Helga's weddenschap. FEUILLETON. Uit het Noorscli door SIGRID BOO. 25) (Nadruk verboden). Och niemand wil me hebben, was het tamelijk behaagzieke antwoord. Niet zoo naar complimentjes visschen, Opstad! vermaande ik. U moet trouwen met een vriendelijke en goede vrouw, die uw huishouden kan doen en voor u koken, en zorgen voor uw kinderen. Ja, jawel, zei Opstad en was het roerend eens met me. Hm! Ja, jawel Een vreemde kan nooit die belangstel- Eng hebben voor het huishouden en de kin deren als een eigen vrouw, vervolgde ik. Hij was het er nog steeds mee eens. Ja, jawel, hm. ja jawel. Ja, ik geloof wel, dat dat voor mekaar zal komen. Olene Svingen zal wel gauw mirte kunnen leveren aan bruid no. 30. Het is leuk. voorzienigheid je te spelen. Maar ik wil je niet in den waan brengen, dat ik den heelen avond voor anderen werk te. Vraag Lotten maar. die zal het je wel an ders zeggen. Ytter dreigde me voortdurend, dat hij naar m'n geboorteplaats zou gaan om uit te zoeken, wie ik eigenlijk ben. U voelt dus niet voor de circus-theorie, Nee, meer voor de wegloopvtheorie, zei hij. Ik begin nu langzamerhand meer dan ge- aoeg te krijgen van al die geheimzinnigheid, De domme voorwaarden van die wedden schap zullen me nog grijze haren bezorgen. waar toch wil ik volbrengen wat ik gezegd heb, te zullen volbrengen. Daarom zeg ik zelfs niets tegen mijn vriend. Weet je, hij heeft een van de moeilijkste proeven, waaraan je een jongen man kunt onderwerpen, glansrijk bestaan. Toen we des nachts tegen een uur of vier naar huis gin gen, was hij noch melancholiek, noch sla perig of half dronken; ook zong hij niet, evenmin geeuwde hij. Dus behoeft die bit tere nasmaak, dien ik onvermijdelijk achtte na een late fuif, er niet te zijn. In Jörgens gezelschap was heb nooit anders. Hij zei zelfs niet: Fijn. aanstonds te gaan maffen. Daarentegen zei hij: Het is eigenlijk dom naar bed te gaan, zoo'n prachtige nacht als deze. Dus wandelden we voort, Astrid, Lotten, Ytter, Frigaard en ik, en be klommen een hoogte in de buurt, inplaats van naar huis te gaan om nog een ongeluk kige paar uren te slapen. Een zonsopgang te zien op een yiooien. helderen ochtend, is altijd min of meer een gebeurtenis; jammer dat er jaren tusschen verloopen. Maar den volgenden avond was het heer lijk, te gaan slapen. Meneer en mevrouw Bech stelden allebei groot belang in de bruiloft en wilden, dat ik er ze uitvoerig verslag van zou doen. Als of ze niet alles hadden kunnen hooren van Lotten en Astrid. De rede van den Noor- Amerikaan stelden ze bijzonder op prijs, en ik heb die nu zoo dikwijls oververteld, dat m'n geweten er werkelijk door bezwaard is. Hij bedoelde het zoo goed. Mevrouw Bech genoot ook van het verhaal over Anne Lien, de vrouw van een boerenarbeider, die een tijdje moest gaan liggen, en op mijn vraag, wat haar scheelde, antwoordde: O, ik heb zoo'n spijsverteringAnnie meende blijkbaar dat spijsvertering een ernstige maagkwaal was. Bech was in een stralend humeur en grin nikte voortdurend bij alles wat ik vertelde. Tot slot zei hij: Als u er zoo bijzonder slag van hebt, iedereen na te doen en ze er tusschen te nemen, dan imiteert u bijv. mij ook wel eens in de keuken? r- Nee, ik vloek niet, antwoordde ik, me, nog een van z'n temperamentvolle uitvallen levendig herinnerend. M'n antwoord was eigenlijk vreeselijk brutaal, maar het ontviel' me voor ik er erg in had. De baas keek een beetje weifelend, slechts half in z'n schik; maar mevrouw Bech lachte hartelijk, en zei, dat ie dat in z'n zak kon- steken. Nu loopt Laurense's wekker af en roept ons tot arbeid, leven of dood. Op, op kamer meisje, keukenmeisje! Die wekker heeft een buitengewoon alar- meerend geluid, en het is iederen ochtend Laurense's eerste daad, hem onder haar kus sen te stoppen. Nu is het spektakel geëin digd en Laurense draait zich met slaperige knippende oogen naar mij om: Haar ver wondering, dat ik op dit uur van den dag zit te schrijven, is enorm Nee, nu geloof ik niet. dat we Pasclien nog beleven zullen! Laurense meent voort durend. dat het einde der wereld nabij is: maar toch weet ik niemand, die langer voor uit zorgt. Als ze weckt en jams maakt en in legt in het zout. is ze geen oogenblik be vreesd, dat al die goede dingen ongebruikt zullen blijven; en als ze een nieuw kleeding- stuk koopt, is dit minstens berekend voor tien jaar. Dus zal die telkens weerkeerende angst voor het voorbestaan der wereld wel een zoo-maai'-zeggen zijn. Het is jammer, dat je m'n brave collega op dit oogenblik niet zien kunt. In zwart sit sen onderrok en wit nachtjak met borduur sel aan hals en polsen stapt ze statig naar onze geëmailleerde waschkom. Ze kan maar niet begrijpen, hoe ik den moed heb, zoo schaamteloos bloot te staan als ik me wasch. In tijden dat er getornd werd aan mijn goe den naam, is het vooral dit ontbreken van „fatsoen" geweest, wat Laurense's vertrou wen aan het wankelen heeft gebracht. Ik had een kleinen strijd met haar uit te vechten, toen het er om ging, te slapen met open ramen. Laurense noemde alle ziektes op, die ze zeker zou krijgen: longontsteking en bronchitis en rheumatische koortsen en keelaandoening en ischias en nog veel meer. .Toen ze zich toch gewonnen gaf was het met de berusting van een, die voor een an der in den dood gaat; en den eersten mor gen nadat we met open ramen geslapen had den, was ze werkelijk verbluft over het feit, dat ze nog leefde. Maar nu. Als ze nu bij een ander geweest is, komt ze bij me en fluistert- me vertrouwelijk toe: Nee zeg, je had de lucht daar eens moeten ruiken. Natuurlijk slapen ze met de ramen potdicht! Waarop Laurense bezorgd het hoofd schudt om zooveel onverstand. Nu kijkt ze trouwens naar me door een masker van zeepschuim: Moet jij de eet kamer aan kant hebben om acht uur? Ja, dat moet ik; en daarom is het zaak subiet op te houden, 't Ga je goed Je Helga. Lieve Grete! Het is Donderdagmiddag, ik heb vrij en zit op een bank achterin het park: de zon schijnt en het gras is smaragdgroen en de rivier glanst en flonkert tusschen het wil genhout. en het leven is heerlijk! Datzelfde zei ik gisterenavond tegen me vrouw Bech, toen we samen in den tuin bezig waren. Als de wind warm is en zacht als een liefkoozing en de lucht vervuld van be dwelmende geuren van boomen en planten, dan kan men wel niet anders dan zeggen, dat het leven heerlijk is! Wat denk je. dat mevrouw Bech antwoordde? Klop het af! zei ze heel prozaïsch. En toen ik het niet af klopte, ging zij het voor me doen. Het was in ieder geval bijzonder vriendelijk van haar, zoo bezorgd te zijn voor me. Mei doet bij de meest vermoeide menschen dichterlijke gevoelens ontwaken. Iedereen, die ik tegen kom, neuriet of zingt. Dat het lied: „lm wunderschönen Monat Mai" nog steeds niets van zijn glans verloren heeft, bewijst wel, hoe groote waarde 'het heeft. Én zij, die niet citeeren: „lm wunderschönen Monat Mai", zeggen: „Kom mai, du skjöne milde, gjör vaaren atte grön" 1) Een van de twee. Het park hier, dat is een wereld op zich zelf. Het heerlijke ervan is, dat men niet ziet. waar het ophoudt, er is geen hek of afschei ding, nergens; voortdurend openen zich nieuwe perspectieven. Voor het huis is een fontein, die murmelt in dur of mol al naar de stemming der natuur, opgewekt en on bezorgd in den morgenzonnesehijn, zoetwee- dig bij triestig, somber weer, dreigend als er onweer op komst is. Hier bij de fontein zijn de paden geplaveid met groote. platte sfcee- nen als in een ouden kloostertuin, met toef jes gras er tusschen; en spoedig zullen de veelkleurige bloemen de pracht nog verhoo- gen. Je begrijpt natuurlijk, dat ik m'n vrijen tijd niet doorbreng in dit keurig gefriseerde gedeelte van het park. Hier kom ik alleen als ik er moet zijn in mijn kwaliteit van dienen de geest, om de gasten naar de banken te escorteeren met plaids en kussens, of gela den met bladen en schalen met gebak, me naar de verschillende zitjes en prieeltjes te haasten. Toch ben ik geen opstandelïnge ge worden nog niet. Maai' misschien zou ik het worden als ik m'n heeie leven menschen moest escorteeren met plaids en kussens of een vrachtdienst vervullen met bladen kof fie en thee en schalen gebak. Die schalen met gebak brengen trouwens reeds nu mijn ziel in opstand. Ik heb hier buiten altijd eèn reuzenhonger. Ik kan er niet eens over schrïj ven, zonder een wee gevoel te bespeuren in de maagstreek. Ja. wat vind jij eigenlijk van een dergelijke bekentenis middenin een stem mingsvoïle natuurbeschrijving? Het duurt nog drie uur, voor we gaan soupeeren; ik zal me dus nog een tijdlang tevreden moeten stellen met m'n oogen te verzadigen. 1) Kom Mei, gij schoone, milde, maak op nieuw de lente groen. (Wordt vervolg&>- Te Noordwijk had Vrijdag de begrafenis plaats van mej. Hermanides, de K.L.M.- stewardess, die bij de ramp van het vliegtuig de „Gaai" om het leven kwam. Een foto van de droeve plechtigheid Hans Stuck en Rosemeyer in gesprek bij de training op de Nurburgring Bloemen na de vierdaag- sche De aankomst van de „K XVIII" te Soerabaja. Een overzicht van de huldiging der bemanning op de binnenplaats der kazerne van den Onderzeedienst Speicher verfrischt zich even tijdens de zeventiende étappe Yan den Tour de France Ir. Albarda, leider van da Kamerfractie der S.D.A.P. voor het huis van prof. Aalberse te den Haag, waar hij Vrijdag met den kabi netsformateur een bespre*- king hield Jhr. von Weiier speldt den 75- jarigen deel nemer aan de vierdaagsche afstandmar- schen, J. de Held uit Beem- ster, het kruis op de borst

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 12