BIOSCOPEN. Radiomuziek der week ZATE R DAG 22 JUNI 1933 HAAEL'E M'S DAGBEAD TOONEELSTUKKEN. Charivarius. De Appel van Eris. Mythologi sche klucht in één bedrijf. (Uitg. Dil. Tooneel. H. D. Tjeenk Willink en Zoon, Haarlem.) Attisch zout is zeldzaam in Nederland. Een der weinigen, die het geheim der samenstel ling van dit kostbaar product kent, is Chari varius en wanneer deze uitzonderlijk geestige Haarlemmer in ons land misschien niet ge heel naar zijn volle waarde geschat wordt, dan komt dat alleen, omdat ons volk over het algemeen meer van grof keukenzout dan ,van het fijne Attische houdt. Ik heb onlangs Charivarius' naar Lu- cianus bewerkte Goden gesprekken nog eens doorgelezen en deze lectuur heeft mij weer eenige oogenblikken van kostelijk vermaak geschonken. In dit boekje van nauwelijks 40 bladzijden het is verschenen bij H. D. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem vindt men meer geestigheid en verrassenden humor bijeengebracht dan in twintig Nederlandsche zoogenaamd humoristische boeken te zamen. Uit dit boekje nu heeft Charivarius een der geestigste Godengesprekken in een tooneel- stukje De Appel van Eris. mythologische klucht in één bedrijf verwerkt. Deze klucht durf ik een unicum in zijn soort te noemen. Ik ben bij de lezing alleen reeds telkens weer in den lach geschoten; hoe daverend zal het lachsucces bij een gcede opvoering dan niet zijn! Is het al niet een heerlijke vondst om in dezen tijd van schoonheidswedstrijden en Europeesche en Amerikaansche „Misses" den klassieken wedstrijd om den schoonheidsprijs en den titel van ..Miss Olympus" tusschen de drie Godinnen Athene, Hera en xAphrodite uit de Grieksehe mythologie op het tooneel te brengen en daarmee te bewijzen, dat er heden ten dage niets nieuws onder de zon is? U kent waarschijnlijk en als u het niet kent, dan leert u het uit deze dol-vermakelijke klucht het oude verhaal van Eris, de twist godin, die, omdat zij niet op een Godenfeest geïnviteerd was, uit wraak een appel met het opschrift „Voor de Schoonste" te midden dei- gasten wierp en daarmee bewees de Godinnen, aan wie niets menschelijks vreemd was, vol komen to kennen. Zij ontketende daarmee den strijd tusschen Athene, Hera en Aphro dite, in weiken strijd op last van Zeus de Trojaansche herder Paris als eenig jurylid fungeerde en den prijs aan Aphrodite toeken de, welke beslissing den Trojaanschen oorlog na zich sleepte. Charivarius nu heeft dit op zich zelf reeds aan humor en menschenkennis zoo rijke ge geven allergeestigst in zijn klucht verwerkt. Wanneer hij in zijn inleiding schrijft, dat de humor van zijn stuk niet van hem, maar van den Grieksehen satyricus Lucianus, die 150 jaar na Christus leefde, afkomstig is, dan is hij wat al te bescheiden. Want het moge waar zijn, dat hij zich zooals hij schrijft streng aan het systeem van zijn Grieksehen voorganger'heeft gehouden, hij heeft het toch in een tconeelkleed gestoken en het met zijn persoonlijk, tintelend vernuft een eigen en nieuw leven ingeblazen. „Het essentieele element van den humor is de tegenstelling", schrijft Charivarius in zijn voorrede op de Godengesprekken en hij geeft hiervan het bewijs in zijn Appel van Eris. De tegenstelling ligt hier en in dit opzicht heeft hij Lucianus nagevolgd in de nuchtere, hui selijke, dikwijls heel familiare taal, die zoo con trasteert met de voorstelling, welke wij ons van deze plechtstatige Godenwereld maken en daarom zoo onweerstaanbaar komisch werkt. Ik kan dit niet beter aantoonen dan door eenige citaten uit deze groteske en potsier lijke klucht weer te geven. Wanneer Jupiter in den proloog aan Mer- curius heeft opgedragen met de 3 Godinnen naar de aarde te reizen om Paris de uitspraak te laten doen. geeft hij Mercurius zijn instruc ties en beschrijft de Godinnen ais volgt: .Minerva is hard, Venus koket en Juno nukkig". Mercurius: Wie met drie vrouwen reist, die is nog niet gelukkig. Jupiter: Dat zeg je wel. Enfin, je praat maar zoo wat dcor, je houdt ze het gewicht van dezen wedstrijd voor. Dan zwets je wat van „Paris is niet om te koopen" en dat hij niet op eenig voordeel heeft te hopen. Mercurius: Ja, en van „eerlijkheid". Ja, ik bedenk wel wat; ik heb dat al zoo dikwijls bij de hand gehad. Is Paris knap? Jupiter: Ja. ja! Mercurius. Dat 's lastig met die vrou wen. Jupiter: Precies, nou 's 't juist jouw taak daar 't oog wat op te hoüen. Mercurius: Met Juno en Minerva zal het nog wel gaan, maar Venus stelt zich altijd mal met mannen aan. Is Paris ook getrouwd? Jupiter: Nou! En niet zoo'n klein beetje. Zij geeft de lakens uit en hoe dat gaat, dat weet je. Wanneer Mercurius met de 3 Godinnen op aarde is aangeland en hij Paris ziet aankomen, waarschuwt hij: O, daar is Paris al. Loop nog een eindje door, dan ziet hij hoe je stapt. Je beste been tje voor. Venus: Zeg, zit mijn gordel goed? Mercurius: Daar zal die niet op letten. Minerva; Die helm is me te wijd. 'k Wou dat 'k 'm af kon zetten. Juno: Mijn haai- is in de war. 't Was ook zoo'n harde wind. Mercurius: Och, kom, ik denk, dat Paris dat wel aardig vindt. Wanneer de „keuring" is afgeloopen, komt Mercurius bij Paris terug en als hij hoort, dat ■deze Venus tutoyeert, zegt hij: „Jij? Jij? 't Is tusschen jullie blijkbaar koek en ei. Een boer en een godin? Dat lijkt me toch niet wenschlijk." Paris: Nou, onder ons gezegd, ik vond ze nogal menschlijk. 't Was soms op 't kantje af. Mercurius: Nou ja, dat is d'r vak. Paris: Ja, 'k voelde me met haai- nog 't minst op mijn gemak. Ze heeft 'n zoontje, he? Mercurius: Ja. Amor. Dat 's zoo'n loeder, die is nog haast een grooter deugniet dan zijn moeder. Paris: Och ja, de appel valt zoo ver niet van den boom. Mercurius: Brutaal, zeg, als de beul. 'k Geneer me soms als oom. Ik behoef zeker wel niet te zeggen, dat deze „familiare" humor van Charivarius en niet van Lucianus is. Wil men een aardig voorstukje voor De Appel van Eris, dan zou ik kunnen aanbevelen Toe Maar door Dr. M. H. van der Zeyde en Drs. J. H. Hoornweg. (Uitg. Van Gorcum en Comp., Assen). Deze klucht in één bedrijf is een moderne bewerking van de bekende Middel-Nederland- sche „Genouchelycke Clute van Nu Noch". De heeren van der Zeyde en Hoornweg hebben de klucht van den pantoffelheld, die zijn vrouw tracht te temmen door op alles, wat zij zegt met „Toe Maar" te antwoorden, in begrijpe lijke taal en vlot rijm pasklaar gemaakt voor het tegenwoordig publiek, zoodat het gemak kelijker verstaanbaar is dan in de oorspron kelijke. oude versie. Het rijm is niet zoo vir tuoos en verrassend als dat van Charivarius, maar het stukje is toch zeer geslaagd en zou zeker heel goed samengaan op een program ma met De Appel van Eris. J. B. SCHUIL. REMBRANDT-THEATER. De Vroolijke Scheiding. Ginger Rogers en Fred Astaire in „De Vroolïjke Scheiding". Meneer A. is getrouwd met mevr. B„ welke laatste wil scheiden. Ze roept daartoe de hulp in van een advocaat, die haar aanraadt zich door den echtgenoot te laten verrassen met meneer C. In tusschen ontmoet mevr. B. een meneer D„ waarmee ze wonderwel kan op schieten. Als de avond van verrassing aan breekt (het begint op 5 December te lijken!) vergist ze zich in den persoon en ziet meneer D. voor den gehuurden meneer C. aan, waar uit natuurlijk allerlei verwikkelingen, voort komen, die grooter worden, als meneer C. óók nog opduikt, en die nóg grooter afmetingen aannemen, als een kellner zijns ondanks in het complot betrokken wordt. Meneer A. vindt C. en D. en den kellner aan het ontbijt met zijn vrouw, maar trekt zich daar bijzonder weinig van aan en van een scheiding zou zelfs dan nog niets gekomen zijn.als de kellner niet eenige onthullingen omtrent meneer A. deed, die daarop heenging. Dit is het verhaal uit de Amerikaansche film. welk verhaal uitgewerkt is door regis seur Mark Sanarich op de wijze, waarop de meeste Duïtsche films" van zulk een genre worden vervaardigd, dus grappig door de dwaze situaties. Echter missen die Duirsche films de geweldige shows, die de Amerikanen kunnen toonen en die ook in deze film worden gegeven. En dan doelen we speciaal op de Continental, een nienwe dans, die eerst won derlijk elegant en met een ware virtuositeit door Ginger Rogers en Fred Astaire uitge voerd wordt. De dansregisseur Dave Gould, zorgde daarna voor een grootsche dansshow, waarin de fraaie costumes in wit en zwart geroemd kunnen worden. De dans zelf begint bijzonder vlot en aantrekkelijk en eindigt in een algemeene huppelpartijterwijl de uitvoerenden elkaar „knietjes" geven, Het scheen geapprecieerd te worden in de zaal. De bezetting der rollen is heel goed. Be halve het reeds genoemde duo. dat ook blij kens Flying down to Rio geknipt is voor deze films, treden E-dw., Everett Horton als een onbenullige advocaat en Alice Brady als oen nog onncozeler Tante op. Zij weten den komi scher. kant zeer juist te belichten. De muziek is van goed gehalte. Componisten en tekst schrijvers als Harry Revel. Mack Gordon, Con Conrad. Cole Porter en Herbert Magidson hebben verscheidene songs geleverd, waarvan Night and Day en the Continental de be kendste zijn. Uit de Leon Schlesingerproductie der Mer ry Melodie komt een gekleurde teekenfilm op het doek, de wonderlijkste avonturen behel zend van een ondeugend haasje, dat ten slotte zelfs een haantje wordt! De gebruixe- lijke journaals gaan voor-af. Op het tooneel vertoonen de Wilburry's verbluffende staaltjes acrobatiek, die terecht een langdurig applaus verwierven. FRANS HALS THEATER. Vader's Eerewoord. Zoo is de kleine Shirley Temple dan in Haarlem gekomen, en naar ik vermoed, heeft ze Haarlem veroverd ook. Ze treedt op in Va der's Eerewoord, met Gary Cooper en Carole Lombard, onder regie van Henry Hathaway, die in staat gesteld werd de ultmundende fiim Bengaalsche Lansiers te maken, nadat hij met Now and Forever (Vader's Eerewoord) be wezen had ook wat anders te kunnen dan al leen Wild West films in elkaar te zetten. Gary is een gentleman-oplichter. die met Carole de wereld rondreist, daarbij steeds de politie ontvluchtend. Gary is vroeger ge huwd geweest, doch heeft na den dood van zijn vrouw hun dochtertje Shirley achterge laten in de hoede van zijn schoonbroer, die het kind graag wil adopteeren. Als Gary eens aan den grond zit, besluit hij het kind voor 75.000 dollar aan zijn broer te laten. Hij kan op het juiste oogenblik echter geen afstand doen van zijn kind en neemt het mee naar Parijs, waar Carole hem wacht. Ondanks zijn goede voornemens valt hij terug in zijn avon tuurlijk leven van voorheen en tenslotte steelt hij een kostbaar halssnoer, wat Shirley merkt. Gary geeft haar zijn eerewoord, dat hij het snoer niet stal. Het kind komt desondanks achter de waarheid en is gebroken door deze onoprechtheid van haar vader. De zaken ko men tenslotte in zoover-re in orde. dat Shir ley weer goede maatjes wordt met haar Dad dy en Carole en een goede opvoeding tegemoet .gaat bij een lieve oude dame en dat Gary en Carole bij elkaar blijven, zij het voorloopig nog in gezelschap van agenten Het verhaal is beter dan van de doorsnee film en de karakters van Gary en Carole zijn psychologisch uitstekend geteekend en voor gesteld. Een prachtrol is die van Sir Guy Standing als oplichter, die Gary meesleept en bijna ten val brengt. Shirley geeft een be wonderenswaardige vertolking van haar rol. cliché Shirley Temple en Gary Cooper in „Vader's Eerewoord", in het Frans Hals Theater. Ze is schattig, hoewel ons een tikje te eigen wijs in deze rolprent voor haar zes jaar. Het Is jammer, dat ze gedwongen werd een liedje te zangen, daar dat zichtbaar- aangeleerd was, terwijl ze vo-or het overige toch vrij natuurlijk speelde. De regisseur heeft de film knap in elkaar gezet. In het bij programma troffen wij de gebrui kelijke journaals aa-n waarvan de aardige teekeningen in de titels opvielen van de Eclairjoumal, een natuurfilmpje, jachten op een beer en een poema weergevend, en een komische twee-acter met Harry Langdon, waarmee het publiek zich amuseerde. LUXOR THEATER. De Poolsche Jood. Een goed voorprogramma met als groot lachsucces een klucht van Cohen en Kelly" gaat aan de hoofdfilm vooraf. Die klucht was werkelijk om te schateren. In De Poolsche Jood speelt Harry Baur de hoofdrol, de rol van burgemeester Mathis. Van dezen knappen filmacteur hebben we al verscheidene films gezien, aaiaar een uit beelding zooals hij in deze film geeft, is niet te evenaren. Nog nooit zijn we zoo on der den indruk van het spel van een film acteur gekomen, als ditmaal. De martelingen :die een onzuiver geweten den mensch te dragen geeft, de telkens weerkeerende angst voor ontdekking, den schijn, die hij tegen over zijn vrouw, zijn kind en zijn vrienden moet bewaren, dit alles geeft Baur met zoo onverbeterlijke suggestie, dat zijn ellende onze ellende is. We lijden met hem mee. Wanneer we de belletjes, die hem, in den zenuwtoestand waarin hij zoo langzamer hand gekomen is, doen ineenkrimpen van angst, omdat ze hem herinneren aan de bel letjes van de slede van den Poolschen Jood hooren. klopt ons het hart- in de keel om hem. omdat we weten, wat dat voor hem is. We weten, dat hij den Poolschen Jood ver moord heeft om het geld dat deze bij zich had en niettegenstaande dat, heeft hij toch onze sympathie. Hij is een innig liefhebbende vader voor zijn dochter, een goede echtge noot voor zijn vrouw en een hartelijke vriend voor zijn vrienden, maar zijn vreeselijk ge heim heeft- bezit genomen van zijn heele zijn. het ondermijnt hem en kwelt hem en maakt van ziin leven een voortdurenden in ner!'ii-en striid. narry Baur in „De Foolsche Jood", de film van Luxor. De groote waarde van Baur in deze film is, dat hij in de kleine scènes even groot is als in de groote. Elk gebaar, elk lijden, elk woord heeft zijn bete-ekenis. Er is climax in de film, die culmineert in de door hem ge droomde rechtszitting, waar hij door een magnetiseur in slaap gebracht, zijn misdaad bekeiit en het geheele verloop er van ver telt. Hij doorleeft dien gansehen gruwelnaeht nog eens, de verleiding, zijn strijd er tegen, zijn verademing, als hij denkt dat de Pool, niet komt, en even later de vreeselijke daad. In uiterste spanning -volgen we hem in zijn helsche droomen, we voelen, dat het meer is dan een mensch kan dragen, zijn dood weten we dan ook als een verlossing voor hem uit dit leven. Hij heeft zijn misdaad zwaar geboet. Van de film zelf zou ik nog kunnen vertellen dat er levendige, vroolijke tooneeltjes Jn voorkomen, dat Lucien Dayle een uitstekende vriend des huizes. Walter is, enz., maar de film is eigenlijk enkel en alleen Harry Baur in topprestatie. CINEMA PALACE. Marcel Wittrisch in „Stim- itien der liebe". Maria Beling en Marcel Wittrisch in „Die Stimme der Liebe", de film in Cinema Palace. In het hoofdnummer „Stimmen -der Liebe" treedt de zanger Marcel Wittrisch (bekend van Radio en gramof-oon) op als vervuiler van de hoofdrol. Dat hij ook als i'imster triomfen viert, komt niet omdat- hij daarvoor tot nu toe verborgen talenten heeft ontplooid EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONG Wat onder het opschrift „Men vraagt en Wij draaienaangekondigd wordt, mag beschouwd worden als een inwilliging van den wensch van vele luisteraars. Ik vind voor Zondagavond Wagner's Siegfried-Idylle onder dat opschrift en meen dus ook naar den wensch van velen te handelen door iets over dat orkeststuk te schrijven. De idyllische mo menten, de oogenblikken van lieflijke rust en vrede waren in Richard Wagner's stormach tig bewogen leven niet talrijk, althans niet vóór dat hij in zijn Bayreuther villa „Wahn- fried" de relatieve bevrediging van zijn wenschen vond. Heen en weer geslingerd tus schen armoede, verbanning en miskenning had hij een groot deel van zijn leven doorge bracht. Tot de weinige zonnige perioden van die jaren behoort de tyd, dien hij na zijn hu welijk met Cosima Liszt de gescheiden vrouw van Hans von Bülow in het aan het Vierwouastedenmeer gelegen dorpje Trieb- schen vertoefde. Daar werd hem zijn zoon Siegfried geboren, in 1869. Zijn vreugde over deze blijde gebeurtenis uitte zich in de com positie der S.-Idylle, een werkje, dat oor spronkelijk slechts voor uitvoering in den nuiselijken kring bedoeld was en dan ook slechts een kleine orkestrale bezetting ver- eischt. Doch het is verwonderlijk wat Wagner met deze weinige instrumentale middelen aan rijkdom en bekoorlijkheid van klank heeft weten te bereiken. Het thematische materiaal is aan de tweede en de derde acte van zijn muziekdrama „Siegfried" het derde van de tetralogie „Der Ring des Nibelungen" ontleend. Het hoofdthema is het „reinheids motiefuit het drama en het is wel zeer fijn- gevoeld dat de vader aan de reinheid van moeder en kind de eerste plaats toekende in de huldiging, die hij beiden bracht, toen de jonge Siegfried het levenslicht had aan schouwd. Nog een ander motief treedt er zin rijk in op: dat van het „liefdesverbond", dat door de dalende tertsschreden in de bas ge kenmerkt is. De vioolsonate van Franck, die Maandag door Hilversum uitgezonden wordt, is niet on der den titel „gevraagde werken" of iets der gelijks aangekondigd, maar zou denkelijk in een keuzeprogramma ook een groot aantal voorkeurstemmen op zich vereenigen. Inder daad is dit in 1886 geschreven en aan den beroemden violist Eugène Ysaye opgedragen werk niet alleen een der belangrijleste duo sonates voor piano en viool maar ook een der meest geliefde. Het cyclische principe, dus de verbinding van verschillende hoofddeelen tot een grooter eenheid door gebruikmaking van dezelfde thema's is in deze sonate evenzeer toegepast als in Franck's symphonic, klavier- kwintet, strijkkwartet, Prélude, Choral et Fugue en Prelude, Aria et Final. Vincent d'Indy zegt, dat de vioolsonate voor Franck het eerste en zuiverste model van dat prin cipe in den voa*m der sonate aangewend, le vert. Hij noemt dit werk een „muzikaal mo nument" en onderscheidt er drie kiemmotie- ven in, die respectievelijk in het 1ste, 2de en 3de hoofddeel voor het eerst optreden. Maar het 2de én 3de motief beschouwt hij als eigen lijk van het eerste afgeleid. Die motieven zijn 1. d-fis-d. waarmee het Allegretto begint; 2. ais-b-d-cis, dat in het volgende Allegro een groote rol speelt en waarvan ook het begin- thema van dat Allegro afgeleid is; 3. fis-b- fis-cis-fis. dat in het Recitativo-Fantasia zijn intree doet. (Men spelp desnoods deze drie mo tieven even op een instrument om ze beter in 't gehoor te prenten). Nu vormen alle drie eigenlijk een overeenkomstige figuur, uit een stijgende en een dalende schrede bestaande en daarom leidt D'Indy ze uit elkaar af. In de finale worden ze alle aangewend. De eer ste drie noten dier finale vormen weer het bekende figuurtje; er groeit echter een zeer lang thema uit, dat terstond als canon in de octaaf (de viool zet één maat later en een octaaf hooger dan de piano in) behandeld wordt. Als overgangsgroep fungeert motief 3, als zangthema motief 1. Motief 2 komt in de doorwerking terug. Ook de slotgroep is cano- nisch behandeld; de strenge canonische vorm is echter door Franck met een gratie omkleed, die haar ook voor minder geschoolde ooren bevallig doet schijnen. Doch de schoone me lodische ideeën en het warme, bewogen ka rakter geven niet minder dan de bewonderens waardige technisch-muzikale structuur de hooge artistieke waarde aan dit kamermuziek werk en hebben het zoo algemeen geliefd ge maakt. Ook in het klavierkwartet op. 44 van Schu mann. een omstreeks 1840 geschrevene en dus veel oudere compositie dan de sonate van Franck is een zeker onderling verband tusschen eerste en laatste hoofddeel ge bracht doordat het hoofdthema van het eer ste hoofddeel in de coda der finale terug keert, te zamen met het eenigszins gewij zigde hoofdthema der finale. De mid d en- déelen van het kwintet blijven geheel buiten dat Verband en dus is van eigenlijke cycli sche structuur hier minder sprake dan b.v. bij Schumann's d. mineur Symphonie, welker bouw de uitspi-aak van V. d'Indy, dat Franck de uitvinder zou zijn, eigenlijk als niet geheel juist doet schijnen. Het is jammer dat Hil versum dit kwintet Maandag des voormid dags uitzendt, want dan is de gelegenheid tot rustig beluisteren maar voor weinigen aanwezig Bij ae symphonie „Die Uhr" van Haydn (Hilversum, Di) lette men op de met speel - sche gemakkelijkheid neergeschreven com binaties in eerste Allegro en finale; de bij naam is. zooals men weet, te danken aan de begeleidingsfiguur in het Andante, die aan het tikken van een klok herinnert. De Ouverture „Der Barbier von Bagdad" van Peter Cornelius (182474), die Vrijdag door Huizen uitgezonden wordt is eigenlijk de tweede voor die opera geschrevene; zij werd in de nalatenschap van C. gevonden en door den bekenden Wagner-dirigent Felix Mothl geïnstrumenteerd. Het thematische materiaal is uit de opera genomen. Terstond in de eerste maten treedt de hoofdpersoon der muzikale comedie, de barbier Aboel Has san Ali Ebe Bekar op, een even veelzijdig genie als Figaro. In het Andante is een lief desthema verwerkt. Hieraan sluit een ge deelte in snel tempo. De laatste beide the ma's worden kunstig met elkaar verbonden. maar omdat de film zich geheel aanpast bij zijn kwaliteiten als zanger. Hij heeft niet veel anders te doen dan hij altijd doet mooi zingen! Eaa dat is immers uitstekend aan hem toevertrouwd! De intrige is al heel eenvoudig, Een be roemd zanger zoekt de ware liefde, de vrouw die hem zelf en niet zijn stem bemint. Hij meent haar eindelijk gevonden te hebben in een eenvoudig meisje, waarmede hij in ken nis gekomen is toen hij zich om aan de ach tervolging van op zijn stem verliefde dames te ontkomen, uitgegeven heeft voor zijn eigen huisknecht. Maar ook het meisje is geen kind uit het volk, maar een freule. Er zijn natuurlijk heel wat verwikkelingen noodig Marcel Wittrisch moet heel veel zingen! voor de twee verliefden elkaar ontmaskerd hebben en toch eenwig trouw beloven. Maar al is het gegeven der film eenvoudig, toch is het een genot de avonturen op het doek te volgen, omdat alles frisch en na tuurlijk is en bovendien heel goed gespeeld wordt. Maria Beling, die de rol van de ver liefde jonge dame vervulde, was onverbeter lijk. De humor in deze film is niet vergeten. Zeer vermakelijk waren de tooneeltjes waar in de echte huisknecht zich voor zanger gaat uitgeven en op een concert zal optreden ini een glansrol van zijn meester. Eduard Kunnecice heeft voor deze film de muziek geschreven. Daarvoor krijgt hij een 10 Wie dus van goede muziek, mooien zang en een aardige film genieten wil, weet dat een gang naar de Cinema hem deze week niet zal teleurstellen! De muziekliefhebbers worden ook nog ver gast op het optreden van de 4 Kaeths. twee dames en twee heeren die op de concert harmonica virtuozen zijn. Er is ook voor een goed bijprogramma ge zorgd. De film-journals brengen interessan te en actueele beelden. Een natuurfilm laat de toeschouwers ge nieten van de heerlijke omgeving van het Gorda-meer. Tenslotte brengt het teeken-filmpje een reeks dolle avonturen op geestige wijze in beeld. Lectuur voor onze Jeugd. Jan Blok en de Vliegtocht, door S. Franke, uitgave van Holkema en Warendorf N.V, Amsterdam. Dit boek is niet een sterke eenheid, zijn inhoud is nogal tweeledig, maar toch zal het graag gelezen worden door de jeugd, die zich voor de vliegerij interesseert. Eensdeels is er een natuurgetrouwe beschrijving van de hoofdzaken van de bekende Londen Melbourne-race, waarbij het avontuurlijke niet is vergeten. Daar doorheen loopt de geschiedenis van Jan Blok, een Amsterdamsche jongen, die er voortdurend van droomt vliegenier te worden. Om de start der vliegtuigen in Mil- denhall te kunnen zien, gaat hij per fiets naar Rotterdam en hij weet Engeland te be reiken als blinde passagier in een stoom schip. Maar reeds op de kade wordt hij door de politie gegrepen en achter slot en grendel gezet; en intusschen snorren de vliegtuigen naar Australië. Mr. Robertson, de organisator van de race, interesseert zich voor de ver stekeling Jan Blok, als hij van diens reis en doel gehoord heeft. Zijn afgezant, Mr. Johnson, komt, enkele dagen nadat Jan onder politiegeleide naar huis is gebracht, met Jan's vader en moeder praten, die hij ten slotte weet over te halen erin toe te stemmen; dat Jan naar Amerika gaat, waar hij bij een groote vliegtuigenfabrïek tot piloot zal wor den opgeleid. Het boek bevat een aantal platen van de LondenMelbourne-race en de schrijver herdenkt in zijn voorwoord die andere be manning en het ongeluk dat, zoo kort na de roemrijke tocht, met de Uiver is ge schied. De omslagplaat: Jan Blok, een vliegtuig en de LondenMelbourne-route, is van Rie Reinderhoff. Bij dezelfde uitgevers verscheen van het aardige boek van Piet Kramer „Ons Honk" een tweede druk. Moed, door Anna van Gogh- Kaulbach. Uitgeversmaatsch. De Tijdstroom. Lochem. Moed, is een goed meisjesboek. De heldin van 't verhaal Rosalind ten Bosch betoont moed en juist in de kleine dingen van 't leven Ze is moedig, als ze terwille van vader's ont slag het kantoorbaantje bij den weinig sym pathieken oom Anton aanvaardt. Ze is moe dig, als ze na korten tijd vrijwillig heengaat omdat ze bemerkt, dat ze een ander ver dringt van haar plaats. Ze is moedig in haar functie bij het wonderlijke echtpaar van der Land. meesterlijk beschreven. Rosalind heeft het niet gemakkelijk in den Bloeienden hof. Maar hoe moedig slaat ze er zich dorheén. Als door een noodlottig ongeval den hond Freya wordt doodgeschoten en Rosalind de bitterste verwijten moet aanhooren, dan is het zeker een bewijs van zedelijken moed, als ze niet heengaat, maar trouw haar werk verricht. Ze wil doorzetten Ze wil volharden, omdat zij eenmaal hoopt haar doel te kun nen bereiken, n.l. te gaan studeeren voor kinderarts. Maar de weg is lang en niet ge makkelijk. Wanneer de liefde in haar leven komt in den vorm van Hans Lelieveldt, dan vraagt ze hem nïoedig te wachten, tot haar lievelingswensch vervuld is. In vlotten stijl wordt ons dit alles be schreven. zoodat alle entourage <fc>k boeit. De verstrooide vader, de rustige moeder (van wie eigenlijk wel wat meer had kunnen uit gaan) de zusters en de broer, ze interes seeren ons, omdat de schrijfster ze voor ons leven doet. Op het laatste blad van het boek heeft A. Gerdes Oosterbeek een aai-dig landhuisje geschetst. De bovenste regel der bladzijde ver-meldt: Acht jaar later en nog vele jaren daarna. Voor 't huis vermeldt een groot bord ons, dat daar wonen Ir. Lelieveldt en Rosa lind Lelieveldtten Bosch. Kinderarts. Rosalind's moed is ten volle beloond. W. B. Z. HAANTJES VOOR HENNETJES. Dezer dagen heeft bij den winkelier-nluim- veehouder E. v. d. Craats. te Barneveld. een geraffineerde diefstal plaats gehad. Uit een fesloten hok ziin niet minder dan 300 jonge hennetjes gesloten. Om dezen diefstal te oamoufleeren. hadden de dieven evenveel ionge haantjes van dezelfde kleur en grootte als het aantal gestolen hennetjes in het' hok los gele+pn Dit inr| tengevolge, dat de eige naar. die door een hem vroeger overkomen mio-eiuk niet schern van gezicht is, den dief stal pas eenigen tijd later heeft ontdekt. Bij de politie is aangifte gedaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 14