HET NIEUWE GEMEENTEMUSEUM
VAN DEN HAAG.
De Koekoek.
ZATERDAG 8 J U N T 1935
HAARDE M'S DAGREAD
S
Berlage's laatste schepping is verleden week
In gebruik genomen. De residentie is een vor
stelijk kunstcentrum rijker geworden dat met
de beste moderne instituten op dat gebied in
de Europeesche groote steden kan wedijveren,
de meeste zelfs overtroeft in uitgebreidheid,
ligging, en rustigen rijkdom van inwendig»
verzorging. Ondanks al wat er aan het oor
spronkelijke project besnoeid is, voelt men in
wat tot stand kwam dat de opzet in weelde
riger dagen dan de huidige gemaakt werd.
Want de eenvoud van dit alles is een kostbare
eenvoud, zooals het costuum eener rijke dame,
die zich „eenvoudig" kleedt, meestal meer kost
dan de gezamenlijke garderobe eener kleine
familie, die 's Zondags kampeeren gaat. De
ligging der museumgebouwen daar aan Stad
houderslaan, Johan de Wittlaan enz. is waar
lijk fantastisch van democratisch krachts
besef. Als monument eener periode van voor
spoed heeft het misschien nu reeds historische
waarde, als haard en altaar waarop de vlam
van het verhoogde geestelijk leven ook in de
sombere dagen wordt brandend gehouden,
heeft het juist nu een prachtige roeping te
vervullen.
Een noodzakelijk inconvenient bij deze
grootsch en breed opgevatte transformatie is
't verdwijnen uit de binnenstad van wat eerst
gemakkelijk te bereiken was. Een kunstpaleis
als dit, met omringende tuinen en bassin:
was in de oude stad ondenkbaar. Terwijl het
nu aan een nieuwe en luxueuse buurt een
relief en een aantrekkelijkheid verleent. Den
weg erheen zal men spoedig genoeg vinden, de
niet-Hagenaar als wij, neemt bij het Station
der Hollandsche Spoor een wagen van lijn 10.
en stapt vlak voor het Museum uit.
Hoezeer zijn wij Hollanders toch, terecht,
verzot op het water. Onze zeventiende-eeuw-
sche architectuur zou zonder de stadsgrachten
veel aantrekkelijks missen, en Berlage's Haag-
sche schepping wint weer opmerkelijk door de
beide groote bassins, die den voorkant van
den verkeersweg afsluiten. Door een overdekte
glazen corridor, tusschen de twee bassins
legen, nader men eerst dan den ingang, ziet
het bouwwerk dus eerst, en noodzakelijkerwij
op een afstand, en het krijgt daardoor een
éénheid, een mooi-geheel-zijn, die men anders
niet zou opgemerkt hebben.
Reeds de eerste indruk, in de hal, is er een
van voorname weelde. Er is niets overtolligs,
maar het gebruikte materiaal en de kleur-
afwisseling in steensoort en tegels zijn prach
tig overdacht en de vrij groote hoogte van de
hal geeft er iets ongezocht plechtigs aan.
Twee steenen trappen voeren omhoog naar
de schilderijzalen die voor het oogenblik, en
voor een eerst bezoek, onze belangstelling
hebben. Eerst nu bemerkt men over hoe groo
te collecties de gemeente Den Haag te beschik
ken heeft, daar veel de laatste jaren in dépot
was opgeborgen en bovendien geheele verza
melingen der gemeente in bruikleen gegeven
zijn. baarbij zijn nu nog eenige belangrijke
schenkingen gekomen, waarbij niet de minst
omvangrijke die van onzen oud-stadgenoot
Conrad Kickert, den Parijzenaar geworden
Hollandschen schilder aan wien Den Haag
thans een verzameling contemporaine Fran-
sche kunst dankt, die ze anders allicht niet
zoo spoedig zou hebben bezeten. De belang
rijke vóóroorlogsche werken van Le Faucon-
nier heeft de schenker aangevuld door met
schildersmaak uitgezochte werken van ande
re tijögenooten, die zijn voorkeur hadden:
Valdo Barbey, Gromaire, enz. er aan toe te
voegen. In ieder geval een interessant geheel,
ook door de Hollandsche werken die er deel
van uitmaken. Een aantal Van Gog's. Van
der Leck's enz. zijn bruikleenen van den Haag-
schen kunstgeleerde H. P. Bremmer; Fran-
sche impressionisten kwamen weer uit ander
privaat bezit en niet het minst belangrijke is
dat in deze omgeving nu ook de eigen Haag-
sche school een ruime plaats kon innemen, die
haar. hier zeker, van rechtswege toekomt.
Belangrijk is ook dat nu aan de afdeeling
modern zwart-en-wit en teekeningen een aan
tal zaaltjes kon worden ingeruimt. die, in ver
band met het prentenkabinet en de studiezaal,
naar te hopen is, het hunne er toe kunnen bij
dragen aan die verfijnde kunstsoort meer aan
dacht te besteden. Men ziet hoe alles hier
grootscheeps en modern is aangevat en hoe,
als het publiek nu maar werkelijk wil, een
museum inderdaad een pagdagogisch cultuur-
Instituut kan pretendeeren te zijn.
Tegelijkertijd met de opening van dit nieuwe
museumcomplex heeft de algemeene directeur
voor Kunsten en Wetenschappen van Den
Haag. Dr. H .E. van Gelder, een jubileum als
dienaar der Gemeente gevierd. Wat thans be
reikt is, was v - een zeer groot deel zijn werk.
Hij heeft niet alleen voor het tot stand ko
men van Berlage's bouw onverdroten op de
bres gestaan, maar ik ook de man. die door
zijn natuurlijke geaardheid, die hem tot
„Volkserzieher" voorbestemde, aangewezen
schijnt de sociale beteekenis eener kunstinstel
ling als deze in verdere, nut rendeerende ba
nen te leiden. Het is het zij tusschen haak
jes opgemerkt wel .merkdaardig dat op
tweeërlei gebied in de aristocratische residen
tie een groote opvoedende arbeid wordt ver
richt door mannen die beiden uit den Amster-
damschen kring van wijlen P. L. Tak komen:
Dr. van Gelder voor het Museumwezen en Dr.
H. E. Grave, voor dat der openbare biblio
theken, hetgeen een opbeurend bewijs mag
heeten voor de mogelijkheid dat. onder een
gunstige constellatie, naar den geest de demo
cratie en aristocratie kunnen samengaan. Be
kwame custoden als Dr. Knuttel en Mr. Gallois
staan den directeur-generaal hier ter zijde, en
sinds eenigen tijd staan hun hier eenige
kunsthistorisch-onderlegde jongedames ten
dienste, wier taak het onder meer zijn zal de
bezoekers, die dat wenschen, op hun tochten
door de museumzalen te begeleiden en van
voorlichting te dienen. Een zaal voor voor-
Zijderupsen. Een aantal zijderupsen at
370 KG. moerbeibladeren op en leverde 35
K.G. cocons, waarvan ruim 3 K.G. zijde ge
maakt werd.
Een glazen huis. Een glasmagazijn te
Liverpool heeft een glazen vloer, glazen dak
pannen en schoorsteen van 105 M. hoogte
eveneens van glas.
Een flink aantal. Het kabeljauwenwijfie
legt Jaarlijks 4 tot 7 millioen eitjes. Geluk
kig. dat er heel wat door visschen en andere
zeedieren verslonden worden, want anders zou
de scheepvaart haast onmogelijk worden, als
daaruit allemaal jonge kabeljauwen geboren
werden.
Een oude boom. Men zegt, dat er in Birma
in Britsch-Indië een boom staat die meer dan
2200 jaar oud is.
Een eigenaardige straf. Koning Chris-
tiaan TV van Denemarken veroordeelde in
dertijd een schrijver van een boek om ziin
eigen boek op te eten. Hij scheurde het in
stukken en wierp het fcx de soep en veror
berde het zoo.
drachten, modern geoutilleerd, ontbreekt
evenmin als een uitgebreide bibliotheek. Alles
is er op ingericht den kunstminnenden be
zoeker aangenaam te zijn, en van dienst. Ber
lage's levensspreuk dat „bouwen dienen is"
schijnt hier bij uitbreiding op de geheele mu
seum-gestie overgebracht, en slechts twee
wenschelijkheden mogen bij deze prachtige
ontluiking der Haagsche kunstcollecties tot
uiting komen: dat nu ook werkelijk het groo
te publiek er heil in gaat zien en er van pro
fiteert en dat. nu dat alles eenmaal zoo "uit
nemend werd tentoongesteld, ook alleen voor
het beste van het beste een plaats wordt in-
geruim. Niet het quantum, doch de qualiteit
heeft ook in Kunst de grootste paedagogische
beteekenis. Het is daar dat het groote gevaar
ligt van iedere expansie.
J. H. DE BOIS
,,Een stem, die
overal en nergens
Koekoek, koekoek, koekoek!
Onafgebroken en monotoon klinkt de koe-
koeksroep over de velden, 's Ochtends nog
voor de zon opgaat, begint het en heel den
langen zomerdag kan men hem hooren. Ieder
een kent het geluid, maar slechts weinigen
kunnen er zich op beroemen, den vogel gez
te hebben. Ja, meestal heeft men er geen flauw
vermoeden van, hoe hij er uit ziet.
Jonge Koekoek.
De meeste kans om de koekoek te zien te
krijgen hebben wein de Haarlemmer
meer- en IJpolders. Dal klinkt misschien raar,
maar de koekoek is veel minder een echte
boschvogel, dan men meestal wel denkt. Zeker,
de bossehen van den binnenduinrand herber
gen tallooze koekoeken en een wandeling in
deze bossehen die nu wel op z'n mooist
zijn overtuigt ons onmiddellijk daarvan.
Maar door de dichte begroeiing heeft men daar
een geringe kans, de koekoek van dichtbij te
zien te krijgen. Hij blijft „een stem. die overal
en nergens is."
Maar in de vlakke, boomlooze polders valt
onze zomersche druktemaker veel eerder in
het oog. Daar kan het gebeuren dat ge plotse
ling een slanken vogel van een telegraafpaal
ziet opvliegen om een eind verder neer te strij
ken en z'n vroolijk koe koek-koe koek te doen
weerklinken.
De koekoek bouwt, zooals algemeen bekend
is ,niet zelf een nest, doch laat de eieren door
andere vogels uitbroeden en laat.ook de ver
dere verzorging van het kroost geheel aan de
onvrijwillige pleegouders over. Deze kwijten
zich steeds voorbeeldig van hun taak, hoeveel
narigheid zij er zelf ook van mogen onder
vinden.
Het wijfje deponeert het ei in het nest van
een dier kleine zangertjes als grasmusch, pie
per, leeuwerik, heggemusch, kwikstaart en
geelgors. De argelooze diertjes broeden het
mét hun eigen eieren trouw uit. Dan gebeurt
er echter zoo iets wreeds en geraffineerds, dat
we er versteld van staan. De jonge koekoek,
die dan nog geheel kaal is, en nauwelijks
grooter dan zijn pleegbroertjes en zusjes, be
gint deze uit het nest te werken.
Hij ligt net zoo lang te schuiven en te du
wen Tot hij een der jongen op zijn breeden rug
heeft, waarna het zonder pardon uit het nest
geworpen wordt. Zoo zien we binnen enkele
dagen alle jor.gen uit het nest verdwijnen. De
pleegouders schijnen dit niet goed te begrij
pen. Misschien zijn ze ook wel niet in staat
den indringer van hun eigen jongen te on
derscheiden. In elk geval laten zij hem rustig
begaan en bekommeren zich niet om de uit het
nest geworpen eigen jongen.
Heel den dag vliegen zij af en aan met insec
ten, muggen, vliegjes en sprinkhanen, om het
altijd hongerige koekoeksjong te verzadigen.
Dit groeit als kool en weldra is het nest te
klein voor hem. Hij zit dan in de buurt op den
grond en het is een wonderlijk gezicht om de
pleegouders dit jong, dat intusschen veel groo
ter geworden is, dan zij zelf zijn, te zien
voeren.
In streken, waar veel koekoeken zijn, kan het
voorkomen, dat geen enkele der kleine zangvo
geltjes er in slaagt een eigen broedsel groot
te brengen. Het komt dan zelfs wel voor, dat
het koekoekswijfje haar ei legt in het nest van
een zaadeter. Dan is echter de jonge koekoek
tot den ondergang gedoemd. Zijn maag kan de
zaden niet verteren, en hoewel de pleego-uders
ijverig voedsel aandragen, moet het jong van
den honger omkomen.
Het is duidelijk, dat er op die manier van
de zangvogel'broedselis niet veel terecht komt.
En waar de koekoek hoofdzakelijk insecten-
eters uitzoekt, zal men begrijpen, dat hij in
direct veel schade kan aanrichten. Zelf is hij
een geweldig insectenverdelger, die zich voor
namelijk voedt met dikke, harige rupsen, maar
dat weegt vaak niet op tegen de schade, die hij
onder de insectenetertjes kan aanrichten. Eer-
al te groot aantal koekoeken is dan ook funest,
maar daar hoeven we «n onze omgeving geluk
kig nog niet voor te vreezen.
Merkwaardig is het bijgeloof, dat nog alge
meen verbreid is. als zou de koekoek 's winters
in een sperwer veranderen. De koekoek is n.l.
een trekvogel, die in de eerste dagen van Mei
komt en eind Juli, begin Augustus al weer
wegtrekt.
Dan komt echter de sperwer, die 's zomers
op liefst zoo afgelegen mogelijke plaatsen z'n
jongen tracht groot te brengen, weer meer
naar de menschelijke woningen. En zoo kwam
men op de gedachte, dat dit wel eens een en
dezelfde vogel kon zijn. waartoe de uiterlijke
gelijkenis veel bijdroeg. De koekoek is n.l.
evenals de sperwer van onderen licht gekleurd,
met zwarte dwarsbanden.
Al is dat sprookje echter niet waar, toch
blijft de koekoek de wondere, geheimzinnige
vogel, dien Albert Verwey zoo fijn heeft getee-
kend in de volgende regels:
Hij is een harde en eenzame avonturier,
hij vond het leven als een vreemd geschenk
in 't nest van grasmusch of klauwier.
Hij nam de jongen, 't onverwant gebroed,
op breeden rug, wierp ze uit, en het ze daar.
Zijn bek was open en hij werd gevoed,
hij, moord'naar. door het licht-geloovig paar.
Koekoek! Koekoek! Hij minnaar ziet zijn bruid,
die vóór hem mooglijk tal van mannen nam,
nestlooze, speelt zijn lust de bruiloft uit,
zij gaat, hij wacht, of weer een andere kwam.
KO ZWEERES
Haarlem, Mei '35.
Overal in de natuur ziet men ouderdieren met hun kroost. Een zwanenpaar met
12 jongen is'echter een groote zeldzaamheid, waarschijnlijk zelfs wel een record.
Electriciteit
in menschen, dieren en planten.
Niet iedereen zal weten, dat ook in elk
levend organisme electvische krachten aan
wezig zijn. Het bewijs hiervoor kan men door
een heel eenvoudige proef leveren. Men brengt
zijn handen in twee glazen, die met water ge
vuld zijn. Voorts doet men in elk van deze
glazen een metalen draad, die in verbinding
staat met een gevoeligen galvanometer. Buigt
men nu plotseling een vinger, dan vertoont de
galvanometer een doorslag, d.w.z. er is een
electrische stroom van een bepaalde richting
en sterkte aanwezig. Zijn sterkte beslaat in
tusschen niet meer dan het millioenste deel
van een ampère, doch men kan haar met ab
solute zekerheid constateeren.
De electriciteit in het menschelijke lichaam
kan men vooral aantoonen in de roode bloed
lichaampjes. Deze zijn bij den mensch nega
tief electrisch. precies zooals bij den lcikvorsch.
Ook de zenen zijn negatief electrisch tegen
over de spieren.
Toen men de spieren aan een nauwkeurig
onderzoek onderwierp, bleek het volgende: als
men op een spier aan twee plaatsen een ge
leidende vloeistof aanbrengt en er twee dra
den in doet, die met een galvanometer in ver
binding staan, toont dit instrument de aanwe
zigheid van een stroom aan. Dezen stroom
In den Harz is een oud Pinkstergebruik vinken te laten zingen. De vogeltjes
zitten in kooitjes, welke met doeken zijn overdekt. Dit laatste zeker om te
voorkomen, dat de kleine zanger afgeleid wordt
Sommige menschen zeggen gewoon, dat een
olifant een groot beest is. Maar dat is een
afschuwelijk misverstand, want een olifant is
geen gewoon groot beest. Dat merk je nog
niet zoo sterk, wanneer je tegen hem ópkijkt
als wanneer hij onder je doorwandelt. En om
dat U dat waarschijnlijk nooit is overkomen
en ik niet de minste reden heb U toe te wen
schen, dat het U nog eens zal overkomen
geef ik U hier het verslag van een zoodanige
aanraking met de dikhuidige langneus.
'tWas op Sumatra. Ik was nog- niet lang
in de Oost en mijn werk had me nog weinig
gelegenheid geboden in de rimboe door te
dringen. Maar onverwachts bood zich een
prachtige gelegenheid aan het oerwoud te
leerexi kennen. Mijn baas, de boorinspecteur
Holleman noodigde mij uit hem te verge
zellen op een inspectie-tocht, diep het bin
nenland in en zoo bevonden we ons den vol
genden morgen al om vijf uur aan boord van
een hekwieler, een stoombootje waarmee we
dagen achtereen de Moesi en vervolgens de
Batanghavi Lekö opvoex-en. We warexx al in
de nabijheid van den grooten weg-in-aan-
leg, die naar het boorterrein Soeban Boe-
roeng voerde toen onze schuit vastraakte. Er
was geen verwikken en verwegen aan en zoo
besloten we het laatste gedeelte te voet af te
leggen, d.w.z. ons een pad te kappen door
het oex-bosch tot den grooten weg. Het was al
avond toen we eindelijk op de plaats van be
stemming aankwamen. In de „villa'' van den
wegopzichter werden we met de noodige eer
bied ontvangen. Onze gastheer hij heette
Meier, maar kon daar evenmin wat aan doen
als wij was weliswaar eenïgszins onthutst
over onze onverwachte komst, maar bleek al
gauw een amusant verteller te zijn en een
enthousiast olifantenjager. Eenige reusachti
ge tanden die hij ons vol trots in de handen
legde bewezen dat. En zoo ontwaakte in mij
een jagersinstinct dat tot dusverre steeds ge
sluimerd. ja vast geslanen had. Het kostte
mij niet veel moeite Meier over te halen te
mijner eere een olifanten jacht op touw te
zetten en den volgenden avond tegen vijve-
togen onze gastheer en ik. vergezeld van eer
Tnlandschen bediende. Amat. er op uit, ge
wapend met twee geweren en een fotote^-
stei. Mi.in plan was eigenlnk Meier een oli
fant te laten schieten en mij vervolgens op
het lijk van ons slachtoffer gezeten, door hem
te laten fotografeeren. Vooral wanneer ik dan
een geweer losjes in den arm hield zou ik,
meenden wij. een schxlderachtigen indruk te
weeg brengen en mijn bloedverwanten in Ne
derland doen zwellen van trots.
Na eexr uur loopen bereikten wij de ladang
onzer bestemming. Midden op dit roofbouw-
terrein in het oerwoud stond, hoog op wan
kele palen een zgn. Koeboek, een wacht
huisje. Van uit deze uitkijkpost hadden we
een prachtig uitzicht op den rand van het
bosch, vanwaar, naar we verwachtten, de oli
fant met familie en kennissen het vlakke
terrein zou betreden om te gaan drinken.
Naarmate de zon daalde, daalde ook mijn
hoop op de krijgshaftige foto, maar die op
een forschen tand bleef. Wij wachtten. De
schemering viel snel en geen olifant liet zich
zien. Af en toe hoorde ik een zwak gerommel
in de verte. Oixweer? Ik fluisterde Meier in
dat ik niet bepaald gesteld was op een tro
pisch onweer in onze wankele behuizing en
oppei-de schuchter de mogelijkheid dat onze
a.s. slachtoffers de reuk van onze aanwezig
heid hadden gekregen, maar hij schudde
lachend het hoofd. Wat ik voor een ver ver
wijderde donderbui hield w^s niets anders dan
het gerommel in de magen der dikhuiden die
zich in de bocchrand bewogen. Eigenlijk was
tot dusverre de Jacht alleen een plezier voor
de muskieten die een waar feestmaal hielden
op onze schaai's bekleede lichamen. En rooken
was natuurlijk streng verboden!
Plotseling zagen we in de snel vallende
duisternis iets bewegen langs de zoom van
het oerwoud. Of liever: het was of heel die
zoom bewoog, voortschoof, nader en nader
kwam. En op hetzelfde oogenblik drong het
tot me door: als zoo'n zwaarlijvig individu nu
eens jeuk krijgt en zich gaat schurken tegen
de palen van onze Koeboekdan stort on
herroepelijk de heele zaak ineen. En hoe de
olifant daarop zou i-eageeren? Maar kan een
olifant jeuk krijgen?
Intusschen kwam de kudde nader. Waarom
^ing Meier er nu niet op af om een prachtig
tel tanden aan zijn verzameling toe te voe
gen? Ik gaf hem een duwtje in de rug. Hij
keek verbijsterd om. „Schiet er nu even een"
zei ik gedemnt. „dan kunnen we naar hui?
gaan". Hiï bleef me aankiiken. maar ze:
aeen woord ,Toe nou", zei ik: hij zweeg door.
De oorzaak van die hardnekkigheid kon ik
niet bevroeden en dus gaf ik hem een flinke
por, eigenlijk wel wat al te flink voor onze
korte kennismaking. De por hielp. ..In het
donker, en dan zoo'n groote kudde
hoorde ik hem mompeleix en opeens begreep
ik. Meier was net zoo bang als ik! „Ik zal
Amat sturen", ging hij voort- „Amat heeft
scherper oogen dan ik". Aan zijn stem hoor
de ik, dat hij bleek was. De arme Amat kon
niet andei-s doen dan gehoox-zamen. Geruisch-
;oos verdween hij langs de ladder naar be^
Het begon te regenen, het dak van de toe
neden.
boek bleek lek als een zeef. Mijn gevoel van
onbehaaglijkheid steeg. De jeuk-hebbende
olifant liet mij niet met rust. En voor Meier
gevoelde ik de gerechtvaardigde minachting
van een eerlijk man tegenover een zwen
delaar. Aan mijn foto dacht ik niet meer.
Opeens een zacht geritsel achter mij.
Amat klauterde onze duiventil weer binnen
Het was te donker geweest om behoorlijk te
mikken en hij had ons niet bloot willen
stellen aan de gevolgen van een misschot
Op de benepen vraag van den fanatieker,
iager Meier antwoordde hij, dat de kudde
al te veel genaderd was om haar nog me1
redelijk inzicht op succes te ontsnappen.
Dus wachtten we. De muskieten zoemden
We transpireerden uit alle macht. Het ge
stamp nadei'de. Een olifant loopt met het
air van een duizendpoot. En hier liep een
kudde.
Ik boog me voorover en keek naar beneden
Voor me zwiepte iets door de lucht. Onder
me schoof door het donker een donkex-e
massa. Een olifantslurf is een gek ding. Is
het een neus of een vangarm. Toen begon
onze toeboek te wiebelen. Een olifant kan
jeuk hebben. Ik weet niet waarom, maar ik
omklemde mijn geweer als eeix held. De
toeboek kraakte in al zijn voegen en slinger
de als een schommelschuitje. Ik klemde me
vast aan een bamboes; fnijn vuurwapen ont
gleed me. Ik sloot de oogen.
Toen kwam onze oude. trouwe, verheven
woonplaats tot rust. Ik weet niet meer hoe
lang we nog bleven zitten, hoe we naar be
neden kwamen en door de helsche duister
nis de weg naar huis terugvonden. Maar
toen we de woning van onzen gastheer weer
betraden greep ik hem bij z'n arm: „Hoe
kom jij aan olifantstanden in je huis?"
„Gekocht, van een Chinees. Allicht!", zei
de ellendeling. ..Ja ik zal daar tandarts spe-
'en bij zoo'n groot beest".
noemt men spieren- of actiestroom, omdat hij
steeds dan optreedt, wanneer de spieren op de
een of andere wijze „ageeren". De spanning
van dezen stroom kan eenige honderdste volt
groot zijn. Hij stroomt bij den mensch slechts
heel korten tijd, ongeveer vier honderdste
seconde, terwijl hij bij den hond al drie tot
vier seconden aanhoudt.
Ook de zenuwen zijn electrisch, eveneens de
klieren en de huid. Maar de electriciteit wordt
in elke cel afzondex-lijk voortgebracht. Men
kan elke cel daarom vergelijken met een gal
vanisch element.
Men zou nu het bezwaar kunnen opperen,
dat deze verschijnselen veel te klein zijn om
eexx groote beteekenis te bezitten. Daarop kan
men echter antwoorden, dat door de samen
werking vaxi de vele afzonderlijke verschijn
selen heel groote electrische krachten kunnen
ontstaan: want de afzoxxderlijke cellen zijn op
een soortgelijke manier achter elkaar gescha
keld als de batterijen van een accumulator.
Het bewijs hiervoor levert moeder'Natuur
door tal vaxx voorbeelden. In dit verband zijn
vccral de zoogenaamde electrische visschexi te
noemen. Deze dieren dragen honderden van
deze bijzonder sterke electrische cellen ixx hun
zoogenaamd electrisch orgaan, dat van ach
ter de kieuwen af soms het heele lichaam be
dekt. De sterkste electrische visschen zijn de
Zuid-Amerikaansche sidderalen, die een elec
trische sparxning tot 650 volt kunixexi voort-
brengexi. Als men er nu eens over nadexikt,
dat de spaxxnixig van onze electrische installa
ties in het algemeen slechts 220 volt bedraagt,
dan zal men zich kunnexx voorstellen, hoe ge
vaarlijk deze visschen kunnen worden voor
den mensch en de waterdieren.
Maar ook planten kunnen electriciteit voort
brengen. Zoo heeft men bijvoorbeeld kunnen
vaststellen, dat de wortelexx van een plaxib
steeds xxegatief electrisch zijn tegexxover de
bladeren en den stam. Een appel bezit bijvoor
beeld een electrische spanning van ongeveer
vier honderdste volt.
Welke verklax-ing kan men nu geven voor
het ontstaan van de electrische spanning in
de cellen? Indien de cellen metalen, kool en
verdunde anorganische zuren bevatten, zou
het heel eenvoudig zijn. een verklarixxg te ge
ven. Daar de meeste cellen echter xxoch meta
len, noch kool, noch anorganische zuren bevat
ten, moet rfxen een andere verklaring zoekerx
voor deze verschijnselen. Een geleerde is er
dan ook inderdaad in geslaagd, galvanische
elementen zonder metalen, kool en zuren te
construeeren. De cellen van het organisme
blijken dus ook dergelijke cellen te zijn.
De waarde van de kennis omtrent deze ver
schijnselen berust intusschen niet slechts op
hun eigenaardigheid. Wanneer de natuurwe-
teixschap, die zich op een nieuw onderzoelcings
terrein begeeft, ook de verkregen resultaten
niet direct in de practijk kan toepassen.' kun
nen haar ontdekkingen toch eens groote
practisclie waarde bezitten .Ook de telefoon,
de telegrafie, de Röntgenstralen en nog vele
andere dingen werden uit zuiveren derst naar
kennis der natuurverschijnselen ontdekt. Geen
mensch rekexxde er van te voren op, dat deze
natuurkrachten eens zulk een groote practi-
sche beteekenis zouden bezitten als thans. En
wie weet. of men dit niet na tien jaren ook
zal zeggen van de ontdekking der electricxteit
in de levende cellen?
M. H. J.
DUCO WILKENS.
GEMENGD NIEUWS
De grootste kerk der wereld. Mexi heeft
in Liverpool plan het volgend jaar te begin
nen aan den bouw eener Roomsch Katholieke
kerk die 1000 M2. gx'ooter zal worden dan de
Sint-Pieter te Rome, die tot nog toe de groot
ste kerk der wereld is en een oppervlakte
heeft van 21.000 M2. Ook zal de nieuwe kerk
hooger worden dan die te Rome n.l. 170 M. die
te Rome is 115 M, Men denkt 30 jaar over den
bouw te zullen doen.
Iloe oud is ons graan? Reeds 3000 j. v. Chr.
kenden de Chineezen het en uit opgravingen
in Egypte is gebleken, dat men het daar al
kende pl.m. 5000 j. v. Chr.
Wist je dat? Een kikvorsch kan slechts
een afstand van 20 x zijn lichaamslengte
ovex*zien.
Pianofabricatie. De Zwitsei'sche piano-
fabrieken leveren jaarlijks meer dan 3000
piano's
Zou 't waar zijn? Men vertelt dat Alexan
der de Groote eens een olifant, die hem trouw
geholpen had, de ovex-wirming te bevechten,
de vrijheid weergaf, maar vooraf het dier
een merkteeken lie tgeven en dit feit in de
kronieken liet beschrijven. 350 jaar later zou
men dezexx olifant weer gezond en wel ge
vangen hebben.
Wie lean het? Men zegt dat een goede
pianist 12 noten per seconde kan spelen.
Wist je dat? Als dc bijen uitgaan om ho
ning en stuifmeel te verzamelen vliegen ze
steeds tegen den wind in. om straks als z? vol
geladen met deze kostbaarheden zijn. zich al
Vliegende met den wind mee te laten drijven,