Een Elf landen tocht BLO,** VERTELLING Het Haarlemsche Stadsbeeld Attila's graf eindelijk gevonden ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1933 HAAEtEM'S DAGBLAD 6 Van Oslo naar het Fryken-Mèer. Hier, in die twee lichtgeverfde houten huisjes, woonden eens de kavaliers Op de 'boot naar Oslo zeiden twee Noor- sche meisjes mij ,Oslo zie je in een halven dag". Ik stond toen een beetje sceptisch tegenover dit gezegde, maar eigenlijk hebben zij gelijk. Was het niet zoo'n allergezelligste stad. dan zou men zich er als toerist dood- vervelen. Geen belangrijke kerken of gebou wen zijn er, wèl musea, maar wat het schil derijenmuseum betreft is dit hoofdzakelijk modern Noorsche schilderkunst en daar sta je natuurlijk wat vreemd tegenover. Plichts getrouw ben ik ook dé Viking-schepen gaan bekijken, opgegraven uit de oude grafheu vels der vikingvcrsten. en was toch onder den indruk van die oude houten roeischepen, die eens de schrik van onze gewesten waren. Vooral het schip van een koningin is de moeite waard, met de talrijke in het hout gesneden fantastische versieringen. De in houd ligt in een ander museum en ook hier vind je die bizarre houtmotieven op sleden en wagens steeds anders weer terug. Wanneer je dan nog gedwaald hebt tus- schen de oude huisjes en boerderijen in het museum voor Noorsche cultuur en daar het typisch Noorsche houten kerkje bekeken hebt. ben je ook werkelijk uitgepraat. Wat Oslo echter eenig in zijn soort maakt onder de hoofdsteden van Europa, is haar omgeving. Bij geen enkele stad vind je terug wat Oslo heeft, bergen en zee. Uit zee is de blik over de stad en het bergland onverge telijk. maar van de bergen af ligt de stad als iets onwezenlijk schoons. Je moet een maal zelf met de Holmenkollen baan van het Nationaal theater naar boven zijn ge gaan om dit te kunnen begrijpen. Niet alleen het uitzicht over de stad en het water is overweldigend, maar aan den anderen kant ligt Normarken. In eindelooze rijen snoeren zich hier de bergen met dennebosschen be groeid aaneen. Hier en daar liggen kleine meertjes, en door dit heele land heen vind je genoegelijke cafétjes. Vooral in den win ter is dit het centrum van Oslo, wanneer iedereen gewapend met zijn ski's naar boven gaat en hier de latten onderbindt om het verre land in te stuiven, tusschen de hoo rnen door, omhoog en omlaag in de witte eexxzaamheid. Nu ligt het centrum der stad ergens an ders en wel in haar talrijke badgelegenheden aan de kust. Direct al aan den overkant der stad liggen er twee op 't eiland Bygdö. Den heelen dag is er muziek en er heerscht een allergezondst badleven. Rondom de turn- rekken staat steeds een troepje toeschou wers en wanneer beroepsacrobaten aan den gang zijn is het allerleukst om eens te kij ken Duitschers, Engelsehen, alle mogelijke nationaliteiten geven hier hun stunts gratis ten beste ten - anschouwe van dit publiek. De mooiste badgelegenheid van Oslo is zonder twijfel Ingier-strand, maar dat ligt betrekkelijk ver (45 min. met een boot), daar kan men zelfs met watervliegtuigen tocht jes over de stad maken, wat mijns inziens zelfs de verwendste badgast tevreden moet stellen. Al deze badgelegenheden kosten echter, ook al door de noodzakelijke pontverbindin gen vrij veel geld naar Noorsche verhoudin gen. Daarom is het des te meer te prijzen dat de stad ook zijn eigen gratis bad heeft. Hier vaart ook de pont gratis heen en weer. als eenige in heel Oslo. De volte toont wel aan hoe zeer dit geapprecieerd wordt «n een hoe groote behoefte er onder de bevolking heerscht om te kunnen zwemmen. Tenslotte kan men echter niet eeuwig in een stad blijven, zelfs niet in Oslo en on danks de abnormale hitte verliet ik de stad in de richting van Zweden. Sindsdien schat ik onzen A.N.W.B. weer hooger. Het is zoo nu en dan een heele karwei om den juisten weg te vinden, vooral als je van den echten hoofdweg af bent en op tweede klas wegen moet rijden. Dan sta je vaak voor een kruis punt en moet maar op je goede gesternte vertrouwen. De natuur is prachtig in haar ongeschon den eenzaamheid. De weg is het minder en je loopt de helft van den tijd zwoegend als een karrepaard tegen de mulle hellingen omhoog en voortdurend slip je, wanneer het omlaag gaat. Vooral bij het meer Mjermen werd het hopeloos, maar daar was het dan ook wel zóó mooi. dat dit alles weer ver goedde. Ik sloeg mijn tentje op aan de kust en had het rijk alleen. Echter niet lang, want weldra verschenen nog twee auto's ook. Je moet hier een zonsondergang hebben meegemaakt over de dennebosschen, die in het meer spiegelen, dan zul je daarna mis schien de kleuren der oude Japansche pren ten beter kunnen begrijpen, in hun zachte nuances van oranje en groenig-blauw. Ook den volgenden dag hield hetzelfde landschap stand met romantische r.atuur- tafereelen als bij Ruysdael of misschien be ter van Everdingen, die dit land immers zelf kende. Bij de Zweedsche grens wordt de weg ge lukkig od eens beter, maar ook hier bestaat de grootste plaag uit de tallooze vliegen. Je slaat voortdurend wanhopig om je heen. maar met de zekerheid van een klok voel je regelmatig weer een prik. Wat zeggen wil. dat je over een uurtje daar een groote roode bult hebt. die je nog dagen lang echt pijn doet. Mijn armen, beenen en nek zien ex uit of ik pokken heb, maar dit is ten minste nog verklaarbaar. Dat ik eensklaps over mijn heele body met groote roode plekken, die ontzettend jeukten, overdekt was, maakte mij veel angstiger. In Arvika raadpleegde ik een dokter die netelroos constateerde. Vermoedelijk hadden die heerlijke roode boschaardbeien het op hun geweten. Den volgenden morgen was het nog maar 50 K.M. naar de Pryken-meren. maar wat voor een 50 K.M.! Het is een van die ti'a- jecten. waarbij je je afvraagt waarom een fiets fietsen kan. Naar boven loop je, naar beneden ..free"wiel je ofloop je ook. wanneer de weg al te beroerd wordt! Uren lang gaat dat zoo en door die verschrikke lijke vliegen wordt je zelfs de mogelijkheid om even uit te blazen, ontnomen. Je staat nauwelijks stil of zoem. daar zweven er weer een stuk of zes om je heen. Toch is 't niet onaangenaam om hier in dit bergland te rijden. Iedere berg heeft weer een dal achter zich en meestal ligt er op de diepste plek tusschen de donkergroene naald boomen een meer. Je vraagt je wel eens af of wij Zweden niet liever, in plaats van Hol land een waterland zullen noemen Tijdsberekening in zoo'n streek faalt nu eenmaal altijd, zoo bracht ook de laatste 20 K.M. nog juist even een eindelooze wande ling omhoog, tusschen de groene boomen, zonder uitzicht. Een weg als een opgedroogde beekbedding, rul, zandig en met groote kei steehen, die mee omlaag rollen. Doch hier volgde nu eens een heel bijzondere beloo ning. Op het hoogste punt gekomen vond ik daar een cafétje op de rots, waar ik mijn dorst kon lesschen. Van het ten-as af van de Fryksdalshoogte lag het beloofde land voor mij. Als een lange blauwe streep tus schen de heuvelen, liggen de Frykenmeren en rondom de dorpjes en plaatsen met hun kerktorentjes. Daar tusschen de wouden en velden aan het meer werden de sagen ge boren, die de heele wereld zouden veroveren. Onder mij jigt het oude Werm'eland, het land van Gösta Berling, maar misschien nog meer het land van Selma Lagerlöf. „Ach Varm- land. jij mooi, jij heerlijk land. jij bent de kroon van het Zweedsche rijk", zegt een oud lied. Zonder Selma Lagerlöf zou Wermeland nooit die bekendheid gekregen hebben, die het nu heeft, waar een bezoek aan dit land voor de meeste menschen een soort pel grimstocht beteekent langs die plaatsen, die de grijze schrijfster in haar vele boeken -ver- eenigd heeft. Zoo was het ook voor mij. Toevallig kreeg ik een introductie op Rottneros, het grootste huis, herrgaard, aan het meer. Rottneros heet in de Gösta Berling sage Ekeby en de booze Majoorske voerde hier de scepter over haar kavaliers. De vroolijke, lustige gezellen, die niet in staat zich zelf een bestaan te ver schaffen, hier de mogelijkheid vonden om ongestoord en naar hun aard te leven. Eens werden van het oude heerenhuis uit, de groote ijzermijnen beheerscht, nu zijn ze verdwenen evenals het oude huis zelf. dat een paar jaar geleden afbrandde. Het weer opgebouwde nieuwe heerenhuis staat thans voor mij en weer voert er een majoorske de scepter. Over haar zullen wel nooit boeken geschreven worden, maar de menschen, die haar machten leeren kennen, zullen haar vriendelijke gastvrijheid evenmin vergeten. Ja, nu was dan het Fryken-meer tot een tastbare werkelijkheid geworden. Het „myc- ket valkommen" op het bordes onder de zware zuilen had een nieuw paradijs voor mij ontsloten en na een korte wandeling over het groene gazon zat ik op de pier, voor den tuin in het meer. Links ligt Sunne (Broby) tusschen de boomen en op den beboschten overkant kun je de huizen duidelijk onder scheiden. Dan loopen wij rond door de tuinen en moestuin. Aan den weg naar het huis lig gen aan weerskanten van de zware oude berken de twee oude kavaliers huizen van Ekeby. Hier in die twee lichtgeverfde houten huisjes woonden eens de kavaliers. Hun uiter lijk is hetzelfde gebleven, maar nu zijn er geen nachtelijke braspartijen meer. In het eene huis wonen bedienden en in het andere de schoonzuster van den eigenaar. Zoo verandert alles met den tijd. De ijzer- industx-ie. die eens heel Wermeland ai-beid verschafte verdween ook. maar een nieuw bedrijf kwam op. de papierfabrikatie. De auto van Rottneros brengt mij in eeix oogenblik naar de papierfabriek en daar word ik al opgewacht om rondgeleid te wor den. Op het kunstmatige meertje, dat gemaakt werd om stroom te verkrijgen voor de eigen electrische centrale, drijven de boomen bij honderden. Een voor een worden zij met groote pibhaken in het geultje gedreven, waar de onbarmhartige cirkelzaag ze in stukken zaagt. Dan gaat het snel omlaag, in koken water wordt de bast er van af ge- wasschen. Weer verder gaan zij naar de raspmolens. De balken passen er precies in en vastgeperst verrichten de moiensteenen hun vernietigenden arbeid. Een gelige pap brokt er onder uit. Het is hout of misschien beter, het was hout! Kokend water en ik weet niet wat werkt er verder op in en dan zie je langzaam aan. bij elke pers, het pa pier dunner en dunner worden, tot aan het einde de vellen, in den juisten vorm, omlaag vallen, opgestapeld worden, en tenslotte in de persen met ijzerdraad worden vastgebon den. Zoo zie je voor je oogen het wonder ge beuren. hoe er van een boom papier gemaakt wordt. In het tijdsverloop van een uur slechts worden de drijvende stammen uit het meer getransformeei'd tot groote pakken wit papier en binnen een paar dagen mis schien al zullen er kranten gedrukt worden op diezelfde boomen, die ik nu nog in het water zie ronddrijven. B. C. J. GROENEVELT. De Barmhartige Samaritaan door ELSA KAISER Lucie legde met een zucht haar laatsten rijksdaalder op de tafel. De schrijfmachine reparatie moest betaald worden, het kostte wat het wilde. Ze verschoof het geldstuk naar het midden van de tafel en legde er een briefje bij. Ziezoo, dat zou de hospita wel begrijpen. Met haar handtaschje onder haar arm ging ze de trap afsolliciteeren op een betrek king. Daar stond ze op straat. Wat ïxu? Het geheele eind loopen, meer dan een. half uur? Bovendien regende l^et pijpestelen. Dat was onmogelijk! Dan maar. de tram nemen en den conducteur probeeren' te bedotten. Ze had dit spelletje meer geprobeerd, maar daix had ze toch steeds nog wel een kwartje in de donkere schuilhoeken van haar taschje gehad voor het geval dat de conducteur heel goed wist dat hij haar nog niet gezien had. Maar nu had ze geen cent meer. Met een energiek gebaar stapte Lucie bij de halte in de tram. Gelukkig, er waren veel passagiers. Maar helaas, de con ducteur kwam, heel zeker van zijn zaak, op Lucie af. Om tijd te winnen begon zij in haar taschje te zoeken, ze zocht en zochtDe conducteur stond voor haar als het standbeeld van Jan de Wit, met uitgestrekten vinger. Lucie zocht, de conducteur werd ongeduldig, trok zijn schouders op en hielp een volgenden passagier. Lucie bleef zoeken, zij legde daarbij al haar kleine bezittingen op haar schoot. De tram reed door en Lucie hoopte dat de halte, waar zij uit de tram gezet zou worden, niet te ver van haar doel af zou zijn. De passagiers keken haar aan, niemand hielp. Weer kwam de conducteur. „Dame?" „Ik, ikmoet mijn portemonnaie verloren hebben", fluisterde Lucie. „Dan zult u er uit moeten stelde de conducteur zijn ultimatum. Hij keek haar doordringend aan en voegde er aan toe: ,.U hoeft zeker niet verder, ik ken die trucs". Het was waar! Lucie had nog maar een paar stappen te loopen, het ging er nu echter oxn haar eer te redden. „Neen, zuchtte ze, ik moet nog overstappen, ik moet nog wel een half uur verdef". Hals over kop stapte ze uit en liep vlug naar het opgegeven adres. De sollicitatie gelukte, ze kon op den eersten van de volgende maand beginnen. Dat was heerlijk, maar wat te doen met de rest van deze maand. Ze kon op een houtje bijten, want geld was er niet meer. Op dit oogenolik was echter de vraag hoe ze thuis moest komen van grooter gewicht. Ze ging bij een tramhalte staan. De tram kwam en het zelfde spelletje herhaalde zich. Alleen toen de conducteur zijn ultimatum wilde stellen, was ze al bijna thuis. Met een zucht van verlichting spi-ong ze bij de halte er af en wilde juist de straat inloo- pen die naar haar pension voerde, toen ze een elegant,en jongeman op zich af zag ko men. Hij lichtte zijn hoed en zeide vriendelijk: .,Wat was dat oxxbeleefd van den conducteur, zulk een veronderstelling, hij moest toch kun nen zien wie hij voor zich had". „Ja, ja, erg vriendelijk van u", fluisterde Lu cie ontdaan en wierp een verlangenden blik naar de straat waar zij woonde. „U moest naar Nieuwdorp?" „Ja", antwoordde Lucie verlegen. „Mag ik u dan dit kleine bedragje leeneix?" vroeg de elegante. „Dank u zeer, maar.weerstreefde Lucie. „Hoe komt de conducteur er aan dat u maar tot hier moest mederijden, schandelijk", meende de elegante heer verontwaardigd. Voor het eerst keek Lucie hem aan. Hij zag er vriendelijk en betrouwbaar uit en had goe dige blauwe oogen. „Komt u maar mee, als u het pijnlijk vindt een tramkaartje van een andermans geld te betalen", zei hij goedig en nam haar bij de hand. Willoos liep Lucie mee naar de halte. In de tram nam hij twee kaartjes, een voor Lucie en eexx voer zichzelf. Aan het eindpunt geko men hielp hij haar uitstappen. „Ziezoo, nu bent u er!" lachte hij goedig en nam zijn hoed voor haar af. Lucie knikte verlegen en liep toen dapper door den regen, zoo maar. ergens naar toe. zij zag een portiekwoning en klom haastig de trap op, in het portaal bleef ze een poosje staan om te overleggen. Vijf minuten later liep ze de trap weer af. Ze moest terug. Probeeren of ze met een tram koix gaan en den conducteur vermurwen. Ze liep doodmoe door den regen en vond een paar straten verder een tramhalte. Toen de tram aankwam liep ze heelemaal naar voren. Nog eens de angst voor den conducteur en ze was zoo moe! Haar oogen stonden vol tranen, ze kneep ze dicht en wachtte. Plotseling een stem: „Dameeen Het was een controleur! Door een mist van tranen keek Lucie den man aanMaar in eens was er een goed verzorgde mannenhand die den controleur twee kaartjes overreikte en daarbij op Lucie en zichzelf wees. Zij hief haar betraande oogen op en keek in twee goedige blauwe oogen. Bij de halte waar ze wezen moest stapte ze uit. een blanke hand hielp haar. Ze kon van schaamte geen woord zeggeix. Ze keek maar in de trouwe blauwe oogen en dacht met een vaag heimwee, hoe heerlijk het zou zijn als die hand er altijd was, altijd en overal! De regen had allang haar hoedje onherken baar verflenst en drupte nu neer op haar ge heven gezichtje. De elegante heer stak zijn paraplu op. Hij glimlachte en zeide: „Och ziet u, ik moest heelemaal niet naar Niewdorp, net zoo min als u, maar ik kon u toch niet zóó laten tobben. Is de geldnood werkelijk zoo hoog?" Lucie knikte sprakeloos. „Kijk", zeide de barmhartige Samaritaan, ,,ik hoop niet dat ik u beleedig, maar kan ik u soms met iets helpen? U kunt mij terug be talen als u het weer hebt". Een wilde vreugde steeg in Lucie omhoog, dan echter bedacht ze zich, werd voorzichtig en keek hem achterdochtig aan. Hij glimlachte goedig. „Neen, kindje, je ver gist je, geef mij je adres: ik zal je het mijne geven. Ik stuur je morgen een postwissel, je kunt mij het bedrag later wel eens terugge ven. Je behopft mij in dien tusschen tijd niet eens te zien als je niet wilt. Mijn naam is Meyburg vaxx de firma Meyburg en Co. En hoe heet jij?" „Ik", stamelde Lucie, .,ik heet Lucie de Lange en ik ben daar straks door uw verte genwoordiger als typiste op uw kantoor aan gesteld. Ik moet den eersten van de volgende maand in dienst komen". STUDIO-SNUFJES. Paramount heeft de rechten gekocht voor de verfilming van Bizet's opera „Carmen". Ook de roman van Prosper Mérimée, waarop de opera gebaseerd is, is door de filmmaat schappij aangekocht. Gladys Swarthout, de Metropolitan Opera star zal de titelrol in deze film spelen. Eerst echter heeft zij de hoofdrol te vervullen in een muzikale film, die reeds in productie is. In „Rose of the Rancho", zooals deze film heet, is haar tegenspeler John Boles. De bij het vliegtuig-ongeluk in Columbia om het leven gekomen Spaansche filmster en zanger Carlos Gardel zal nog eenmaal te zien en te hooren zijn wanneer Paramount „The Big Broadcast of 1935" uitbrengt, waarin hij een paar liederen zingt. Onmiddellijk na voltooiing van „De Kruis tochten" zal Cecil B. de Mille beginnen met de voorbereiding voor zijn volgend werk, waar voor de keuze gevallen is op het Bijbelsche verhaal van Samson en Delilah. Paramount heeft zoowel de muziek als het libretto van de gelijknamige opera van Saint-Saëns aange kocht. Barbara Stanwyck is door Paramount ge- engageerd om de hoofdrol te vervullen in de verfilming van Franz Molnar's tooneelsucces „The Pastry Baker's Wife". Het mysterie van de Mondscheinsonate. In Willy Corsari's Het Mysterie van de Mondscheinsonate komt een Russische danser Hoe het eens was. DE PEUZELAARSTEEG. Het typische smalle straatje tusschen Groote Houtstraat en Frankestraat (waar vroeger Frans Hals gewoond moet hebben) heeft de laatste jaren een belangrijke wijziging onder gaan. Eenige oude huisjes zijn gesloopt om plaats te maken voor een modernen winkel en pakhuis. Hoe het geworden is. De Peu zeiaars teeg (oude toestand). IIIIIIIHIIIIIIIIIIIIi CHARLES CHAPLIN IN MODERN TIMES. LOS ANGELES: De naam van de nieuwe film. waaraan Charles Chaplin nu reeds bijna een jaar werkt en die tot nog toe slechts werd aangeduid als „productie nummer 5", zal lui den „Charlie Chaplin in modern times". Nog nooit tevoren kwam de naam van de ster in den titel wan een film voor en dit is boven dien de eerste keei\ dat Chaplin zich identiek verklaart met de hoofdpersoon in zijn film. Fred Astaire en Ginger Rogers zullen geza menlijk optreden in Top Hat en in Follow the Fleet, beide films met muziek van Irving Ber lin onder regie van Mark Sandrich, die o.a. De Vroolijke Scheiding met genoemde sterren regisseerde. Irene Dunn zal met Lionel Barrymore spe len in de Radiofilm The Return of Peter Grimm, voor. In de film wordt deze rol door een vol- bloed-Russcliischen danser vervuld, n.l. door Igor Schwezoff, leider van het Ballet Studio te Amsterdam, geboren te St. Petersburg en opgeleid aan de Theater-Academie, aldaar. Igor Schwezoff heeft ook de choreografi sche verzorging der drie balletten uit „Het Mysterie van de Mondscheinsonate" op zich genomen. De balletmeester zal zelf in twee dansnummers mede optreden. De componist Franz Doelle is door de Ufa geëngageerd voor de film „Köxxigswalzer" waarvoor men in de ateliers te Neubabelsberg reeds met de opnemingen begonnen is. In een ijzeren, een zilveren en een gouden kist. Belangrijke opgraving in Slowakye. Tegenwoordige toestand, Weenen, 29 Juli. (Van onzen Weenschen correspondent). Attila of Etzel. de groote Hunnen-koning, voor wiens machtige en dappere legerscha ren tal van volken gesidderd hebben en voor wien Europa bijna te klein is geweest, be hoort nu al sedert bijna ^ftienhonderd ja ren niet meer tot de levenden hij stierf in het jaar 453 maar toch heeft de her innering aan hem nog steeds niet opgehou den te bestaan en wordt zijn naam in deze streken in Middel-Europa, aan beide zijden van den Donau nog vaak, en in vele geval len met een zekeren schroom genoemd. Sa gen werden aan zijn nagedachtenis vastge knoopt. legenden werden als een weefsel om zijn i-omantische figuur gespannen, evenals om de verschijning van keizer Barbarossa, van wien men tegenwoordig nog altijd ver telt. dat hij met zijn krijgers onder den Un- tersberg bij Salzburg rust, waar hij eens met al 2ïjn volgelingen uit den slaap zal ontwa ken om uit den zich in tweeën klovenden berg zegevierend de landen in te rijden. Sedert jaren reeds zoekt men overal naar Attilas graf. Niemand weet pi*ecies waar dit is. Toen Attila kort nadat hij met de schoo- ne Hdico getrouwd was hij had voor haar verschillende andere echtgenooten -in het kamp van zijn leger in Pannonie, dat onge veer het hedendaagsche Hongarije omvatte, plotseling overleden was, zou zijn stoffelijk overschot „onder water, onder de aarde, bij, zonneschijn en maanlicht" begraven worden. Zóó hadden de priesters het bepaald! Attila's zoons wisten aanvankelijk niet, hoe zij deze opdracht ten uitvoer zouden brengen, maar de oudste zoon, Csaba, regelde de aangele genheid op de volgende wijze: Hij liet vier doodkisten veiwaai-digen. dié hij door troepen soldaten naar alle vier wind1 richtingen liet dragen. In diïe er van lagen steenen en één bevatte het gebalsemde lichaam vaxx zijn koninklijken vader. Dit schijnt de kist geweest te zijn, die naar het' Oosten gezonden werd. Attila's lichaam lag er in drie kisten oon elkaar (heen. Een van ijzer, eexx vaxx zilvex- en eexx vaxx goud Attila's stoffelijk overschot zoxx nu in. of liever igezegd onder het bed van een rivier begraven zijn en wel op de plaats, waar twee rivieren samenvloeien. Toexx de soldaten, na dat zij dit werk volbracht hadden, terugge komen waren, liet Csaba hexx allen ombren gen, opdat niemand kon verraden waar At tila's laatste rustplaats was. Hij zelf wist het niet eens! Velen vermoedden in latere jarexx, dat het de Theiss was, waarin de veroveraar neerge legd werd, en anderen weer spraken van de Waag en van andere zijrivieren vaxx den Donau. Het is eexx feit, dat men Attila's graf tot nog toe nog xxooit gevonden lxad, al deed meix ook moeite genoeg het te ontdekken en heeft men in Hongarije van staatswege al heel vaak veel geld aaxx dit doel besteed. f Nu gelooft eexx ingenieur, Stepan geheeten, Attila's rustplaats gevoixden te hebben en wel tusschen de plaatsen Priekopa en St. Martin in Slowakije (welke streek vroeger Hoxxgaarsch was). Daar verheft zich namelijk eexx oixgeveer vijftien meter hooge heuvel, waar-yam men kaxx aaxxnemen, dat hij op kuxxstixxatige wijze ontstaan is. In den volks- moxxd heette het steeds sedert eeuwen! dat zich onder den heuvel eexx schat bevond. Verschillexxde menschexx hebben in den loop der tijden al getracht dezen schat op te graven, maar zij kwamen waarschijnlijk xxiet diep gexxoeg exx hebben niets gevoixdexx. In- gexxieur Stepaxx nu, die aaxx het laxxdbouw- instituut te St. Martin verbonden is, wan- delde oixgeveer twee jaar geleden met een wichelroede over deix heuvel. Op dexx top, in de buurt vaxx het kleine kerkhof, dat zich op de verhoogixxg bevindt, wees de wichel roede aan. dat er metaal onder den grond moest zijxx. Men meende, dat het goud zou wezen. Stepan liet hier graven, maar moest zijn pogixxgen opgeven, toen men op een diepte vaxx circa zes meter op grondwater stootte. Het vorige jaar zette hij zijn onderzoek voort Op een diepte van oixgeveer tiexx meter stootte mexx op eexx altaarsteen exx vond schelpen zooals de Huixxxexx en de Avaren die in de graven van hun gestorvenen plach ten neer te leggexx. Men groef nóg dieper en toen men op twixxtig meter onder de op pervlakte gekomen was, stieten de spaden op metaal. Groxxdwater maakte het wéér onmogelijk het werk voort te zetten, maar nu heeft ingenieur Stepaxx vaxx deix westkant van den heuvel een gang xxaar die plaats laten graven. Dezer dagen ïxu di-ong men t-ot de plek door. Mexx vond eexx lange metalen kist, die twee meter tachtig lang en één meter dertig breed is. Mexx heeft deze nog xxiet geopend, daar mexx moet wachteix op een rijkscommissie, die daarbij tegenwoordig moet zijn. Maar men vermoedt lxeel sterk, dat men nu eindelijk Attila's graf exx stoffe lijk overschot gevonden heeft. Dit zou dan eexx van de allerbelangrijkste vondsten en opgravingexx in héél Europa zijn. Vermoedelijk mondde in vroegere jaren de rivier de Turec ixx de Waag uit, welke weer naar den Donau doorstroomt. Het- kan zijxx men spreekt er ixamelijk in alle oude verhalen van. dat de krijgsliedeix het bed vaxx eexx rivier verlegd hebben dat de soldaten een danx in de Waag gebouwd hebben, waar door de heele omgevixxg exx ook de heuvel onder water gezet werden. Later baande de rivier zich daix zelf een anderen weg. De plaats, waar mexx de kostbare en myste- rieuse vondst gedaan heeft, wordt op het oogenblik strexxg door soldaten exx gendarmen bewaakt. Zullexx wij binnenkort ixx alle bladexx foto's te zien krijgen van wat er van Attilla zelf is overgebleven? W. M. BEKAAR,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 10