HET NIEUWE GEMEENTEMUSEUM VAN DEN HAAG. De Koekoek. ZATERDAG 8 J U N T 1935 HAARDE M'S DAGREAD S Berlage's laatste schepping is verleden week In gebruik genomen. De residentie is een vor stelijk kunstcentrum rijker geworden dat met de beste moderne instituten op dat gebied in de Europeesche groote steden kan wedijveren, de meeste zelfs overtroeft in uitgebreidheid, ligging, en rustigen rijkdom van inwendig» verzorging. Ondanks al wat er aan het oor spronkelijke project besnoeid is, voelt men in wat tot stand kwam dat de opzet in weelde riger dagen dan de huidige gemaakt werd. Want de eenvoud van dit alles is een kostbare eenvoud, zooals het costuum eener rijke dame, die zich „eenvoudig" kleedt, meestal meer kost dan de gezamenlijke garderobe eener kleine familie, die 's Zondags kampeeren gaat. De ligging der museumgebouwen daar aan Stad houderslaan, Johan de Wittlaan enz. is waar lijk fantastisch van democratisch krachts besef. Als monument eener periode van voor spoed heeft het misschien nu reeds historische waarde, als haard en altaar waarop de vlam van het verhoogde geestelijk leven ook in de sombere dagen wordt brandend gehouden, heeft het juist nu een prachtige roeping te vervullen. Een noodzakelijk inconvenient bij deze grootsch en breed opgevatte transformatie is 't verdwijnen uit de binnenstad van wat eerst gemakkelijk te bereiken was. Een kunstpaleis als dit, met omringende tuinen en bassin: was in de oude stad ondenkbaar. Terwijl het nu aan een nieuwe en luxueuse buurt een relief en een aantrekkelijkheid verleent. Den weg erheen zal men spoedig genoeg vinden, de niet-Hagenaar als wij, neemt bij het Station der Hollandsche Spoor een wagen van lijn 10. en stapt vlak voor het Museum uit. Hoezeer zijn wij Hollanders toch, terecht, verzot op het water. Onze zeventiende-eeuw- sche architectuur zou zonder de stadsgrachten veel aantrekkelijks missen, en Berlage's Haag- sche schepping wint weer opmerkelijk door de beide groote bassins, die den voorkant van den verkeersweg afsluiten. Door een overdekte glazen corridor, tusschen de twee bassins legen, nader men eerst dan den ingang, ziet het bouwwerk dus eerst, en noodzakelijkerwij op een afstand, en het krijgt daardoor een éénheid, een mooi-geheel-zijn, die men anders niet zou opgemerkt hebben. Reeds de eerste indruk, in de hal, is er een van voorname weelde. Er is niets overtolligs, maar het gebruikte materiaal en de kleur- afwisseling in steensoort en tegels zijn prach tig overdacht en de vrij groote hoogte van de hal geeft er iets ongezocht plechtigs aan. Twee steenen trappen voeren omhoog naar de schilderijzalen die voor het oogenblik, en voor een eerst bezoek, onze belangstelling hebben. Eerst nu bemerkt men over hoe groo te collecties de gemeente Den Haag te beschik ken heeft, daar veel de laatste jaren in dépot was opgeborgen en bovendien geheele verza melingen der gemeente in bruikleen gegeven zijn. baarbij zijn nu nog eenige belangrijke schenkingen gekomen, waarbij niet de minst omvangrijke die van onzen oud-stadgenoot Conrad Kickert, den Parijzenaar geworden Hollandschen schilder aan wien Den Haag thans een verzameling contemporaine Fran- sche kunst dankt, die ze anders allicht niet zoo spoedig zou hebben bezeten. De belang rijke vóóroorlogsche werken van Le Faucon- nier heeft de schenker aangevuld door met schildersmaak uitgezochte werken van ande re tijögenooten, die zijn voorkeur hadden: Valdo Barbey, Gromaire, enz. er aan toe te voegen. In ieder geval een interessant geheel, ook door de Hollandsche werken die er deel van uitmaken. Een aantal Van Gog's. Van der Leck's enz. zijn bruikleenen van den Haag- schen kunstgeleerde H. P. Bremmer; Fran- sche impressionisten kwamen weer uit ander privaat bezit en niet het minst belangrijke is dat in deze omgeving nu ook de eigen Haag- sche school een ruime plaats kon innemen, die haar. hier zeker, van rechtswege toekomt. Belangrijk is ook dat nu aan de afdeeling modern zwart-en-wit en teekeningen een aan tal zaaltjes kon worden ingeruimt. die, in ver band met het prentenkabinet en de studiezaal, naar te hopen is, het hunne er toe kunnen bij dragen aan die verfijnde kunstsoort meer aan dacht te besteden. Men ziet hoe alles hier grootscheeps en modern is aangevat en hoe, als het publiek nu maar werkelijk wil, een museum inderdaad een pagdagogisch cultuur- Instituut kan pretendeeren te zijn. Tegelijkertijd met de opening van dit nieuwe museumcomplex heeft de algemeene directeur voor Kunsten en Wetenschappen van Den Haag. Dr. H .E. van Gelder, een jubileum als dienaar der Gemeente gevierd. Wat thans be reikt is, was v - een zeer groot deel zijn werk. Hij heeft niet alleen voor het tot stand ko men van Berlage's bouw onverdroten op de bres gestaan, maar ik ook de man. die door zijn natuurlijke geaardheid, die hem tot „Volkserzieher" voorbestemde, aangewezen schijnt de sociale beteekenis eener kunstinstel ling als deze in verdere, nut rendeerende ba nen te leiden. Het is het zij tusschen haak jes opgemerkt wel .merkdaardig dat op tweeërlei gebied in de aristocratische residen tie een groote opvoedende arbeid wordt ver richt door mannen die beiden uit den Amster- damschen kring van wijlen P. L. Tak komen: Dr. van Gelder voor het Museumwezen en Dr. H. E. Grave, voor dat der openbare biblio theken, hetgeen een opbeurend bewijs mag heeten voor de mogelijkheid dat. onder een gunstige constellatie, naar den geest de demo cratie en aristocratie kunnen samengaan. Be kwame custoden als Dr. Knuttel en Mr. Gallois staan den directeur-generaal hier ter zijde, en sinds eenigen tijd staan hun hier eenige kunsthistorisch-onderlegde jongedames ten dienste, wier taak het onder meer zijn zal de bezoekers, die dat wenschen, op hun tochten door de museumzalen te begeleiden en van voorlichting te dienen. Een zaal voor voor- Zijderupsen. Een aantal zijderupsen at 370 KG. moerbeibladeren op en leverde 35 K.G. cocons, waarvan ruim 3 K.G. zijde ge maakt werd. Een glazen huis. Een glasmagazijn te Liverpool heeft een glazen vloer, glazen dak pannen en schoorsteen van 105 M. hoogte eveneens van glas. Een flink aantal. Het kabeljauwenwijfie legt Jaarlijks 4 tot 7 millioen eitjes. Geluk kig. dat er heel wat door visschen en andere zeedieren verslonden worden, want anders zou de scheepvaart haast onmogelijk worden, als daaruit allemaal jonge kabeljauwen geboren werden. Een oude boom. Men zegt, dat er in Birma in Britsch-Indië een boom staat die meer dan 2200 jaar oud is. Een eigenaardige straf. Koning Chris- tiaan TV van Denemarken veroordeelde in dertijd een schrijver van een boek om ziin eigen boek op te eten. Hij scheurde het in stukken en wierp het fcx de soep en veror berde het zoo. drachten, modern geoutilleerd, ontbreekt evenmin als een uitgebreide bibliotheek. Alles is er op ingericht den kunstminnenden be zoeker aangenaam te zijn, en van dienst. Ber lage's levensspreuk dat „bouwen dienen is" schijnt hier bij uitbreiding op de geheele mu seum-gestie overgebracht, en slechts twee wenschelijkheden mogen bij deze prachtige ontluiking der Haagsche kunstcollecties tot uiting komen: dat nu ook werkelijk het groo te publiek er heil in gaat zien en er van pro fiteert en dat. nu dat alles eenmaal zoo "uit nemend werd tentoongesteld, ook alleen voor het beste van het beste een plaats wordt in- geruim. Niet het quantum, doch de qualiteit heeft ook in Kunst de grootste paedagogische beteekenis. Het is daar dat het groote gevaar ligt van iedere expansie. J. H. DE BOIS ,,Een stem, die overal en nergens Koekoek, koekoek, koekoek! Onafgebroken en monotoon klinkt de koe- koeksroep over de velden, 's Ochtends nog voor de zon opgaat, begint het en heel den langen zomerdag kan men hem hooren. Ieder een kent het geluid, maar slechts weinigen kunnen er zich op beroemen, den vogel gez te hebben. Ja, meestal heeft men er geen flauw vermoeden van, hoe hij er uit ziet. Jonge Koekoek. De meeste kans om de koekoek te zien te krijgen hebben wein de Haarlemmer meer- en IJpolders. Dal klinkt misschien raar, maar de koekoek is veel minder een echte boschvogel, dan men meestal wel denkt. Zeker, de bossehen van den binnenduinrand herber gen tallooze koekoeken en een wandeling in deze bossehen die nu wel op z'n mooist zijn overtuigt ons onmiddellijk daarvan. Maar door de dichte begroeiing heeft men daar een geringe kans, de koekoek van dichtbij te zien te krijgen. Hij blijft „een stem. die overal en nergens is." Maar in de vlakke, boomlooze polders valt onze zomersche druktemaker veel eerder in het oog. Daar kan het gebeuren dat ge plotse ling een slanken vogel van een telegraafpaal ziet opvliegen om een eind verder neer te strij ken en z'n vroolijk koe koek-koe koek te doen weerklinken. De koekoek bouwt, zooals algemeen bekend is ,niet zelf een nest, doch laat de eieren door andere vogels uitbroeden en laat.ook de ver dere verzorging van het kroost geheel aan de onvrijwillige pleegouders over. Deze kwijten zich steeds voorbeeldig van hun taak, hoeveel narigheid zij er zelf ook van mogen onder vinden. Het wijfje deponeert het ei in het nest van een dier kleine zangertjes als grasmusch, pie per, leeuwerik, heggemusch, kwikstaart en geelgors. De argelooze diertjes broeden het mét hun eigen eieren trouw uit. Dan gebeurt er echter zoo iets wreeds en geraffineerds, dat we er versteld van staan. De jonge koekoek, die dan nog geheel kaal is, en nauwelijks grooter dan zijn pleegbroertjes en zusjes, be gint deze uit het nest te werken. Hij ligt net zoo lang te schuiven en te du wen Tot hij een der jongen op zijn breeden rug heeft, waarna het zonder pardon uit het nest geworpen wordt. Zoo zien we binnen enkele dagen alle jor.gen uit het nest verdwijnen. De pleegouders schijnen dit niet goed te begrij pen. Misschien zijn ze ook wel niet in staat den indringer van hun eigen jongen te on derscheiden. In elk geval laten zij hem rustig begaan en bekommeren zich niet om de uit het nest geworpen eigen jongen. Heel den dag vliegen zij af en aan met insec ten, muggen, vliegjes en sprinkhanen, om het altijd hongerige koekoeksjong te verzadigen. Dit groeit als kool en weldra is het nest te klein voor hem. Hij zit dan in de buurt op den grond en het is een wonderlijk gezicht om de pleegouders dit jong, dat intusschen veel groo ter geworden is, dan zij zelf zijn, te zien voeren. In streken, waar veel koekoeken zijn, kan het voorkomen, dat geen enkele der kleine zangvo geltjes er in slaagt een eigen broedsel groot te brengen. Het komt dan zelfs wel voor, dat het koekoekswijfje haar ei legt in het nest van een zaadeter. Dan is echter de jonge koekoek tot den ondergang gedoemd. Zijn maag kan de zaden niet verteren, en hoewel de pleego-uders ijverig voedsel aandragen, moet het jong van den honger omkomen. Het is duidelijk, dat er op die manier van de zangvogel'broedselis niet veel terecht komt. En waar de koekoek hoofdzakelijk insecten- eters uitzoekt, zal men begrijpen, dat hij in direct veel schade kan aanrichten. Zelf is hij een geweldig insectenverdelger, die zich voor namelijk voedt met dikke, harige rupsen, maar dat weegt vaak niet op tegen de schade, die hij onder de insectenetertjes kan aanrichten. Eer- al te groot aantal koekoeken is dan ook funest, maar daar hoeven we «n onze omgeving geluk kig nog niet voor te vreezen. Merkwaardig is het bijgeloof, dat nog alge meen verbreid is. als zou de koekoek 's winters in een sperwer veranderen. De koekoek is n.l. een trekvogel, die in de eerste dagen van Mei komt en eind Juli, begin Augustus al weer wegtrekt. Dan komt echter de sperwer, die 's zomers op liefst zoo afgelegen mogelijke plaatsen z'n jongen tracht groot te brengen, weer meer naar de menschelijke woningen. En zoo kwam men op de gedachte, dat dit wel eens een en dezelfde vogel kon zijn. waartoe de uiterlijke gelijkenis veel bijdroeg. De koekoek is n.l. evenals de sperwer van onderen licht gekleurd, met zwarte dwarsbanden. Al is dat sprookje echter niet waar, toch blijft de koekoek de wondere, geheimzinnige vogel, dien Albert Verwey zoo fijn heeft getee- kend in de volgende regels: Hij is een harde en eenzame avonturier, hij vond het leven als een vreemd geschenk in 't nest van grasmusch of klauwier. Hij nam de jongen, 't onverwant gebroed, op breeden rug, wierp ze uit, en het ze daar. Zijn bek was open en hij werd gevoed, hij, moord'naar. door het licht-geloovig paar. Koekoek! Koekoek! Hij minnaar ziet zijn bruid, die vóór hem mooglijk tal van mannen nam, nestlooze, speelt zijn lust de bruiloft uit, zij gaat, hij wacht, of weer een andere kwam. KO ZWEERES Haarlem, Mei '35. Overal in de natuur ziet men ouderdieren met hun kroost. Een zwanenpaar met 12 jongen is'echter een groote zeldzaamheid, waarschijnlijk zelfs wel een record. Electriciteit in menschen, dieren en planten. Niet iedereen zal weten, dat ook in elk levend organisme electvische krachten aan wezig zijn. Het bewijs hiervoor kan men door een heel eenvoudige proef leveren. Men brengt zijn handen in twee glazen, die met water ge vuld zijn. Voorts doet men in elk van deze glazen een metalen draad, die in verbinding staat met een gevoeligen galvanometer. Buigt men nu plotseling een vinger, dan vertoont de galvanometer een doorslag, d.w.z. er is een electrische stroom van een bepaalde richting en sterkte aanwezig. Zijn sterkte beslaat in tusschen niet meer dan het millioenste deel van een ampère, doch men kan haar met ab solute zekerheid constateeren. De electriciteit in het menschelijke lichaam kan men vooral aantoonen in de roode bloed lichaampjes. Deze zijn bij den mensch nega tief electrisch. precies zooals bij den lcikvorsch. Ook de zenen zijn negatief electrisch tegen over de spieren. Toen men de spieren aan een nauwkeurig onderzoek onderwierp, bleek het volgende: als men op een spier aan twee plaatsen een ge leidende vloeistof aanbrengt en er twee dra den in doet, die met een galvanometer in ver binding staan, toont dit instrument de aanwe zigheid van een stroom aan. Dezen stroom In den Harz is een oud Pinkstergebruik vinken te laten zingen. De vogeltjes zitten in kooitjes, welke met doeken zijn overdekt. Dit laatste zeker om te voorkomen, dat de kleine zanger afgeleid wordt Sommige menschen zeggen gewoon, dat een olifant een groot beest is. Maar dat is een afschuwelijk misverstand, want een olifant is geen gewoon groot beest. Dat merk je nog niet zoo sterk, wanneer je tegen hem ópkijkt als wanneer hij onder je doorwandelt. En om dat U dat waarschijnlijk nooit is overkomen en ik niet de minste reden heb U toe te wen schen, dat het U nog eens zal overkomen geef ik U hier het verslag van een zoodanige aanraking met de dikhuidige langneus. 'tWas op Sumatra. Ik was nog- niet lang in de Oost en mijn werk had me nog weinig gelegenheid geboden in de rimboe door te dringen. Maar onverwachts bood zich een prachtige gelegenheid aan het oerwoud te leerexi kennen. Mijn baas, de boorinspecteur Holleman noodigde mij uit hem te verge zellen op een inspectie-tocht, diep het bin nenland in en zoo bevonden we ons den vol genden morgen al om vijf uur aan boord van een hekwieler, een stoombootje waarmee we dagen achtereen de Moesi en vervolgens de Batanghavi Lekö opvoex-en. We warexx al in de nabijheid van den grooten weg-in-aan- leg, die naar het boorterrein Soeban Boe- roeng voerde toen onze schuit vastraakte. Er was geen verwikken en verwegen aan en zoo besloten we het laatste gedeelte te voet af te leggen, d.w.z. ons een pad te kappen door het oex-bosch tot den grooten weg. Het was al avond toen we eindelijk op de plaats van be stemming aankwamen. In de „villa'' van den wegopzichter werden we met de noodige eer bied ontvangen. Onze gastheer hij heette Meier, maar kon daar evenmin wat aan doen als wij was weliswaar eenïgszins onthutst over onze onverwachte komst, maar bleek al gauw een amusant verteller te zijn en een enthousiast olifantenjager. Eenige reusachti ge tanden die hij ons vol trots in de handen legde bewezen dat. En zoo ontwaakte in mij een jagersinstinct dat tot dusverre steeds ge sluimerd. ja vast geslanen had. Het kostte mij niet veel moeite Meier over te halen te mijner eere een olifanten jacht op touw te zetten en den volgenden avond tegen vijve- togen onze gastheer en ik. vergezeld van eer Tnlandschen bediende. Amat. er op uit, ge wapend met twee geweren en een fotote^- stei. Mi.in plan was eigenlnk Meier een oli fant te laten schieten en mij vervolgens op het lijk van ons slachtoffer gezeten, door hem te laten fotografeeren. Vooral wanneer ik dan een geweer losjes in den arm hield zou ik, meenden wij. een schxlderachtigen indruk te weeg brengen en mijn bloedverwanten in Ne derland doen zwellen van trots. Na eexr uur loopen bereikten wij de ladang onzer bestemming. Midden op dit roofbouw- terrein in het oerwoud stond, hoog op wan kele palen een zgn. Koeboek, een wacht huisje. Van uit deze uitkijkpost hadden we een prachtig uitzicht op den rand van het bosch, vanwaar, naar we verwachtten, de oli fant met familie en kennissen het vlakke terrein zou betreden om te gaan drinken. Naarmate de zon daalde, daalde ook mijn hoop op de krijgshaftige foto, maar die op een forschen tand bleef. Wij wachtten. De schemering viel snel en geen olifant liet zich zien. Af en toe hoorde ik een zwak gerommel in de verte. Oixweer? Ik fluisterde Meier in dat ik niet bepaald gesteld was op een tro pisch onweer in onze wankele behuizing en oppei-de schuchter de mogelijkheid dat onze a.s. slachtoffers de reuk van onze aanwezig heid hadden gekregen, maar hij schudde lachend het hoofd. Wat ik voor een ver ver wijderde donderbui hield w^s niets anders dan het gerommel in de magen der dikhuiden die zich in de bocchrand bewogen. Eigenlijk was tot dusverre de Jacht alleen een plezier voor de muskieten die een waar feestmaal hielden op onze schaai's bekleede lichamen. En rooken was natuurlijk streng verboden! Plotseling zagen we in de snel vallende duisternis iets bewegen langs de zoom van het oerwoud. Of liever: het was of heel die zoom bewoog, voortschoof, nader en nader kwam. En op hetzelfde oogenblik drong het tot me door: als zoo'n zwaarlijvig individu nu eens jeuk krijgt en zich gaat schurken tegen de palen van onze Koeboekdan stort on herroepelijk de heele zaak ineen. En hoe de olifant daarop zou i-eageeren? Maar kan een olifant jeuk krijgen? Intusschen kwam de kudde nader. Waarom ^ing Meier er nu niet op af om een prachtig tel tanden aan zijn verzameling toe te voe gen? Ik gaf hem een duwtje in de rug. Hij keek verbijsterd om. „Schiet er nu even een" zei ik gedemnt. „dan kunnen we naar hui? gaan". Hiï bleef me aankiiken. maar ze: aeen woord ,Toe nou", zei ik: hij zweeg door. De oorzaak van die hardnekkigheid kon ik niet bevroeden en dus gaf ik hem een flinke por, eigenlijk wel wat al te flink voor onze korte kennismaking. De por hielp. ..In het donker, en dan zoo'n groote kudde hoorde ik hem mompeleix en opeens begreep ik. Meier was net zoo bang als ik! „Ik zal Amat sturen", ging hij voort- „Amat heeft scherper oogen dan ik". Aan zijn stem hoor de ik, dat hij bleek was. De arme Amat kon niet andei-s doen dan gehoox-zamen. Geruisch- ;oos verdween hij langs de ladder naar be^ Het begon te regenen, het dak van de toe neden. boek bleek lek als een zeef. Mijn gevoel van onbehaaglijkheid steeg. De jeuk-hebbende olifant liet mij niet met rust. En voor Meier gevoelde ik de gerechtvaardigde minachting van een eerlijk man tegenover een zwen delaar. Aan mijn foto dacht ik niet meer. Opeens een zacht geritsel achter mij. Amat klauterde onze duiventil weer binnen Het was te donker geweest om behoorlijk te mikken en hij had ons niet bloot willen stellen aan de gevolgen van een misschot Op de benepen vraag van den fanatieker, iager Meier antwoordde hij, dat de kudde al te veel genaderd was om haar nog me1 redelijk inzicht op succes te ontsnappen. Dus wachtten we. De muskieten zoemden We transpireerden uit alle macht. Het ge stamp nadei'de. Een olifant loopt met het air van een duizendpoot. En hier liep een kudde. Ik boog me voorover en keek naar beneden Voor me zwiepte iets door de lucht. Onder me schoof door het donker een donkex-e massa. Een olifantslurf is een gek ding. Is het een neus of een vangarm. Toen begon onze toeboek te wiebelen. Een olifant kan jeuk hebben. Ik weet niet waarom, maar ik omklemde mijn geweer als eeix held. De toeboek kraakte in al zijn voegen en slinger de als een schommelschuitje. Ik klemde me vast aan een bamboes; fnijn vuurwapen ont gleed me. Ik sloot de oogen. Toen kwam onze oude. trouwe, verheven woonplaats tot rust. Ik weet niet meer hoe lang we nog bleven zitten, hoe we naar be neden kwamen en door de helsche duister nis de weg naar huis terugvonden. Maar toen we de woning van onzen gastheer weer betraden greep ik hem bij z'n arm: „Hoe kom jij aan olifantstanden in je huis?" „Gekocht, van een Chinees. Allicht!", zei de ellendeling. ..Ja ik zal daar tandarts spe- 'en bij zoo'n groot beest". noemt men spieren- of actiestroom, omdat hij steeds dan optreedt, wanneer de spieren op de een of andere wijze „ageeren". De spanning van dezen stroom kan eenige honderdste volt groot zijn. Hij stroomt bij den mensch slechts heel korten tijd, ongeveer vier honderdste seconde, terwijl hij bij den hond al drie tot vier seconden aanhoudt. Ook de zenuwen zijn electrisch, eveneens de klieren en de huid. Maar de electriciteit wordt in elke cel afzondex-lijk voortgebracht. Men kan elke cel daarom vergelijken met een gal vanisch element. Men zou nu het bezwaar kunnen opperen, dat deze verschijnselen veel te klein zijn om eexx groote beteekenis te bezitten. Daarop kan men echter antwoorden, dat door de samen werking vaxi de vele afzonderlijke verschijn selen heel groote electrische krachten kunnen ontstaan: want de afzoxxderlijke cellen zijn op een soortgelijke manier achter elkaar gescha keld als de batterijen van een accumulator. Het bewijs hiervoor levert moeder'Natuur door tal vaxx voorbeelden. In dit verband zijn vccral de zoogenaamde electrische visschexi te noemen. Deze dieren dragen honderden van deze bijzonder sterke electrische cellen ixx hun zoogenaamd electrisch orgaan, dat van ach ter de kieuwen af soms het heele lichaam be dekt. De sterkste electrische visschen zijn de Zuid-Amerikaansche sidderalen, die een elec trische sparxning tot 650 volt kunixexi voort- brengexi. Als men er nu eens over nadexikt, dat de spaxxnixig van onze electrische installa ties in het algemeen slechts 220 volt bedraagt, dan zal men zich kunnexx voorstellen, hoe ge vaarlijk deze visschen kunnen worden voor den mensch en de waterdieren. Maar ook planten kunnen electriciteit voort brengen. Zoo heeft men bijvoorbeeld kunnen vaststellen, dat de wortelexx van een plaxib steeds xxegatief electrisch zijn tegexxover de bladeren en den stam. Een appel bezit bijvoor beeld een electrische spanning van ongeveer vier honderdste volt. Welke verklax-ing kan men nu geven voor het ontstaan van de electrische spanning in de cellen? Indien de cellen metalen, kool en verdunde anorganische zuren bevatten, zou het heel eenvoudig zijn. een verklarixxg te ge ven. Daar de meeste cellen echter xxoch meta len, noch kool, noch anorganische zuren bevat ten, moet rfxen een andere verklaring zoekerx voor deze verschijnselen. Een geleerde is er dan ook inderdaad in geslaagd, galvanische elementen zonder metalen, kool en zuren te construeeren. De cellen van het organisme blijken dus ook dergelijke cellen te zijn. De waarde van de kennis omtrent deze ver schijnselen berust intusschen niet slechts op hun eigenaardigheid. Wanneer de natuurwe- teixschap, die zich op een nieuw onderzoelcings terrein begeeft, ook de verkregen resultaten niet direct in de practijk kan toepassen.' kun nen haar ontdekkingen toch eens groote practisclie waarde bezitten .Ook de telefoon, de telegrafie, de Röntgenstralen en nog vele andere dingen werden uit zuiveren derst naar kennis der natuurverschijnselen ontdekt. Geen mensch rekexxde er van te voren op, dat deze natuurkrachten eens zulk een groote practi- sche beteekenis zouden bezitten als thans. En wie weet. of men dit niet na tien jaren ook zal zeggen van de ontdekking der electricxteit in de levende cellen? M. H. J. DUCO WILKENS. GEMENGD NIEUWS De grootste kerk der wereld. Mexi heeft in Liverpool plan het volgend jaar te begin nen aan den bouw eener Roomsch Katholieke kerk die 1000 M2. gx'ooter zal worden dan de Sint-Pieter te Rome, die tot nog toe de groot ste kerk der wereld is en een oppervlakte heeft van 21.000 M2. Ook zal de nieuwe kerk hooger worden dan die te Rome n.l. 170 M. die te Rome is 115 M, Men denkt 30 jaar over den bouw te zullen doen. Iloe oud is ons graan? Reeds 3000 j. v. Chr. kenden de Chineezen het en uit opgravingen in Egypte is gebleken, dat men het daar al kende pl.m. 5000 j. v. Chr. Wist je dat? Een kikvorsch kan slechts een afstand van 20 x zijn lichaamslengte ovex*zien. Pianofabricatie. De Zwitsei'sche piano- fabrieken leveren jaarlijks meer dan 3000 piano's Zou 't waar zijn? Men vertelt dat Alexan der de Groote eens een olifant, die hem trouw geholpen had, de ovex-wirming te bevechten, de vrijheid weergaf, maar vooraf het dier een merkteeken lie tgeven en dit feit in de kronieken liet beschrijven. 350 jaar later zou men dezexx olifant weer gezond en wel ge vangen hebben. Wie lean het? Men zegt dat een goede pianist 12 noten per seconde kan spelen. Wist je dat? Als dc bijen uitgaan om ho ning en stuifmeel te verzamelen vliegen ze steeds tegen den wind in. om straks als z? vol geladen met deze kostbaarheden zijn. zich al Vliegende met den wind mee te laten drijven,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 14