bestaan. Gemakshalve heb ik de zinnen genummerd. 15 Juni moeten de in zendingen in mijn bezit zijn voorzien van naam en leeftijd. De 6 beste inzendingen wor den met een boek bekroond. JAN WAAGHALS. 1. Jan was. een leuke jongen, maar gevaar zag hij nimmer en naar goeden raad luisterde hij zelden. Wie droeg de eerste pruik? Dit was onze Filips de Goede, hertog van Bourgondic. Ten gevolge van een ziekte had hij bijna al zijn haren verloren. Een barbier uit Lyon leverde hem een hoofddeksel, waar de haren zoo uit te voorschijn kwamen, dat het leek of ze werkelijk op het hoofd zaten. Daar valt wat te schrijven. Men heeft voor de Volkenbond 30 millioen vel papier aangeschaft. Wat Rockefeller voor reclame deed. De petroleum als verlichtingsmiddel werd ontdekt in Gallieië. De melkhandelaar Schrei- ner had in den kelder van zijn huis een olie bron. Hij gebruikte de vette massa als zegel lak en als schoensmeer. Op een keer was zijn huis, -dat zeer eenzaam stond, ingesneeuwd en hij kon geen olie voor zijn olielamp halen. Toen probeerde hij zich op een andere manier te helpen. Om een lapje stof kneedde hij een kogel van zijn aardoliemassa. De stofstrook zoog zich vol vet en toen hij hem aanstak, brandde hij met een roode vlam. Zoo werd de eerste petroleumlamp uitgevonden. Jaren later verschaften de Amerikaansche oliebronnen meer olie dan verbruikt werd. Er waren toen nog geen auto's. Toen kwam Rocke feller, de Amerikaansche petroleumkoning op het idee petroleumlampen, in een tot nu toe gesloten land, voor niets te laten uitdeelen. om zoodoende een nieuwe afzetgebied te vin den. In China liet hij 100.000 lampen verdee- len. Hij rekende er op, dat langzamerhand alle Chineezen dan petroleum noodig zouden hebben en zijn producten koopen. In dezen tijd zag men in de straten van de Chineesche ste den zonderlinge dingen. Overal waar de Ame rikaansche maatschappij agentschappen had. brandden 's avonds straten lang kleine lam pen, die op palen stonden. Dat vonden de Chi neezen zoo mooi, dat ze hun aanvankelijke vrees voor de wonderlamp vergaten en zich allen een „huiszon" lieten geven. E. W. Huizen verlcoopen bij gewicht. Dat deed men onlang in de republiek Mexico, toen ge bleken was, dat er in de steenen, waarvan de huizen gebouwd waren, nog heel wat goud zat. De steenen kwamen uit de goudmijnen en men had bij de groote hoeveelheid, die men er indertijd vond, nog heel goud in de steenen laten zitten. Voltaire en de koning. Toen Voltaire eens, terwijl hij bij den koning aan tafel zat. aan merking maakte op de gerechten van den koninklijken tafel, zei de koning, dat hij op het slagveld meer dan eens tevreden was ge weest met een droge broodkorst. Voltaire be antwoordde deze opmerking met: „Maar toen was u ook niet de gast van een koning." 3. Achter het huis was een groote tuin met een vijver, waarin eendjes en zwanen zwom men. 5. Eens op een dag. toen het heel warm was, trok hij kousen en schoenen uit en liet zij# bloote beenen in het water bengelen. 7. Natuurlijk wist hij wel, dat de grooH ouders deze piaspartij nooit goed zouden vii» den, maar Jantje Waaghals vond, dat er toch geen gevaar was. 9. Alleen een oude zwarte zwaan was geble ven, ze zwom regelrecht op Jans beenen af en pikte hem zoo geweldig, dat hij plons in den vijver viel. 11. /Grootvader kwam op het hulpgeroep, toeloopen en 't kostte nog heel wat moeite Jan op het droge te krijgen. Van een hoefsmid. Te midden van de New-Yorksche wol ken la-a bbers woont al meer dan 30 jaar een hoefsmid, de eenig overgeble vene van 't groot aantal hoefsmeden, die er eens bestaan hebben. Deze hoefsmid schijnt nog een ruim bestaan te hebben. Een eigenaardige kustwacht. Langs de kusten van Australië zwemmen heel wat haaien. De Australiërs willen toch ook graag in zee baden en zwemmen. Elk week-end, wan neer de meeste baders en zwemmers komen vliegen er vliegtuigen langs de kust, dicht boven het water en zoo gauw ze een of meer haaien ontdekken wordt er een rood para- chutje neergelaten en nauwelijks is dit opge merkt of het strand is verlaten. 13. Natuurlijk had grootmoeder hem zijn. vuile kleeren uitgetrokken en hem van droge kleeren voorzien. 15. Den heelen dag moest hij onder de wol blijven. 17. Dat ging langzamerhand wel over, maar zijn vacantie was er toch minder prettig door. 19. In ieder geval had Jan een goede les gehad, die hij niet spoedig vergat. W. B.Z.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13