VRIJDAG 3 J Ut I 1933 HAARDE M'S D A G B V A D AAN ALLEN! RAYMOND'S LIST. DE EERLIJKE EKSTER. Frits zat in den tuin aan 'n tafeltje tc schil deren. De teekening zou voor zijn nichtje Leni worden, want die was overmorgen ja rig. Frits zat niet alleen in den tuin. Er was ook nog 'n ekster, die de mooie kleuren van zijn penseel bewonderde. De ekster zat op <fti tak van 'n pereboom. Hij sprong iederen keer n takje lager. Net zoolang tot hij op de onderste tak zat en eindelijk vloog hij op de punt van ;t tafeltje, waar Frits zat te schil deren. De ekster vond de penseel erg mooi en hapte er zelfs naar toen Frits de penseel in 't bakje water uitspoelde. „Hola, mijnheertje." zei Frits tegen den ekster. De ekster hield zich verder erg gedwee tot Frits' moeder riep: „Frits, kom 'ns even binnen." Frits ging, en toen hij na 'n oogenblikje weer buiten kwam zag hij net, dat de ekster met z'n pen seel wegvloog. Frits hem achterna, den tuin uit. den weg over naar 't plantsoen, waar de ekster zijn penseel had laten vallen. Frits zocht overal, maar tevergeefs. De penseel was en bleef weg. „Frits, kom, gauw eten!" „Ja, moeder!" zei Frits, maar in zichzelf mopperde hij toch over de verloren pense>el. Toen hij na 't eten weer naar buiten wilde gaan, om verder te zoeken, zag hij op den drempel van de serrezijn penseel liggen. Op 't tafeltje zat de ekster, die hem met zijn schitterende kraaloogjes aankeek, alsof hij wilde zeggen: „Heb ik hem niet eerlijk terug gebracht?" Ja, dat had hij, want de ekste? wastam. KLAPROOS, oud 14 jaar. HET AARDAPPELSPEL. Voor het spel, dat we thans gaan vervaar digen, hebben we niet veel materiaal noodig. Alleen een groote aardappel, een paar plankjes hout en wat spijkers. Daarmee gaan we aan den gang. Eerst ma ken we het ding, dat veel op een galg lijkt. Zooals jullie op de eerste afbeelding kunt zien bestaat hij uit drie plankjes A, B en C, die aan elkaar gespijkerd worden. Bovenaan het boven ste plankje A bevestig je een dun touwtje D, dat aan het uiteinde een heel groote aardap pel draagt (E). Deze aardappel bevestig je op de volgende manier aan het touw; met een naald haal je het touwtje dwars door de aard appel en maakt er onderaan een knoop aan vast, zoodat de aardappel niet meer weg schie ten zal. De opstaande lat van de galg (C) heeft, on geveer in het midden een plankje F. Dit heeft den vorm, die op onze teekening is aangegeven eenigszins rond dus. Door dit plankje zijn eenige lange spijkers geslagen. Bij iedere spijker schrijf je een num mer (G). Nu moet het geheel zoo zijn ingericht, dat de aardappel precies op de lengte van de spij kers hangt. Zie afbeelding. Het spel wordt nu op de volgende manier gespeeld: Je gaat er een eind van af staan, neemt de aardappel in je hand en laat hem vallen. Komt hij nu precies op één der spijkers terecht en blijft hij daar vastzitten, dan mag je het ge tal, dat bij de spijker staat, achter je naam op een lijstje schrijven. Iedere beurt geldt. Zoo zie je, dat met 'n beetje goeden wil en wat handigheid van verschillende en de meest eenvoudige dingen heel wat te ma ken is. Want zeg eens eerlijk, wie van jullie had ooit gedacht, dat je van een aardappel een spel zou kunnen maken? Toch niemand. Maar nu weten jullie het en je kunt gauw beginnen het aardige toestelletje na te maken. Kijk maar goed naar de teekeningen. Die zijn duidelijk en kunnen je helpen, als je op een, gegeven oogenblik eens geen raad weet. OOM KEF» De vaeantie nadert met rassche schreden. Voor velen van jullie is ze misschien al aan gebroken. Niet iedereen kan uit logesren gaan, maar van harte hoop ik, dat jullie allen al is 't voor een dagje, er eens echt uit kunnen gaan. Een andere omgeving zien, met andere inenschen spreken, werkt als een verfris - schend bad. Weet je, wat zoo'n heerlijk uitstapje is, dat niet zooveel geld kost en niet zoo heel ver is: een uitstapje naar het eiland Marken. Eerst al die aankomst te Monnikendam, dat aardige oude stadje met die mooie speel- toren. Van verre zie je het eiland Marken lig gen als een lange streep met hier en daar wat huisjes en aan het uiterste puntje de vuur toren als een eenzame wachter. Als trouwe vrienden zijn de botters er omheen geschaard Met een aardig stoombootje varen wij nu naar 't land van de wijdbroeken. Na een half uur is Marken bereikt. Vooral veel Engelsehen en ook wel Amerikanen -zijn aan boord. Al spoedig kun je de kleurige houten huisjes on derscheiden. Nu kun je Marker-, Volendammers-, Urker- en Huizerbotters zien voorbij varen.Je kunt ook al spoedig waarnemen, hoe groote vischnetten al zeilende worden voortgesleept. Ook kun je soms de aalfuiken zien dobberen.Zie je een vlagje in top, dan is het een opkooper, welke de visch van de visschers probeert te koopen. Je kunt de heuvels van Muiderberg waar nemen en de toren van Na arden. Bij aankomst zie je altijd kleerenspoelende vrouwen en je ziet ook veel waschgoed, dat aan lijnen hangt te drogen. Marken is niet altijd een eiland geweest. De stormvloeden hebben 't in 1400 van de kust afgeslagen. In 1235 was er een groot klooster. Mariëngaard. De broeders beoefenden er landbouw en veeteelt. Een eeuw later werd het klooster verwoest. De plaats, waar het gestaan heeft, -wijst men je nog aan. Deze heet nu de Kuil. In 1513 zijn alle houten huisjes van 't eiland door brand verwoest. 'c Spreekt vanzelf dat het veel keeren van stormvloeden te lijden heeft gehad. Het eiland loopt gemakkelijk onder water, maai de zee laat telkens een vruchtbare kleilaag achter, dat aan hooi en weiland ten goede komt. Bij den bouw der huizen heeft men hiermee rekening gehouden. Ze zijn dan ook op terpen (hier werven geheeten) gebouwd. Zoo spreken ze van de Wittewerf, Rozenwerf. Gróótewerf enz. Door smalle straatjes en sloo- ten zijn die werven of buurtschappen met elkaar verbonden. Op Zaterdagmiddag zie je aan de- Haven buurt de heele visschersvloot binnenkomen. De visscherij is de laatste jaren zeer achter- uitgeloopen. Vroeger waren er 160 botters, thans maar 70. Verschillende visschers zoe ken dan ook een gedeelte van het jaar plaats op de loggers van Vlaai-dingen en Maassluis. Gemiddeld bezoeken wel 100.000 vreemde lingen per jaar Marken. In een strengen win ter is het wel voorgekomen, dat 30.000 per schaats Marken bereikten. Verschillende hui zen staan voor vreemdelingen open. Het wo ninkje van Grietje van Altena bevat een schat van mooie dingen. Onze koningin is er ook wel eens binnen geweest. Er zijn antieke wandborden van eeuwen her. In den hoek van de kamer staat de kleerkast, waarop hoog op elkaar gestapeld een verzameling van kunstig beschilderde doozen staat. De ver sierselen, kappen, linten en doeken worden daarin bewaard. Overigens zijn de meubels heel eenvoudig, maar alleszins kraakzindelijk. De bedstede met de gebloemde gordijntjes, omhangen met portretjes en bordjes moet je vooral van bin nen bekijken. W. B. Z. Rivierwandelaars. Dat zijn de duikers, die in Brazilië op den bodem van groote en kleine rivieren zoeken naar zwarte diaman ten. die daar in grooten getale op den bodem voorkomen en gebruikt worden in de boor machines der mijnwerkers. Een zonderling. Dat is zeker de Weensche architect die een shilling op een Engelsche Bank plaatste, onder bepaling dat na 15G»0 jaren de shilling met rente op rents aan z-ijn nakomelingen zal uitbetaald worden. Wist je dat? In Egypte heeft men ook bereden politie, maar niet te paard, doch op een kameel. Wist je dat? Een flinke snoelc legt per jaar 50.009 eieren. WIE ZOEKT ER MEE? Professor Zeergeleerd is altijd erg verstrooid Nu heeft hij zich nog wel zóó goed voorge nomen om niets thuis te laten liggen en als hij op straat is, weet hij plotseling, dat hij het voornaamte boek heeft vergeten. Nee, professor, vergeten is het niet: het is zelfs dicht in uw buurt. Kijk maar een goed om u heen. dan ziet u het misschien wel!I TANTE TINE. De vader en moeder van Hansje gaan uit, naar den schouwburg en dat is een gewich tige gebeurtenis. Ze gaan niet vaak 's avonds uit, maar vrienden hebben hun kaartjes ge stuurd en daar maken ze nu gebruik vaij. Hansje kijkt bewonderend naar moeders mooie japon. ,Mooi ben je zoo, mams; maar vat je geen kou? Ik zal mijn shawl voor je pakken." En tegen vader, die ook in de gang kwam: „Pappie jij ziet er net zoo mooi uit, als de mannen, die bedienen in een limonadehuis." Hanseman, zul je zoet zijn en zul je doen wat Marie je zegt? En plaag Minet niet. Voor je gaat slapen, mag je een gebakje nemen. Dat staat in de eetkamer op het buffet." Hansje brengt vader en moeder naar de dein en bekijkt ze onderwijl van top tot teen, alsof ze een inspectie ondergaan. Bij wijze van af scheid zegt hij: „Dag; ik zal lief zijn. Ik vind. dat jullie er allebei erg mooi uitzien!' Hij wuift )g even; slaat dan de deur dicht! Dan haalt hij zijn schouders op en loopt ernstig naar de eetzaal. Terwijl Marie de vaten wascht kijkt Hansje zijn prentenboek door. Na verloop van eenige minuten doet Marie de deur op een kiertje open en ziet, dat Hansje stilletjes op den grond plaatjes zit te kleuren. Weliswaar maakt hij de boomen blauw en de grond rood; maar dat vindt hij zelf prachtig.... „Hansje zul je zoet blijven zitten? Ik moet even naar hiernaast om melk te halen. Binnen vijf minuten ben ik terug, hoor!" „Dat is goed; maar blijf niet te lang babbe len," antwoordt Hansje waardig; want hij is er zich van bewust, dat hij vanavond baas in huis is. Hij hoort hoe de deur van de keuken zich sluit, hoe Marie de gang doorloope en hoe' de buitendeur met een klap sluit. Hij buigt zich weer over zijn kleurplaatjes terde. Gelukkig voor hem echter won het moederinstinct het van haar wraakgevoelens en ze kwam hem niet achterna. Hejim schudde langzaam het hoofd. „Ik ben bang Raymond Sahib, dat het onmogelijk Is, dat de troepen hier voor middernacht zijn," zei hij toen hij Raymonds verhaal gehoord had. „Ik wil toch dadelijk weggaan. Maar als de bergbewoners nu komen, voor wij terug zijn. wat dan?" „Ik heb vaders geweren en munitie, Ik zal ze wel een tijdje op een afstand houden Maar Hejim schudde opnieuw het hoofd. „Nee, dat is onmogelijk. Dat zou u niet vol houden. Ze zouden u overmeesteren." Ray monds oog was op de kist met Bengaalsch vuur gevallen, die nog niet weg gestuurd was. „Ik heb een idee, Hejim." En snel ontvouw de hij zijn plannen. „Uitstekend, Raymond Sahib. Dan ga ik nu meteen naar de troepen." Raymond zag hce Hejim tusschen de boo men verdween. Toen ging de jongen aan het werk. Hij maakte de kist open en haalde de blikjes vuurwerk er uit. Die bracht hij naar buiten en aan den kant woor hij veronderstel de, dat de bergbewoners zouden komen, leg de hij ze naast elkaar neer. Toen ging hij het huis weer in. De uren kro pen. Het werd donker. Als een schaduw sloop Raymond naar buiten. Achter zijn lange rij vuurwerk legde hij zich plat op den grond, een doos lucifers in de handen en tuurde in de verte. Daar meende hij vage vormen te on derscheiden, die naderbij slopen. Vlug streek hij een lucifer aan en stak het eerste blik Bengaalsch vuurwerk in brand. Achter de roode opstijgende vlam stond hij op en holde naar het tweede blik vuurwerk, dat hij aan stak. Zoo ging het door, de heele lange rij langs. Zijn oogen deden pijn van de rook. Maar wat hij gehoopt had, gebeurde. De bergbewo ners dachten dat de prairie in branh stond, en keerden zoo snel ze konden, naar de heu vels terug. Een half uur later schudde hij de hand van kapitein Stanhope. „Dat was een kranig stukje werk. jongen. Dank zij jouw list, hebben we de booswichten netjes op kunnen vangen en gevangen nemen. En nu zou ik graag een glas water willen drinken op jouw gezondheid en die van de brave Hejim, die ons waarschu wen kwam." „Stzei Hansje en legde zijn vinger op zijn lippen.-„Luister, ik hoor het nog." Ze stonden stil en ja, duidelijk was er een fluisteren hoorbaar. „In de slaapkamer van vader en moeder...." hijgde Hans. Op haar teenen sloop Marie naai de deur van de slaapkamer en luisterde daar. Toen trok ze hem met een ruk open en trad naar binnen. Ademloos wachtten Hansje en de vrouw van den melkboer, wat er zou gebeuren maar er gebeurde niets. Ze hoorden Marie plot seling luid schateren. Verschrikt keek Hansje de andere vrouw aan. Hansje stond beteuterd te kijken. Gelukkig, dat de politie Hansjes hulpgeroep door de telefoon niet gehoord had; want die domme jongen, had niet eens gewacht tot aan den anderen kant de haak van de telefoon ge nomen werd. „De radio was niet afgezet." „Oh, komen jullie toch eens hier. Het is kos telijk!" Ze holden naar de slaapkamer. Daar zat Ma rie op een stoel en wees lachend naar het ra diotoestel. Raymond kwam achter het struikgewas van daan en keek lang en ernstig in de zwarte opening van de grot. Hij hijgde en zijn hart klopte met wilde slagen: zweetdruppels pa relden op zijn voorhoofd. „Hè," mompelde hij. „Ik hoop. dat ik een beetje meer geluk heb dan vader met het vuurwerk. Maar," voegde hij er grijnzend aan toe, „het zou nog ongelukkiger voor me zijn, wanneer de moederbeer in de grot was." Ray mond was de vijftienjarige zoon van Grant Long, die een groote fruitfarm had in de Kash mil' Vallei, aan den oever van de Ibelum rivier Om Raymond een leuken verjaardag te geven had zijn vader een groote kist met vuurwerk voor hem in Engeland besteld. De kist was op tijd gekomen; maar toen ze geopend werd, bleek ze niets anders dan blikjes met Ben gaalsch vuur te bevatten. In 't geheel geen voetzoekers of dergelijke dingen. Waarschijn lijk was de verkeerde kist gezonden en mijn heer Grant had zijn inlandsche bediende al opdracht gegeven de kist weer dicht te maken en terug te sturen. Het was een erge teleur stelling geweest voor Raymond; maar hij was er de jongen niet naar, om zich door zooiets te laten beinvloeden. En" niets beters te doen hebbend, was hij de bergen in gegaan om een jong beertje te vangen en het dan mee naar huis te nemen om het te temmen De zwarte beren van het Himalaya gebergte zijn gevaar lijk, als ze volwassen zijn. Maar jong ge vangen, kunnen ze uitstekend gedresseerd worden en worden het alleraardigste huisdie ren. Reeds een geruime poos had Raymond er zijn hart op gezet zoo'n beertje te bezitten. Vandaag was hij naar de grot geklommen, waarvan hij wist. dat er een berenfamilie woonde. Voorzichtig sloop hij naderbij. „Als de berin er nu maar niet is!" Hij nam een klein steentje en gooide dat naar binnen. Hij hoorde echter niets. „Alles veilig,"' mompelde.hij bij zichzelf. „Nu een jong beertje." Moedig liep hij de donkere grot in en knipte onderwijl zijn lantaarn aan. Aan het eind van de grot zag hij in het felle licht drie beertjes zitten, die in het licht knip oogden. „Oh, jullie leuke diertjes," riep de jongen en liep door de grot op hen toe. „Je bent zoo leuk, dat ik je toch maar niet mee neem. Maar toch wil ik jullie even streelen Plotseling stond hij stil; want duidelijk hoorde hij een zware stem in het inboorlin gendialect spreken en de naam, dien zo noem- den was die van zijn vader. Snel ging hij met zijn lantaarn door de grot; maar hij zag nie mand en toen hij zich oprichtte, stierf de stem weg. Raymond was noch bijgeloovig, noch een lafaard. Hij begreep, dat er een uitleg voor deze geheimzinnigheid moest bestaan. Hij boog zich weer voorover en toen hij dat deed hoorde hij de stem weer, eerst fluisterend, toen luider en luider. Ieder woord was zoo duidelijk, als zat de spreker vlak naast hem. Raymond deed zijn lantaarn uit en toen hoorde hij een plan uiteen zetten, hoe het huis van zijn vader overvallen zou worden, de boel geroofd worden en daarna in brand ge stoken. Voor de Engelsche troepen gewaar schuwd konden worden, zou men dan weer naar de heuvels terug keeren. Een goedkeu rend gemompel begroette deze rede. Raymond schatte, dat er minstens een dozijn mannen aanwezig moesten zijn. Maar waar? Hij keek op en zag boven zijn hoofd een zwakke licht plek. Toen begreep hij het mysterie van de grot. De mannen zaten natuurlijk aan de an dere zijde van de muur onder een uitstekend rot-sblok. Daar was de opening, die in de grot uitkwam. De geluidsgolven kaatsten tegen dat blok door de opening en waren op een ze kere plek in de grot waarneembaar. Een kiei.ee verandering van zijn hoofd en hij zou de ge luidstrillingen niet opvangen. Zijn gebukte positie weer innemend, hoorde Raymond het geheele plan ontvouwen. Tenslotte stonden de mannen op en gingen weg. „Ik moet dadelijk weggaan en Hejim waar schuwen. Misschien komen de bergbewoners' vanavond al en dan moet hij de troepen waarschuwen." Hij wilde al weggaan, toen hij in de opening een donkere schaduw zag ver schijnen. De berin! Ze had hem nog niet ge zien, maar aan het trillen van haar neus vleugels en het rechtop staande halshaar be merkte Raymond, dat ze zijn aanwezigheid geroken moest hebben. Op zijn teenen sloop hij naar den muur, raapte onderwijl een klein steentje op en gooide dat naar de kleine beer tjes. Een kreetje als van een klein kind deed zich hooren. Oogenblikkelijk holde de berin naar haar jongen. Daarvan maakte Raymond gebruik. Met een sprong was hij buiten de grot Zoo snel hij kon, liet hij zich naar beneden zakken. Boven zijn hoofd zag hij de berin verschijnen, met oogen waarin woede schit- TOLLEN. Ik zwiep er mijn zweepje door de lucht. Sneller tol, ga snel! Draai er maar vlug rond in dolle vlucht, dat bevalt me wel. Ik zwiep mijn zweep met knallend geluid Gauwer tol, ga gauw! Steeds draaien moet je, vooruit, vooruit! Knallend zwiept mijn touw. Mijn hond Fik staat er bij en kijkt toe. Kom aan, tol, kom aan! Hij zou graag weten, hoe ik het doe, Jou rond te doen gaan. Ik zwiep er mijn zweepje door de lucht. Sneller tol, ga snel! Draai er maar vlug rond in dolle vlucht, dat bevalt me wel. RITA VAN BEEK. Als hij de bergen nu eens prachtig rood maakte en de hemel blauw.dat zou mooi zijn. Ijve rig knoeit hij met zijn krijtjes er op los. Zijn handen en zijn wangen zitten vol kleurkrijt. Plotseling luistert hij opmerkzaamhet is, of hij in de andere kamer iets hoortEen zacht gefluister en het komt uit de slaapka mer van vader en moeder. Wat kan dat zijn; wat moet hij beginnen? Angstig kijkt hij om zich heen; niemand is thuis: vader en moeder uit. Marie boodschap pen doen. Daar staat de telefoon. Oh plotseling herinnert hij zich, dat vader gisteren vertelde dat het nummer van de politie buiten op den omslag staat en dat 't heel gemakkelijk is, om de politie te hulp te roepen. Hij kent de cijfers. Met een sprong is hij bij de telefoon met zijn kleine vingers draait hij de schijf van de automaat rond. „Agent, wilt u hier komen bij Hansje. Er zijn inbrekers thuis. Ik woon in de Hoogstraat." Hij hangt den haak weer op. zonder naar ant woord te luisteren. Hij holt de gang door, naar buiten. In den melkwinkel ziet hij Marie staan. Ademloos komt hij binnen. „Ik wist wel, dat je hier stond te praten." „Wat beteekent dat, dat je hier naar toe komt." is het booze antwoord van Marie. „Dat is toch werkelijk het toppunt. Ik zal het aan je vader en moeder vertellen." „Ik zal aan vader en moeder vertellen, dat terwijl jij staat te babbelen er inbrekers in huis gekomen zijn. Ik heb ze hooren praten. Ze hadden mij wel kunnen meenemen. Maar ik heb de politie opgebeld; die zal dadelijk wel komen." Marie werd wit van schrik: „Inbrekers? Ga mee naar huis!" Ze pakte Hansje bij de hand en sleept hem mee naar huis. De vrouw van den melkboer met wie ze had staan praten, holde hen achterna en ging mee naar binnen. HANSJE ROEPT DE POLITIE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 11