DE ZATERDAGAVOND
r
Minister Hirota over
Japan's politiek.
leven gebracht worden.
BIJVOEGSEL VAM HAARLEM'S DAGBLAD
Knagelijntjes
Moederzorgen.
'^TÜl
ZATERDAG 27 JULI 1935
H A A R L E M'S D A GELAD
AZIE in 1935.
Japan wil den vrijhandel handhaven
De houding ten aanzien van China.
rk moet zeggen, dat de twee hoogste be
windsmannen van de Japansche regeering
die mij een vereerend onderhoud hebben
willen toestaan, al mogen zij mij niet alles
hebben gezegd wat zij wisten (dat hebben
de latere gebeurtensisen aangetoond), niet
temin met groote hoffelijkheid de door mij
gestelde vragen hebben beantwoord.
De heer Hirota, minister van buitenland-
sche zaken, die vele vrienden telt in de diplo
matieke kringen van den Volkenbond, ont
vangt mij in het Gaimucha (het Japansche
Quai d'Orsay).
De ontmoeting heeft plaats in een vertrek,
welks eenvoud ik zou baast zeggen stugheid
(het lijkt op een bescheiden werkkamer) af
steekt bij die van de meeste ministers, die
ik in Europa of in Amerika heb kunnen in
terviewen.
Minister Hirota doet me door zijn eenvoud
en vooral door een zekere zachtaardigheia
aan den Franschen minister van buitenland-
sclie zaken Laval denken. Hij maakt geen
enkele toespeling op de operaties, die eemge
weken na dit onderhoud in China zouden
plaats hebben. Hij wijst integendeel met na
druk op de merkbare verbetering in de Chi-
neesch-Japansche betrekkingen. Een verbete
ring. die trouwens voor een groot deel wer
kelijk is, omdat met volledige instemming van
generaal Tsjang Kai Tsjek, de generaalsre-
geering en de quasi-dictatuur van de Nan
king regeering de boycot-campagne in China
tegen Japansche goederen bijna heelemaal is
afgeloopen.
Iiij legt me ook uit, hoe door het afstaan
door de U.S.S.R. .an den Chineeschen Ooster
spoorweg aan Japan een einde is gemaakt
aan het eenige werkelijk ernstige verschil
van meening, dat tusschen de Sovjet-Unie en
I Japan bestond.
„Ofschoon Japan zich genoodzaakt heeft
gezien uit den Volkenbond te treden, daa: de
groote mogend' eden niet het absoluut nood
zakelijke van zijn beschavende actie in
Mandsjoekwo hebben willen inzien, blijft
Japan meer dan ooit hechten aan den vrede''
zegt de minister. „Japan streeft er naar door
niemand bedreigd te worden en niemand te
bedreigen".
„Ongetwijfeld. Excellentie, maar sommige
bladen, vooral zekere Japansche kringen voeren
de bekende „hands off China"'-campagne, die
toch niets minder wil dan de Europeanen van
de markt uit te sluiten en hen misschien
zelfs van Chineesch gebied te verwijderen?"
..In elk land zijn extremistische elementen"
antwoordt de minister, „maar de Japansche
regeering zelf volgt voor alles een realisti
sche politiek.
Wij denken er niet aan andere volken van
de Chineesche markt uit te sluiten China
is groot genoeg om geen steun te behoeven.
Integendeel, wij zijn zelf tot voor een hall
jaar door de Chineesche boycot-campagne
van de Chineesche markt verstooten. Onze
politiek is en blijft gericht op gelijkheid van
in- en uitvoerrechten in China".
„Komt dat in de practijk niet neer op
steeds voortschrijdende uitsluiting van de
Europeesche producten door de goedkoopte
van de Japansche artikelen?"
„Zeker, Japan blijft aanhanger van de
vrijhandelleer; als wij goedkooper zijn, komt
dat voornamelijk tenminste voor wat China-
betreft doordat dit land zoo dichtbij ligt.
wat de vervoerkosten doet dalen. Ook komt
het, doordat een zeer groot deel van onze
producten wordt vervaardigd in huisindustrie
Dit stelt ons in staat heel wat belangrijke
kosten te vermijden en tegelijkertijd den ar
beiders 'n bestaan te laten leiden dat in de
gezinsomgeving aangenamer is dan in fa
brieken".
„Maar de „dumping". Excellentie? Zijn er
niet industrieën die met verlies aan het bui
tenland verkoopen?"
„Als eenige bedrijven meenen zekere offers
te moeten brengen, dan is dat zeker om nog
kostbaarder werkloosheid te ontwijken, doch
dat kan slechts een tijdelijke maatregel zijn,
want geen enkel bedrijf zou een voortdurend
verlies kunnen dragen".
„Er wordt in Europa ook vaak gezegd. Excel
lentie, dat er van Japansche zijde neiging be
staat met Duitschland speciale overeenkom
sten te sluiten als het dit niet reeds heeft
gedaan omdat de economische voorwaar
den van Japan in vele opzichten gelijkenis
vertoonen met die van Duitschland?
Over deze kwestie drukt Hirota zich for
meel uit:
.Sedert Japan uit den Volkenbond is ge
treden bemoeit het zich hoe langer hoe min
der met Europa en steeds meer met de hand
having van den vrede in het Verre Oosten.
Daarom kan het onmogelijk een speciaal
accoord met een bepaalde mogendheid heb
ben. het tracht met allen op goeden voet
te blijven.
Terwijl de spanning in Europa steeds
grooter wordt blijft Japan de vrijhandels
politiek, die het sinds zeventig jaar volgt,
handhaven. Zoodoende werkt het vastbesloten
mee aan de handhaving van den vrede, die
op vrijheid van arbeid gebaseerd is".
„Alle landen", zoo besluit minister Hirota,
„rollen zich als egels op, als egels, die zich
eigenlijk graag in een mand voor de buiten
wereld zou willen verbergen. Is het een wonder
dat zij op die manier sterven? Wij worden
zelf ook op onkosten voor pantserschepen,
vliegvelden en allerlei soorten bewapening
gejaagd, die zeer aanzienlijk en die eigenlijk
Weggegooid geld zijn. Wij willen niets liever
DOOR EMILE SCHREIBER,
dan deze waanzinnige uitgaven te beperken
Maar een dergelijke wensch van ons allen be-
teekent niets. Wij willen ten allen tijde mede
werken om de lasten der bewapeningen, die
de volken ver-' eren, te verlichten".
Dat zijn de verklaringen die ik van de
Japansche minis/ er van buitenlandsche zaken
ontving.
De dreigende ontwikkeling van de Japan
sche interventie in China was daaruit toen
zeker niet te voorzien, maar het is mogelijk
dat het Gaimucho er toen zelf nog niets van
wist. Een dergelijk geval heeft zich immers
ook bij de gebeurtenissen in Mandsjoekwo
in 1931 voorgedaan. Was minister Hirota van
die ontwikkeling op de hoogste geweest en had
hij erover willen spreken dan zou hij mij
waarschijnlijk hebben uitgelegd, dat de mi
litaire activiteit niets anders ten doel had
dan de verzekering van de veiligheid in een
te anarchistisch» land en het verwerven van
een zeker afzetgebied, waarvan Japan dooi
zijn goedkoope productie, stellig het meest
profiteert.
Deze Japansche politiek ten opzichte van
China schijnt niets anders te zijn dan de
logische ontwikkeling van de leer. die geleid
heeft tot de koloniale politiek der Europeesche
landen. De vooruitgang van wetenschap en
techniek in de laatste eeuw schijnen in elk
land een gelijktijdige ontwikkeling in de be
drijven te eischen.
Als deze ontwikkeling zich niet snel genoeg
voltrekt en als de volken niet zichzelf gaan
beschaven, dan zullen hun naburen dit doen,
omdat het gevoel van achterstand hun on
dragelijk wordt. Zij zullen het beschavings
ei! ordeningswerk ondernemen in de plaats
en op grondgebied van de volken, die het
niet aandurfden.
Als de Volkenbond zelf door het organi-
seeren van een positieve internationale actie
deze maatregelen van algemeen belang had
genomen, dan zou hij zeker het optreden van
Japan in China of dat van Italië in Abessinië
hebben kunnen voorkomen.
Maar wij leven in een tijd, waarin het voor
staan van principes, hoe mooi die ook zijn.
niet genoeg is en waarin eenzijdige pogingen
tot het sluiten van verdragen in de plaats
treden van de collectieve tekortkomingen op
dat gebied.
Wanneer China thans niet onmiddellijk in
een nationale opleving, die op het oogenblik
alleen generaal Tsjang Kai Tsjek zou kun
nen verwekken, zijn eigen economische om
wenteling ontketend dan zullen de Noorde
provincies wellicht hetzelfde lot. ondergaan
als Mandsjoerije. Geen enkel land met Wes-
tersche beschaving kan zich verzetten tegen
het binnendringen in China van Japan, dat
gemotiveerd is door de noodzaak van het ver
krijgen van goedkoope grondstoffen. Een
Europeesch militair attaché te Tokio heeft
mij eens gezegd, dat, al heeft Japan lang
niet het beste leger en de beste vloot ter
wereld, het daarom niet minder waar is, dat
geen enkele mogendheid in staat is zonder
hulp een troepen macht aan te voeren, die de
Japansche strijdkrachten in bedwang kan
houden. Wat een evenuteele gezamenlijke
actie betreft, daar weten we alles van
Noch Japan, noch de Westersche landen,
ontkennen dezen stand van zaken, die de
steeds meer in het oog loopende onthoudings
politiek van Europa en Amerika in het Verre
Oosten duidelijk maakt.
Evenals de afzonderlijke landen van de
drie beschaafde wereiddeelcn Europa Amerika
en Azië meer en meer tot zichzelf inkeeren
(Nadruk verboden).
Kabels, beton, machinescelluloid: dat is de cabine.
Als in de bioscoopzaal de lichten zijn ge
doofd en op het witte doek de bewegende beel
den het publiek droomlanden voortooveren
als men geniet van de fijne, wijsgeerige gees
tigheden van Charley Chaplin of schatert om
de dwaze opmerkingen van Eddie Cantor
als de wondere schoonheden van Bali ons
worden gebrachtals het frêle figuurtje
van Elisabeth Bergner golven van ontroering
door de zaal doet varen
dan snorren in de cabine de apparaten
met de nuchtere regelmaat van de techniek,
dan rollen de filmbanden met geconserveerde
lach en weemoed, volkomen onbewust van de
gevoelens, die ze opwekken, onaangedaan
Uit een Polygoo?ijournaal. Een filmbeeldje op
tweemaal de ware grootte. Tusschen per
foratieband (links) en beeld zit de geluids-
strook. Men ziet, dat de beeldstreep hierbij
nog smal is. De Amerikaansche films voor
namelijk hebben thans een beeldstreep ter
breedte van de tusschenruimte tusschen twee
perforaties.
voor wat op hen is vastgelegd van het spel
van Garbo of Baur, onverschillig-koud. als
al het mechanische. In de cabine worden de
doode instrumenten in werking gesteld, vliegt
het levenlooze celluloidlint langs de lenzen en
belichtingslampen, wier stralen het blinde,
nietszeggende doek opwekken en doen spreken
tot het gemoed van het publiek. Die Leven
produceeren op het projectiescherm in de zaal.
In de cabine, waar dat prachtige proces zich
voltrekt, heerscht de Techniek, streng en on
verbiddelijk. Daar draaien de spoelen, daar
wordt de vlinder rondgeslingerd, daar schui
ven de filmbanden over de transportrollen.
Celluloid, metaal, kabels, machines, beton.
Dat, is de cabine.
Op het doek schuiven de zwart-witte figu
ren langs elkaar, breed-uit en groot, als re
sultaat van vele, langdurige en kostbare voor
bereidingen. Het publiek ziet dat resultaat
vóór zich, en van de rest merkt het slechts
boven zich de dooréénschietende lichtbundels,
die in dat ééne, centrale punt samenkomen:
vlak achter de cabinevensters. De operateur
daarboven kijkt niet naar het beeld, zooals het
publiek, dat den indruk ondergaat van wat
het Doek der Illusie biedt, neen, hii ziet onge
roerd naar de scherpte van het beeld, naar
de plaats daarvan op het scherm niet te
hoog, niet te laag, want anders wordt de beeld
streep zichtbaar naar de juiste licht
sterkte. In de cabine gebieden de doode grond
stoffen, waaruit ontroering en plezier geboren
worden, zoodra de bundels het linnen venster
bereikt hebben. Aan den anderen kant van
den dikken cabinemuur tronen de operateurs,
de beheerschers van beeld en geluid, en we wil
len hier eenige losse grepen doen uit hun rijk,
dat het hart is der bioscoop, en dat voor velen
een Tempel der Geheimzinnigheid is.
Elke bioscoop bezit een installatie van (min
stens) twee apparaten die om beurten in wer
king worden gesteld, zoodat de film zonder
onderbreking kan worden afgedraaid. Herin
nert ge u nog de tijden, dat elke acte afzonder
lijk werd vertoond? Dat op het doek ver
scheen: Einde zooveelste acte. waarna het
zaallicht aanging. Toen stond er nog één ac
tief toestel in de cabine met een capaciteit
van één acte. Sinds de invoering jaren gele
den van het gebruik van twee apparaten, die
elkaar aanvullen, is dat veranderd en het
bioscoopbezoek is er des te prettiger om gewor
den. Elk apparaat draait nu zijn spoel af,
waarop ongeveer 600 M. film zit, of twee aan
elkaar geplakte actes. De beide volgende acten
gaan in het tweede apparaat en zoodra het
eind der, laten we zeggen, tweede acte geko
men is, wordt het eene apparaat uit- en het
andere ingeschakeld en de film loopt op het
projectiescherm zonder onderbreking door
Men kan hiervan iets merken, als men naai
den lichtbundel kijkt, die bij verwisseling van
apparaat uit een ander cabinevenster schiet.Het
is thans de plaats niet om diepgaande be
schouwingen te houden over oioscoop- en
schouwburgbezoek, maar in het feit, dat de
film in normale gevallen zonder oponthoud
van begin tot einde doorgedraaid wordt en in
de omstandigheid dientengevolge, dat de toe
schouwer, als hij eenmaal geboeid wordt dooi
de handeling of het spel, bij de film niet af
geleid en uit de stemming gebracht wordt door
pauzes, ligt toch ongetwijfeld een voorsprong
van film op tooneel.
De film wordt wel rolprent genoemd. Strikt
genomen rolt ze niet af. maar wordt met kor
te rukjes van de bovenste spoel op de onderste
afgewikkeld en passeert daarbij de filmbanen,
die voor de objectieven liggen. Het zijn heel
kleine rukjes met een snelheid van 24 per se
conde. Elk filmbeeldje staat in de optische as
d.i. voor den lichtbundel een fractie van een
seconde stil. de stralen schieten van de licht
bron door de film en de lens op het doek. dan
wordt de weg naar het doek door een draaien
de schijf, de vlinder, afgesloten en een tweede
beeldje springt voor de lens. Tusschen twee op
volgende beeldjes is het doek dus éven zwart,
doch dat duurt zóó kort. dat het oog het eene
beeld nog vast heeft, als het tweede beeld weer
op het scherm staat. Zoo ontstaat de illusie
van een steeds belicht doek en een aanéénge-
schakeld bewegend beeld. Aan beide zijden van
een beeldje zitten 4 perforaties, die gegrepen
worden door de tandjes van transportrollen,
waarmee de film wordt gedraaid. Eén beeldje
normaalfilm, dus van de filmband. die in de
bioscopen wordt vertoond, is 13 m.M. hoog. Een
teekenfilmpje is ongeveer 130 M. lang en daar
voor moeten dus 10.000 teekeningen gemaakt
worden! Het werk van Disney en Fleischer.
Mintz. Terry en Schlesinger met de hunnen is
heusch niet maar zoo in een wip gereed! De
lengte van een gemiddelde hoofdfilm va
rieert tusschen de^ 2000 en 25,)0 M. en men kan
dus uitrekenen, hoe ontzettend veel beeldjes
zoo'n film telt! Om eenige films te noemen:
Mannen in 't Wit was 2<)54 M„ Fraulein Hoff
mann's Erzahlungen 2431 M„ Prins harer
Droomen 2403 M. Maar Koningin Christina
was 2769 M. lang, en Eskimo 3165 M. en Pech
vogels (Sons of the Desert) 1810 M.
Eenige soorten geluidsstrooken, die steeds
tusschen den perforatierand en de beeldjes
inzitten. De beeldjes zijn in bijgaande af
beelding weggelaten.) De lichtstralen ivorden
door deze geluidsstreepjes in geluidstrilling en
omgezet.
De breedte van een filmbeeldje (zonder per
foratierand) bedroeg in de stomme periode 24
m.M.. en de hoogte 18, wat een beeldformaat
opleverde van 3 bij 4, een zeer prettige ver
houding. Toen de geluidsfilm haar intrede
deed ging van de breedte van het beeldje iets
af voor de geluidsstrook en werd de breedte
21,3 m.M., zoodat het beeldformaat vierkanter
werd en minder gunstig voor goede vlakver-
deeling o.a. In Amerika' is thans de beeldstreep
(dat is de afscheiding tusschen twee opvolgen
de beeldjes), die vroeger een smal streepje was,
verbreed, en de hoogte van elk beeldje van 18
m.M. tot onder 16 m.M. teruggebracht, zoodat
het oorspronkelijke beeldformaat in de ver
houding 3 bij 4 weer teruggekregen is.
De geluidstrook is zeer smal en zit naast de
beeldjes, doch het geluid dat bij een bepaald
beeldje hoort, zit 19 beeldjes vóór het bedoel
de beeldje op den filmband. Het is namelijk
niet mogelijk de geluid- en beeldvormende
toestellen tegelijk op één beeldje te laten
werken: ze zouden elkaar in den weg zitten.
De filmband vertrekt uit de af wikkelspoel. cas
seert de lens, schuift daarna langs de fotocel,
die het geluid opwekt en komt tenslotte in de
opwikkelspoel. De afstand tusschen lens en
foto-electrische cel nu bedraagt 19 beeldjes.
Die cel zet de geluidsstrook om in geluidstril-
lingen. die versterkt naar de luidsprekers ach
ter het doek worden overgebracht. Van eenige
soorten geluidsbanden geven we hier een af
beelding.
Thans komt het op de film gesproken woord
vrijwel steeds te rechtertijd en is dat een en
kele maal niet het geval, dan kan het aan een
slordigheid in de filmfabriek liggen.
Vroeger was het anders. De eerste geluids
films (bijv. The Singing Fool met Al Jolson.
waarmee Warner Bros er weer bovenop kwam),
in 1927-'23, hadden het platensysteem. De
filmstrook zag er als „stom" uit, omdat er
geen geluidsstrook op zat. en het geluid was
op aparte gramofoonplaten vastgelegd. De
naald draaide van binnen naar buiten, op
eiken kant van een plaat zat een acte, maar
geen twee opvolgende op één plaat, dus 1 en
3, 2 en 4 enz. Dit moest, omdat bij gebruik van
twee apparaten als de eerste acte was afge
draaid, onmiddellijk de tweede moest kunnen
worden ingeschakeld.
De plaat liep automatisch-gelijktijdig met
het projectie-apparaat, althans hóórde dat te
doen. Maar vaak klopte 't geluid absoluut niet
met de lipbewegïngen, en ik heb eens een ge
sprek gehoord tusschen een meisje en een
man, waarbij de man zijn mond bewoog als
de meisjesstem klonk en omgekeerdEn als
de film brak en korter werd door het las-
schen of door coupures van de keuring, dan
kon men niet volstaan met wegknippen, doch
men moest de te verwijderen beeldjes door
zwarte vervangen, om gelijke lengte te houden
als de plaat, waaruit men nu eenmaal niets
wegknippen kanHet platensysteem heeft
Een projectie-apparaat in een cabine. De ronde schijf vóór aan het
toestel is de vlinder (v). die den toegang van den lichtbundel naar
het doek telkens afsluit, als een nieuw beeldje voor de lens springt.
Het pijltje wijst de plaats van de lens aan, het stippellijntje die van
de foto-electrische cel.
al spoedig het veld moeten ruimen voor het
lichtbandsysteem.
Als op het doek Grace Moore haar liederen
zingt of Chevallier met guitigen hoed en lip
de dames verrukt. dan let de operateur op
den juisten stand der spitsen, opdat deze geen
donkere plekken op het doek werpen, op de
sterkte van het geluid, en op het tweede, wach
tende apparaat, waarin hij de volgende acte
zet en dat hij gereed maakt voor zijn optreden.
En hij kijk door zijn cabinevenstertje daar
hoog achter in de zaal naar de film. naar die
ontroerende scène tusschen Joan en Clark,
waarbij velen uit de toeschouwers hun oogen
nauwelijks droog kunnen houden. ja. ze
ker. hij kijkt, er ook wel eens naar. want hij
weet dat op dat moment, als de een zoo ho
peloos treurig kijkt, het andere apparaat in
geschakeld moet worden.
In de cabine heerscht alleen de Techniek.
A. J. C. VI.
Werner Eplinius schrijft voor de Ufa naar
een oorspronkelijk idee het draaiboek voor een
zangers-film, waarin de beroemde tenor van
de Scala te Milaan, Allessandro Ziliani, de
mannelijke hoofdrol speelt.
Claire Clairy, de actrice uit de operettes
van Fritz Hirsch, zal optreden in de film „Het
Mysterie van de Mondscheinsonate". die
eerstdaags in Loet C. Barnstijn's Filmstad zal
worden opgenomen. In de rol van het Duit-
sche dienstmeisje zal zij voor de „note gaie"
in deze detectivefilm zorgdragen.
Wat het zwarte Roovertje
en Krelisboer niet mochten
vermoeden.
Ergens aan den duinzoom staat een oude
aan den voet gespleten beuk in een steke
lig struweel van wilde roos en braam, waar
boven hazelaars en kromgegroeide lijsterbes
sen de geheimenissen van den rand over
schaduwen.
De avondschemering valt. Uit het dichte
onderhout kijkt een zwart-bruin kopje met
wit snuitje en witte oorpunten, fel loerend
rond. Dan verschijnt een sla'nk zwart
lichaampje op den naakten duinvoet, glijdt
naar een helmboschje, snuffelt aan een
gaatje, verdwijnt in de ruigte, duikt weer
op, snuift de lucht in en gaat dan in de rich
ting van gindsche boerderij, 't Is een bun
zing op 't jaagpad.
Dan ritselt het in 't struweel. Een konijntje
komt c het tooneeL Het huppelt wat rono,
snuffelt, kijkt uit.... en wacht. Het ver
trouwt de omgeving niet. Neen, pluis is 't
niet. Er hangt wat in de lucht. Bunzing-
geur? Ja, juist, bunzinggeur. Maar de kleine
felle vijand is er niet.. Hij is erf geweest, maar
vertrokken. En haar kleintjes wachten en
smachten. Zal ze 't wagen haar moederplich
ten te vervullen? Ze weifelt nog even. Maar
dan vlug aan 't werk! Den lossen grond open
gekrabd! Een opening wordt zichtbaar, 't Is
de ingang van een pijp, die ongeveer een
halven meter flauw hellend den grond ingaat
Ze verdwijnt er in tot aan een nooddeur van
ruigte en mos, duwt die versperring voorzich
tig uiteen en is dan bij de kinderschaar. Die
heeft in een zacht wollen bedje urenlang op
moeder wachtend, gedommeld. Nu dringt elk
der kleinen naar voren, naar de moederborst
om met volle teugen het levenssap in te zui
gen.
Als de kindertjes verzadigd zijn. bedt de
moeder ze weer zacht in. Dan verlaat zij de
kinderkamer sluit de nooddeur weer achter
zich, komt uit de pijp in de vrije lucht
krabt den ingang weer met zand toe en
stampt dat met de loopers plat,. Dan hup
pelt ze de helling af naar het klaverland om
daar te laveien. Eerst tegen den morgen
keert ze naar haar woonhol terug.
Ook de bunzing komt van zijn rooftocht
weer naar de spleet in den ouden beuk. Zijn
weg voert hem weer langs de kinderkamer
van 't konijn. Wonderlijk, nietwaar, dat daar
zoo 'n heerlijke lucht hangt! Begeerig snuift
hij ze in. Maar de bloeddorstige slimmerd
doorgrondt niet. dat nauwelijks 'n voet onder
hem. jong leven sluimert. En hij glijdt do
struiken in.
Als boer Krelis naar buiten komt om te
zien of het tijd wordt de zeis in de klaver
te slaan, trekt hij met een hak in de hand
de molshoopen uit elkaar en trapt ze plat
met zijn klomp. Aan den boschkant geko
men, zegt hij: „die duvelsche konijnen zijn
ook weer aan den gang". Dan maakt hij met
den hak het aardhoopje gelijk, dat het
konijntje op de kinderkamer bijeengekrab-
beld had.
En eiken avond herhaalt het moerkonijn
dezelfde manoeuvre. Overdag bij haar soort-
genooten in het woninghol. 's avonds in de
kinderkamer, 's nachts aan 't laveien. Tot
na ongeveer een maand het jonge goedje op
eigenu avontuur de wereld ingaat.
KERST ZWART.