ten $ud dak teven olies ALGEHEELE UITVERKOOP de Gebr. Beekman DE KLEINE KAPEL RESTANTEN RESTANTEN ZIET ONZE ETALAGES Aan een oude Drentsche boerderij. Dauriiese©iiipé9§ en de Rookeoupé's, H' „DO* De beste JAC: VAN WEERT Gedempte Oude Gracht 29, Laan Copes van Cattenburgh 131, Schiekade 185, jj Sadjassen Coupons Babyartikelen Tricotages Pyjama's WOENSBA G 1-0. JU 11 1935 HAAKEEM'S D'AGBESD Miss Tremmles (die zich over treinreizen in het algemeen nogal zenuwachtig pleegt te maken en vooral sinds de laatste schanda len) „O kruier, breng me alsje blieft in een coupé met dames, of nette menschen, of Kruier„O, u bent vanmorgen zoo veilig als iets, juffrouw; u bent de eenige passagier in de heele trein, behalve nog een andere oude juffrouw." (Uit een oude Punch). Jij, oude Drentsche boerderij. Jij, boerderij, met je rieten dak, je deel, wat heb je zien gebeuren, sinds jaren her een jonge Drentsche boer je liet bouwen,- om er zijn bruid te kunnen binnenvoeren! Hoe heb je meegeleefd, toen de tien „noa- bers" (naburen) kwamen om hun diensten te verleenen bij het kisten en grafwaarts dra gen van hem, die je heeft zien opbouwen. Hoeveel „groevebieren" of „uytingen" (begra fenismaaltijden) heb je sinds meegemaakt? Hoeveel malen heb je des morgens de ..mees ter" en de „dorpsscheper" in stemmig zwart zien komen? Hoeveel malen is in je lange leven de „ladderwagen" met het „heuekleed" en de op de doodkist zittende vrouwen van je erf gereden? PloeVeel malen Jij. oude Drenschte boerderij. Jij, boerderij, met je rieten dak, hoe dikwijls is de „wasschupsneuger" (de uitnoodiger tot de bruiloft) verschenen en hoe dikwijls heeft hij afgedeund, dat er zou zijn te verteren: „Tien tun bier, twintig vette ossen, Dertig vette weren, (schapen) „Veertig vette kalver, ,.En ook schinken" (ham). Hoe dikwijls heeft hij zijn „sneibollegien" (een glas brandewijn) met het kwartje "ont vangen? Hoe dikwijls....? Jij. oude Drenschte boerderij. Jij, boerderij, met je „baanderdeur" (schuur deur) wanneer hoorde je den „broedeischer" zijn berijmde toespraak tot nieuwsgierigen en gesloten huis houden? Wanneer werd er uit de zilveren brandewijnskom gedronken op het welzijn van de bruid? Wanneer pronkten er kommen met boter, meegebracht door de gasten aan de „brullefte", op de tafel in je schuur? Wanneer werden aan de jonggehuw den de zware eikenhouten planken gegeven, waaruit later de lijkkisten zouden worden ge maakt? Wanneer werd de „bruigomspijp" in de linnenkast opgeborgen? Wanneer Jij, oude Drenschte boerderij. Jij, boerderij, waaruit vroeger de schapen langs de drift uittrokken om op de heidevelden te grazen, wie van je bewoners blies den „boerhoorn" en riep de boeren op tot het „boerwerk", tot het in orde houden van de zandpaden van „het oude lantscap"? Wie deed van jou een uitnoodiging uitgaan aan de dor pelingen om op den Brink samen te komen, om daar te beraadslagen over de belangen van het dorp en deszelfs bewoners? Wie is er binnen je muren geboren, die zich ook buiten de „naoberschap" een naam heeft verworven? Wie....? Jij. oude Drenschte boerderij. Jij. boerderij, waarover zoo vaak de storm is geraasd en de bliksem heeft geknetterd, heeft je boerin vele- „spinmalen" georganiseerd? Zijn vele Drentsche „wichter" met haar „spin wiel" komen spinnen? Zongen vele „deerns" heur liederen tot de jongens binnen kwamen? Zijn vele rondedansen op je deel gedanst? Heeft je boerin vele paartjes getracteerd, zijn er bij jou vele banden voor het leven gesmeed? Vele Jij. oude-Drenschte boerderij. Jij. boerderij, die zooveel vreugde en zooveel leed hebt gezien, die zooveel jaargetijden hebt meegemaakt, zooveel perioden van voorspoed en tegenslag, die zoovele geslachten hebt zien opkomen en zien sterven, die zooveel oude dingen heeft zien afdanken en zooveel nieuwe hebt zien aannemen, jij bent dezelfde geble ven. Jij, boerderij, die zoolang hebt standgehou den tegen wind en regen, tegen sneeuw en hagelslag, die de heidevelden heeft zien in krimpen, de venen hebt zien afgraven, de zandpaden tot wegen hebt zien worden, het snelverkeer hebt zien groeien, jij bent niet veranderd. Maar jou jonge gezellinnen zijn van je ver vreemd. Je houtwerk maakt plaats voor steen. De uitgelaten „groevebieren" zijn voorbij. Wanneer een „wasschup" wordt gehouden, wordt het speciaal in de krant vermeld. De „spinstertied" blijft, maar „spinsters" zijn er slechts weinige. Jij. oude Drentsche boerderij. Bijna alles, wat je hebt meegemaakt is thans herinnering, evenals jij eens herinnering zult worden. Wat ze waren, wat ze zijnen wat ze worden zullen.. "et voortschrijden van den tijd heeft den dood van vele oude, dierbare instellingen op zijn geweten, daaron der zijn er twee, die op een lange cn roemruchte geschiedenis kunnen terugzien, die ons allen dierbaar werden, en die niette min. althans in hun ouden vorm. hun lang- sten en hun besten tijd gehad hebben. Het zijn die twee merkwaardige instellingen, die ieder treinreiziger kent: de damescoupé en de rookcoupé. Beide zijn ze in den laatsten tijd in steeds sterkere mate onderhevig aan ouderdomsverschijnselen. De damescoupé wel iswaar erger dan de rookcoupé, maar niette min is het van beide twijfelachtig of ze nog lang in hun tegenwoordigen toestand voort zullen blijven bestaan. Het is een zeer veeg teeken dat bijna nie mand nog het besef heeft, dat de damescoupé, die goede, oude. veilige instelling, om wier totstandkoming indertijd jaren lang verbit terd en verwoed is gestreden, al bezig is te verdwijnen. Zoo weinig werd er nog maar van haar gebruik gemaakt welke 'geëmancipeer de, moderne vrouw zal het ook nog in haar hoofd halen zichzelf bij wijze.van veiligheids maatregel in een damescoupé op te sluiten? Zij voorzag zoo weinig nog in een behoefte, dat de directie van de Nederlandsche Spoor wegen het maar beter geoordeeld heeft, haar in de eleetrische treinen heelemaal achter wege te laten. Ook in de internationale treinen is de damescoupé verdwenen een vrouw, die den euvelen moed heeft om zich onbegeleid naar het buitenland te begeven, moet maar mans of vrouws genoeg zijn om zichzelf in de treinen tegen snoode mannen te verde digen. En heel lang zal het vermoedelijk niet eens meer duren, of het opgroeiende geslacht weet niet meer wat een damescoupé is. en vermoedelijk zal het in een hoonend gegrinnik ■uitbarsten, als het hoort, dat het één van de dierbaarste heilige huisjes van een vorige ge neratie was En de rookcoupés die zoowat nog de ëenige plaatsen ter wereld zijn waar de man nen het aanstormende vrouwelijk geslacht buiten hebben weten te houden althans in hun tegenwoordigen vorm hebben afgedaan. Uit Chicago komt het bericht, dat aldaar een spoorwegmaatschappij gehoor heeft gege ven aan de dringende wenschen van haar Vrouwelijke passagiers en haar wagens heeft voorzien van speciaal voor dames gereserveer de rookcoupés dit met het oog op het feit, dat er vele reizigsters gedurende de reis wenschten te rooken, doch dit niet durfden te doen in gezelschap van heeren Wel komt Europa altijd eenige tientallen ja ren achter Amerika aansukkelen, wel reed in Europa de eerste slaapwagen pas vijftien jaar nadat George Pullman in Amerika zijn eer ste tiental aan een spoorwegmaatschappij had afgeleverd, maar het vooruitzicht hebben we dan toch. Wie weet hoe ver we hier in Ne derland in 1950 zullen zijn wie weet of dan ook niet dat laatste bolwerk- der mannelijke bevoorrechting, de rookcoupé, waarin tot op den huidigen dag geen vrouw zich anders dan met tegenzin waagt, tot hetverleden zal be- hooren. Dan. zullen aan mannen en vrouwen gelijkelijk coupés zijn toegewezen. Hildebrand, die een galant man was en al tijd opkwam voor het verdrukte zwakke ge slacht als hij de kans schoon zag, liet zich in 1837 in uitermate deprecieerende bewoor dingen uit over het schromelijk gebrek aan manieren, dat zijn mede-mannen in diligences en trekschuiten ten toon spreidden twee vervoermiddelen, die evenmin van dames coupés als van rook-afdeelingen "waren voor zien, en waarin dus de vrouwen overgeleverd waren aan de genadevam hun mannelijke medepassagiers. In zijn „Varen en Rijden" constateert hij het mismoedig: „Daar was een tijd, mijne vrienden! maar toen waren de Goudsche pijpen nog fatsoen lijk, en de blikken sigaarkokers en zilveren pijpjes nog in de mode; dat geen welopgevoed man. geen commis-voyageur, geen kwajongen zelfs (dat wel het onbeschaamdste slag van wezens is!) een blad tabak zou hebben aange stoken zonder eerbiedig te vragen „Zal het nie mand" of althans „Zal het de dames niet hinderen?" Hoe ook binnenskamers aan de pijp (die nu eenmaal den toenaam van vader- landsche had gekregen) verslaafd, buitenshuis rookte men niet dan bij gedoogen of goed keuring met algemeene stemmen, en, mocht men die wegdragen, men maakte er met kieschheid gebruik van; men rookte met zekere bedachtzaamheid, kleine wolkjes! Dit alles heeft tegenwoordig niet meer plaats. Ik zie de beschaafdste, de galantste, de humaan ste onzer jonkers, de schuwste en beschroomd- ste onzer burgerheeren, de gemaniereerdste onzer kantoorklerken met vest en sousvest, sans facon, met lichterlaaie pijp en branden de sigaar de treden van het rijtuig ophuppelen en, nadat ze vijf of tien minuten hebben zitten dampen, ternauwernood vragen, niet „Zal het niemand", maar ,,'t Zal immers niemand hinderen?" en zonder antwoord af te wachten i of zich te storen aan het hoesten van het lief- j ste meisje ter wereld, zoo 't het ongeluk heeft j vair niet mooi te zijn, met hun stankfabriek doorgaan. Onze dames «.zachtmoedig als ze j zijn!) durven ook nooit meer neen te zeggen". En aan het- slot van zijn tirade spreekt hij de verwachting uit, dat de spoorwegen in deze schandelijke toestanden verbetering zullen brengen ach arme! wat had hij weinig idee van wat hem en de wereld ce wachten ston den! en roept vol hoop uit: „Spoorwegen! Heerlijke spoorwegen! Op u zal niet gerookt worden; want daar is geen adem!" Het is mogelijk dat de passagiers, die in September 1839 plaats namen in den eersten, uit negen rijtuigen en twee „stoomwagens" bestaanden trein, die op het baanvak Amster dam-Haarlem vertrok, van pure benauwdheid over deze waaghalzige onderneming ternau wernood adem konden krijgen maar het schijnt dat het spoedig wende, en dat er bij nader inzien ook op de treinen nog voldoende adem was voor een pijp of sigaar. Hildebrand bad misgerekend, en hoewel in het supplement bij het eerste tarief, dat uitgegeven werd, be paald was, dat noch in de eerste klas wagens, die toen nog „diligences" heetten, noch in de tweede, die aangeduid werden met den naam „char-a-bancs" gerookt mocht worden „gedu rende den overtogf', werd aan die bepaling maar zeer matig de hand gehouden, en tot 1863 toe moesten alle per trein reizende vrou wen zich neerleggen bij het inconvenient van naar hartelust rookend heeren-gezelschap. Hoewel de vrouwen daar blijkbaar aan ge wend waren, schijnt dat hen er niet van weer houden te hebben van tijd tot tijd tegen dien toestand te protesteeren. Weliswaar duurde het twintig' jaar voordat men van officieele zijde begon in te zien, dat de vele klachten werkelijk wel eenigen grond hadden; in 1863 kwam eindelijk het koninklijk besluit af, waarin voor het eerst een aantal noodzakelijk geworden regelingen vastgelegd werden, en waarbij de vrouwen niet werden vergeten. Er werd bepaald, dat er „in ieder en trein een voldoend aantal rijtuigen der 1ste en 2de klasse of afdeelingen van rijtuigen dier klasse aanwezig moest zijn, waarin niet gerookt mocht worden' en dat „vrouwen, die alleen reisden, op haar verlangen op de hoofdstations in een afzonderlijk rijtuig konden worden ge plaatst". Dat waren natuurlijk hoogst ingrij pende maatregelen: ze maakten het vooral voor vrouwen, die zonder mannelijk geleide en vooral voor jonge meisjes, die zonder chape ronne op reis moesten, mogelijk op de voor naamste stations een plaatsje te zoeken in een speciale damescoupé, waar ze zich veilig en zeker wisten. De derde klassereizigsters kwamen er ech ter nog slecht af, want wat betreft het roo ken bleef de oude toestand voor hen voortdu ren, ze kregen slechts afzonderlijke dames coupés tot hun beschikking gesteld, en als ze met een man reisden en bezwaar hadden tegen tabaksrook, moesten ze maar tijdelijk afscheid van hen nemen. In 1876 kwam daarin eenige verandering; toen werd bepaald dat er „in elke trein een voldoend aantal rijtuigen der 1ste en 2de, en zoo mogelijk ook der derde klasse aanwezig moest zijn, waarin niet gerookt mocht wor den". Maar het definitieve besluit, dat er in alle treinen 3de klasse niet-rooken coupés moesten zijn, kwam pas in 1901. De tijd zal leeren of de toekomst inderdaad het algeheele verdwijnen van de damescoupés en misschien het verschijnen van de dames rookcoupés zal opleveren. Op het eerste gezicht lijkt het maar een geringe verandering, maar wat is ze in wer kelijkheid niet groot en typeerend! Een ver andering, om in het kader te blijven, als van trekschuit of diligence in „Train Bleu" of „Edelweiss", of van de vrouw van 1860, com pleet met crinoline en valsche krullen, in die van 1935. WILLY VAN DER TAK Oude vrijster: „Is d/it een rook coupé, jonge man?" Dienstvaardige passagier„Nee, dame. Verder op!" L(Uit een oude Punch). Er is veel vr..ag naar de kleine, zuinige auto, die weinig kost aan benzine, olie, banden en wegenbelasting, ot korter samen gevat: Coach fl 1200 Sedan - 1350— Cabriolet. 1475 - Gestelwagen 1200, De betrouwba Haarlem, Wagenwe 74. Bloemendaal Dorpsstr. 52-54 van Tuin- en Serrestoelen rotting pitriet LOOPERSTOELEN VANAF f0.75 PARASOLS GROOTSTE SORTEERING VERKOOP OP GIERSTRAAT 27 GIERSTRAAT 23 bij 't Verwull Dit garandeert de Dakverzekering Mij. U Vraagt nog heden inlicht, aan onderstaande kantoren. HAARLEM. Telefoon 16864 DEN HAAG. Telefoon 115552 ROTTERDAM. Telefoon 10501 JJ GIERSTR. 4-6 LAKENS Prima Grasl. 150 cm br. 1,76 1e kwaliteit 150 cm br. 2.02 2 X Ajour 150 cm br. 2.54 Feston 150 cm breed 2 54 SLOOPEN Zeer sterk met overslag 0.69 Met 2 X Ajour 1.12 Met Feston 1.49 TAFELLAKENS Aardig dessin 130 X 160 2.15 130 X 190 2.60 HALF LINNEN 120 X 150 2.25 120 X 180 2.85 SERVETTEN 0.38 0.63 BADDOEKEN Effen met rand 0.54 Effen met gekl. streepen 0.55 Geheel gekleurd, rood, bleu, oranje 0.51 Zware kwaliteit, rood, geruit 1.26 TOILETDOEKJES Rood geruit 0.05V2

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 14