DE ZATERDAGAVOND r Minister Hirota over Japan's politiek. leven gebracht worden. BIJVOEGSEL VAM HAARLEM'S DAGBLAD Knagelijntjes Moederzorgen. '^TÜl ZATERDAG 27 JULI 1935 H A A R L E M'S D A GELAD AZIE in 1935. Japan wil den vrijhandel handhaven De houding ten aanzien van China. rk moet zeggen, dat de twee hoogste be windsmannen van de Japansche regeering die mij een vereerend onderhoud hebben willen toestaan, al mogen zij mij niet alles hebben gezegd wat zij wisten (dat hebben de latere gebeurtensisen aangetoond), niet temin met groote hoffelijkheid de door mij gestelde vragen hebben beantwoord. De heer Hirota, minister van buitenland- sche zaken, die vele vrienden telt in de diplo matieke kringen van den Volkenbond, ont vangt mij in het Gaimucha (het Japansche Quai d'Orsay). De ontmoeting heeft plaats in een vertrek, welks eenvoud ik zou baast zeggen stugheid (het lijkt op een bescheiden werkkamer) af steekt bij die van de meeste ministers, die ik in Europa of in Amerika heb kunnen in terviewen. Minister Hirota doet me door zijn eenvoud en vooral door een zekere zachtaardigheia aan den Franschen minister van buitenland- sclie zaken Laval denken. Hij maakt geen enkele toespeling op de operaties, die eemge weken na dit onderhoud in China zouden plaats hebben. Hij wijst integendeel met na druk op de merkbare verbetering in de Chi- neesch-Japansche betrekkingen. Een verbete ring. die trouwens voor een groot deel wer kelijk is, omdat met volledige instemming van generaal Tsjang Kai Tsjek, de generaalsre- geering en de quasi-dictatuur van de Nan king regeering de boycot-campagne in China tegen Japansche goederen bijna heelemaal is afgeloopen. Iiij legt me ook uit, hoe door het afstaan door de U.S.S.R. .an den Chineeschen Ooster spoorweg aan Japan een einde is gemaakt aan het eenige werkelijk ernstige verschil van meening, dat tusschen de Sovjet-Unie en I Japan bestond. „Ofschoon Japan zich genoodzaakt heeft gezien uit den Volkenbond te treden, daa: de groote mogend' eden niet het absoluut nood zakelijke van zijn beschavende actie in Mandsjoekwo hebben willen inzien, blijft Japan meer dan ooit hechten aan den vrede'' zegt de minister. „Japan streeft er naar door niemand bedreigd te worden en niemand te bedreigen". „Ongetwijfeld. Excellentie, maar sommige bladen, vooral zekere Japansche kringen voeren de bekende „hands off China"'-campagne, die toch niets minder wil dan de Europeanen van de markt uit te sluiten en hen misschien zelfs van Chineesch gebied te verwijderen?" ..In elk land zijn extremistische elementen" antwoordt de minister, „maar de Japansche regeering zelf volgt voor alles een realisti sche politiek. Wij denken er niet aan andere volken van de Chineesche markt uit te sluiten China is groot genoeg om geen steun te behoeven. Integendeel, wij zijn zelf tot voor een hall jaar door de Chineesche boycot-campagne van de Chineesche markt verstooten. Onze politiek is en blijft gericht op gelijkheid van in- en uitvoerrechten in China". „Komt dat in de practijk niet neer op steeds voortschrijdende uitsluiting van de Europeesche producten door de goedkoopte van de Japansche artikelen?" „Zeker, Japan blijft aanhanger van de vrijhandelleer; als wij goedkooper zijn, komt dat voornamelijk tenminste voor wat China- betreft doordat dit land zoo dichtbij ligt. wat de vervoerkosten doet dalen. Ook komt het, doordat een zeer groot deel van onze producten wordt vervaardigd in huisindustrie Dit stelt ons in staat heel wat belangrijke kosten te vermijden en tegelijkertijd den ar beiders 'n bestaan te laten leiden dat in de gezinsomgeving aangenamer is dan in fa brieken". „Maar de „dumping". Excellentie? Zijn er niet industrieën die met verlies aan het bui tenland verkoopen?" „Als eenige bedrijven meenen zekere offers te moeten brengen, dan is dat zeker om nog kostbaarder werkloosheid te ontwijken, doch dat kan slechts een tijdelijke maatregel zijn, want geen enkel bedrijf zou een voortdurend verlies kunnen dragen". „Er wordt in Europa ook vaak gezegd. Excel lentie, dat er van Japansche zijde neiging be staat met Duitschland speciale overeenkom sten te sluiten als het dit niet reeds heeft gedaan omdat de economische voorwaar den van Japan in vele opzichten gelijkenis vertoonen met die van Duitschland? Over deze kwestie drukt Hirota zich for meel uit: .Sedert Japan uit den Volkenbond is ge treden bemoeit het zich hoe langer hoe min der met Europa en steeds meer met de hand having van den vrede in het Verre Oosten. Daarom kan het onmogelijk een speciaal accoord met een bepaalde mogendheid heb ben. het tracht met allen op goeden voet te blijven. Terwijl de spanning in Europa steeds grooter wordt blijft Japan de vrijhandels politiek, die het sinds zeventig jaar volgt, handhaven. Zoodoende werkt het vastbesloten mee aan de handhaving van den vrede, die op vrijheid van arbeid gebaseerd is". „Alle landen", zoo besluit minister Hirota, „rollen zich als egels op, als egels, die zich eigenlijk graag in een mand voor de buiten wereld zou willen verbergen. Is het een wonder dat zij op die manier sterven? Wij worden zelf ook op onkosten voor pantserschepen, vliegvelden en allerlei soorten bewapening gejaagd, die zeer aanzienlijk en die eigenlijk Weggegooid geld zijn. Wij willen niets liever DOOR EMILE SCHREIBER, dan deze waanzinnige uitgaven te beperken Maar een dergelijke wensch van ons allen be- teekent niets. Wij willen ten allen tijde mede werken om de lasten der bewapeningen, die de volken ver-' eren, te verlichten". Dat zijn de verklaringen die ik van de Japansche minis/ er van buitenlandsche zaken ontving. De dreigende ontwikkeling van de Japan sche interventie in China was daaruit toen zeker niet te voorzien, maar het is mogelijk dat het Gaimucho er toen zelf nog niets van wist. Een dergelijk geval heeft zich immers ook bij de gebeurtenissen in Mandsjoekwo in 1931 voorgedaan. Was minister Hirota van die ontwikkeling op de hoogste geweest en had hij erover willen spreken dan zou hij mij waarschijnlijk hebben uitgelegd, dat de mi litaire activiteit niets anders ten doel had dan de verzekering van de veiligheid in een te anarchistisch» land en het verwerven van een zeker afzetgebied, waarvan Japan dooi zijn goedkoope productie, stellig het meest profiteert. Deze Japansche politiek ten opzichte van China schijnt niets anders te zijn dan de logische ontwikkeling van de leer. die geleid heeft tot de koloniale politiek der Europeesche landen. De vooruitgang van wetenschap en techniek in de laatste eeuw schijnen in elk land een gelijktijdige ontwikkeling in de be drijven te eischen. Als deze ontwikkeling zich niet snel genoeg voltrekt en als de volken niet zichzelf gaan beschaven, dan zullen hun naburen dit doen, omdat het gevoel van achterstand hun on dragelijk wordt. Zij zullen het beschavings ei! ordeningswerk ondernemen in de plaats en op grondgebied van de volken, die het niet aandurfden. Als de Volkenbond zelf door het organi- seeren van een positieve internationale actie deze maatregelen van algemeen belang had genomen, dan zou hij zeker het optreden van Japan in China of dat van Italië in Abessinië hebben kunnen voorkomen. Maar wij leven in een tijd, waarin het voor staan van principes, hoe mooi die ook zijn. niet genoeg is en waarin eenzijdige pogingen tot het sluiten van verdragen in de plaats treden van de collectieve tekortkomingen op dat gebied. Wanneer China thans niet onmiddellijk in een nationale opleving, die op het oogenblik alleen generaal Tsjang Kai Tsjek zou kun nen verwekken, zijn eigen economische om wenteling ontketend dan zullen de Noorde provincies wellicht hetzelfde lot. ondergaan als Mandsjoerije. Geen enkel land met Wes- tersche beschaving kan zich verzetten tegen het binnendringen in China van Japan, dat gemotiveerd is door de noodzaak van het ver krijgen van goedkoope grondstoffen. Een Europeesch militair attaché te Tokio heeft mij eens gezegd, dat, al heeft Japan lang niet het beste leger en de beste vloot ter wereld, het daarom niet minder waar is, dat geen enkele mogendheid in staat is zonder hulp een troepen macht aan te voeren, die de Japansche strijdkrachten in bedwang kan houden. Wat een evenuteele gezamenlijke actie betreft, daar weten we alles van Noch Japan, noch de Westersche landen, ontkennen dezen stand van zaken, die de steeds meer in het oog loopende onthoudings politiek van Europa en Amerika in het Verre Oosten duidelijk maakt. Evenals de afzonderlijke landen van de drie beschaafde wereiddeelcn Europa Amerika en Azië meer en meer tot zichzelf inkeeren (Nadruk verboden). Kabels, beton, machinescelluloid: dat is de cabine. Als in de bioscoopzaal de lichten zijn ge doofd en op het witte doek de bewegende beel den het publiek droomlanden voortooveren als men geniet van de fijne, wijsgeerige gees tigheden van Charley Chaplin of schatert om de dwaze opmerkingen van Eddie Cantor als de wondere schoonheden van Bali ons worden gebrachtals het frêle figuurtje van Elisabeth Bergner golven van ontroering door de zaal doet varen dan snorren in de cabine de apparaten met de nuchtere regelmaat van de techniek, dan rollen de filmbanden met geconserveerde lach en weemoed, volkomen onbewust van de gevoelens, die ze opwekken, onaangedaan Uit een Polygoo?ijournaal. Een filmbeeldje op tweemaal de ware grootte. Tusschen per foratieband (links) en beeld zit de geluids- strook. Men ziet, dat de beeldstreep hierbij nog smal is. De Amerikaansche films voor namelijk hebben thans een beeldstreep ter breedte van de tusschenruimte tusschen twee perforaties. voor wat op hen is vastgelegd van het spel van Garbo of Baur, onverschillig-koud. als al het mechanische. In de cabine worden de doode instrumenten in werking gesteld, vliegt het levenlooze celluloidlint langs de lenzen en belichtingslampen, wier stralen het blinde, nietszeggende doek opwekken en doen spreken tot het gemoed van het publiek. Die Leven produceeren op het projectiescherm in de zaal. In de cabine, waar dat prachtige proces zich voltrekt, heerscht de Techniek, streng en on verbiddelijk. Daar draaien de spoelen, daar wordt de vlinder rondgeslingerd, daar schui ven de filmbanden over de transportrollen. Celluloid, metaal, kabels, machines, beton. Dat, is de cabine. Op het doek schuiven de zwart-witte figu ren langs elkaar, breed-uit en groot, als re sultaat van vele, langdurige en kostbare voor bereidingen. Het publiek ziet dat resultaat vóór zich, en van de rest merkt het slechts boven zich de dooréénschietende lichtbundels, die in dat ééne, centrale punt samenkomen: vlak achter de cabinevensters. De operateur daarboven kijkt niet naar het beeld, zooals het publiek, dat den indruk ondergaat van wat het Doek der Illusie biedt, neen, hii ziet onge roerd naar de scherpte van het beeld, naar de plaats daarvan op het scherm niet te hoog, niet te laag, want anders wordt de beeld streep zichtbaar naar de juiste licht sterkte. In de cabine gebieden de doode grond stoffen, waaruit ontroering en plezier geboren worden, zoodra de bundels het linnen venster bereikt hebben. Aan den anderen kant van den dikken cabinemuur tronen de operateurs, de beheerschers van beeld en geluid, en we wil len hier eenige losse grepen doen uit hun rijk, dat het hart is der bioscoop, en dat voor velen een Tempel der Geheimzinnigheid is. Elke bioscoop bezit een installatie van (min stens) twee apparaten die om beurten in wer king worden gesteld, zoodat de film zonder onderbreking kan worden afgedraaid. Herin nert ge u nog de tijden, dat elke acte afzonder lijk werd vertoond? Dat op het doek ver scheen: Einde zooveelste acte. waarna het zaallicht aanging. Toen stond er nog één ac tief toestel in de cabine met een capaciteit van één acte. Sinds de invoering jaren gele den van het gebruik van twee apparaten, die elkaar aanvullen, is dat veranderd en het bioscoopbezoek is er des te prettiger om gewor den. Elk apparaat draait nu zijn spoel af, waarop ongeveer 600 M. film zit, of twee aan elkaar geplakte actes. De beide volgende acten gaan in het tweede apparaat en zoodra het eind der, laten we zeggen, tweede acte geko men is, wordt het eene apparaat uit- en het andere ingeschakeld en de film loopt op het projectiescherm zonder onderbreking door Men kan hiervan iets merken, als men naai den lichtbundel kijkt, die bij verwisseling van apparaat uit een ander cabinevenster schiet.Het is thans de plaats niet om diepgaande be schouwingen te houden over oioscoop- en schouwburgbezoek, maar in het feit, dat de film in normale gevallen zonder oponthoud van begin tot einde doorgedraaid wordt en in de omstandigheid dientengevolge, dat de toe schouwer, als hij eenmaal geboeid wordt dooi de handeling of het spel, bij de film niet af geleid en uit de stemming gebracht wordt door pauzes, ligt toch ongetwijfeld een voorsprong van film op tooneel. De film wordt wel rolprent genoemd. Strikt genomen rolt ze niet af. maar wordt met kor te rukjes van de bovenste spoel op de onderste afgewikkeld en passeert daarbij de filmbanen, die voor de objectieven liggen. Het zijn heel kleine rukjes met een snelheid van 24 per se conde. Elk filmbeeldje staat in de optische as d.i. voor den lichtbundel een fractie van een seconde stil. de stralen schieten van de licht bron door de film en de lens op het doek. dan wordt de weg naar het doek door een draaien de schijf, de vlinder, afgesloten en een tweede beeldje springt voor de lens. Tusschen twee op volgende beeldjes is het doek dus éven zwart, doch dat duurt zóó kort. dat het oog het eene beeld nog vast heeft, als het tweede beeld weer op het scherm staat. Zoo ontstaat de illusie van een steeds belicht doek en een aanéénge- schakeld bewegend beeld. Aan beide zijden van een beeldje zitten 4 perforaties, die gegrepen worden door de tandjes van transportrollen, waarmee de film wordt gedraaid. Eén beeldje normaalfilm, dus van de filmband. die in de bioscopen wordt vertoond, is 13 m.M. hoog. Een teekenfilmpje is ongeveer 130 M. lang en daar voor moeten dus 10.000 teekeningen gemaakt worden! Het werk van Disney en Fleischer. Mintz. Terry en Schlesinger met de hunnen is heusch niet maar zoo in een wip gereed! De lengte van een gemiddelde hoofdfilm va rieert tusschen de^ 2000 en 25,)0 M. en men kan dus uitrekenen, hoe ontzettend veel beeldjes zoo'n film telt! Om eenige films te noemen: Mannen in 't Wit was 2<)54 M„ Fraulein Hoff mann's Erzahlungen 2431 M„ Prins harer Droomen 2403 M. Maar Koningin Christina was 2769 M. lang, en Eskimo 3165 M. en Pech vogels (Sons of the Desert) 1810 M. Eenige soorten geluidsstrooken, die steeds tusschen den perforatierand en de beeldjes inzitten. De beeldjes zijn in bijgaande af beelding weggelaten.) De lichtstralen ivorden door deze geluidsstreepjes in geluidstrilling en omgezet. De breedte van een filmbeeldje (zonder per foratierand) bedroeg in de stomme periode 24 m.M.. en de hoogte 18, wat een beeldformaat opleverde van 3 bij 4, een zeer prettige ver houding. Toen de geluidsfilm haar intrede deed ging van de breedte van het beeldje iets af voor de geluidsstrook en werd de breedte 21,3 m.M., zoodat het beeldformaat vierkanter werd en minder gunstig voor goede vlakver- deeling o.a. In Amerika' is thans de beeldstreep (dat is de afscheiding tusschen twee opvolgen de beeldjes), die vroeger een smal streepje was, verbreed, en de hoogte van elk beeldje van 18 m.M. tot onder 16 m.M. teruggebracht, zoodat het oorspronkelijke beeldformaat in de ver houding 3 bij 4 weer teruggekregen is. De geluidstrook is zeer smal en zit naast de beeldjes, doch het geluid dat bij een bepaald beeldje hoort, zit 19 beeldjes vóór het bedoel de beeldje op den filmband. Het is namelijk niet mogelijk de geluid- en beeldvormende toestellen tegelijk op één beeldje te laten werken: ze zouden elkaar in den weg zitten. De filmband vertrekt uit de af wikkelspoel. cas seert de lens, schuift daarna langs de fotocel, die het geluid opwekt en komt tenslotte in de opwikkelspoel. De afstand tusschen lens en foto-electrische cel nu bedraagt 19 beeldjes. Die cel zet de geluidsstrook om in geluidstril- lingen. die versterkt naar de luidsprekers ach ter het doek worden overgebracht. Van eenige soorten geluidsbanden geven we hier een af beelding. Thans komt het op de film gesproken woord vrijwel steeds te rechtertijd en is dat een en kele maal niet het geval, dan kan het aan een slordigheid in de filmfabriek liggen. Vroeger was het anders. De eerste geluids films (bijv. The Singing Fool met Al Jolson. waarmee Warner Bros er weer bovenop kwam), in 1927-'23, hadden het platensysteem. De filmstrook zag er als „stom" uit, omdat er geen geluidsstrook op zat. en het geluid was op aparte gramofoonplaten vastgelegd. De naald draaide van binnen naar buiten, op eiken kant van een plaat zat een acte, maar geen twee opvolgende op één plaat, dus 1 en 3, 2 en 4 enz. Dit moest, omdat bij gebruik van twee apparaten als de eerste acte was afge draaid, onmiddellijk de tweede moest kunnen worden ingeschakeld. De plaat liep automatisch-gelijktijdig met het projectie-apparaat, althans hóórde dat te doen. Maar vaak klopte 't geluid absoluut niet met de lipbewegïngen, en ik heb eens een ge sprek gehoord tusschen een meisje en een man, waarbij de man zijn mond bewoog als de meisjesstem klonk en omgekeerdEn als de film brak en korter werd door het las- schen of door coupures van de keuring, dan kon men niet volstaan met wegknippen, doch men moest de te verwijderen beeldjes door zwarte vervangen, om gelijke lengte te houden als de plaat, waaruit men nu eenmaal niets wegknippen kanHet platensysteem heeft Een projectie-apparaat in een cabine. De ronde schijf vóór aan het toestel is de vlinder (v). die den toegang van den lichtbundel naar het doek telkens afsluit, als een nieuw beeldje voor de lens springt. Het pijltje wijst de plaats van de lens aan, het stippellijntje die van de foto-electrische cel. al spoedig het veld moeten ruimen voor het lichtbandsysteem. Als op het doek Grace Moore haar liederen zingt of Chevallier met guitigen hoed en lip de dames verrukt. dan let de operateur op den juisten stand der spitsen, opdat deze geen donkere plekken op het doek werpen, op de sterkte van het geluid, en op het tweede, wach tende apparaat, waarin hij de volgende acte zet en dat hij gereed maakt voor zijn optreden. En hij kijk door zijn cabinevenstertje daar hoog achter in de zaal naar de film. naar die ontroerende scène tusschen Joan en Clark, waarbij velen uit de toeschouwers hun oogen nauwelijks droog kunnen houden. ja. ze ker. hij kijkt, er ook wel eens naar. want hij weet dat op dat moment, als de een zoo ho peloos treurig kijkt, het andere apparaat in geschakeld moet worden. In de cabine heerscht alleen de Techniek. A. J. C. VI. Werner Eplinius schrijft voor de Ufa naar een oorspronkelijk idee het draaiboek voor een zangers-film, waarin de beroemde tenor van de Scala te Milaan, Allessandro Ziliani, de mannelijke hoofdrol speelt. Claire Clairy, de actrice uit de operettes van Fritz Hirsch, zal optreden in de film „Het Mysterie van de Mondscheinsonate". die eerstdaags in Loet C. Barnstijn's Filmstad zal worden opgenomen. In de rol van het Duit- sche dienstmeisje zal zij voor de „note gaie" in deze detectivefilm zorgdragen. Wat het zwarte Roovertje en Krelisboer niet mochten vermoeden. Ergens aan den duinzoom staat een oude aan den voet gespleten beuk in een steke lig struweel van wilde roos en braam, waar boven hazelaars en kromgegroeide lijsterbes sen de geheimenissen van den rand over schaduwen. De avondschemering valt. Uit het dichte onderhout kijkt een zwart-bruin kopje met wit snuitje en witte oorpunten, fel loerend rond. Dan verschijnt een sla'nk zwart lichaampje op den naakten duinvoet, glijdt naar een helmboschje, snuffelt aan een gaatje, verdwijnt in de ruigte, duikt weer op, snuift de lucht in en gaat dan in de rich ting van gindsche boerderij, 't Is een bun zing op 't jaagpad. Dan ritselt het in 't struweel. Een konijntje komt c het tooneeL Het huppelt wat rono, snuffelt, kijkt uit.... en wacht. Het ver trouwt de omgeving niet. Neen, pluis is 't niet. Er hangt wat in de lucht. Bunzing- geur? Ja, juist, bunzinggeur. Maar de kleine felle vijand is er niet.. Hij is erf geweest, maar vertrokken. En haar kleintjes wachten en smachten. Zal ze 't wagen haar moederplich ten te vervullen? Ze weifelt nog even. Maar dan vlug aan 't werk! Den lossen grond open gekrabd! Een opening wordt zichtbaar, 't Is de ingang van een pijp, die ongeveer een halven meter flauw hellend den grond ingaat Ze verdwijnt er in tot aan een nooddeur van ruigte en mos, duwt die versperring voorzich tig uiteen en is dan bij de kinderschaar. Die heeft in een zacht wollen bedje urenlang op moeder wachtend, gedommeld. Nu dringt elk der kleinen naar voren, naar de moederborst om met volle teugen het levenssap in te zui gen. Als de kindertjes verzadigd zijn. bedt de moeder ze weer zacht in. Dan verlaat zij de kinderkamer sluit de nooddeur weer achter zich, komt uit de pijp in de vrije lucht krabt den ingang weer met zand toe en stampt dat met de loopers plat,. Dan hup pelt ze de helling af naar het klaverland om daar te laveien. Eerst tegen den morgen keert ze naar haar woonhol terug. Ook de bunzing komt van zijn rooftocht weer naar de spleet in den ouden beuk. Zijn weg voert hem weer langs de kinderkamer van 't konijn. Wonderlijk, nietwaar, dat daar zoo 'n heerlijke lucht hangt! Begeerig snuift hij ze in. Maar de bloeddorstige slimmerd doorgrondt niet. dat nauwelijks 'n voet onder hem. jong leven sluimert. En hij glijdt do struiken in. Als boer Krelis naar buiten komt om te zien of het tijd wordt de zeis in de klaver te slaan, trekt hij met een hak in de hand de molshoopen uit elkaar en trapt ze plat met zijn klomp. Aan den boschkant geko men, zegt hij: „die duvelsche konijnen zijn ook weer aan den gang". Dan maakt hij met den hak het aardhoopje gelijk, dat het konijntje op de kinderkamer bijeengekrab- beld had. En eiken avond herhaalt het moerkonijn dezelfde manoeuvre. Overdag bij haar soort- genooten in het woninghol. 's avonds in de kinderkamer, 's nachts aan 't laveien. Tot na ongeveer een maand het jonge goedje op eigenu avontuur de wereld ingaat. KERST ZWART.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 9