HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. Elf landen, tocht segen ZATEED A G 27 JULI 1935 HAARLE M'S D A G P, L A P 6 Hoe het eens was. Hoe het geworden is. DE RIJKSSTRAATWEG HAARLEM-NOORD. Vroeger was de plek waar wij nu Haarlem- Noord vinden, geheel landelijk terrein, buitens en weilanden. Onze teekeningen geven de 01 tegenstelling zeer sterk. ...I ilSjji 'r- Hi f- - !W' .TlU:; W -.XMC.- wjJè M. ..:-0 M. l, u - - -M l' De koepel van de buitenplaats „Overtoil". Op weg naar Oslo. De rest van dien dag en den volgenden morgen bleven wij bij elkaar. Hij werkte bij de tele graaf, zij bij de post in Stockholm. Het kind was thuis bij de meid in Stockholm en zij had- ien een buitenhuisje in de scheren. Dit al- •en om den financieelen toestand van de lage c beambten hier te karakteriseeren. Zij spra ken Zweedsch met een sterk Stockholmsch ac- ent en hielden er die sterke levens-philoso- phie op na. die je hier zoo vaak aantreft; zij .varen tevreden! Zelfs een prachtig zeiljacht, dat ons voorbij voer. ontlokte slechts de opmerking: Wat moeten die menschen een zorgen hebben om alles op tijd te kunnen be talen, „juist genoeg" is toch eigenlijk maar ja vare. In Strömstad werd halt gemaakt voor den nacht, zij telefoneerden even 1400 K.M.) met Stockholm om te hooren ot thuis alles wel was en daarna, gingen wij het stadje in. Er was niet veel te zien. Den volgenden morgen voeren wij urenlang tusschen de oevers van de Oslo fjord. De scheren worden weer meer begroeid. Nu wap peren er van de kustdorpjes slechts Noorsche vlaggen, rood met een kruis van wit en blauw, en de landhuisjes hebben een heel ander ka rakter gekregen, Dé meesten zijn licht ge schilderd en wat je in Zweden zelden ziet, er zijn tal van werkelijk moderne houten villa tjes tusschen de oudere buren. Aan den rech ter kant varen wij het stadje Moss voorbij. Dan vernauwt zich het water en vooral links wordt het bergland hooger en steiler. Op den achtergrond liggen donkerblauw de Noorsche bergen. Het is verrassend mooi en je begint een"beetje die benauwende trots van de Noren t-e begrijpen om de schoonheid van hun land. Geen land is zoo schoon als het hunne en geen natuur zoo grootsch, volgens de „Noor sche Noren uit. Noorwegen". Wanneer wij dan nog de vesting Oscarsborg voorbij gevaren zijn en het kleine plaatsje Skaugum. waar de kroonprins zijn heeren boerderij heeft, ligt Oslo aan het eind van de fjord voor ons open. Nu is er geen plaatsje aan de kust meer onbebouwd. Overal staan de zomerhuisjes, die naar de stad toe steeds grooter en mooier worden. Tusschen de hui zen door wordt het gele gevaarte van het ko ninklijk slot zichtbaar en aan de haven zelf staat nu al zwaar en massaal het in aanbouw zijnde nieuwe raadhuis, dat een twintig ver-, diepingen höog zal worden. Links en rechts de badgelegenheden en in de prachtige na- I tuurlijke haven liggen de zeeschepen naast el-r j kaar. Maar dezen keer is er nog wat bijzon- De Poseidonfontein van Milles en het Kunstmuseum, op het Gotaplein te Gothenburg. Zondagsmorgens vroeg stond mijn fiets weer opgeladen voor het huis. Een laatste groet naar mijn vriend, die boven uit het raam hing, en mijn week in Gothenburg was voorbij. Nog eenmaal fietste ik door de heele stad. Langs hét nieuwe scheepvaartmuseum, dat uitziet over het bedrijvigste deel van de Göta Elf, langs de oude kerken, over de heerlijke hob belkeien naar de Nieuwe Allee, den prachtigen parkweg, die in de plaats gekomen is voor de oude wallen. Gothenburg heeft een uitgesproken eigen karakter. De Zweden zeggen, dat het centrum der stad Nederlandsch is, omdat er kanalen- zijn. Zeker, er zijn grachten en er waren er nog veel meer, door Hollanders, die hier de vroegste bewoners waren, aangelegd, maar het zijn geen Nederlandsche grachten. Zij zijn te breed, te recht en dan missen zij ook nog een der voornaamste bestanddeelen onzer grach ten: zij hebben geen boomen langs de kanten. Een gracht zonder boomen, die zich in het water kunnen spiegelen, is als een huis zon der ramen, zij is even dood als een te breede asphaltweg. Op andere plaatsen in de stad heeft men dit te kort echter weer goed gemaakt. De parken van de stad zijn eenvoudig schitterend onderhouden. Dat kan ook heel goed. Gothen burg is nu eenmaal de stad van de rijke koop lieden, die niet voor elkaar willen onderdoen in het verfraaien van hun woonplaats en zoodoende beschikt de stad over ettelijke hon derdduizenden per jaar voor haar uiterlijk schoon. Met den goeden smaak der Zweden werden hier zelfs de eenvoudigste dingen ver fijnd tot een ware lust voor de oogen. Het is gek, maar het meest frappeerde mij dit nog in de lantaarnpalen. Wat, hebben wij door gaans niet voor wangedrochten langs onze straten staan en zelfs onze nieuwe lantaarn palen zijn meestal alleen maar modern door gebrek aan lijn. Niet alleen echter de lan taarnpalen zijn de moeite waard, ook de mo derne gebouwen hebben hun eigen, Gothen- burgs karakter en wel voornamelijk door het bouwmateriaal, gele baksteen. Ook vroeger bouwde men hier al met die soort steen, zoo is bijv. het gebouw der Zweedsche Oost-Indische Kompagnie daarvan opgetrokken: wanneer men er roode steen voor had gebruikt zou het zoo aan een van onze Amsterdamsche grach ten kunnen staan. Voor de nieuwe stedelijke gebouwen' slaat 'men een heel anderen weg in en bij voorkeur worden pilaren aangewend om den gevel tee- kening te v.erleenen. Op het Göta Plein, roncl- .om de enorme Poseidon fontein (weer van Milles), komt dit wel het sterkst tot uiting. Het geheel wordt overheerscht door de strenge facade ,van het kunstmuseum met zijn zeven enorme toegangspoorten en de hooge trappen vlucht van het plein af, maar ter weerskanten zijn sinds mijn laatste bezoek twee nieuwe ge bouwen verrezen: het concertgebouw, dat nog niet heelemaal af is en het stadstheater. Zoo doende is men hard op weg om het cultureele centrum der stad naar dit plein te verleggen. Wanneer je door deze wijk dwaalt, zou je wei- i. g vermoeden, dat je met een handelsstad te r en hebt, want het handels- en scheepvaart- bied is sterk gelokaliseerd langs de rivier. ar liggen de groote Göta werven en het 011- jhoudelijk gehamer der scheepshamers klinkt tót ver over het water. Langs de kade liggen de schepen der Amerika lijn, een der weinige lij nen, die nog niet met verlies werken. Vooral 's ochtends heel vroeg is het inte- -m een vischafslag bij te wonen. Dan liggen er k■*—-'« -^chersbooten van de ku tplaatsen riling van alle mogelijke soorten viscli ."uen toe gaat met een tempo,-dat een. gewoon mensch eenvoudig niet bij kan houden. Hoog boven dit gedoe uit ligt Masthygskyrkan, haar toren is het eerste wat je van de stad ziet en ook wanneer je allang tusschen de scheren vaart, steekt zij nóg don ker boven de eilanden uit. De bootreis haar Oslo gaat over zee, maar je zoudt het water moeten proeven oin het werkelijk te kunnen begrijpen: zoo goed als de heele reis vaar je tusschen de scheren door. Het water ligt staalblauw tusschen de gele en en bruine rotsen. De golfslag is miniem, maar toch lag onze boot soms aardig te rollen door den vrij sterken wind. Aan de Zweedsche west kust zijn de scheren zoo goed als onbegroeid. In een barbaarsche naaktheid steken de rotsen uit zee op, soms glooiend, dan weer stijl om hoog rijzend uit het water. Het witte schuim der branding spat de lucht in en schittert in de scherpe zon. Er ligt een robuste kracht over dit tafereel van rots en zee, die een Hollan der. welke ik aan boord ontmoette, aan de rotskust van K'lein-Azië deed dénken. Zoo nu en dan stopt de boot om passagiers op te nemen, voor het meerendeel komen zij met bootjes van de kust gevaren en worden dan aan boord geheschen. Bij de grootere plaatsen is de aankomst van de boot ae ge beurtenis van den dag. Alles spoedt zich naar de kade om de nieuw aangekomen badgasten in oogenschouw te nemen. De menschen ver dringen zich op het plankier langs de huizen, dat soms niet breeder is dan drie meter. Hoe vreemd liggen de kleine plaatsjes tegen de klippen opgebouwd, elk bruikbaar stukje grond werd benut. Ja zelfs tot in het water op palen liggen de huizen, als paalwoningen uit voor historische tijden. Zulke dorpen hebben hun karakter eeuwen lang weten te behouden. Bij elke plaats staan tusschen de huizen en op de rotsen er omheen eindelooze houten rekken: als groote V's hangen daar tiendui- zende kabel jouwen aan in de zon: openge sneden, de ingewanden er uitgehaald en als ik het goed gezien heb worden zij door stok jes in hun fatsoen gehouden. Soms ontdek je plotseling tusschen de kale rotsen een kleine weide met een paar magere koeien. Dit moet wel het land zijn, waar de sprook jes over zeemeerminnen hun oorsprong gevon den hebben. Soms denk je tusschen de steen een menschelijk wezen ontdekt te hebben, maar op een ander oogenblik gaat een bad- strand-, bijna aan je oog voorbij, doordat men schen en rotsen dezelfde kleur gekregen heb ben onder de brandende zonnestralen. De westkust van Zweden is nu eenmaal één lang gerekte badplaats. Waarom is mij eigenlijk niet duidelijk geworden, want naar het uiter lijk te oorde'elen, zou ik het zelf hoogstens een dag in een van de kleine nesten op de barre rotsen kunnen uithouden. Toch is de boot stampvol met vacantiereizlgers. Scandinavië is een goed land voor vacantiegangers. Drie weken tot een maand vacantie is hier geen zeldzaamheid, daarbij komen dan nog auto matisch een stuk of zes dagen met Kerstmis en dito met Paschen, al met al een respectabel aantal dagen, dat den doorsnee Hollander wel moet doen watertanden. Sommigen hebben hun fiets mee op de boot. Bij de havens moet dan zoo'n zwaar bepakte fiets tegen de loopplank omhoog geduwd wor den. Bij Lysekil viel tot groote hilariteit van de toeschouwers een groote doos van een der fietsen naar beneden in het water. Gelukkig bleef hij drijven en werd toen door een dei- matrozen weer opgevischt, maar voor den eigenaar was dit natte geval niet zoo erg pret tig. De Hollander was van boord gegaan en de overige passagiers zagen er nu niet zoo erg aantrekkelijk uit, behalve een jong paartje. ders. te zien. Er zijn twee groote Amerikaan- sche oorlogschepen in de- haven, Arkansas en I Wyoming. i Na pas- en douane-controle rijd ik de on- bekende stad in, regelrecht naar het kantoor- j van het Noorsche meisje, dat ik verleden jaar i in Weenen ontmoette, waar zij met een vrien- din op een'fietstocht was. Wij spreken elkaar j vijf minuten, mijn kamer staat klaar, om drie j uur, na kantoortijd; zullen wij samen naar huis gaan. i Voorloopig dwaal ik dus alleen, bevrijd van mijn'fiets, door de -stad. Het krioelt er van de Yankee's. Wanneer ik mijn geld wissel staat er ook al een cfol|ai'wi^elen'de adelborst narist mij. Ik vraag'liem,.''wa'hneer'zij gekomen -zjjiv en hoe lang zij 'nog zullen blijven. Hoe het komt weet ik niet, maar binnen een minuut hebben wij uitgevonden, dat zijn -broer, als officier op een ander Amerikaansch oorlogs schip, dé gast was geweest van mijn vriend in Gothenburg, twee .-dagen voordat ik bij hem kwam logeeren. Deze toevalligheid is natuur-» lijk meer dan voldoende om Oslo Oslo te laten en samen ergens naar binnen te schuiven om deze nieuwe vriendschap met het een en an der te bezegelen. Later hoorde ik, dat er 400 adelborsten aan boord waren. Wat: kan het toch raar loopen. dat je dan juist'dien eene tegen het lijf moet lóopen B. C. J. GROENE VELT GRETA GARBO ALS MARGARETHA GAUTHIER. HOLLYWOOD, 25. Juli A.N.P.) Van wel ingelichte zijde wordt vernomen, dat ondanks de vele malen, dat het beroemde drama van Dumas Fils reeds op het witte doek is ver toond, de Metro G'oldwyn zal overgaan tot een nieuwe verfilming van „La Dame aux Camélias". Groote verrassing heeft de mede- deeling gewekt, dat de hoofdrol zal worden gespeeld door niemand minder dan Greta Garbo, zoodra zij van haar vacantie uit Zweden zal zijn teruggekeerd. De nieuwe film zal geregisseerd worden door Irving Thalberg. „Kermis der IJdelheid", deze eerste hoofd film volgens het nieuwe drie-kleuren-procedé, is voor den toeschouwer een mooie kleurige droom. Voor den producer echter, den man. die de rekening heeft te betalen, is het een nachtmerrie. Of men met drie negatieven zooals bij de gekleurde film of met één enkel negatief werkt zooals bij de zwart-wit film maakt nogal eenig verschil uit en zoo be hoeft het geen verwondering te wekken, dat deze nieuwe gekleurde hoofdfilm ongeveer S 1.000.000,heeft gekost. Paul Hörbiger speelt in de Ui'a-film „Königswalzer" de rol van koning Max II van E eieren. Zooals het daar nu is. De zweefvliegerij door een „prisma" bekeken. Zonnige en mooie kan ten, maar ook ernstige zijden. Esn hard school, met veel kame raadschap vormt hier flinke man nen. Het streven naar een groot doel maakt een volk gezond en sterk, en geweldig voor de tóekomst. We hebben zoo'n doel gekend, en er onze volkskracht in uitgeleefd in de gouden eeuw. Die oude roem, waarvan alleen nog de herinnering leeft, keert terug in onzen tijd. Wij v/orden de luchtvaarders van de 20e eeuw. De K.L.M. zinspeelt er reeds lang op. met de bekende affiche van „De Vliegende Hollander". Eens legende, thans werkelijkheid. Inderdaad zal de roem in ons Holland terugkeeren, maar dan moet de Hollander dit inzien. Zooals het n u gaat komt dat zeker niet. Onze Lucht vaartprestaties zijn schitterend, de kundig heden van onze piloten zijn overal bekend. En toch mankeert er nog één zaak, om tot een volledige ontwikkeling van de luchtvaart in Holland te geraken. De-luchtvaart in Hol land is weinig populair. Zij leeft niet vol doende onder het Hollandsche publiek Holland ontbreekt het aan de populaire luchtvaart. Vooral onder de jeugd merkt men dat gemis, Zeker, den laatsten tijd wordt hier in wel eenige leiding gegeven door ouderen, de zaak werd georganiseerd, maar zij bracht niet de gewenschte oplossing. De 'daadwerkelijke beoefening van de avia tiek most binnen het bereik worden gebracht van alle jongeren. Iedere jongen, die vliegen wil leeren, moet daartoe ook in de gelegen heid worden gesteld. Men zal vragen: „wijst mij den weg naar den goedkoopen vorm van luchtvaart". Het ant woord is: Die weg is reeds" geplaveid; dat hebben anderen, voor ons gedaan. Waar an deren reeds werkten, wachtten-wij nog. Maar nu is langer wachten, niet :-meer verantwoord. Wij moéten aan den slag. De Hollandsche zweverij wacht op Hollandsche jongens, die willen werken en zwoegen voor een grootsch doel: „Jong Holland de. lucht in". We hoeven maar over onze Oostelijke.- grenzen te kijken -om te zien hoe daar de zweverij onder de jeugd leeft. De jeugd moet leven voor de zweef vliegerij in het bewustzijn; dat de zweverij het land groot kan maken in de aviatiek. Kameraadschap en zelfdiscipline moeten de hoofdeigenschappen worden van de karakters. Het zweefvliegen heeft een dieperen grond, dan alleen het leeren besturen van zoo'n zweefkist. Karaktervorming, het ontwikkelen en bij- polijsten van bovengenoemde éigenschappen, behoort tot de zware taak van de instructeurs. Het moeten allen karakters worden, die, met behoud van hun persoonlijke ambities, passen in éénzelfde kader. Hier een stukje geschiedenis uit ons zwevers kamp „de Boekhorst" te Noordwijkerhout, dat duidelijk zal maken wat met die karaktervor ming bedoeld wordt. „Hallo Douny, het is zeven uur". Deze woor den maken me wakker uit een diepen slaap. Ik rende naar buiten. Regen, wind, haast een storm, vast geen vliegweer. Te acht uur zaten we aan het ontbijt. We praatten over het vliegweer. „Ongelukkig weer", meent de le officier. „We vliëgen vandaag maar niet", stelde Karl voor. „Hangt af van den commandant", zei Camphuis. Te half 9 komt de commandant binnen. „Jongens, er moet- vanmiddag gevlogen worden met „De Blauwe Engel" voor de keuring van Luchtvaartdienst". Een vragende blik in onze oogen. De Blau we Engel was nog niet ingevlogen, en er met dit weer voor het eerste de lucht mee in. dat was geen pretje. We zeiden niets, maar dach ten des te meer. Na het ontbijt was het meteen een drukte van belang. De Blauwe Engel werd gedemon teerd en op den transportwagen geladen. De lier werd voor.den dag gehaald. Alle benoo- digdheden ingeladen en 's middags stonden De Sabijnsche Maagdenroof, een scène uit de nieuwe Ufafilm ..Mach' mich glücklich", waarin o.a. optreden Ralph Arthur Roberts, Adèle Sandrock, Richard Romanowsky, Else Elster, Ursula Grabley, Albert Lieven. we te drie uur startklaar op ons vliegterrein Op dien tijd kwam de commandant met den vertegenwoordiger van den Luchtvaartdienst aanrijden. Een goede startplek werd gezocht en het toestel daar tegen den wind in opge steld. Jongens, wat een storm! 't Was „bok kig" weer, zooals men onder vliegers zegt. Gelukkig- bleef de regen in de lucht. Krach tige windstooten stortten zich op de breede vleugels, maar de soepele constructie ver werkte ze rustig. We hadden 's morgens geloot wie de eerste vlucht zou maken. Karl had het getroffen. Hij was een oud-Rhönvlieger, we vertrouwden hem dus dit werkje graag toe. En toch hing er spanning in de lucht. We voelden allen het riskante: het invliegen van een onbekende kist met dergelijk winderig weer. De rubberkabel werd aangehaakt; twee man aan den staart en 2 maal 3 man aan den startkabel. Karl gaf zijn bevelen. Alles klaar? Uit trekken De kabel komt onder spanning. Loopien! In looppas gaan de trekkers nu vooruit en rekken den kabel in een groote spanning. Dan los! en met fluitende spandraden schiet de machine de lucht in. Karl maakt een prach tige vlucht. Rustig en regelmatig laat hij een korte glijvlucht zien. „Alles in orde hoor!" zegt Karl. Vliegt rus tig; kan gerust in gaan zitten!" Karl maakt nog een vlucht. En nu komt, ondanks het slechte weer, de vliegstemming er in. Allemaal maken we twee vluchten en dan zullen we een start probeeren met volle kabelspanning. Alle mannen zijn op hun plaats en Karl in de kist. Weer de comman do's. Een pracht van een vlucht is dat voor zulk weer. Dan krijgt het toestel heftige Uk ken van den onregelmatigen wind. Karl wil de kist in de bocht leggen, maar slipt eenigszins door een heftige windvlaag. Hij probeert snel te landen. Even een gekraak, en we snellen allemaal toe. Karl heel, de kist opzij-stuk. Hoera, goed afgeloopen. Karl kruipt er uit. „M'n, eerste brokken", zegt hij nog-een beetje mismoedig. „Van avond allemaal repareeren, jongens, zoodat morgen-de kist weer vliegklaar is". Dat is steeds ons parool: allen voor één en één voor allen. Dat is het geheim, de groote onzichtbare kracht, waarop de zweefvliegerij steunt. Zóó kunnen we groot worden en ons moeilijk idéaal verwezenlijken. We reden op gewekt mét de wagens door den storm naar huihi 's Nachts drie uur kroop onze laatste man in z'n kooi, maar den volgenden, ochtend was de kist te 9 uur weer vliegklaar. Ik hoorde op een avond het trieste korte berichtje, d.at Vaz Dias door den aether seindeOp Ter let was een -.jongen bij het zweefvloegen gedood.'Dat is de. ernstige kant van ons werk. Later hoorde ik het van zijn zweef kamera- den. Het was snel gebeurd bij een hoogstart. Het toestel werd te veel overtrokken en dook achterover. 's Avonds waren ze zwijgend bij elkaar ge komen; er was een stilzwijgende gelofte tus schen hen gegroeid. Het offer van hun ka meraad zou niet tevergeefs zijn geweest. Ze zouden doorzetten, omdat ze geloofden in hun ideaa) De pioniers die vallen worden steeds met eerbied herdacht. 3)ie herdenking geeft den jongeren een zekeren ernst bij hun taak, die zoo gauw als een spel kan worden opgevat. De jongens worden gehard. Zoo zullen we een ras kweeken dat de basis zal vormen voor een gezond volk. Zooals eens de zeelui uit de 17de eeuw de kern vormden van ons veerkrachtigs volk, zoo zullen de zwevers een gezonde basis vormen voor een kerngroep, waardoor Holland in de 20ste eeuw met zijn Luchtvaart omhoog wordt gestuwd. Alleen in zoo'n kist. zonder motorgeronk rondzwevend tusschen wolkpartijen en zwe vende vogels, zoo leert men de natuur daar boven beter bewonderen. Men laat zich in termische luchtstroomen omhoog spiralen en raakt met de geweldige natuurkrachten vertrouwd. Men voelt zich alleen maar een klein menschje. dat geniet van de grootheid daarboven. Men leert de roof vogels kennen, die rustig langs en om ons heen zweven, ook profiteerend van den stijg wind. Er glijdt een aardsche beklemming van ons af. En deze gewaarwording zal ons in het leven een helderder en rustiger inzicht geven. We zullen de onweersbuien leeren kennen, op honderden meters hoogte en er rustig langs zweven en we zullen onder den indruk ko men van zoodets geweldi'js. In een volgend artikel zullen we een be schouwing geven over de mogelijkheden van de zweverij in Holland. ANTHONY J. D. SIPS. Onder regie van Gerhard Lamprecht zijn de opnemingen voor de Ufa-film „Een teveel aan boord" in dé ateliers te Neubabelsberg begon nen. De rollen worden gespeeld door: Al- breeht Schoenhals, Li da Baavova. Ernst Kar- chow, Annèmarie Steinsieck, Willy Birgel, Alexander Engel, Hans Kettler. Karl Danne- mann, Rudolf Platte en Jupp Hussels. Fritz van Dongen in „Rubber". Fritz van Dongen is geëngageerd voor de Ruttende Meester-film der Tobis: „Rubber" Hij zal deelnemen aan de expeditie, die naar Sumatra vertrekt, waar de buitenopnemingen voor deze interessante speelfilm gemaakt wor den.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 10