R.K. geen vertrouwen meer in
het kabinet.
Verklaring van Mr. Aalberse.
m-
Haarlem's Kunstschatten.
W O roC S n A' G 24 JUL" I 1935
TWEEDE KAMER
H A" A R E E U'S D A" G BEAD
houden voor den goeden afloop der beide
vaste lasten-ontwerpen. Doch het ontbreken
van een zakelijk verband met die ontwerpen
maakt zulk een uitstel ontoelaatbaar. Maar
bovendien, wie een dergelijke m i niet juiste
staatsrechteiijke lijn zou willen volgen, zou
dan altijd in het najaar nog tegen de onder-
wijsvoorstellen kunnen stemmen, die eveneens
voor de Regeering van vitaal belang zijn.
Mr. de Geer verklaarde nadrukkelijk, dat
h ij niet het alternatief consequente deflatie
(aantasting van het credietwezen) óf deva
luatie gesteld had, doch alleen had hij ver
kondigd, dat hij zoo hij. tusschen deze beiden
kiezen moest, de devaluatie zou prefereeren.
Wat tegen devaluatie wordt aangevoerd geldt
niet minder tegen een deflatiesysteem, waar
bij over de heele lijn het credietwezen en alle
schulden worden aangetast. Het gaat niet om
wettelijke regelingen bij insolventie of bij
dreigende deconfitures. Daardoor wordt 't
credietwezen als zoodanig niet ondermijnd,
evenmin als ingeval van afschrijving van aan-
deelen. Maar dit alles doet zich voor in indi-
vidueele gevallen. Via consequente defiatie
zouden we op de slechtste wijze bij devaluatie
terecht kunnen komen en dan ware zelf ge
kozen devaluatie te verkiezen. Men wake er
voor geen maatregelen te nemen, waardoor
niet meer waar zal zijn. dat wie zijn schulden
betaalt niet armer wordt. Spr. hoopt, dat men
in rustig gemeenschappelijk overleg de vaste
lasten-ontwerpen zal kunnen behandelen.
Overigens ben ik volkomen met den Premier
eens dat aantasting van de hoofdsommen wel
oorbaar is als voorwaarde voor steunverlee-
ning in gevallen van indïvidueele insolventie.
Met de Regeering vertrouw ik dat zij niet tot
devaluatie zal hoeven over te gaan en even
eens, dat daartegen geen bezwaar zou be
staan ingeval eener algemeene stabilisatie.
„Laat ons in deze week met groote meerder
heid het bezuinigingsontwerp aannemen om
elkaar dan in het najaar bij de behandeling-
der voorstellen in zake de vaste lasten terug-
te zien. De zomer zal raad brengen. Aldus Mr.
de Geer's slotwoord.
Nog een enkele spreker en dan breekt het
moment van den middag aan. Prof. Aalberse
bestijgt het spreekgestoelte. Heel de Kamer
stelt zich vlak daarbij op. Onder doodsche
stilte steekt de leider der R.K. fractie van
wal om onmiddellijk op verontwaardigden
toon op te komen tegen de wijze waarop het
kabinet zich stelt tegen behoorlijke kritiek op
zijn bereil en voorts tegen de methode van
debateeren, die de Premier meent te kunnen
toepassen.
Dit kabinet aldus de heer Aalberse
verdraagt blijkbaar geen kritiek, ook al is zij
in gematigden vorm ingekleed, zakelijk en
bovendien door 'n eerlijke overtuiging inge
geven.
Mr. J. A. dc Wilde.
beschouwers een groote aantrekkingskracht
bezitten. De meer geroutineerde kijker zoo
hij tenminste nog niet snobbistisch genoeg is
om al wat niet met zijn eigen geest correspon
deert, als vieux jeu, als oude rommel, te ver
werpen, zal spoedig ontdekken met hoeveel
diepgaande kundigheid en artisticiteit die
anecdote hier verteld wordt. De qualiteiten
had Allebé zich door ernstige studie eigen ge
maakt en ontwikkeld. Na zijn leertijd bij den
Amsterdammer P. F. Greive was hij naar Ant
werpen en Parijs vertrokken. De Fransche
meesters Delacroix en Decamps hadden het
meest zijn bewondering. De hartstochtelijk
heid van den eersten zal hem in vervoering
gebracht hebben en de eigen bedachtzaamheid
hem gewaarschuwd, dien reus slechts met om
zichtigheid te benaderen. Hij copieerde frag
menten en lithografeerde naar werken van
dien Byron der schilderkunst. Met Decamps'
kunst kon de omgang van veel gemoedelijker
aard zijn, evenals later met die van Alfred
Stevens. Beide waarlijk groote meesters heeft
de jonge Hollander in zijn stoutste droomen
misschien wel als zijn toekomstige gelijken
gezien. Decamps' Turksche School in het Mu
seum Fodor in Amsterdam bleef in Allebé's
professorentijd nog steeds een object ter be
devaart.
Kort voor den oorlog van '70 vinden wij
Allebé in Brussel, toen een typisch milieu
voor Hellandsche schilders. Er was daar een
Mr. J. R. H. van Schaik. Jhr. Ir. O. C. A. van Lidth de Jeude. Mr. Dr. L. N. Deckers.
Ik heb behoord en behoor nog tot hen, d:e
ontzag hebben voor de groote bekwaamheid,
het. inzicht er. de werkkracht van Dr. Colijn
en zijn ambtgenooten. Maar wij mogen toch.
als wij met den Premier van meening ver
schillen, daaraan uiting geven, ja het is zelfs
onze plicht als leden der volksvertegenwoor
diging om zulks te doen. Zelfs voor ons kan
niet gelden: ar. Colijn heeft gesproken, causa
finita. Aldus de R K. aanvoerder, die niet
naliet er op te wijzen hoe t.a.v. de handels
politiek, de industrialisatie en de vaste las
ten Dr. Colijn-van-nu dicht genaderd was
tot het standpunt vroeger reeds door de R.K.
fractie ingenomen, maar toen door Dr. Colijn
van-toen geheel en al van de hand gewezen.
Met kracht protesteerde prof. Aalberse tegen
het z.ï. volkomen ongegronde verwijt, dat de
R.K. fractie zich aan gezag ondermijnende
kritiek zou hebben schuldig gemaakt om ver
volgens zijnerzijds een concessie te doen door
niet langer te blijven staan op het verlangen
de beslissing over het bezuinigingsontwerp
tot die over de regeling t.o.v. de vaste lasten
aan te houden. Wel echter gaf hij te verstaan
indiening van een spoedwetje om gedurende
eenigen tijd althans executies te vorokomen.
noodzakelijk te achten.
Na vervolgens de methode van debatteeren
van den minister-president, die geantwoord
zou hebben op niet geponeerde stellingen door
den R. K. fractieleider, onder handen te heb
ben genomen, kwam Prof. Aalberse aan wat
hij noemde „het merkwaardige slot van bui-
teniandsche allure van de rede van den voor
zitter van den ministerraad". Blijkens wat de
Premier Vrijdag j.l. gezegd had. verlangde hij
aldus prof. Aalberse een votum van ver
trouwen in het algemeen Regeeringsbeleid.
Dit was z.i. een ongewenscht novum in ons
parlementaire leven.
Maar nu de R.K. fractie, nadat de Premier
reeds in November j.l. getracht had haar op
dezen weg te lokken en nadat toen de uiter
ste zorg noodig was geweest om tenslotte
ongelukken te voorkomen, bepaald gesom
meerd was te antwoorden, of hij nog vertrou
wen stelde in het kabinetsbeleid, nu dr. Co
lijn geëischt had, dat deze fractie zich precies
zou uitspreken, ware het een lafheid een der
gelijk antwoord te ontwijken.
Dit klonk onheilspellend. En jawel, daar
barstte de bom. Want thans moest prof. Aal
berse het volgende verklaren:
Het eenstemmig antwoord van de
Katholieke Kamerfractie, in enkele stellin
gen samengevat, luidt als volgt:
1. Evenwicht in Rijksbegrooting kan alleen
dan werkelijk worden bereikt, wanneer voor
het bedrijfsleven door maatregelen van wet
mogelijk is, wordt vrijgemaakt, om op ren-
geving en bestuur den weg, zoover als maar
dabele basis aan het economisch verkeer deel
te nemen.
gansche kolonie, waartoe behalve de Oyens'en.
ook Gabriel. Roelofs, de etser Storm van
's Gravesande behoorden.
Daar in Brussel vond Allebé verwante zielen
in de kunst van Leys en De Brake-
leer, kunst, ook deze van geestelijk
zeer ontwikkelde menschen. gepaard aan ge
perfectioneerde techniek. Dan haalt men hem
in '70 naar Amsterdam, als docent aan de
Hooge School der Schilderkunst waar hij tien
jaar later De Poorter als directeur opvolgt.
Die eerste jaren blijft hij nog veel zelf schil
deren, onder andere in Brabant. Vermoedelijk
is ons Haarlemsch schilderij ook van daar,
uit het dorpje Dongen, afkomstig. En als wij
nu. door de latere overproductie van al die
Larensche en Brabantsche boereninterieurs
wat afkeerig zijn geraakt van die soort voor
stellingen, dan' moeten wij dat niet aan ons
mooie Teyler-schilderij wijten, dat lang vóór
die te massale productie ontstond en er zelfs
maar weinig invloed op heeft geoefend. De
uitvoerige detailleering en de technische ver
zorgdheid van zulk een Allebé-werk waren
nu niet zoo gemakkelijk na te prutsen als de
breed-samenvattende toets van een Albert
Neuhuys over wien wij het de volgende week
eens zullen hebben. Feitelijk is van een latere
generatie er alleen Arthur Briët die in zijn
boeren-interieurs de geest en verzorgdheid van
Allebé nabij komt, Het meerendeel van het
overige vindt in Neuhuys zijn geestelijken
vader.
Heeft Allebé zijn ver
korte artistencarrière
betreui'd? In zijn do
centschap volledige
bevrediging gevon
den? Hoe heeft hij,
op hoogen ouderdom
gekomen, op het eigen
leven terug gezien?
Ik geloof niet, dat er
iemand is die ons dat
precies zou kunnen
vertellen. Voor iedere
indringerigheid in
deze intiemste gevoe
lens was hij schuw en
hij had zich zooals
Jan Veth dat eens
zeide een muur van
wellevendheid rond
om zijn persoon ge
trokken, die noch bij
verrassing te nemen,
nog met geweld van
wapenen te bestor
men was. Een fijne,
gesloten geest die
misschien een ge
knauwde innigheid
immer maskeerde, een
ongewone verschij -
ning, in zijn uitingen
vlijmscherp en vorme
lijk tegelijk, een
„heer" in ieder opzicht
en tevens een artist
tot in de vingertop
penzoo leeft hij
nog in onze herinne
ring en iets daarvan
spreekt tot u uit ons
Haarlemsch schilderij
2. Alleen door aldus de mogelijkheid to
scheppen tot gezondmaking van het be
drijfsleven kan ook de toenemende werkloos
heid worden gestuit, en werkbehoud en werk
verruiming wezenlijk worden bevorderd,
waarbij niet slechts economische, maar vooral
ock groote zedelijke goederen van het volk
op het spel staan.
3. In een krachtdadig streven om 'net aldus
omschreven doel te bereiken, zou doelmatig
passen een complex van sluitende maatrege
len. waardoor over de geheele lijn kosten- en
prijzen, zoover en zoo spoedig als mogelijk is,
worden gebracht op een niveau, waarop de
mogelijkheid tot deelneming aan het econo-
bisch verkeer nationaal en internationaal kan
worden behouden, en die deelneming daad
werkelijk wordt gestimuleerd.
4. Het kabinet heeft de totstandkoming
van zulk een complex van maatregelen tot
dusver niet bevorderd, wijst het ook thans af,
en gaat vcort op den weg van reguleerend in
grijpen in het aanpassingsproces, deels rem
mend, deels stimuleerend.
5. Door deze houding van het kabinet wordt
«enerzijds de mogelijkheid steeds kleiner om
door middel van een complex van sluitende
maatregelen verlichting te brengen voor
staats- en volkshuishouding, terwijl ander
zijds de drang steeds krachtiger zal worden
raar maatregelen cp monetair gebied als
hulpmiddel in het. noodzakelijke aansporings
proces.
6. Daarom kunnen noch 't streven van het
kabinet om door op zichzelf onontbeerlijke
verlacinc van de openbare uitgaven evenwicht
in de Rijksbegrooting te bereiken, noch de
voornemens ten aanzien van verder doorge
voerde industrialisatie, hoe noodzakelijk deze
op zichzelf cok zij. gedragen worden door een
geloof en een vertrouwen, als thans door het
kabinet van ons gevraagd.
De practisehe conclusie hieruit is,
zoo besloot de R- K. woordvoerder
zijn oorlogsverklaring, deze: dat wan
neer de door de regeering gevraagde
motie van vertrouwen in het algemeen
regeeringsbeleid waarvan dat op
sociaal en economisch gebied thans
het voornaamste onderdeel wordt
voorgesteld en in stemming gebracht,
wij daaraan onze stem niet zullen
kunnen geven.
Het sjoel was uit, de slag was gevallen. Wat
Mr. .Toekes (v. d.)en de heer Schouten (a. r.)
wat Dr. Bierema (lib.) en anderen nog in het
midden brachten, het conflict was thans on
vermijdelijk geworden.
Maar toen we om negen uur 't avonds terug
keerden, en het Binnenhof propvol was van
belangstellenden, wisten wij reeds, dal we na
enkele minuten al op straat zouden staan.
Men kon een speld hooren vallen, toen do
Premier verrees om te herinneren aan de
's middags door Prof. Aalberse afgelegde ver
klaring.
„Hoewel een motie van vertrouwen niet was
voorgesteld en daarover dus ook niet gestemd,
kon worden, hield zoo merkte Dr. Colijn op
de verklaring der R.K. fractie een ondub
belzinnige veroordeeling van het algemeen
Regeeringsbeleid in, met name op sociaal en
economisch gebied.
Een soortgelijke verklaring, zoo ging de
Premier voort, is afgelegd geworden door de
s. d. en de communistische fracties en door
enkele oj> zichzelf staande leden.
Waar aldus de meerderheid der Ka
mer blijk heeft gegeven van afkeuring
van het Regeeringsbeleid. van welk
beleid het Bezuinigingsontwerp
slechts een onderdeel uitmaakt, heeft
het Kabinet besloten thans schor
sing der beraadslagingen over dit ont
werp te verzoeken, opdat het zich
kunne beramen over den nieuw inge
treden toestand, ten einde de Kroon
van advies tc kunnen dienen over
wat thans dient te geschieden."
Na deze woorden zette de Premier zich neer;
en een seconde later was bij presidlalen ha
merslag tot de gevraagde schorsing der be
raadslagingen besloten.
Nauwelijks zag het publiek Minister Colijrï
het Kamergebouw verlaten, of luide warmo
toejuichingen vielen hem ten deel. Deze. in
onze politieke geschiedenis zonder antecedent
zijnde, spontane toejuiching door het volk van
een in 'n ernstig politiek conflict gekomen
Minister-President, deed hem zichtbaar goed.
Prof. Aalberse's aftocht aanschouwden wc
niet. meer, maar wel weten wij. dat het dezen
politieken leider zeer zwaar viel de verkla
ring af te leggen, die de huidige crisis tot ccn
feit maakt: hij had op dat oogenblik tranen
in zijn oogen.
E. v. R.
J. H. DE BOIS Prof. Dr. Ir. H- C. J. H-Gelissen.
Behandeling over het bezuinigings
ontwerp geschorst.
ken op 's Ministers gelaat begeeft Mr.
Aalberse zich naar President Ruys. Op bei
der gezicht is hooge ernst te lezen. Het heeft
er veel van als zijn Mr. Ruys de Beerenbrouck
en de leider der R.K. fractie het niet eens. Deze
laatste, weer op zijn bankje aangeland, maakt
nu zijn buurman-partijgenoot Mr. Korten-
horst deelgenoot van z'n zorgen.
En dan hooren we Ir. Albarda het moreele
conflict in de R.K. fractie bespreken. Steunen
de Katholieken nu het kabinet, dan dragen zij
voortaan de volle mede-verantwoordelijkheid
voor het beleid van het Ministerie. Thans is
het voor hen 't beslissende oogenblik, thans
moeten zij beslissen. Wij sociaal-democraten
staan tegenover de Regeering omdat wij diep
overtuigd zijn dat een ander beleid noodig is.
Laat straks de Katholieke fractie het kabinet
zegevieren, dan is voor ons de strijd niet uit
Dr. H. Colijn.
August Allebé's Spelende poesjes,
in Teyler
Jhr. De Graeff.
Scherp protesteerde spr. nogmaals tegen het
©nrecht dat z.i. door het ambtenarenverbod
1/4'van ons volk (de socialisten') ondergaan
en dat ergerlijk is in wat toch een rechts
staat behoort te zijn.
Na dit speciale punt betoogde spr. dat het
algemeen beleid der Regeering slechts zeer
matigen bijval had ondervonden. Zelfs de heer
Schouten (a.r.) had veel meer z'n kracht ge
zocht in aanvallen op de R.K. en de s.d.
fractie. Zoo b.v. wat het voorbeeld van Zweden
betreft, waaromtrent de heer Albarda bleef
volhouden, dat daar heusch geen hoog-con-
junetuur is ontstaan tengevolge van grooter
export op bewapeningS'gebied.
Mr. P. J. Oud.
Weer verdedigt deze spreker z'n koopkracht
theorie, doch onderwijl aanschouwen we tel
kens tooneeltjes, die nu er zulk 'n spanning
heerscht over wat er gebeuren gaat, veel be
langstelling trekken. Op 't achterste bankje zit
prof. Aalberse heden, kennelijk onder den in
druk van de zware verantwoordelijkheid,
waarvoor hij zich gesteld ziet. Nadat eerst
Minister v. Schaik ccn tijdie met den Kamer
voorzitter, een der kopstukken der R.K. Staats
partij, in levendig gesprek is geweest de af
loop dier conversatie leidde tot sombere blik-
August Allebé neemt in de Hollandsche kunst
van de laatste tachtig jaar een zeer bijzondere
plaats in: om zijn qualiteiten als artist in zijn
productieve jaren in de eerste plaats, maar
niet minder om den invloed, die van hem als
professor der Amsterdaansche Akademie is
uitgegaan op de generatie der in de jaren rond
1860 geborenen.
Hij werd in hetzelfde jaar geboren als Anton
Mauve over wien wij de vorige week spraken
en wel te Amsterdam in 1838, als zoon van
den nog lang beroemd gebleven kinderarts,
wiens boek over kinderverzorging voor dien
tijd baanbrekend was. De jonge Allebé werd
artist, maar hij zal wel als knaap reeds een
weinig van zijn collega's afzonderlijk gestaan
hebben, rijk begaafd, doch niet gemakkelijk
voor zichzelf. De karakteristiek die zijn tijd
genoot Carel Vosmaer van hem gaf, laat ik
hier volgen:
„Tusschen de ouderen en jongeren, tusschen
Noord Nederland en Frankrijk, tusschen hen
die door het verstand en hen die door het
gevoel beheerscht worden, tusschen de kracht
die wil en handelt, en de beschouwing die de
hand laat rusten; beiden, teekenaar en ko-
lorist, man van kennis en van indrukken, af-
beelder van het menschenbeeld, van natuur
en het dierleven, realist met poëzie, durvend
en weifelend, vol eerbied voor het verleden en
toch nieuw, zeer verscheiden en verschillend
en nochtans met een zeer bepaald karakter.
bij dit alles zekere tint van humor, eenigs-
zins naar het zwaarmoedige overhellend.
Dit geschreven portretje door den ouden
Vosmaer lijkt volkomen getroffen, zoowel voor
den tijd waarin Vosmaer het opstelde als voor
veel later, toen Allebé de zestig reeds gepas
seerd was en ik het voorrecht had vaak met
hem in aanraking te komen. Hij liet toen
steeds den indruk na een man te zijn geweest
van onbegrensde capaciteiten, maar die door
schroomvalligheid, vermengd met besef van
eigen waarde, door de hoogste eischen aan
zich zelf gesteld, telkens weer omlaag ge
duwd door een gemis aan dat gemakkelijke
zelfvertrouwen waarover menschen die wei
nig plegen dóór te denken de beschikking
hebben, gehandicapt was. Hij behoorde tot
die. niet alledaagsche mensch-soort, die per
slot van rekening persoonlijk veel minder
presteert dan waartoe ze in staat is, doch die
door haar wezen op haar omgeving een diepen
indruk nalaat, en, niet steeds direct herken
baar, op die omgeving aansporend en voedend,
blijft doorwerken.
Vandaar dan ook dat Allebé als leider van
jongeren aan de Akademie van nog grooter
beteekenis geweest is dan als scheppend ar
tist. Hoewel dat volstrekt niet beduidt dat hij
in die laatste qualiteit te veronachtzamen zou
zijn.En voor vandaag hebben wij alleen met
hem als produceerend schilder te maken.
Reeds een vluchtige blik op ons schilderii
brengt ons in de periode der „anecdotische"
schilderijkunst, waarin Allebé's jeugd en
werkjaren vielen. De lieve intimiteit van ue
voorstelling zal nog steeds voor eenvoudige I
's GRAVENHAGE, Dinsdag.
De belangstelling onder het Nederlandsche
Volk voor de vergadering van heden was dit
maal op het Binnenhof duidelijk merkbaar.
Ongekend velen hadden zich daar al voor
eenen opgesteld om onze politieke mannen het
gebouw te zien binnentreden.
Daarbinnen roerde na een niets nieuws meer
brengend repliekje van Mr. Westerman (Nat.
Herst.) Ir. Albarda (s.d.) de kwestie van uit
sluiting van sociaal-democraten uit militaire
functies aan, in verband met de z.i. zeer on
rechtvaardige gevolgen hiervan t.a.v. het ca-
pitulantenstelsel. Met Dr. Colijn's toezegging,
dat hij zou nagaan hoe deze moeilijkheden
eventueel op to lossen zouden zijn, kon de s.d.
fractie-leider niet tevreden zijn. Averechtsche
prestige overwegingen van den Minister van
Defensie stonden z.i. hier in den weg. Of de
sociaal-democraten meenen, dat in de huidige
omstandigheden de weerkracht voor het land
niet verminderd mag worden, moest volgens
deh heer Albarda in het midden blijven. Ten
onrechte had de Premier gemeend, dat de
s. <L a. p. een stelling innam, maar ondubbel
zinnig wenschte hij nog eens te doen uitko
men, dat de ambtenaren, ook volgens de so
cialisten, in onzen democratisch bestuurden
staat bovenal hun plicht tegenover de over-
ihèid hebben te doen.
Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine.
en blijven wij voortarbeiden om het volk op
te roepen tot een groote actie voor ons plan
van den arbeid. Wij, sociaal-democraten zul
len ons niet bepalen tot het maken van plan
nen over constructieve welvaartspolitiek, men
kan ook op ons rekenen voor aanvaarding van
de verantwoordelijkheid om de plannen te
helpen uitvoeren.
Als Mr. de Geer (c.h.) opstaat om allereerst
aan den Premier en Minister Oud voor hun
redevoeringen van de vorige week hulde te
brengen, herleeft de belangstelling ziender-
mate. Spr. meent, dat de Kamer in elk geval
het aanhangige ontwerp behoort aan te ne
men; voor wachten op het lot van 't vaste
lasten-voorstel is geen enkele aanleiding. Wat
het bezuinigingsontwerp bevat en wat nog
verder bezuinigd zal worden kan de groote
meerderheid geen aanleiding tot tegenstem
men geven.
Nog is het niet mogelijk een zakelijken
grond te ontdekken waarom afwijzing van dit
ontwerp of uitstel der decisie te rechtvaardi
gen ware.
Uitstel ware alleen logisch te motiveeren als
men dit ontwerp als pand in de hand wilde